Organisatie | Venray |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels standplaatsen gemeente Venray |
Citeertitel | Beleidsregels standplaatsen gemeente Venray |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp | Standplaatsen |
Geen
artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
24-04-2019 | Beleidsregels standplaatsen gemeente Venray | 25-02-2019 |
In deze beleidsregels wordt verstaan dan wel mede verstaan onder:
Artikel 2.1 Vergunningsaanvraag
Voor het verkrijgen van een standplaatsvergunning komt uitsluitend in aanmerking een natuurlijk persoon die de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt en een aanvraag via het aanvraagformulier van de gemeente heeft ingediend bij het college.
De aanvraag om een standplaatsvergunning bevat in elk geval de volgende gegevens en documenten:
Artikel 2.2 Indieningstermijn en procedure aanvraag standplaats
Van de overige aanvragers wordt door loting een lijst van maximaal drie aanvragers opgesteld. Als de aanvrager aan wie de standplaats is toegewezen zijn aanvraag intrekt, wordt teruggevallen op het resultaat van de loting en wordt de volgende aanvrager op de lijst benaderd en de standplaats aangeboden.
Als een standplaats vrijkomt door het overlijden van een vergunninghouder heeft de levenspartner, één van de kinderen van de vergunninghouder of een werknemer die aantoonbaar minimaal 2 jaar in dienst is van de vergunninghouder, de mogelijkheid om binnen acht weken na overlijden een verzoek in te dienen voor het overschrijven van de standplaatsvergunning.
Artikel 2.4 Intrekken van de vergunning
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:6 onder d van de APV kan een vergunning worden ingetrokken, als:
Artikel 2.5 Overschrijving van vergunning
Overschrijving van de vergunning is slechts mogelijk in geval van overlijden of blijvende arbeidsongeschiktheid van de vergunninghouder. De vaste standplaatsvergunning kan op verzoek worden overgeschreven op de levenspartner, éen van de kinderen of op werknemer die aantoonbaar minimaal 2 jaar in loondienst is van de vergunninghouder.
Hoofdstuk 3 Vaste standplaatsen
Artikel 3.2 Aanwijzingen, aantal en branchering vaste standplaatslocaties
De locaties waar een standplaats kan worden ingenomen en het maximaal gelijktijdig in te nemen aantal vaste standplaatsen zijn:
| ||||
| ||||
| ||||
| ||||
| ||||
| ||||
Binnen de bebouwde kom, niet zijnde de kern van Venray. Exacte locaties nader te bepalen in de overige kernen |
|
*De gemeente zal voor de donderdag geen nieuwe vergunningen meer uitgeven op het Henseniusplein.
Hoofdstuk 4 Overige standplaatsen
Naast de vaste standplaatsen zijn er nog andere categorieën standplaatsen. Deze standplaatsen zijn hieronder beschreven.
Artikel 4.3 Maatschappelijke standplaatsen
Voor maatschappelijke standplaatsen wordt een vergunning verleend op een door het college akkoord bevonden locatie voor een maximale periode van zes maanden per jaar.
Voor een maatschappelijke standplaats komen in aanmerking: instellingen die voorlichting geven en preventiewerk verrichten op het gebied van de volksgezondheid.
Hoofdstuk 5 Overige bepalingen
Artikel 5.2 Opbouw en ontruiming
De standplaats mag maximaal één uur voor het tijdstip waarop de verkoop mag worden gestart, worden geplaatst en moet uiterlijk één uur nadat de verkoop is beëindigd, volledig zijn verwijderd.
Artikel 5.3 Maximale afmeting verkoopwagen, - kraam
Een verkoopwagen moet voldoen aan de afmetingen van wagens zoals bepaald in de Regeling voertuigen (artikel 5.3.6). Uiteraard is de beschikbare ruimte van de standplaats op de locatie leidend.
Artikel 5.4 Standplaatsen tijdens evenement
Tijdens een evenement, kan er op de locatie waar dat evenement plaatsvindt, mogelijk geen gebruik worden gemaakt van de verleende standplaatsvergunningen om redenen van openbare orde en veiligheid. In dat geval wordt dit door de evenementenorganisatie minimaal 4 weken voorafgaande aan de datum waarop het evenement wordt gehouden bekendgemaakt bij de vergunninghouder.
Artikel 5.7 kosten voor het de vergunningverlening en het innemen van een standplaats
Een standplaats kan worden aangevraagd op gemeentegrond of op particuliere grond met een openbare bestemming.
Naast de kosten voor het verlenen van de vergunning (leges) is, als de standplaats op gemeentegrond ligt, voor het gebruik van de grond een vergoeding verschuldigd. De vergunninghouder gaat hiervoor een overeenkomst met de gemeente aan. Het ondertekenen van een huurovereenkomst door de vergunninghouder kan niet worden afgedwongen, maar zonder huurovereenkomst kan geen gebruik worden gemaakt van de standplaats op gemeentegrond. De vergunninghouder loopt dan het risico dat de vergunning wordt ingetrokken. Een format voor deze huurovereenkomst is als bijlage in deze standplaatsennota opgenomen.
