Organisatie | Twenterand |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op het gebruik en het beheer van de gemeentelijke begraafplaatsen in de gemeente Twenterand 2013 |
Citeertitel | Verordening op het gebruik en het beheer van de gemeentelijke begraafplaatsen in de gemeente Twenterand |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Geen.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
12-07-2013 | 01-04-2018 | Nieuwe regelgeving | 02-07-2013 Gemeentecontact 11-7-2013 | Raadsvoorstel 013.031.0006 | |
17-02-2005 | 01-01-2005 | Nieuwe regelgeving | 15-12-2004 Gemeentecontact 6 januari 2005 | Raadsvoorstel 04.015.0070 |
Geconsolideerde tekst van de regeling
De raad van de gemeente Twenterand;
gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders;
gelet op het bepaalde in artikel 35 van de Wet op de lijkbezorging en artikel 147 van de Gemeentewet;
Verordening op het gebruik en het beheer van de gemeentelijke begraafplaatsen in de gemeente Twenterand 2013
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
een bus ter berging van as van een overledene.
- de gemeentelijke begraafplaats Dennenhof aan de Dennenweg in Den Ham;
- de gemeentelijke begraafplaats aan de Molenstraat in Den Ham;
- de gemeentelijke begraafplaats aan de Hammerstraat in Vroomshoop;
- de gemeentelijke begraafplaats aan de Weemestraat in Vriezenveen;
- de gemeentelijke begraafplaats aan de Sibculoseweg in Westerhaar-Vriezenveensewijk;
- de gemeentelijke begraafplaats aan de Striepeweg in Bruinehaar.
de ambtenaar die belast is met de dagelijkse leiding van de begraafplaats of degene die hem vervangt.
het college van burgemeester en wethouder van de gemeente Twenterand.
de natuurlijke persoon of een rechtspersoon aan wie een recht tot gebruik van een ruimte in een graf of urnennis is verleend, dan wel degene die redelijkerwijze geacht kan worden in diens plaats te zijn getreden.
de beschikking waarin overeenkomstig de bepalingen van deze verordening door of namens het
bestuursorgaan een grafrecht wordt verleend.
gedenkteken en/of grafbeplanting op een graf, een verstrooiingsplaats of gedenkplaats.
het recht op het begraven en begraven houden in een graf of een urnengraf waarvoor een uitsluitend recht is verleend.
i. Graf met uitsluitend recht:
een graf, waarvoor aan een natuurlijk of rechtspersoon een uitsluitend recht is verleend tot:
1. het doen begraven of begraven houden van lijken;
2. het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;
i. Kindergraf met uitsluitend recht:
een graf, bestemd tot het begraven en begraven houden van kinderen tot 12 jaar.
de natuurlijke persoon of een rechtspersoon aan wie een uitsluitend recht is verleend op het doen
begraven en begraven houden van lijken, het doen bijzetten in een graf of een urnengraf, dan wel
degene die redelijkerwijze geacht kan worden in diens plaats te zijn getreden.
een voorwerp ter berging van één of meer asbussen.
m. Urnengraf met uitsluitend recht:
een graf, ten aanzien waarvan een uitsluitend recht is verleend tot het daarin bijzetten en bijgezet te houden van urnen.
n. Urnennis met uitsluitend recht:
een nis waarvoor het uitsluitend recht is verleend tot het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen.
Hoofdstuk 2 Indeling en administratie van de begraafplaats
1. De onder artikel 1, lid b, genoemde begraafplaatsen zijn bestemd voor het begraven en begraven houden van lijken, het bijzetten en bijgezet houden van urnen en het verstrooien van as.
2. Het bestuursorgaan regelt de indeling van de gemeentelijke begraafplaatsen. Het bestuursorgaan draagt er zorg voor dat per begraafplaats in tweevoud een gewaarmerkte plattegrondtekening wordt gemaakt waarop de graven, met uitsluitend recht, de kindergraven met uitsluitend recht, de urnennissen met een uitsluitend recht en de urnengraven met uitsluitend recht genummerd zijn aangegeven als ook de plaats voor het verstrooien van as van personen.
Op de begraafplaats aan de Striepeweg in Bruinehaar mogen alleen inwoners van Bruinehaar worden begraven.
1. De administratie bevat een openbaar register van:
a. naam, adres en woonplaats van alle rechthebbenden;
b. naam, adres, laatste woonplaats, datum overlijden en begraving van de gebruikers dan wel van verstrooiing van de as van de overledene, het gedeelte van de begraafplaats waarin dat is
geschied en het nummer van het graf.
