Organisatie | Oirschot |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregel van de burgemeester van de gemeente Oirschot houdende regels omtrent het damoclesbeleid (Damoclesbeleid gemeente Oirschot (Handhavingsbeleid op artikel 13b Opiumwet)) |
Citeertitel | Damoclesbeleid gemeente Oirschot (Handhavingsbeleid op artikel 13b Opiumwet) |
Vastgesteld door | burgemeester |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt het Damoclesbeleid gemeente Oirschot (Handhavingsbeleid op artikel 13b Opiumwet) 2018.
Deze regeling bevat de vroegst mogelijke datum van inwerkingtreding.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
13-12-2019 | nieuwe regeling | 26-11-2019 |
Gemeenten worden steeds vaker geconfronteerd met drugshandel. Artikel 13b Opiumwet (Wet Damocles) is het juridisch instrument om bestuurlijk op te treden tegen deze illegale handel. In dit beleid staat beschreven onder welke omstandigheden en op welke wijze gebruik wordt gemaakt van de bestuurlijke dwangmiddelen bij drugshandel.
Voor de bestuursrechtelijke handhaving van de verboden in de zin van artikel 2 (verbod op aanwezigheid van harddrugs, Lijst I), artikel 3 (verbod op aanwezigheid van softdrugs, Lijst II), artikel 10a (verbod op voorbereidingshandelingen harddrugs) en artikel 11a (verbod op voorbereidingshandelingen softdrugs) van de Opiumwet, is in die wet artikel 13b opgenomen 1 .
Eveneens is de ‘Aanwijzing Opiumwet’ van kracht (in werking getreden per 1 maart 2015; Staatscourant 2015, 5391), waarop het beleid is afgestemd.
3. Damoclesbeleid (Handhavingsbeleid artikel 13b Opiumwet)
Deze beleidsregel ziet op de bevoegdheid tot het sluiten van panden door de burgemeester:
Dit handhavingsbeleid heeft tot doel:
Zoals de redactie van artikel 13b Opiumwet aangeeft, heeft de burgemeester voor de handhaving van de handel in drugs in panden de mogelijkheid bestuursdwang toe te passen. Om betrokkenen niet in de gelegenheid te stellen een financiële belangenafweging te maken en vanwege het gewenste effect van de last onder bestuursdwang, wordt er in beginsel geen gebruik gemaakt van het opleggen van een last onder dwangsom.
Zienswijzen/spoedeisende bestuursdwang
Al naar gelang de omstandigheden van het geval kan gekozen worden voor toepassing van spoedeisende bestuursdwang of wordt alvorens tot besluitvorming over te gaan de belanghebbende in de gelegenheid gesteld een zienswijze kenbaar te maken. In de artikelen 5:21 e.v. Algemene wet bestuursrecht (Awb) zijn de procedureregels opgenomen die gevolgd moeten worden, indien tot toepassing van bestuursdwang wordt overgegaan.
Het beleid betreffende de bestuurlijke handhaving van artikel 13b Opiumwet wordt onderverdeeld in de volgende categorieën:
Een middel als bedoeld in lijst I of II behorende bij de Opiumwet.
In deze beleidsregel wordt onder ‘drugshandel’ verstaan: de verkoop, aflevering of verstrekking dan wel daartoe aanwezigheid van een middel als bedoeld in lijst I of II behorende bij de Opiumwet in een woning of lokaal en/of de daarbij behorende erven.
Van voorbereidingshandelingen is sprake als in een woning en/of lokaal of op daarbij behorende erven (een) voorwerp(en) of (een) stof(fen) voorhanden is/zijn die strafbaar zijn op grond van 10a en/of 11a van de Opiumwet.
Die bepalingen staande in artikel 10a, onder 3°, of artikel 11a van de Opiumwet vereisen dat degene die het voorwerp of de stof in de woning of het lokaal of op daarbij behorend erf voorhanden heeft, weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat het voorwerp of de stof bestemd is voor onder meer het bereiden, bewerken of vervaardigen van harddrugs, respectievelijk voor grootschalige of bedrijfsmatige illegale hennepteelt.
Een en ander kan reeds blijken uit de aard en hoeveelheid van de aangetroffen stof (opslag van 2000 liter zoutzuur in een woonwijk) of uit de aangetroffen voorwerpen en stoffen in onderlinge combinatie (een drugslaboratorium of hennepkwekerij in aanbouw), maar soms ook uit de uit een opsporingsonderzoek verkregen resultaten van tapgesprekken of observaties.