Als een standplaats op particuliere grond wordt ingenomen, moet naast het aanvragen van een standplaatsvergunning, de vergunninghouder zelf afspraken met de grondeigenaar maken over huur en gebruik van de grond. Afspraken over de hoogte van de vergoeding die in dat geval verschuldigd is, gaan buiten de gemeente om.
De vergoeding voor het gebruik van gemeentegrond is gebaseerd op een vergoeding per dag. Dit geldt voor de vaste standplaatsen en voor de incidentele en de seizoensgebonden standplaatsen.
We hebben een staffel toegepast waarbij een verschil wordt gemaakt tussen locaties in het centrum van Venray en de wijken en dorpskernen.
De huurprijs zal per vergunningsperiode, conform het nieuwe beleid is dat 5 jaar, voor het eerst in 2025 worden herzien op basis van de wijziging van het maandprijsindexcijfer volgens de consumentenprijsindex (CPI), reeks CPI-alle huishoudens (2015=100), zoals gepubliceerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).
De dagvergoeding is verschuldigd voor de dag of dagen dat de standplaats volgens de vergunning ingenomen kan worden.
Artikel 5.8 Aanwezigheidsverplichting vergunningshouders (vaste standplaatsen)
Het recht om een standplaatsvergunning in te nemen is vastgelegd in de vergunning.
De plicht is om te voldoen aan de in de vergunning gestelde voorschriften.
Dit geldt ook voor de aanwezigheid van de vergunninghouder.
Naast vakantie of ziekte wordt het redelijk geacht te verlangen dat een vergunninghouder ten minste 40 weken per jaar gebruik maakt van de verleende vergunning. In het geval dat een toegekende standplaats zonder opgaaf van reden minder dan 40 weken per jaar wordt ingenomen, kan het recht op deze standplaats vervallen.
Als er vanwege ziekte of andere dringende reden de standplaats niet wordt ingenomen, dan is de vergunninghouder verplicht dit te melden bij de gemeente. De vergunninghouder kan zich dan tijdelijk laten vervangen door een echtgenoot/echtgenote of geregistreerd partner, een kind van de vergunninghouder of een medewerker die bij de vergunninghouder in loondienst is.
Nieuwe initiatieven, die een meerwaarde (kunnen) hebben voor de gemeente Venray, worden voorgelegd aan het college. Op basis van een brede belangenafweging kan het college besluiten of er in de openbare ruimte nog plaats is voor extra standplaatsen en of deze standplaatsen een meerwaarde hebben voor de gemeente. Ook kan het college de geldigheid van deze vergunning nader bepalen. Een vergunning is mogelijk als de gemeente vindt dat andere belangen zwaarder wegen dan de belangen op grond waarvan de vergunning volgens het beleid niet kan worden verleend (bijvoorbeeld maatschappelijk toegevoegde waarde).
Hoofdstuk 6 Overgangs- en slotbepalingen
Deze beleidsregels zijn van toepassing op de reeds verleende vergunningen en de vergunningsaanvragen die na de inwerkingtreding van het beleid worden ingediend.
Deze beleidsregels treden in werking op de dag volgend op die van de bekendmaking. Met de inwerkingtreding van deze regels vervalt de nota Nadere Regels Standplaatsen en Venten van 2 september 2009.
Deze beleidsregels worden aangehaald als ‘Beleidsregels standplaatsen gemeente Venray’.
Aldus besloten in de vergadering van 25 februari 2019
de burgemeester, de secretaris
Toelichting Beleidsregels standplaatsen gemeente Venray
De vis-, loempia-, oliebollen- en kaaskramen zijn niet meer weg te denken uit het Nederlandse straatbeeld. Standplaatsen zorgen voor extra werkgelegenheid en levendigheid in het centrum. Dit kan een goede bijdrage leveren aan de economie en het woon- en leefklimaat.
De standplaatsen in de wijken en dorpen zijn een verrijking van het voorzieningenaanbod.
Vanuit het oogpunt van openbare orde (bijvoorbeeld verkeersveiligheid, bescherming woonomgeving, handhaving van de centrumfunctie) is regulering gewenst.
Het gebruik van openbare grond is immers onderhevig aan beperkingen die de overheid moet opleggen, wil er sprake zijn van een beheer dat de gehele gemeenschap ten goede komt.
Om een goed gefundeerd, helder en consistent beleidskader voor het standplaatsenbeleid tot stand te brengen, gelden de volgende uitgangspunten voor het
De uitgangspunten leiden tot een aantal concrete voorschriften, waaronder de standplaatsvergunningen worden verleend. Dit betekent dat alleen een vergunning kan worden verleend, indien aan alle voorwaarden wordt voldaan.
Een standplaats kan, naast een meerwaarde hebben voor een locatie, op sommige locaties ook onveilige situaties veroorzaken.
Het huidige standplaatsenbeleid dateert uit 2009 en is niet langer als actueel te beschouwen. Dit kan leiden tot knelpunten in de uitvoering van het beleid. De wet- en regelgeving is veranderd. Onder andere met de komst van de Europese Dienstrichtenlijn en de daarvan afgeleide Dienstenwet, is in het kader van schaarse vergunningen de nodige jurisprudentie uitgesproken die ook verband houden met het afgeven van vergunningen voor standplaatsen. De Europese Dienstenrichtlijn wordt in hoofdstuk 5.4 nader toegelicht. Derhalve is het gewenst het beleid te actualiseren.