2. De rechthebbenden en gebruikers zijn verplicht de wijziging van hun adres aan het bestuursorgaan door te geven.
3. Van het in het eerste lid bedoelde register kunnen uitsluitend rechthebbenden en gebruikers, tegen betaling van de daarvoor geldende leges, een uittreksel t.a.v. hun graafplaats verkrijgen.
Hoofdstuk 3 Openstelling begraafplaats
1. De begraafplaats is kosteloos voor een ieder toegankelijk.
2. Het is verboden gedurende de tijd dat de begraafplaats niet voor publiek is geopend, zich daarop te bevinden.
3. De openingstijden zijn, behoudens door het bestuursorgaan te verlenen ontheffing, van zonsopgang tot zonsondergang.
4. Het begraven of bijzetten van stoffelijke resten en het bezorgen van de as is alleen mogelijk op
maandag tot en met zaterdag van 08.00 uur tot 15.00 uur.
5. Het tijdstip van begraven of bijzetten van stoffelijke resten en het bezorgen van de as wordt voor elk geval afzonderlijk door de beheerder, in overleg met de betrokken nabestaande(n) vastgesteld.
1. Het is verboden op de begraafplaats:
a. zich op hinderlijke wijze te gedragen;
b. te colporteren of goederen voor verkoop aan te bieden;
c. op enige wijze reclame te maken voor handel of een bedrijf;
d. op de graven te lopen of de begraafplaats te verontreinigen;
e. gedenktekens te bekladden, te beschadigen of op enigerlei andere wijze te verontreinigen;
f. honden mee te voeren, met uitzondering van aangelijnde honden;
h. te gaan zitten anders dan op de daartoe op de begraafplaats aangebrachte zitplaatsen;
i iets te doen of na te laten dat in strijd is met de eerbiediging van de nagedachtenis van de
j. werkzaamheden aan grafbedekkingen door derden te laten verrichten, behoudens artikel 16
2. Het is verboden op de begraafplaats:
a. rij- of voertuigen, met uitzondering van invaliden-, kinder- en wandelwagens, mee te nemen, anders dan ter gelegenheid van een begrafenis of tot het vervoeren van materialen bestemd voor op de begraafplaatsen te verrichten werkzaamheden;
b. met voertuigen sneller dan 10 km per uur te rijden.
3. Het college kan ontheffing verlenen van het in lid 2, onder a vermelde verbod.
1. Bezoekers, personeel van uitvaartondernemingen en personen die werkzaamheden op de
begraafplaatsen hebben te verrichten, zijn verplicht zich in het belang van de orde, rust en netheid te houden aan de aanwijzingen van de beheerder.
2. In verband met werkzaamheden op de begraafplaats kan bezoekers de toegang tot (een deel van) de begraafplaats worden ontzegd.
3. Ter handhaving van de orde op de begraafplaats kan bezoekers de toegang tot de begraafplaats(en) worden ontzegd.
1. Plechtigheden op de begraafplaats zoals dodenherdenking, onthulling van gedenktekens en
dergelijke moeten vijf dagen van tevoren worden gemeld aan de beheerder onder opgave van datum en uur van de plechtigheid en de wijze waarop de plechtigheid zal plaatsvinden.
2. Deelnemers aan de plechtigheid, zoals bedoeld in het eerste lid, moeten zich in het belang van de orde, rust en netheid houden aan de aanwijzingen van de beheerder.
1. Graven worden uitgegeven aansluitend op de reeds uitgegeven graven.
2. Graven met uitsluitend recht, urnen nissen, urnengraven en kindergraven worden uitsluitend
uitgegeven bij inschrijving in het register als bedoeld in artikel 3, eerste lid onder b van deze
3. Het bestuursorgaan behoudt zich het recht voor de indeling van de begraafplaats, de bestemming van de gravenvelden en het onderscheid in graven vast te stellen en te wijzigen.
1. Op de begraafplaats kunnen worden uitgegeven:
a. graven, kindergraven, urnen nissen en urnengraven waarvoor een uitsluitend recht is verleend;
2. Graven, waarvoor een uitsluitend recht is verleend, worden voor een termijn van 30 jaar uitgegeven wanneer het gaat om het begraven van lijken van personen van 18 jaar en ouder. Graven, waarvoor een uitsluitend recht is verleend, worden voor een termijn van 50 jaar uitgegeven wanneer het gaat om het begraven van lijken van personen tot 18 jaar. Deze termijn kan steeds met een termijn van uitsluitend 10 jaar worden verlengd op verzoek van de rechthebbende, mits een zodanig verzoek vóór het verstrijken van de lopende termijn, doch niet eerder dan twee jaar voor het verstrijken van die termijn wordt ingediend.
