Organisatie | Terschelling |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening Toeristenbelasting 2020 |
Citeertitel | Verordening Toeristenbelasting 2020 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
artikel 224 van de Gemeentewet
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2020 | Nieuwe regeling | 29-10-2019 |
Onder de naam “toeristenbelasting” worden ter zake van het houden van verblijf binnen de gemeente door personen die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen zijn ingeschreven, twee directe belastingen geheven:
a. een belasting ter zake van het houden van verblijf tussen 7.00 uur en 23.00 uur op de dag van aankomst;
b. een belasting terzake van het houden van verblijf met overnachten in vakantie-onderkomens, hotels, pensions, mobiele kampeeronderkomens, niet-beroepsmatig verhuurde ruimten, op vaste standplaatsen, in groepsverblijven of anderszins, welk verblijf volgt op het verblijf bedoeld in onderdeel a.
Artikel 2 Begripsomschrijvingen
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder
a. vakantieonderkomens: bungalows, appartementen, woningen en andere verblijfsruimten, nietzijnde groepsverblijven, mobiele kampeeronderkomens of stacaravans, in hoofdzaak bestemd voor en gebezigd als verblijf voor vakantie en andere recreatieve doeleinden, alsmede woningen welke gedurende het belastingjaar minder dan 36 weken bewoond zijn door personen die als ingezetene in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens zijn ingeschreven;
b. hotels en pensions: gebouwen, woningen en andere verblijven of gedeelten daarvan, niet zijnde vakantie-onderkomens, in hoofdzaak bestemd voor, dan wel gebezigd als verblijf voor vakantie en andere recreatieve doeleinden, waar slaapplaatsen worden verhuurd dan wel te huur worden aangeboden;
c. mobiele kampeeronderkomens: tenten, vouwwagens, kampeerauto’s, toercaravans en soortgelijke onderkomens dan wel soortgelijke voertuigen welke bestemd zijn dan wel gebezigd worden als verblijf voor vakantie en andere recreatieve doeleinden;
d. nietberoepsmatig verhuurde ruimten: woningen en andere verblijven, of gedeelten daarvan, nietzijnde mobiele kampeeronderkomens of stacaravans, welke niet in hoofdzaak bestemd zijn als verblijf voor vakantie en andere recreatieve doeleinden, doch wel in bepaalde perioden van het jaar voor die doeleinden worden verhuurd dan wel te huur aangeboden;
e. vaste standplaats: een terrein of terreingedeelte dat bestemd is voor het gedurende een seizoen of een jaar plaatsen van een zelfde mobiel kampeeronderkomen of stacaravan;
f. groepsverblijven: verblijfsruimten die zijn ingericht voor het gezamenlijk overnachten voor recreatieve doeleinden door groepen van 20 of meer personen.
1. Belastingplichtig voor de belasting bedoeld in artikel 1, aanhef en onderdeel a, is degene die binnen de gemeente verblijft;
2. Belastingplichtig voor de belasting bedoeld in artikel 1, aanhef en onderdeel b, is degene die gelegenheid biedt tot verblijf in hem ter beschikking staande ruimten dan wel op hem ter beschikking staande terreinen, waaronder mede zijn te verstaan ruimten en terreinen bij of van derden waarover hij de beschikking heeft;
3. De belastingplichtige, bedoeld in lid 2, is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene, ter zake van wiens verblijf de belasting verschuldigd wordt;
4. Indien met toepassing van de voorgaande leden geen belastingplichtige kan worden aangewezen, is belastingplichtig degene die overeenkomstig het bepaalde in artikel 1 verblijf houdt.
Artikel 4 Maatstaf van heffing
1. De belasting bedoeld in artikel 1, aanhef en onderdeel a, wordt geheven per verblijf;
2. De belasting bedoeld in artikel 1, aanhef en onderdeel b, wordt geheven naar het aantal overnachtingen.
Artikel 5 Forfaitaire berekeningswijze van de maatstaf van heffing
1. Het aantal personen dat heeft overnacht wordt bepaald op het aantal slaapplaatsen per vakantie-onderkomen, hotel, pension, mobiel kampeeronderkomen, niet-beroepsmatig verhuurde ruimte, vaste standplaats en groepsverblijf.
2. Het aantal malen dat door de in het eerste lid bedoelde aantal personen per slaapplaats is overnacht, wordt ingeval verblijf wordt gehouden in:
slaapplaats 1 & 2 bepaald op 150;
slaapplaats 3 & 4 bepaald op 140;
slaapplaats 5 & meer bepaald op 130;
b. hotels en pensions bepaald op 150;
c. mobiele kampeeronderkomens bepaald op 50;
d. niet-beroepsmatig verhuurde ruimten bepaald op 55;
e. vaste standplaatsen bepaald op 80;
f. groepsverblijven bepaald op 75.
3. a. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar is ontstaan of is geëindigd, of het aantal slaapplaatsen in de loop van het belastingjaar is vermeerderd of verminderd, worden de in lid 2 bedoelde aantallen overnachtingen vermenigvuldigd met de navolgende percentages die behoren bij de eerstvolgende volle kalendermaand na het ontstaan of beëindigen van de belastingplicht of van de vermeerdering of vermindering van het aantal slaapplaatsen:
De uitkomst van de vermenigvuldiging wordt naar beneden afgerond op een geheel getal.