Het opstellen van voorliggende beleidsnota heeft als doel:
Het huidige beleid regelt in feite waar en wanneer in de gemeente Venray standplaatsen ingenomen kunnen worden. Een nadere invulling van de werkwijze en het toetsingskader ontbreekt. Door het opnemen van een aantal afspraken daarover wordt duidelijkheid gecreëerd naar de aanvragers van een vergunning en zorgt dit ook voor meer efficiency in de uitvoering door de gemeente. Naast een aantal algemene bepalingen zijn in het beleid ook een aantal keuzes gemaakt in de wijze waarop we als gemeente Venray willen omgaan met de verschillende soorten standplaatsen. In het nieuwe beleid wordt daarom een onderscheid in 5 categorieën standplaatsen gemaakt. Deze categorieën zijn:
De vaste standplaatslocaties worden in het nieuwe beleid opgenomen in een overzicht. Deze locaties worden aangegeven op een kaart waarop ook de aanwezige voorzieningen in de legenda terug te vinden zijn.
Met vaststelling van dit beleid worden de standplaatsvergunningen voor de duur van maximaal vijf jaar verleend. Deze keuze leidt tot meer rechtszekerheid bij de ondernemers en een administratieve lastenverlichting aan de kant van de gemeente.
Met het nieuwe beleid beogen we als gemeente randvoorwaarden te creëren, voor een waardevolle aanvulling op en diversiteit ten opzichte van het bestaande voorzieningenniveau. Er is met name gekeken naar het bieden van mogelijkheden voor het innemen van een standplaats. Tegenover het economische belang van de ondernemers staan de belangen die de gemeente moet bewaken. We willen een goede balans vinden tussen de verschillende belangen. Het beleid reguleert de voorwaarden waaronder dat kan plaatsvinden.
Hoofdstuk 2. Definitie Standplaatsen
Onder het begrip standplaats wordt verstaan: het op of aan de weg of aan een openbaar water dan wel op een andere wijze – al dan niet met enige beperking – voor publiek toegankelijke en in de openlucht gelegen plaats met een voertuig, een kraam, een tafel of enig ander middel standplaats innemen of hebben teneinde in de uitoefening van de handel goederen te koop aan te bieden, te verkopen of te verstrekken dan wel diensten aan te bieden (artikel 5:17 Algemene plaatselijke verordening (Apv).
Voorbeelden hiervan zijn de verkoop van snacks, verkoop van bloemen, kentekens graveren of herstellen van autoruiten.
Marktplaatsen vallen niet onder deze beleidsnota. Hiervoor geldt de Marktverordening en het Marktreglement.
Sampling is het uitdelen van proefmonsters of kleinere uitgaven van een product met als doel om de klant kennis te laten maken met het product. Dit kan zowel in de vorm van venten als vanuit een vaste standplaats. Venten valt niet onder het standplaatsenbeleid.
In artikel 5:15 van Apv is de ventvergunning komen te vervallen. Onder venten verstaan wij het verkopen van goederen of leveren van diensten van huis tot huis of op straat, zonder vaste plaats. In de Apv is wel een verbod opgenomen dat men niet tijdens bepaalde dagen/tijden mag venten. Uit de jurisprudentie volgt dat de venter zijn waren voortdurend moet aanbieden vanaf een andere plaats en mag alleen een korte periode stilstaan om zijn klanten te bedienen, anders is sprake van standplaatsinname. Dit betekent dat de venter bijvoorbeeld niet langer dan 10 minuten achtereenvolgend stil mag staan op een locatie en een volgende locatie dient ten minste 100 meter verder te liggen dan de vorige locatie (met uitzondering van huis-aan-huis). Eenzelfde locatie, of binnen 100 meter daarvan, mag niet binnen twee uur opnieuw worden ingenomen.
Voorbeelden hiervan zijn een rijdende winkel, zoals de voormalige SRV-wagen, een ijscowagen, een rondrijdende groenteboer. Ook het op straat aanbieden van een kranten- of tijdschrift abonnement, of een energie- of telecomprovider. Er is dan soms geen fysieke standplaats, maar wel (vaak meerdere) verkopers in winkelstraat. Aanverwant is het op dezelfde wijze werven voor een goede doel.
2.1 Meerwaarde van standplaatsen
Standplaatsen kunnen, bij een goede ruimtelijke spreiding en situering, net als winkels een positieve bijdrage leveren aan het voorzieningenniveau voor de consument (verrijking van het aanbod). Voorwaarde voor succesvolle standplaatsen zijn:
2.2 Sturing mogelijk door beleid
Door keuzes te maken op basis van ruimtelijk-economische argumenten kan een goede spreiding van standplaatsen over de gemeente worden gerealiseerd. Waar hebben standplaatsen een toegevoegde waarde?
Waar leveren ze een positieve bijdrage aan het totale voorzieningenniveau? Waar zijn ze mogelijk een aanvulling op de bestaande of beoogde winkelstructuur?
Door op basis van ruimtelijk-economische uitgangspunten de gewenste spreiding en locaties voor standplaatsen te bepalen, wordt een duurzame ruimtelijke structuur nagestreefd waarin ondernemers willen investeren. Dit leidt uiteindelijk tot een verbetering van het woon- en leefklimaat in een wijk, dorp of gemeente als geheel.
