Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Venray

Uitvoeringsregeling met betrekking tot de heffing en invordering van gemeentelijke heffingen in de gemeente Venray 2020

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieVenray
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingUitvoeringsregeling met betrekking tot de heffing en invordering van gemeentelijke heffingen in de gemeente Venray 2020
CiteertitelUitvoeringsregeling gemeentelijke heffingen 2020
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerpUitvoeringsregeling gemeentelijke heffingen 2020

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 31 van de Invorderingswet 1990
  2. artikel 231, tweede lid, van de Gemeentewet
  3. artikel 160, eerste lid, van de Gemeentewet
  4. artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht
  5. artikel 1:3, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht
  6. artikel 11, tweede lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen
  7. artikel 67a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen
  8. artikel 67d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

24-12-2019nieuwe regeling

25-11-2019

gmb-2019-312966

Tekst van de regeling

Intitulé

Uitvoeringsregeling met betrekking tot de heffing en invordering van gemeentelijke heffingen in de gemeente Venray 2020

 

Het college van burgemeester en wethouders van Venray,

 

gelet op:

 

  • hoofdstuk II van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, artikel 31 van de Invorderingswet 1990 gelezen in samenhang met de artikelen 231, tweede lid, aanhef en onderdeel a, en derde lid en artikel 237 van de Gemeentewet alsmede;

  • artikel 160, eerste lid, onderdeel b, van de Gemeentewet;

  • artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht, , alsmede op het betreffende artikel van de in de Gemeente Venray geldende belastingverordeningen, waarin aan het college van burgemeester en wethouders de bevoegdheid is toegekend nadere regels te geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de onderscheiden gemeentelijke belastingen;

  • Artikel 1:3, eerste lid, onder 4 van de Algemene wet Bestuursrecht (hierna Awb);

  • Artikel 11, tweede lid, artikel 67a en 67d van de Algemene wet inzake Rijksbelastingen (hierna: AWR).

 

besluit vast te stellen de volgende regeling:

 

UITVOERINGSREGELING MET BETREKKING TOT DE HEFFING EN INVORDERING VAN GEMEENTELIJKE HEFFINGEN IN DE GEMEENTE VENRAY 2020

(Uitvoeringsregeling gemeentelijke heffingen 2020)

 

 

Artikel 1 Algemene bepalingen

1. Deze regeling geeft uitvoering aan de artikelen 6, 7, 8, 13 en 14 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de artikel 31 van de Invorderingswet 1990, artikel 160, eerste lid, onderdeel b, van de Gemeentewet, artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht en de artikelen in de belastingverordeningen van de Gemeente Venray op grond waarvan het college van burgemeester en wethouders nadere regels kan geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de onderscheiden gemeentelijke belastingen.

2. Artikel 8, 1e lid van de AWR (welke ook op de gemeentelijke belastingen van toepassing is) regelt de verplichting van belastingplichtige om na de uitnodiging tot het doen van aangifte, het aangiftebiljet duidelijk, stellig en zonder voorbehoud ingevuld en ondertekend, met de daarin gevraagde bescheiden of andere gegevensdragers in te leveren.

3. Voor de toepassing van deze regeling worden rechten aangemerkt als gemeentelijke belastingen.

4. De op andere wijze geheven gemeentelijke belastingen bedoeld in artikel 233 van de Gemeentewet, worden voor de toepassing van deze regeling aangemerkt als bij wege van aanslag geheven belasting, met dien verstande dat wordt verstaan onder de aanslag of de voorlopige aanslag: het gevorderde, onderscheidenlijk het voorlopig gevorderde bedrag. Artikel 2 blijft bij de op andere wijze geheven gemeentelijke belastingen buiten toepassing.

5. Nadere toelichtingen

 

Artikel 2 Aangifte

1. De belastingplichtige voor:

a. de verblijfsbelasting;

b. de waterverblijfsbelasting;

c. de rioolheffing niet-woningen;

aan wie niet binnen zesentwintig weken na afloop van het belastingjaar of kalenderjaar is uitgenodigd tot het doen van aangifte of aan wie niet binnen zesentwintig weken na afloop van het belastingjaar of kalenderjaar een aanslag is opgelegd, is gehouden binnen vier weken na het verstrijken van die zesentwintig weken bij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar een schriftelijk verzoek in te dienen om te worden uitgenodigd tot het doen van aangifte.