Betreft het ontstaan of beëindigen van de belastingplicht of de vermeerdering of vermindering, slaapplaatsen in mobiele kampeeronderkomens of op vaste standplaatsen, op een terrein dat niet gedurende het gehele jaar voor gebruik is geopend, dan zijn de percentages van toepassing die corresponderen met de kalendermaanden dat het terrein voor gebruik is geopend.
Artikel 6 Afwijkende maatstaf van heffing
Op een door belastingplichtige, bedoeld in artikel 3, lid 2, binnen één maand na afloop van het belastingjaar gedaan schriftelijk verzoek wordt de maatstaf van heffing vastgesteld op het door de belastingplichtige aan te geven werkelijke aantal overnachtingen, indien blijkt dat dit aantal afwijkt van het op grond van artikel 5 berekende aantal.
1. Het tarief bedoeld in artikel 1, aanhef en onderdeel a, bedraagt € 1,74 per persoon.
2. Het tarief bedoeld in artikel 1, aanhef en onderdeel b, bedraagt € 1,74 per persoon per overnachting.
Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.
1. De belasting, bedoeld in artikel 1, aanhef en onderdeel a, wordt niet geheven ter zake van het verblijf door personen die jonger zijn dan twaalf jaar.
2. De belasting, bedoeld in artikel 1, aanhef en onderdeel b, wordt niet geheven ter zake van het verblijf door degene, die:
b. als verpleegde of verzorgde in een inrichting tot verpleging of verzorging van zieken, van gebrekkigen, van hulpbehoevenden of van ouden van dagen verblijft;
c. uit hoofde van zijn beroep of functie tijdelijk binnen de gemeente tegen betaling werkzaamheden verricht;
d. ingevolge last of bevel van de overheid tijdelijk binnen de gemeente verblijft;
e. als bloed- of aanverwant tot en met de tweede graad in recht lijn nachtverblijf houdt bij hem, die als ingezetene in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens is ingeschreven;
f. als bezoeker van een begrafenis of het bezoeken van een graf van een bloed- of aanverwant tot en met de tweede graad in recht lijn, tijdelijk binnen de gemeente verblijft. In dit geval wordt de belasting niet van de eerste overnachting geheven;
g. reeds uit hoofde van de Verordening watertoeristenbelasting ten behoeve van dezelfde overnachting(en) belasting heeft betaald;
h. verblijf houdt in een gemeubileerde woning indien hij ter zake van het verblijf in of het ter beschikking houden van die woning forensenbelasting is verschuldigd.
1. De belasting, bedoeld in artikel 1, aanhef en onderdeel a, wordt bij wege van een mondelinge dan wel een gedagtekende schriftelijke kennisgeving geheven, waaronder mede begrepen wordt een bon, nota of andere schriftuur;
2. De belasting, bedoeld in artikel 1, aanhef en onderdeel b, wordt bij wege van aanslag geheven.
Geen belastingaanslag wordt opgelegd indien het aantal overnachtingen waartoe gelegenheid is of wordt gegeven, gedurende het belastingjaar minder dan tien zal of heeft belopen.
Artikel 12 Termijnen van betaling
1. De belasting, bedoeld in artikel 1, aanhef en onderdeel a, moet worden betaald ingeval de kennisgeving, bedoeld in artikel 10, lid 1:
a. mondeling wordt gedaan, op het moment van het doen van die kennisgeving;
b. schriftelijk wordt gedaan, op het moment van het uitreiken van de kennisgeving.
In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de belastingaanslagen als bedoeld in artikel 1, aanhef en onderdeel b, worden betaald uiterlijk één maand na dagtekening van het aanslagbiljet.
3. In afwijking van het tweede lid geldt, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in één termijn. Deze termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet;
4. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in dit artikel gestelde termijnen.
Artikel 12 Termijnen van betaling
1. De belasting, bedoeld in artikel 1, aanhef en onderdeel a, moet worden betaald ingeval de kennisgeving, bedoeld in artikel 10, lid 1:
a. mondeling wordt gedaan, op het moment van het doen van die kennisgeving;
b. schriftelijk wordt gedaan, op het moment van het uitreiken van de kennisgeving.
2. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de belastingaanslagen als bedoeld in artikel 1, aanhef en onderdeel b, worden betaald uiterlijk één maand na dagtekening van het aanslagbiljet.
3. In afwijking van het tweede lid geldt, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in één termijn. Deze termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet;
4. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in dit artikel gestelde termijnen.
Bij de invordering van de toeristenbelasting wordt geen kwijtschelding verleend.
De belastingplichtige als bedoeld in artikel 3, lid 2, is gehouden, voordat hij voor de eerste maal na het in werking treden van deze verordening gelegenheid tot overnachten verschaft, zulks schriftelijk te melden aan de door het college van burgemeester en wethouders aangewezen gemeenteambtenaren, bedoeld in artikel 231, tweede lid, onderdeel b en d van de Gemeentewet.
Artikel 15 Overgangsrecht, Inwerkingtreding en Citeertitel
1. De "Verordening op de heffing en invordering van toeristenbelasting 2019” van 16 oktober 2018 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.
2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking.
3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2020.
4. Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening toeristenbelasting 2020".