3. Urnennissen, waarvoor een uitsluitend recht is verleend, worden voor een termijn van 10 jaar uitgegeven. Deze termijn kan uitsluitend met 10 jaar worden verlengd op verzoek van rechthebbende, mits een zodanig verzoek vóór het verstrijken van de lopende termijn, doch niet eerder dan één jaar voor het verstrijken van die termijn wordt ingediend.
4. Het is verboden om in een enkeldiep graf meer dan één lijk te begraven.
5. Burgemeester en wethouders kunnen van het in het vierde lid gestelde verbod ontheffing
a. een rechthebbende in het verleden het recht heeft gekregen in een bepaald graf twee lijken;
twee urnen of asbussen te mogen begraven;
b. in een graf een lijk van een persoon, jonger dan 12 jaar is begraven;
c. er sprake is van een bijzondere situatie.
6. In een urnennis kunnen ten hoogste twee urnen of asbussen worden geplaatst.
7. Indien in geval van overlijden van één der echtgenoten dan wel samenwonende partners de
langstlevende partner te zijner tijd na zijn of haar overlijden wenst te worden begraven bij de eerst overledene dient dit bij de eerste begraving te worden aangegeven.
8. Een uitsluitend recht op een graf geeft de rechthebbende zeggenschap over wie in dat graf wordt begraven en begraven wordt gehouden, onder voorwaarden en beperkingen van deze verordening.
9. Het in het tweede en derde lid bedoelde gebruik, respectievelijk het in het vierde lid bedoelde uitsluitend grafrecht wordt door het bestuursorgaan schriftelijk bevestigd door middel van een grafakte.
10. Rechthebbenden en gebruikers kunnen, tegen betaling van de daarvoor verschuldigde leges, een duplicaatakte verkrijgen.
Hoofdstuk 5 Vereisten voor begraving, bijzetten of verstrooiing
1. De rechthebbende of gebruiker die wil doen begraven, een urn of asbus wil doen bijzetten of de as wil doen verstrooien, geeft daarvan uiterlijk om 12.00 uur van de werkdag voorafgaande aan de dag waarop de begraving, bijzetting of verstrooiing zal plaatsvinden, schriftelijk kennis aan de gemeente.
De zaterdag geldt niet als werkdag.
2. Bij de schriftelijke kennisgeving als bedoeld in het eerste lid moet aangegeven worden of gebruik gemaakt wordt van lijkhoezen en uit welk materiaal het bestaat.
3. Indien de burgemeester verlof heeft verleend om het stoffelijk overschot binnen 36 uur na het
overlijden te begraven of te verbranden, moet de kennisgeving zo tijdig mogelijk worden gedaan.
4. Bij de in het eerste lid bedoelde kennisgeving dient het verlof tot begraving of verbranding of een ander wettelijk daarmee gelijkgesteld document te worden overgelegd.
5. Indien het stoffelijk overschot binnen 36 uur na het overlijden wordt begraven of verbrand, dient behalve het in het derde lid bedoelde verlof of document ook het in het tweede lid bedoelde verlof van de burgemeester te worden overgelegd.
1. Begraving mag slechts geschieden indien van tevoren het verlof tot begraven of de bezorging van as is overgelegd aan de beheerder.
2. Indien de begraving of de bezorging van as in een graf waarvoor een uitsluitend recht is verleend zal plaatsvinden, dient een machtiging daartoe aan de beheerder te worden overgelegd. De machtiging moet zijn ondertekend door de rechthebbende of, indien deze zelf de overledene is, door degene die in de uitvaart voorziet.
3. Begravingen of bijzettingen in een graf waarvoor een uitsluitend recht is verleend en waarvan de uitgiftetermijn binnen 10 jaar afloopt, kunnen alleen plaatsvinden onder gelijktijdige verlenging van de uitgiftetermijn tot 10 jaar na deze begraving of bijzetting.
4. De in het derde lid bedoelde periode van verlenging wordt naar boven toe afgerond op gehele jaren.
1. De aanwijzing van de plaats van het graf geschiedt met inachtneming van het bepaalde in artikel 8 van deze verordening door de beheerder.