2. Overeenkomstig het bepaalde in artikel 8 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen dienen de in het aangiftebiljet gevraagde gegevens duidelijk, stellig en zonder voorbehoud te worden ingevuld. Het aangiftebiljet wordt ondertekend en met de daarbij gevraagde bescheiden ingeleverd of toegezonden.

 

Artikel 3 Gebruik nachtverblijfregister ten behoeve van de heffing van (water)verblijfbelasting en aangifteformulier (water)verblijfsbelasting en rioolheffing niet-woning

1. Bij de vaststelling van feiten ten behoeve van de heffing van (water)verblijfbelasting kan de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, bedoelde gemeenteambtenaar het door belastingplichtige bijgehouden nachtverblijfregister raadplegen.

2. Als formulier van het aangiftebiljet (water)verblijfsbelasting wordt vastgesteld het formulier dat in overeenstemming is met het in de bijlage A opgenomen model. Het formulier wordt ondertekend en met de daarbij gevraagde bescheiden ingeleverd of toegezonden binnen vier weken na dagtekening van het verzoek tot het doen van aangifte (water)verblijfsbelasting.

5. Als formulier van het aangiftebiljet rioolheffing niet-woningen wordt vastgesteld het formulier dat in overeenstemming is met het in de bijlage B opgenomen model. Het formulier wordt ondertekend en met de daarbij gevraagde bescheiden ingeleverd of toegezonden binnen vier weken na dagtekening van het verzoek tot het doen van aangifte rioolheffing.

 

Artikel 4 Opteren voor de niet-forfaitaire maatstaf van heffing

1. De aanslag (water)verblijfsbelasting wordt ter zake van het verblijf in de in artikel 6 van de verordening (water)verblijfsbelasting genoemde onderkomens op de aldaar genoemde vaste plaatsen opgelegd naar de forfaitaire heffingsmaatstaf.

2. Het forfait wordt niet toegepast op standplaatsen en voor onderkomens die niet door dezelfde persoon of personen het gehele jaar of seizoen warden gehuurd, doch door verschillende verblijfhoudenden steeds kortdurend worden gehuurd.

3. De belastingplichtige kan per recreatiecomplex per soort standplaats (vaste jaarplaats, vaste seizoensplaats en seizoensplaats) opteren voor de niet-forfaitaire maatstaf van heffing.

4. Indien de belastingplichtige gebruik maakt van de mogelijkheid als bedoeld in het derde lid, dient de belastingplichtige dit per soort standplaats gespecificeerd en voldoende duidelijk aan te geven op het aangiftebiljet.

5. De niet-forfaitaire heffing geldt vervolgens voor alle standplaatsen van die soort.

 

Artikel 5 Verzoek tot het doen van aangifte

1. De belastingplichtige die niet binnen een maand na afloop van het belastingjaar is uitgenodigd tot het doen van aangifte of aan wie niet binnen twee maanden na afloop van het kalenderjaar een aanslag is opgelegd, is gehouden binnen 14 dagen na afloop van die periode bij de ambtenaar belast met de heffing een verzoek in te dienen om te worden uitgenodigd tot het doen van aangifte.

 

Artikel 6 Voorlopige aanslag

1. De in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar legt een voorlopige aanslag op, indien het bedrag waarop de aanslag vermoedelijk zal worden vastgesteld, na verrekening van voorheffingen en reeds opgelegde voorlopige aanslagen, zulks naar zijn mening rechtvaardigt.