2.2.2 Sturing op aantal standplaatsen
Om te komen tot een duurzame ruimtelijke structuur voor standplaatsen is het van belang dat het aanbod (aantal standplaatsen) aansluit bij de vraag (omvang verzorgingsgebied in relatie tot voorzieningenaanbod). Hiertoe is het aan te bevelen het aantal standplaatsen te maximeren. Op basis van jurisprudentie is dit mogelijk. Veel gebruikte criteria om het maximum aantal te bepalen zijn het reeds aanwezige aantal standplaatsen en het draagvlak (aantal inwoners) van belang.
Voor wat betreft het centrum van Venray is gebleken dat de donderdag als verkoopdag onvoldoende winstgevend is. Er worden dan ook geen nieuwe vergunningen meer worden afgegeven voor de donderdag in het centrum. De ondernemers die nu voor de donderdag ook al een standplaatsvergunning hebben, houden dit recht voor de periode dat de nieuwe vergunning geldt.
In de wijken en dorpen is door de jaren heen een evenwicht ontstaan tussen aantallen en verkoopdagen. Nieuw in dit beleid is dat de standplaatsen alleen mogen worden ingenomen op de in het overzicht aangewezen plaatsen. Dit schept zowel duidelijkheid voor de aanvrager als de vergunningverlener.
Een gemeente kan tot op zekere hoogte invloed uitoefenen op de branchering van standplaatsen, om zo een bepaalde mate van diversiteit in het aanbod te garanderen. Zo is het mogelijk om beleidsregels op te stellen om te voorkomen dat op één locatie dezelfde assortimenten worden verkocht door verschillende ondernemers. Branchegroepen of assortimenten worden soms geweigerd met het oog op de levensvatbaarheid van nabijgelegen winkelconcentraties. Een geldige weigeringsgrond is het in gevaar komen van het voorzieningenniveau van de consument ter plaatse.
2.2.4 Geen economische ordening
Bij het uitwerken van voorliggend standplaatsenbeleid is het van belang dat regels, ook die over het aantal, diversiteit en de locatie van standplaatsen, worden gemotiveerd op basis van ‘dwingende redenen van algemeen belang’. Het reguleren van concurrentieverhoudingen (economische ordening) is nadrukkelijk niet toegestaan (onder andere Europese Dienstenrichtlijn). Openbare orde, veiligheid, ruimtelijke ordening en een gevarieerd voorzieningenaanbod als onderdeel van het woon- en leefklimaat bieden echter voldoende houvast voor een goed doordacht en zorgvuldig geformuleerd standplaatsenbeleid.
3.1 Algemeen kader: Vrije marktwerking en Wet ruimtelijke ordening
Standplaatsen vallen onder de ambulante handel en daarmee ook onder detailhandel. Daarnaast kunnen standplaatsen naast het verkopen van producten, diensten aanbieden. Binnen de beleidsvorming rond detailhandel strijden twee principes om voorrang:
de vrije marktwerking met maximale concurrentie tussen ondernemers; de overheid hoort niet in de concurrentieverhoudingen te treden;
een goede ruimtelijke ordening, hier is het bij uitstek de overheid die hierop hoort te sturen.
Op basis van de Europese Dienstenrichtlijn moet sprake zijn van een vrije markt die alle ondernemers gelijke kansen biedt. Tegen die achtergrond moet de overheid terughoudend zijn met het reguleren van de concurrentieverhoudingen.
Wat de overheid wel mag, en zelfs moet, is zorgen voor een 'goede ruimtelijke ordening'. Daaronder valt ook bijvoorbeeld het voorkomen en/of bestrijden van leegstand, vanwege de negatieve effecten daarvan op de openbare orde en veiligheid. Als er sprake is van een forse krimp, is het tot op zekere hoogte noodzakelijk om in te grijpen en te sturen op de hoeveelheid en locatie van detailhandelsvestigingen.
Hoewel de overheid terughoudend moet zijn in het reguleren van concurrentieverhoudingen, is het in verband met een goede ruimtelijke ordening wel wenselijk om door middel van goed standplaatsenbeleid sturend op te treden.
Het wettelijk kader voor het kunnen innemen van een standplaats binnen de gemeente Venray is geregeld in Afdeling 4 Standplaatsen van de Algemene plaatselijke verordening (Apv). Daarnaast zijn nog andere juridische kaders van toepassing. Publiek- en privaatrechtelijke bepalingen begrenzen de beleidsvrijheid van het gemeentebestuur bij de beslissing op een verzoek om een standplaatsvergunning.
3.3 Jurisprudentie ten aanzien van standplaatsen
In de loop der jaren is met name op het gebied van ‘concurrentie’ en ‘verhouding privaat-publiekrecht’ de nodige jurisprudentie uitgesproken ten aanzien van standplaatsen.
Zoals reeds vermeld, mag een gemeente zich niet bemoeien met de economische ordening, oftewel de concurrentieverhoudingen binnen een gemeente. De aanvraag voor een standplaatsvergunning kan alleen geweigerd worden wanneer het lokale voorzieningenniveau voor de consument in gevaar komt. Een gemeente kan wel op andere manieren invloed uitoefenen op de samenstelling van de standplaatsen. Dit kan door een maximumstelsel en door branchering op te nemen in het standplaatsenbeleid.