2. Tot de begraving of bijzetting wordt niet overgegaan dan nadat:
a. de beheerder heeft geconstateerd dat aan de in de artikelen 11 en 12 van deze
verordening opgenomen vereisten is voldaan en vervolgens opdracht heeft gegeven aan het
personeel van de begraafplaats.
b. bij begraving van een stoffelijk overschot het personeel van de begraafplaats de identiteit
van het stoffelijk overschot heeft vastgesteld door vergelijking van het op de kist of een
ander lijkomhulsel vermeld registratienummer met het bijgevoegd document dat
tevens de naam/namen, overlijdens- en geboortedatum van de overledene dan wel de
Hoofdstuk 6 Verlenging en overgang grafrecht
1. Het grafrecht op een graf waarvoor een uitsluitend recht is verleend kan op schriftelijk verzoek van de rechthebbende worden overgeschreven ten name van de echtgenoot of levenspartner dan wel een bloedverwant of aanverwant tot en met de derde graad. Overschrijving op verzoek van de rechthebbende ten name van een ander dan vorengenoemde personen is slechts mogelijk indien daarvoor gewichtige redenen bestaan.
2. Na het overlijden van de rechthebbende of gebruiker kan het grafrecht worden overgeschreven op naam van de echtgenoot of levenspartner dan wel een bloedverwant of aanverwant tot en met de derde graad, mits de aanvraag hiertoe wordt gedaan binnen 1 jaar na het overlijden van de
rechthebbende of gebruiker. Overschrijving op verzoek van de rechthebbende ten name van een
ander dan vorengenoemde personen is slechts mogelijk indien daarvoor gewichtige redenen
3. Indien na het overlijden van de rechthebbende of gebruiker de aanvraag tot overschrijving niet wordt gedaan binnen de in het tweede lid gestelde termijn, is het bestuursorgaan bevoegd het grafrecht te doen vervallen.
4. Na het verstrijken van de in het tweede lid genoemde termijn kan het bestuursorgaan het grafrecht alsnog op naam stellen van een nieuwe rechthebbende ingaande de datum waarop het betreffende recht is verlopen, tenzij dit recht betrekking heeft op een graf dat inmiddels is geruimd.
a. door het verlopen van de termijn om begraven te houden;
b. indien de betaling van een verlenging van het grafrecht niet binnen drie maanden na aanvang van die termijn is geschied;
c. indien de rechthebbende – ondanks een aanmaning – in verzuim blijft een op grond van deze
verordening op hem rustende verplichting na te komen;
d. indien de rechthebbende van een graf is overleden en binnen één jaar nadien door de
nabestaanden geen aanwijzing van een opvolger als bedoeld in artikel 18 van deze verordening,
e. indien de rechthebbende afstand doet van het grafrecht.
2. In de gevallen als bedoeld in het eerste lid, sub c, d en e, hoeft geen terugbetaling van een deel van de kosten van het grafrecht plaats te vinden.
3. De eventueel op het graf aanwezige grafmonumenten, naamplaten, beplantingen of andere
voorwerpen moeten uiterlijk 6 maanden na het vervallen van een grafrecht door de rechthebbende van het graf worden verwijderd. Indien deze hierin nalatig blijft, geschiedt het verwijderen door of namens het bestuursorgaan, voor rekening van de rechthebbende.
Hoofdstuk 8 Gedenktekens en grafbeplantingen
1. Het plaatsen of verwijderen van gedenktekens of andere voorwerpen op graven of een plaat ter afsluiting van een urnengraf is alleen toegestaan wanneer daarvoor een vergunning is verleend door het college van burgemeester en wethouders.
2. Over de wijze van het aanvragen van een vergunning, de aard en de afmetingen van de
grafbedekkingen, alsmede het aanbrengen of onderhouden van heesters of beplantingen kan het
college van burgemeester en wethouders nadere regels vaststellen.
3. Het college van burgemeester en wethouders kan ontheffing verlenen van de door hem vastgestelde nadere regels.
4. Het college van burgemeester en wethouders kan de in het eerste lid bedoelde vergunning weigeren indien:
a. niet voldaan is aan de door haar vastgestelde nadere regels;
b. de grafbedekking afbreuk doet aan het aanzien van de begraafplaats;
c. de duurzaamheid van de materialen onvoldoende is;
d. de constructie van de grafbedekking ondeugdelijk is.