Niet alle strafbare voorbereidingshandelingen staande in artikel 10 of 11a van de Opiumwet vallen binnen de reikwijdte van dit beleid. Het beleid geldt niet voor in een pand aangetroffen vervoermiddelen, gelden of andere betaalmiddelen als bedoeld 10a, eerste lid, onder 3, of artikel 11a van de Opiumwet. De relatie van vervoer- of betaalmiddelen met het pand zal in veel gevallen te los zijn om sluiting van het pand te rechtvaardigen. De uitbreiding van de sluitingsbevoegdheid geldt evenmin als in een pand een (geheime) ruimte wordt aangetroffen als bedoeld in artikel 11a van die Wet Uiteraard kunnen in een pand aangetroffen vervoer- of betaalmiddelen of (geheime) ruimten wel bijdragen aan het oordeel dat redelijkerwijs moet worden aangenomen dat het om strafbare voorbereidingshandeling gaat.
‘Grootschalige en/of bedrijfsmatige hennepteelt
Artikel 11a van de Opiumwet stelt alleen de voorbereiding strafbaar van teelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf (als bedoeld in artikel 11, derde lid, van de Opiumwet) dan wel de voorbereiding van teelt van een grote hoeveelheid (als bedoeld in artikel 11, vijfde lid, van de Opiumwet). Bij de vaststelling van hetgeen wat beroeps- of bedrijfsmatige teelt is, spelen de volgende factoren, terug te vinden in het Aanwijzing Opiumwet, een rol:
De schaalgrootte van de teelt: de hoeveelheid aan planten. Bij een hoeveelheid van 5 planten of minder wordt in beginsel aangenomen dat er geen sprake is van beroeps- of bedrijfsmatig handelen. Deze situatie wordt gelijk behandeld als de situatie waarin wordt geconstateerd dat sprake is van een geringe hoeveelheid bestemd voor eigen gebruik;
De wetgever heeft ervan afgezien het begrip ‘woning’ te definiëren. De burgemeester verstaat in het kader van de bestuurlijke handhaving van de Opiumwet onder een ‘woning’: een pand dat (of ruimte die) in de aangetroffen staat voor bewoning wordt gebruikt (woongenot) en mag worden gebruikt. Of een woning in de aangetroffen staat wordt gebruikt als woonruimte en er dan ook sprake is van het hebben van woongenot, blijkt uit de feitelijke constatering ter plaatse, zoals dat veelal wordt verwoord in het rapport van bevindingen dan wel bestuurlijke rapportage van de politie.
Indien er geen sprake is van een ‘woning’, wordt het pand/de ruimte beschouwd als ‘lokaal’ in de zin van dit beleid. Dit is onder andere het geval als er sprake is van schijnbewoning.
Ook vallen de voor publiek toegankelijke lokalen en bijbehorende erven (zoals winkels en horecabedrijven) en de niet voor publiek toegankelijke lokalen en bijbehorende erven (zoals loodsen, magazijnen en andere bedrijfsruimten) in deze categorie.
Een recreatiewoning kan, als deze uitsluitend recreatief wordt gebruikt, als lokaal gekwalificeerd worden, maar onder omstandigheden – bijvoorbeeld als daarin legaal permanent gewoond wordt – ook als woning.
Doordat de sluiting van woningen zwaarder ingrijpt op de persoonlijke levenssfeer van betrokkene(n) dan de sluiting van lokalen wordt onderscheid gemaakt tussen woningen en lokalen. De essentie ligt daarin dat er in bewoonde woningen sprake is van het hebben van een woongenot en de daaraan sterk gerelateerde persoonlijke levenssfeer.
De onderstaande bestuurlijke maatregelen worden genomen bij constatering van drugshandel in woningen. Daarbij geldt voor de constatering van overtredingen een recidivetermijn van 5 jaar.