Een gemeente mag het aantal te verlenen standplaatsvergunningen aan een maximum verbinden. Hierdoor blijft het aantal standplaatsen binnen bepaalde normen en ontstaat er geen wildgroei van standplaatsen. Het maximumstelsel is een door de rechter geaccepteerd systeem. De rechter accepteert dit echter alleen als dat stelsel goed onderbouwd en actueel is.
Gelet op de doelstelling om bij de invulling van de standplaatsen te zorgen voor een waardevolle aanvulling op en diversiteit ten opzichte van het bestaande voorzieningenniveau, is verdere sturing binnen het maximale aantal standplaatsen mogelijk. Om die reden wordt branchering toegepast bij de vaste standplaatsen. Bekeken wordt waar het wenselijk is om te sturen op branches en of deze aanvullend zijn en passend bij het bestaande voorzieningenniveau van de winkels.
In de meeste gevallen zullen de standplaatsen in de gemeente worden ingenomen op gemeentegrond.
Naast de publiekrechtelijke bevoegdheid als vergunningverlenende instantie, is de gemeente ook privaatrechtelijk bevoegd als grondeigenaar.
Gronden die in eigendom van de gemeente zijn, kunnen normaal en bijzonder worden gebruikt. Onder normaal gebruik wordt bedoelt: het gebruik overeenkomstig de bestemming. Bijvoorbeeld het parkeren van auto’s op het parkeerterrein.
Normaal gebruik dient door de gemeente te worden toegelaten en mag niet afhankelijk worden gesteld van een privaatrechtelijke toestemming.
Bijzonder gebruik is gebruik op een andere wijze dan volgens de bestemming. Bijvoorbeeld het plaatsen van een tent op een parkeerterrein.
Bijzonder gebruik mag afhankelijk worden gesteld van een privaatrechtelijke toestemming van de eigenaar van de grond.
De overheid als eigenaar van de gronden neemt een andere positie in dan een andere eigenaar. Dit is wel gebleken uit de jurisprudentie van de afgelopen jaren. De gemeente mag haar privaatrechtelijke bevoegdheid als eigenaar van een stuk grond niet gebruiken om te regelen wat via de publiekrechtelijke weg geregeld kan of dient te worden of juist niet geregeld kan of mag worden.
Met het bij dit beleid aanwijzen van standplaatsen wordt voor de betreffende locaties expliciet aangegeven dat er geen bezwaar bestaat tegen het op dat stuk grond innemen van een standplaats. Uiteraard is wel een standplaatsvergunning vereist alvorens standplaats mag worden ingenomen.
De gemeente mag als eigenaar van een stuk grond uiteraard wel voorschriften stellen aan het gebruik van de grond. Daarbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan het stellen van de voorwaarde dat het stuk grond schoon wordt achtergelaten.
Ook is het zo dat de gemeente voor het gebruik van de grond een adequate vergoeding mag vragen. De enige beperking hierin is dat die vergoeding niet zo hoog mag zijn dat daarmee privaatrechtelijk wordt tegengegaan wat publiekrechtelijk moet worden
Op grond van de Apv worden de volgende toetsingscriteria gehanteerd voor het beoordelen van een standplaatsvergunningaanvraag:
Het bevoegd gezag kan een vergunning of ontheffing ook weigeren als de aanvraag daarvoor minder dan drie weken voor de beoogde datum van de beoogde activiteit is ingediend en daardoor een behoorlijke behandeling van de aanvraag niet mogelijk is.
4.1 Openbare orde en veiligheid
Wanneer een standplaats een zodanige overlast veroorzaakt, dat dit een bedreiging vormt voor de veiligheid en rust in de publieke ruimte, kan de vergunning geweigerd worden.
4.2 Het voorkomen of beperken van overlast
Deze weigeringsgrond houdt nauw verband met de openbare orde en veiligheid. Bij het hanteren van deze weigeringsgrond is een beperking van het aantal standplaatsenvergunningen toegestaan, indien hiermee een te grote concentratie of belangstelling op dezelfde locatie wordt tegengegaan.
De weigeringsgrond 'volksgezondheid' kan worden gehanteerd, indien het innemen van een standplaats en het aanbieden van bepaalde etenswaren of anderszins bepaalde risico's met zich meebrengen voor de volksgezondheid.
4.4 Bescherming van het milieu
De weigeringsgrond 'bescherming van het milieu' kan worden gehanteerd, indien het innemen van een standplaats en de daarmee gepaard gaande stankoverlast, geluidsoverlast of zwerfvuil bepaalde risico's met zich meebrengen voor het (plaatselijk) milieu.
4.5 Verkeersvrijheid of –veiligheid
Wanneer zich door de omvang van en de toeloop naar een standplaats, (verkeers-)onveilige situaties kunnen voordoen, kan de vergunning geweigerd worden.
4.6 Aantasting van een redelijk verzorgingsniveau voor de consumenten ter plaatse
In het verleden was het beschermen van een redelijk voorzieningenniveau in de gemeente ten behoeve van de consument als een openbaar ordebelang aangemerkt.