2. De bepaling van het bedrag van een voorlopige aanslag die wordt vastgesteld in het tijdvak waarover en reeds opgelegde voorlopigede belasting wordt geheven, dan wel na het tijdstip waarop de belastingschuld is ontstaan kan:

a. voor de (water)verblijfbelasting en de rioolheffing niet-woning geschieden op grond van de gegevens die hebben gediend ter vaststelling van de meest recente belastingaanslag over, dan wel met betrekking tot het meest recente tijdvak of kalenderjaar, met dien verstande dat daarbij op benaderende wijze rekening kan worden gehouden met wijzigingen in de wettelijke bepalingen betreffende de heffing van de gemeentelijke belastingen alsmede met andere wijzigingen die voor de heffing van de gemeentelijke belastingen van belang kunnen zijn. Ingeval de belastingplichtige aannemelijk maakt dat het bedrag waarop de aanslag vermoedelijk zal worden vastgesteld lager is dan het op de voet rden annemelijk maakt dat het bedrag waarop de aanslag vermoedelijk zal worden worden vastgesteld gingvan de vorige volzin berekende bedrag, wordt de voorlopige aanslag gesteld op dit lager bedrag.

b. voor de verblijfbelasting en waterverblijfbelasting geschieden op grond van het gemiddelde dat voortvloeit uit de gegevens die hebben gediend ter vaststelling van de meest recente belastingaanslag over elk van de twee voorafgaande jaren], met dien verstande dat daarbij op benaderende wijze rekening kan worden gehouden met wijzigingen in de wettelijke bepalingen betreffende de heffing van de gemeentelijke belasting alsmede met andere wijzigingen die voor de heffing van de gemeentelijke belasting van belang kunnen zijn. Ingeval de belastingplichtige aannemelijk maakt dat het bedrag waarop de aanslag vermoedelijk zal worden vastgesteld lager is dan het op de voet van de vorige volzin berekende bedrag, wordt de voorlopige aanslag gesteld op dit lagere bedrag.

 

Artikel 7 Vaststellen ambtshalve aanslag

1. Indien niet voldaan is aan de verplichting van bovengenoemd artikel wordt de aanslag (water)verblijfsbelasting c.q. rioolheffing niet-woning ambtshalve vastgesteld. Daarbij wordt de volgende werkwijze gehanteerd:

a. Bij de ambtshalve vaststelling van een aanslag (water)verblijfsbelasting c.q. rioolheffing niet-woningen wordt als uitgangspunt genomen de hoogte van de aanslag (water)verblijfsbelasting van het betreffende belastingobject waarvoor in het voorafgaande belastingjaar (water)verblijfsbelasting verschuldigd was. Deze aanslag wordt met 50% verhoogd.

b. Wanneer het belastingobject in het voorafgaande jaar niet in de (water)verblijfsbelasting c.q. rioolheffing niet-woningen is betrokken, wordt als uitgangspunt genomen de hoogte van de aanslag bepaald op basis van een redelijk te schatten hoogte, een en ander in vergelijking met andere gelijkwaardige belastingobjecten.

 

Artikel 8 Sancties

Volgens artikel 47, 1e lid van de AWR, is een ieder gehouden aan de belastingheffer:

1. De gevraagde gegevens en inlichtingen te verstrekken welke voor de belastingheffing voor hem van belang kunnen zijn.

2. boeken, bescheiden en andere gegevensdragers of de inhoud daarvan de kennisneming van belasting kunnen zijn voor de vaststelling van de feiten, welke invloed kunnen uitoefenen op de belastingheffing te verstrekken.

Op het niet voldoen aan deze verplichting staat in de artikelen 68 en 69 van de AWR een straf van ten hoogste 4 jaren of een geldboete van de vierde categorie of, indien dit bedrag hoger is, ten hoogste eenmaal het bedrag van de te weinig geheven belasting.

 

Artikel 9 Aanmeldingsplicht

1. In afwijking van de verordening (water)verblijfsbelasting heeft belastingplichtige aan de aanmeldingsplicht voldaan, indien belastingplichtige reeds als belastingplichtige voor de (water)verblijfsbelasting bekend is bij de gemeente Venray en hiervan voor het betreffende belastingjaar een bevestiging heeft ontvangen.

2. Door de gemeente Venray wordt kosteloos een aanmeldingsformulier ter beschikking gesteld om te voldoen aan de aanmeldingsplicht.

