Organisatie | Simpelveld |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Simpelveld houdende regels omtrent uitwegen |
Citeertitel | Beleid inzake uitwegen |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
30-01-2020 | nieuwe regeling | 05-11-2019 |
Omdat de behoefte bestond om uitwegen (inritten of opritten) meer vanuit de omstandigheden van het geval te kunnen beoordelen, is een nieuw artikel in de Algemene plaatselijke verordening opgenomen, dat beleidsvrijheid laat ten aanzien van de opgesomde weigeringsgronden. Ten behoeve van een eenduidige toepassing van deze weigeringsgronden, is het van belang enige richting te geven aan de beoordelingsvrijheid, om willekeur te voorkomen, de ambtelijke beoordeling gemakkelijker te maken en meer rechtszekerheid te creëren voor de burger.
Bij onderstaande beleidsregels zijn de bestaande uitgangspunten leidend gebleven:
Het (nieuwe) artikel 2:7 Apv vormt de basis voor het beleid:
De grondslag voor het verlenen van een omgevingsvergunning is vervolgens opgenomen in artikel 2.2, eerste lid, onder e van de Wabo:
geldt een zodanige bepaling als een verbod om een project voor zover dat geheel of gedeeltelijk uit die activiteiten bestaat, uit te voeren zonder omgevingsvergunning.
Deze beleidsregels betreffen beleidsregels als bedoeld in artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht op grond van bovengenoemde wettelijke bevoegdheden.
Onder ‘weg’ in de zin van dit beleid wordt verstaan, hetgeen artikel 1:1 van de Apv daaronder verstaat.
Onder ‘uitweg’ in de zin van dit beleid wordt verstaan: een fysieke verandering van de weg (waaronder het trottoir), dan wel de toegang of aansluiting van een toegangspad of -weg vanaf een perceel op de weg.
Iedere aanvraag of casus wordt getoetst aan de weigeringsgronden, zoals opgenomen in artikel 2:7, tweede lid Apv 2019 (dan wel elk daaropvolgend door de raad vastgesteld gelijkluidend artikel). Indien een weigeringsgrond moet worden toegepast, wordt de aanvraag op basis van de hieromtrent gemaakte belangafweging geweigerd. Bij de uitleg van artikel 2:7 Apv en de daarin gehanteerde begrippen, wordt van onderstaande uitgangspunten en uitleg uitgegaan.
Een uitweg heeft een maximale breedte van 5 m. Hierbij wordt in het geval sprake is van een fysieke aanpassing van de weg of trottoir, gemeten aan de buitenzijde van de constructie. Bij het aanpassen van een trottoir zullen de bochtbanden aldus volledig onderdeel uitmaken van de uitweg.
De bruikbaarheid van de weg is een breed begrip, maar heeft in elk geval (mede) betrekking op de volgende aspecten:
Naast een veilig gebruik van een uitweg door de gebruiker en de deelnemers aan het verkeer (doorstroming op de weg), kan de verkeersveiligheid ook in het geding zijn als door het hebben van een uitweg hinder ontstaat als gevolg van uitspoeling van gronden of water op de openbare weg. Onder een doelmatig gebruik van de weg kan eveneens een goede doorstroming van verkeer vallen.
3.4. uiterlijk aanzien van de omgeving
Onder uiterlijk aanzien van de omgeving, kan onder andere aan de volgende aspecten worden gedacht;
3.5 bescherming van groenvoorzieningen
Bij bescherming van groenvoorzieningen moet onder andere worden gedacht aan:
4. Toetsingscriteria binnen de kernen/bebouwde percelen
Een eerste uitweg wordt, voor zover dit noodzakelijk is voor de ontsluiting van een perceel en voldoet aan de toetsingscriteria, in het algemeen toegestaan. Een tweede uitweg (of meer) wordt in het belang van de bescherming van het uiterlijk aanzien (verblijfsfunctie staat centraal) niet toegestaan. Wij hanteren derhalve de onderstaande uitgangspunten.