De gedachte was dat gevestigde winkeliers geconfronteerd worden met hoge exploitatiekosten die niet in verhouding staan tot de vrij lage exploitatiekosten van de straathandelaren. Uit jurisprudentie van de Afdeling bestuursrecht van de Raad van State blijkt dat het reguleren van de concurrentieverhoudingen niet als een huishoudelijk belang van de gemeente wordt aangemerkt. Hierop wordt door de Afdeling slechts één uitzondering toegestaan, namelijk wanneer het voorzieningenniveau voor de consument in een deel van de gemeente in gevaar komt.
Of er sprake is van een redelijk voorzieningenniveau voor de consument bekijkt de gemeente vanuit de positie van de consument en niet vanuit de positie van winkeliers. Wil een gemeente op basis hiervan een vergunning weigeren dan moet door de plaatselijke winkelier worden aangetoond, mede aan de hand van de boekhouding, dat het voortbestaan van de winkel in gevaar komt (en daarmee ook het voorzieningenniveau voor de consument) als vanaf een standplaats dezelfde goederen aangeboden worden.
4.7 Het geldende bestemmingsplan
Behalve aan de Apv, toetsen we de aanvraag voor een standplaatsvergunning ook aan het bestemmingsplan. Uit jurisprudentie blijkt dat een aanvraag al snel planologisch/ruimtelijk relevant is. Dit heeft te maken met de aard van de bestemming en de omgeving, de duur van de belasting, de frequentie, de aard van de activiteit en de mogelijk nadelige planologische gevolgen. Op dit moment is geen regeling opgenomen en dus blijkt dat op basis van het huidige bestemmingsplan er geen standplaatsvergunningen verleend kunnen worden.
Nadat voorliggend beleid in werking is getreden, zal een en ander in een zogenaamd paraplubestemmingsplan – specifiek voor het vastleggen van de standplaatsen – worden uitgewerkt. Een zogenaamd parapluplan is een partiële herziening van meerdere bestemmingsplannen. Op één of meer aspecten worden diverse bestemmingsplannen met een paraplubestemmingsplan aangepast of aangevuld, voor het overige blijven de desbetreffende bestemmingsplannen van kracht.
Een standplaatshouder moet naast de eisen vanuit de Apv, voldoen aan andere wetgeving. Deze wetgeving stelt vanuit andere motieven eisen aan de standplaatshouder. De toelichting op de belangrijkste wetten is hieronder beschreven.
De Warenwet stelt regels in het belang van volksgezondheid, eerlijkheid in handel en goede voorlichting. De Warenwet geldt ook voor het drijven van handel vanaf een standplaats. Doordat deze vorm van handel enkele specifieke kenmerken heeft, heeft het Hoofdbedrijfschap Detailhandel de “handreiking voedselveiligheid ”Ambulante Handel” in 2014 uitgebracht.
De Wet milieubeheer beschermt een omgeving tegen inrichtingen die hinder en/of overlast veroorzaken. Als vanuit een mobiel verkooppunt wordt gebakken, kunnen er vanuit het Activiteitenbesluit milieueisen worden gesteld. Deze eisen hebben betrekking op het bereiden van voedsel maar ook op afvalwater en stankoverlast.
De Winkeltijdenwet is van toepassing op standplaatsen, (artikel 2, lid 2 van genoemde wet). Op basis van deze wet mag een standplaats op maandag tot en met zaterdag (niet zijnde feestdagen) tussen 06.00 – 22.00 uur worden ingenomen. Hiervan kan worden afgeweken voor zover de gemeente dat in een aparte verordening heeft bepaald, de Winkeltijdenverordening.
Hoofdstuk 5. Beleidskeuzes standplaatsen
5.1 Motivering c.q. verantwoording van de beleidskeuzes
5.1.1. Bepalen ambities en uitgangspunten
In deze fase zijn ambities en uitgangspunten van de gemeente en belanghebbenden geïnventariseerd. Ambities kunnen bijvoorbeeld te maken hebben met het streven naar een zo goed mogelijk voorzieningenniveau voor de consument en naar een goed investeringsklimaat voor ondernemers. Het gaat bijvoorbeeld om de relatie met overige voorzieningen. Op welke manier leveren standplaatsen de grootste bijdrage aan het voorzieningenniveau. Mede op basis van de analyse van de huidige situatie is het maximum aantal standplaatsen vastgesteld.
5.1.2 Bepalen aantal standplaatsen
De kwantitatieve behoefte aan standplaatsen is zo goed mogelijk bepaald op basis van het aantal inwoners, de ambities van belanghebbenden en de marktruimte. Dit heeft geresulteerd in een overzicht met daarin het aantal (en type) standplaatsen per kern. Daarbij zijn een aantal afwegingen gemaakt:
Het uiteindelijke maximumstelsel is vervolgens uitgewerkt in de beleidsregels.
5.1.3 Bepalen locaties voor vaste standplaatsen
Rekening houdend met het maximum aantal standplaatsen zijn de toegestane locaties voor standplaatsen vastgesteld. Hierbij zijn de ambities en uitgangspunten vertaald in ruimtelijke randvoorwaarden waaraan de locaties voor standplaatsen moeten voldoen. Hierbij kan gedacht worden aan bereikbaarheidskenmerken, ligging in het verzorgingsgebied en ligging ten opzichte van winkels of overige publieksfuncties.