 

Artikel 10 Nachtverblijfregister

1. De belastingplichtige als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de verordening (water)verblijfsbelasting is gehouden verblijfhoudenden te registreren in het nachtverblijfregister.

2. Het nachtverblijfregister als bedoeld in de verordening (water)verblijfsbelasting en onderhavige beleidsregel wordt vastgesteld in de bijlage B.

3. De belastingplichtige die gebruik maakt van de mogelijkheid als bedoeld in artikel 2, derde lid, hoeft uitsluitend een nachtverblijfregister bij te houden voor de standplaatsen waarvoor de maatstaf van heffing wordt vastgesteld op het werkelijk aantal overnachtingen.

4. Van de verplichting bedoeld in het eerste lid kan door het college van burgemeester en wethouders ontheffing worden verleend.

5. Aan het verlenen van de ontheffing bedoeld in het vorige lid kunnen voorwaarden worden gesteld door het college van burgemeester en wethouders.

6. Voor het verlenen van een ontheffing als bedoeld in het vierde lid geldt in ieder geval als voorwaarde, dat een eigen nachtverblijfregistratie wordt bijgehouden, aan de hand waarvan over de volgende gegevens kan worden beschikt:

a. naam en woonplaats;

b. aantal personen dat verblijf houdt;

c. datum van aankomst en datum van vertrek;

d. het aantal overnachtingen ter zake waarvan belasting verschuldigd is

De nachtverblijfregistratie wordt alsdan voor de bepalingen van deze beleidsregel gelijkgesteld aan het nachtverblijfregister.

7. Een bonnensysteem wordt niet aanvaard als eigen nachtverblijfregister als bedoeld in het vorige lid.

8. In het geval het nachtverblijfregister wordt bijgehouden voor mobiele kampeeronderkomens en stacaravans op vaste jaarplaatsen, vaste seizoenplaatsen en seizoenplaatsen, dient het nachtverblijfregister te worden bijgehouden per standplaats.

9. Het nachtverblijfregister dient op verzoek van de ambtenaar belast met de heffing onmiddellijk te worden overgelegd.

10. Het nachtverblijfregister wordt niet met de aangifte meegezonden.

11. Het nachtverblijfregister wordt door belastingplichtige zelf bewaard.

12. Voor zover op grond van andere wet- of regelgeving geen langere bewaartermijn geldt, geldt voor het nachtverblijfregister een bewaartermijn van 5 jaar.

 

Artikel 11 Rente

1. Bij de invordering van de gemeentelijke belastingen vindt de ministeriële regeling bedoeld in artikel 31 van de Invorderingswet 1990 overeenkomstige toepassing.

2. In afwijking van de in het eerste lid bedoelde regeling wordt geen invorderingsrente in rekening gebracht indien deze in totaal een bedrag van € 23,00 niet te boven gaat.

 

Artikel 12 Gelding voor gemeentelijke heffingen

Met betrekking tot:

a. de (water)verblijfsbelasting vindt de artikelen 2, eerste lid, 3, 4, en 5 van deze regeling toepassing;

b. de rioolheffing niet-woningen vinden de artikelen 2, eerste lid, 6 en 7 van deze regeling toepassing;

 

Artikel 13 Inwerkingtreding en citeertitel

1. De “Uitvoeringsregeling gemeentelijke belastingen gemeente Venray 2020” is van toepassing bij de heffing en de invordering van de gemeentelijke belastingen op grond van de in de gemeente Venray geldende belastingverordeningen.

2. De ‘Uitvoeringsregeling gemeentelijke belastingen 2015’ vastgesteld op 7 juli 2015 door het college van burgemeester en wethouders wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van dit besluit.

3. Dit besluit treedt in werking op de eerste dag na die van de bekendmaking.

4. Dit besluit wordt aangehaald als 'Uitvoeringsregeling gemeentelijke heffingen 2020'

 

Aldus vastgesteld op 25 november 2019.

 

Het college van Burgemeester en Wethouders,

 

, burgemeester , secretaris,

  •  

  •