4.3. tussenwoning (parkeren in de voortuin)
De parkeerdruk kan toenemen als een uitweg ten koste gaat van een openbare parkeerplaats. De parkeerdruk wordt in elk geval geacht ontoelaatbaar toe te nemen als er twee openbare parkeerplaatsen verloren gaan ten gevolge van het maken, hebben of gebruiken van een uitweg.
5. Toetsingscriteria buitengebied/onbebouwde percelen
In het buitengebied speelt voornamelijk de verkeersveiligheid een afwegingsaspect, omdat vaak traag verkeer vanaf een (landbouw)perceel op een weg invoegt waarop een hoge(re) snelheid is toegestaan. Daarnaast kunnen landschapselementen of cultuurhistorische elementen in het geding zijn. Onderstaande regels hebben betrekking op uitwegen van en naar onbebouwde percelen, zoals agrarische gronden, natuur en bos. In het buitengebied hoeft geen rekening te worden gehouden met het teniet gaan van openbare parkeerplaatsen of de toename van parkeerdruk.
6. Inherente afwijkingsbevoegdheid
Het college van burgemeester en wethouders is gehouden de vastgestelde regels van beleid toe te passen. Een uitzondering is mogelijk, indien in een concreet geval het strikt toepassen van het beleid voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot het met de beleidsregel te dienen doel (artikel 4:84 Awb). Het college dient alle omstandigheden van het geval te betrekken in zijn beoordeling en dient te bezien of deze op zichzelf dan wel tezamen met andere omstandigheden, moeten worden aangemerkt als bijzondere omstandigheden in de zin van artikel 4:84 van de Awb die maken dat het handelen overeenkomstig de beleidsregel gevolgen heeft die onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregels te dienen doelen.
Indien een uitweg zonder omgevingsvergunning wordt aangebracht, veranderd of gebruikt, wordt in strijd met artikel 2:7, eerste lid van de Apv gehandeld, waardoor een handhavingsplicht ontstaat.
Met artikel 2:7 van de Apv, zoals vastgesteld op 12 december 2019, is een nieuwe wettelijke basis gecreëerd en met dit beleid is voor het eerst toepassingsbeleid opgesteld. Hiermee wordt meer recht gedaan aan de huidige beleidsvisie. Alhoewel geen nieuwe beleidslijn is beoogd, kan het onderhavige beleid op casuïstiek niveau tot andere uitkomsten leiden.
Onderhavig beleid treedt in werking met ingang van 30 januari 2020, dat tot gevolg heeft dat:
Een uitwegconstructie vergt meestal een fysieke aanpassing van de openbare weg. Voor zover deze weg is aangelegd door de gemeente of behoort tot gemeentelijk eigendom, wordt een uitweg ook in beheer en opdracht van de gemeente uitgevoerd. Hierop zijn geen uitzonderingen mogelijk. De kosten die gemoeid zijn met het aanleggen van een uitweg worden op de aanvrager verhaald via de privaatrechtelijke weg. Het betreffen de volledige kosten voor alle fysieke veranderingen van de weg ten behoeve van de uitweg, waaronder de vervanging van trottoirtegels (zie onderstaande). Deze kosten betreffen aldus geen legeskosten behorende bij de te verlenen omgevingsvergunning, maar de uitvoeringskosten van de uitweg.
Onderdeel van een uitwegconstructie, ongeacht of dit een geheel nieuwe of slechts een verandering of verbreding van een bestaande uitweg betreft, zijn de trottoirtegels of andere aanwezige bestrating (voor zover van toepassing). Veelal zal een uitweg toegang geven tot een perceel waarbij over het trottoir moet worden gereden. Een trottoir is in de regel
aangelegd met bestratingsmaterialen gericht op de belasting van voetgangers. Ten behoeve van de aanleg van een uitweg worden derhalve de bestaande trottoirtegels (of andere bestrating), vervangen door dikkere trottoirtegels (of bestrating) die een hogere belasting kunnen verdragen. Deze kosten maken aldus onderdeel uit van de uitvoeringskosten van een uitweg.