5.1.4 Standplaatsen in dorpskernen en bij winkelcentra
Standplaatsen in dorpskernen en bij winkelcentra vormen een waardevolle aanvulling op het voorzieningenniveau. Vanuit het oogpunt van openbare orde, bereikbaarheid en openbare veiligheid betreffen dit eveneens geschikte locaties. Ook is op deze locaties de ruimtelijke uitstraling vooralsnog geen belemmering.
De wijken Landweert, Veltum en Brukske
In deze wijken vormt de woonbeleving een belangrijk uitgangspunt. Het is van belang het aantal standplaatsen te beperken en de locatie zorgvuldig te kiezen. Dit vanwege de mogelijke verkeersoverlast, stankoverlast en dergelijke.
De dorpskernen Castenray, Oostrum, Wanssum en Ysselsteyn
Er is een beperkt detailhandelsaanbod met één supermarkt en enkele winkels met niet-dagelijkse goederen. Vaak is in kleinere kernen waar onvoldoende draagvlak is voor een (bepaald type) winkel, een standplaats wel haalbaar. Het pleit er voor om hier met zorg om te gaan met het verkoopassortiment dat de standplaats voert. Dit moet een aanvulling zijn op de bestaande winkels zonder dat het voorzieningsniveau in gevaar komt.
Standplaatsen op bedrijventerreinen
Op dergelijke locaties is geen concurrentie met de huidige detailhandel, maar om wildgroei tegen te gaan is het goed om hier terughoudend mee om te gaan.
Standplaatsen aan doorgaande wegen
Aan doorgaande wegen vormt met name de verkeersveiligheid een belangrijk aandachtspunt. De beperkte beschikbaarheid van parkeerplaatsen en een druk bezoek aan de standplaats kunnen aan doorgaande wegen relatief snel tot verkeersonveilige situaties leiden. Standplaatsen aan doorgaande wegen zijn daarom als onwenselijk te beschouwen.
Standplaatsen tijdens een evenement
Tijdens een groter evenement kunnen standplaatsen binnen de kern waar dat evenement plaatsvindt tot extra overlast leiden. Dit kan betekenen dat de standplaatslocatie niet kan worden ingenomen tijdens een dergelijk evenement. De mogelijkheid dat een standplaatshouder integreert in de vergunningsaanvraag voor een evenement moet blijven. Het is dan aan de standplaatshouder en de evenementenorganisatie die de evenementenvergunning aanvraagt om hierover afspraken te maken en te zorgen dat de standplaatslocatie tijdens dat evenement op de aanvraag wordt vermeld.
5.1.5 Uitwerking branches, locaties en randvoorwaarden
Per standplaatslocatie is een uitwerking van de toegestane branches en het aantal dagen plaatsen per dag per locatie gemaakt.
5.2 Standplaatsen op openbaar particulier terrein
Er worden niet alleen op gemeentegrond standplaatsen aangevraagd. Er zijn ook standplaatshouders die een plek innemen op het terrein van een particulier. Ook hier moet een vergunning voor worden aangevraagd en de eigenaar van de grond moet toestemming geven. Het gaat dan vaak om openbare terreinen, zoals parkeerplaatsen bij winkelcentra of bedrijven- / industriegebieden.
Het mobiele karakter van een standplaats betekent dat de plaats dagelijks door verschillende objecten kan worden ingenomen en weer wordt verlaten. Dit is belangrijk naast de openbare orde en veiligheid, de openbare ruimte beschikbaar te houden voor andere functies, en om te voorkomen dat een standplaats in de loop der tijd een permanent karakter krijgt.
De standplaatshouder kan maximaal één uur van tevoren zijn standplaats opbouwen en inrichten en is verplicht één uur na het beëindigen van de verkoop, zijn standplaats te hebben ontruimd. Dit is bedoeld om te voorkomen dat er vooral bij de continue standplaatsen permanente bouwwerkjes ontstaan. Voor bouwwerken moeten omgevingsvergunningen aangevraagd worden.
De mobiliteitseis is belangrijk, omdat;
de ruimtelijke invloed en de beleving van het uiterlijk van een mobiele kraam wezenlijk anders is dan die van een vast verkooppunt. Een mobiele standplaats wordt gezien als een ‘kraam’, dit wil zeggen een tijdelijk verschijnsel in de openbare ruimte. Een vast verkooppunt zoal bij een kiosk heeft een permanente uitstraling en wordt ervaren als een bouwwerk. Er is dan geen sprake meer van openbare ruimte, maar van geprivatiseerde ruimte.
de ervaring leert dat een standplaats die niet aan de mobiliteitseisen hoeft te voldoen vaak in de loop der tijd een permanenter uiterlijk krijgt. Zo worden bijvoorbeeld de wielen weggewerkt, de luifel uitgebreid tot overdekt terras, een gedeelte van de apparatuur of opslag naar buiten verplaatst, permanente nutsvoorzieningen aangesloten, uitbouwen gerealiseerd, et cetera.
Een uitzondering op de mobiliteit vormen oliebollenkramen in het winterseizoen.