5. Het (doen) plaatsen of aanbrengen van monumenten, grafstenen, zerken of andere gedenktekens of van heesters of andere beplantingen op graven en urnengraven waarvoor een uitsluitend recht is verleend, moet worden gedaan door of namens de rechthebbende of de gebruiker.
6. Alle kosten voor het plaatsen of aanbrengen, herstellen of vernieuwen van monumenten, grafstenen, zerken of andere gedenktekens of afsluitplaten, of van heesters of andere beplantingen, komen voor rekening van de rechthebbende of de gebruiker.
7. Rechthebbenden en gebruikers zijn verplicht voor het onderhoud van gedenktekens en beplantingen zorg te dragen.
1. De in artikel 16, vijfde lid, van deze verordening bedoelde gedenktekens of beplantingen worden geacht voor rekening en risico van de rechthebbende of gebruiker te zijn aangebracht.
2. De rechthebbende of gebruiker is verplicht de – door welke omstandigheden ook – daaraan
toegebrachte schade op eerste aanschrijven te herstellen, indien de beschadiging zodanig is dat
deze naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders het uiterlijk aanzien van de begraafplaats schaadt.
3. Indien binnen 3 maanden na de dag van aanschrijving geen herstel of vernieuwing heeft
plaatsgevonden, is het college van burgemeester en wethouders bevoegd tot verwijdering en
vernietiging van het gedenkteken en/of de beplanting over te gaan, waarbij onverlet het recht van het college van burgemeester en wethouders tot herstel of vernieuwing op kosten van de rechthebbende of gebruiker over te gaan.
4. Schade als gevolg van brand, vandalisme, vorst, wateroverlast en andere van buiten komende
oorzaken en eventuele gevolgschade voor derden, ten aanzien van de op een graf aanwezig
monument, grafsteen, zerk of andere gedenktekens, beplanting en voorwerpen is voor rekening en risico van de rechthebbende of gebruiker.
5. Indien een gedenkteken naar het oordeel van de beheerder een gevaar voor bezoekers of
buurgraven vormt, kan het direct worden verwijderd, zonder dat de rechthebbende of gebruiker enig recht op schadevergoeding kan doen gelden.
6. Schade als gevolg van het afnemen en herplaatsen van een monument, grafsteen, zerk of een
ander gedenkteken respectievelijk afdekplaat of van heesters of andere beplanting ten behoeve van een begraving van een lijk of de bijzetting van een urn in een graf waarvoor een uitsluitend recht is verleend of een bestaand familiegraf of de bijzetting van een urn in een bestaand urnengraf is voor risico van de rechthebbende of gebruiker.
7. Een rechthebbende of gebruiker is verplicht te gedogen dat het op een graf aanwezige monument, grafsteen, zerk of andere gedenktekens, beplanting en voorwerpen vanwege de gemeente door en voor haar rekening en risico tijdelijk geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd en herplaatst, indien dit voor een begraving of bijzetting in de nabijheid van het graf of om een andere reden nodig is.
1. De bij de ruiming van een graf aanwezige overblijfselen van lijken, worden begraven of na crematie verstrooid op een door het bestuursorgaan aangewezen gedeelte van de begraafplaats.
2. Het bestuursorgaan kan de rechthebbende op een graf waarvoor een uitsluitend recht is verleend toestemming verlenen om de overblijfselen van de overledenen die zich bevinden in het graf waarop het uitsluitend recht betrekking heeft, opnieuw te doen begraven in een ander graf.
1. De op de graven geplaatste voorwerpen blijven ter beschikking van de rechthebbende, gedurende een periode van 3 maanden na ruiming van het betreffende graf.
2. Na afloop van de in het eerste lid genoemde periode vervalt het recht op deze voorwerpen aan de gemeente.
1. Het openen, sluiten en ruimen van graven, als ook het opgraven en het opnieuw begraven van
stoffelijke resten in een ander graf op de begraafplaats, geschiedt uitsluitend door de daartoe door het bestuursorgaan aangewezen personen.
2. Het opgraven van lijken en het ruimen van graven is slechts toegestaan wanneer daarbij geen
andere personen aanwezig zijn, dan degenen die met deze werkzaamheden zijn belast.
Hoofdstuk 10 Overige bepalingen
Het bestuursorgaan beslist in situaties waarin deze verordening niet voorziet of bij verschil van mening over de interpretatie van deze verordening.