Indien in woningen en/of bij woningen behorende erven drugshandel plaatsvindt ten aanzien van een middel als bedoeld in lijst II (softdrugs) met een handelshoeveelheid van > 30 gram of > 5 planten/stekjes/plantenresten worden de volgende bestuursrechtelijke maatregelen getroffen:
In een woning (+ bijbehorende erven) wordt softdrugs geconstateerd met een handelshoeveelheid van > 30 gram of > 5 planten/stekjes/plantenresten. | 1ste constatering: 3 maanden sluiting |
Indien in woningen en/of bij woningen behorende erven voorbereidingshandelingen plaatsvinden ten aanzien van (een) voorwerp(en) en/of (een) stof(fen) als bedoeld in artikel 11a van de Opiumwet worden de volgende bestuursrechtelijke maatregelen getroffen:
In een woning (+ bijbehorende erven) is/zijn (een) voorwerp(en) en/of (een) stof(fen) ex artikel 11a Opiumwet voorhanden | 1ste constatering: 3 maanden sluiting |
Indien in woningen en/of bij woningen behorende erven drugshandel plaatsvindt ten aanzien van een middel als bedoeld in lijst I (harddrugs) met een handelshoeveelheid van > 0,5 gram2 worden de volgende bestuursrechtelijke maatregelen getroffen:
In een woning (+ bijbehorende erven) wordt harddrugs geconstateerd met een handelshoeveelheid van > 0,5 gram2. | 1ste constatering: 4 maanden sluiting |
Indien in woningen en/of bij woningen behorende erven (een) voorwerp(en) en/of stof(fen) als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3°, van de Opiumwet voorhanden is/zijn worden de volgende bestuursrechtelijke maatregelen getroffen:
In een woning (+ bijbehorende erven) is/zijn (een) voorwerp(en) en/of (een) stof(fen) ex artikel 10a, eerst lid, onder 3°, van de Opiumwet voorhanden. | 1ste constatering: 4 maanden sluiting |
B. Lokalen en daarbij behorende erven drugshandel / voorbereidingshandelingen
Drugshandel /voorbereidingshandelingen in of bij lokalen vormt een ernstige aantasting van de openbare orde, veiligheid en volksgezondheid. Daarbij legt het een zware druk op de omgeving. Zeker in woongebieden wordt de aanwezigheid daarvan als zeer belastend ervaren. Dit vormt een bedreiging voor de sociale veiligheid in de buurt en leiden vaak tot verloedering van het straatbeeld.
Lokalen en daarbij behorende erven worden gesloten in de onderstaande gevallen. Daarbij geldt voor de constatering van overtredingen een recidivetermijn van 5 jaar.
Indien in lokalen en/of daarbij behorende erven drugshandel plaatsvindt ten aanzien van een middel als bedoeld in lijst II (softdrugs) met een handelshoeveelheid van > 30 gram of > 5 planten/stekjes/plantenresten worden de volgende bestuursrechtelijke maatregelen getroffen:
Indien in lokalen en/of daarbij behorende erven (een) voorwerp(en) en/of stof(fen) als bedoeld in artikel 11a van de Opiumwet voorhanden is/zijn worden de volgende bestuursrechtelijke maatregelen getroffen:
Indien in lokalen en/of daarbij behorende erven drugshandel plaatsvindt ten aanzien van een middel als bedoeld in lijst I (harddrugs) met een handelshoeveelheid van > 0,5 gram 3 worden de volgende bestuursrechtelijke maatregelen getroffen:
In een al dan niet voor het publiek toegankelijke lokaal (+ bijbehorende erven) wordt harddrugs geconstateerd met een handelshoeveelheid van > 0,5 gram3. |
Indien in lokalen en/of daarbij behorende erven (een) voorwerp(en) en/of stof(fen) als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3°, van de Opiumwet voorhanden is/zijn worden de volgende bestuursrechtelijke maatregelen getroffen:
Bij cumulatie van overtredingen en op te leggen maatregelen is de zwaarst gestelde maatregel van toepassing of kan worden afgeweken van het beleid (zie hieronder).
De bestuurlijke maatregelen zijn in dit beleid weergegeven. In beginsel wordt er overeenkomstig dit beleid besloten. Er kunnen zich echter feiten en omstandigheden voordoen die dermate ernstig zijn of verzachtend zijn dat van dit beleid afgeweken kan worden. Bij verzwarende omstandigheden kan bijvoorbeeld een stap in de sanctiestrategie worden overgeslagen of voor een langere periode worden gesloten.
Relevante indicatoren voor bepalen zwaarte sanctie
De navolgende (niet-limitatieve) indicatoren zijn betrokken bij het bepalen van de zwaarte voor de op te leggen sancties:
het bestaan van een vermoeden dat de bewoner(s)/betrokkene(n) verkeert/verkeren in kringen van personen met antecedenten (hierbij moet met name gedacht worden aan antecedenten t.a.v. de Opiumwet of de Wet Wapens en Munitie, maar ook antecedenten op het gebied van geweld jegens personen of zaken, zoals mishandeling, bedreiging, vernieling of diefstal e.d. kunnen een rol spelen);
De burgemeester is verplicht om een besluit tot sluiting, dat is gegrond op artikel 13b Opiumwet dan wel op artikel 174a Gemeentewet, zo spoedig mogelijk in te schrijven in de openbare registers als bedoeld in artikel 16 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek (Kadaster).