Met uitzondering van de maandag (weekmarkt) mag de oliebollenkraam op het Henseniusplein zijn verkoopwagen, voor de vergunde periode, laten staan.
Op bedrijven-/industrieterreinen, indien het een openbaar particulier terrein betreft, mogen standplaatshouders hun verkoopwagen laten staan, aangezien er meestal geen woningen in de buurt zijn en ze daarom geen directe overlast voor de omwonenden veroorzaken. Ook zijn deze gebieden rustige gebieden waar niet veel gebeurt in de openbare ruimte.
Wel moeten we toezien op het feit dat er geen aanbouw plaatsvindt of dat het verkoopmiddel verandert in een vast bouwwerk. De verkoopwagen op zich moet wel mobiel en eenvoudig verplaatsbaar zijn. Vaste bouwwerken vallen niet onder het Beleidsregels standplaatsen gemeente Venray maar onder de Omgevingswet.
5.4 Verdeling van schaarse vergunningen
De Europese Dienstrichtenlijn staat niet langer toe om voor een standplaats een vergunning voor onbepaalde duur te verlenen of stilzwijgend te verlengen. In de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van 2 november 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:2927) is dit aangehaald als onwenselijk. Voor schaarse vergunningen dus ook voor standplaatsvergunningen moeten potentiële gegadigden gelijke kansen krijgen om in een transparante procedure mee te dingen naar een dergelijke vergunning. In een gemeentelijk verordening mogen beperkingen worden gesteld aan de mededinging, maar die mag daarmee niet volledig worden uitgesloten.
Dit blijkt onder meer uit de conclusie in de uitspraak 201406676/2/A3 van 25 mei 2016, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Bestuursorganen moeten daarbij een "passende mate van openbaarheid" garanderen. In de praktijk betekent dat:
Tijdig voorafgaand aan de start van de aanvraagprocedure moet het bestuur duidelijkheid scheppen door informatie over deze aspecten bekend te maken via een zodanig medium dat potentiële gegadigden daarvan kennis kunnen nemen.
In het kader van schaarse vergunningen wordt onderscheid gemaakt tussen twee soorten schaarsten. Dit is ten eerste schaarste als gevolg van een beperkt aantal beschikbare natuurlijke hulpbronnen of de bruikbare technische mogelijkheden en ten tweede beleidsmatige schaarste. Hieronder zullen we nader ingaan op dit onderscheid
1. Schaarste door beperkte bronnen en mogelijkheden
Artikel 12 van de Dienstenrichtlijn (artikel 33 lid 4 en 5 Dienstenwet) schrijft een specifieke regeling voor in gevallen waarin het aantal vergunningen beperkt is vanwege schaarste van de beschikbare natuurlijke hulpbronnen of de bruikbare technische mogelijkheden. Bij de verlening van deze (beperkte hoeveelheid) vergunningen dient een specifieke selectieprocedure te worden vastgesteld die alle waarborgen biedt voor onpartijdigheid en transparantie (artikel 12 lid 2 Dienstenrichtlijn).
Daarnaast kan het aantal te verlenen vergunningen ook beperkt worden om beleidsmatige redenen. Bijvoorbeeld een beperkt aantal vergunningen dat binnen een bepaald gebied wordt verleend aan exploitanten van coffeeshops. Ook een maximaal aantal evenementen dat per tijdsperiode in een gemeente mag worden georganiseerd, is een voorbeeld. In dit geval zijn in de eerste plaats de algemene voorschriften zoals neergelegd in artikel 10 (vergunningsvoorwaarden), 11 (vergunningsduur) en 13 (vergunningsprocedure) van de Dienstenrichtlijn van toepassing.
In het geval van een standplaatsvergunning kan het zowel gaan om schaarste van de beschikbare natuurlijke hulpbronnen of de bruikbare technische mogelijkheden (ad 1). Er zijn bijvoorbeeld maar een x-aantal plaatsen voor marktkramen per week beschikbaar. Ook kan de gemeente om beleidsmatige redenen het aantal standplaatsvergunningen beperken (ad 2). De gemeente wil bijvoorbeeld om openbare orde redenen niet op iedere hoek van de straat een snackkar. Als sprake is van optie 1, dan moet de gemeente artikel 12 van de Dienstenrichtlijn toepassen. Komt de gemeente tot de conclusie dat zij om beleidsmatige redenen het aantal vergunningen wil beperken, zoals in optie 2, dan zijn de artikelen 10, 11 en 13 Dienstenrichtlijn van toepassing.
In de praktijk zou ook sprake kunnen zijn van een samenloop van optie 1 en 2: er zijn zowel beperkte hulpbronnen waardoor een vergunning schaars is, daarnaast kan de overheid bepalen hoeveel vergunningen ze uiteindelijk verlenen.
De in dit beleid gekozen methodiek van toewijzing van de vergunningen in gevallen waarbij er meer aanvragen dan beschikbare vergunningen is loting. Bij meer dan één gegadigde voor een standplaatsvergunning op een bepaalde locatie wordt via loting, in aanwezigheid van meerdere ambtenaren, de standplaats toegewezen. Een transparante en neutrale manier waarbij het speelveld van elke ondernemer hetzelfde is. In de beleidsregels standplaatsen gemeente Venray is de wijze waarop de loting wordt toegepast, verder uitgewerkt.