Organisatie | Opsterland |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Opsterland houdende regels omtrent leerlingenvervoer Beleidsregels leerlingenvervoer Opsterland 2019 |
Citeertitel | Beleidsregels leerlingenvervoer Opsterland 2019 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | onderwijs |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
13-04-2019 | 26-03-2019 | nieuwe regeling | 26-03-2019 | 2019-03215 |
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Opsterland;
gelet op de Verordening leerlingenvervoer Opsterland 2015, zoals vastgesteld door de raad bij besluit van 29 juni 2015;
overwegende dat het college bij de uitvoering van de Verordening leerlingenvervoer de volgende uitgangspunten hanteert:
overwegende dat het college de zelfredzaamheid in het reizen van leerlingen wil vergroten en hij daarbij het volgende beleid hanteert:
de gemeente Opsterland wil stimuleren dat leerlingen dichtbij huis naar school gaan. Om dit te stimuleren wordt bij de beoordeling van een aanvraag leerlingenvervoer slechts een vergoeding toegekend naar de dichtstbijzijnde voor de leerling toegankelijke school. Dit kan ook een school zijn die in een ander samenwerkingsverband staat, omdat de school in het samenwerkingsverband niet de dichtstbijzijnde toegankelijke school is;
de gemeente onderzoekt met ouders en scholen wat de leerling nodig heeft om zelfstandiger te kunnen reizen. Met als doel om helder te krijgen wat de mogelijkheden en onmogelijkheden van de leerling zijn op het gebied van zelfstandiger reizen, kan door de gemeente contact worden opgenomen met de school die de leerling bezoekt om informatie op te vragen. Ook kunnen ouders en leerling in dit kader worden uitgenodigd voor een vervoersgesprek. Ouders worden gestimuleerd en gemotiveerd om met hun kind te oefenen, hun kind te (laten) begeleiden bij het zelfstandig reizen. Daarnaast faciliteert en ondersteunt de gemeente zo nodig en zo mogelijk bij het leerproces;
overwegende dat de gemeente Opsterland wil investeren in andere vervoersmodaliteiten. De gemeente ziet het verstrekken van een vergoeding voor aangepast vervoer niet als vanzelfsprekend. Door middel van gesprekken worden ouders gemotiveerd om hun kind op een meer zelfstandige wijze te laten reizen. De verordening biedt bovendien ruimte om een passende voorziening aan te bieden die goedkoper is dan de bekostiging van de vervoerskosten. Dit kan bijvoorbeeld een vergoeding zijn voor een driewielfiets, handbike, aankoppelfiets, tandem, elektrische rolstoel of een andere voorziening;
overwegende dat de gemeente Opsterland zoekt naar een maatwerkoplossing. Dit kan betekenen dat strikt formeel een leerling geen recht heeft op een vergoeding van het aangepaste vervoer, maar er omwille van gezinsomstandigheden, onzekerheden bij de leerling of nog onvoldoende vertrouwen om zelfstandig te reizen tijdelijk toch een vergoeding voor aangepast vervoer wordt verstrekt;
overwegende dat de gemeente het eigen initiatief van ouders wil stimuleren door van ouders te vragen om ook zelf bij te dragen in het vervoer van hun kind. Dit doen we in alle redelijkheid. We stimuleren o.a. het contact tussen ouders onderling;
besluit vast te stellen: Beleidsregels leerlingenvervoer Opsterland 2019.
Punt 2 Onderwijs voor hoogbegaafden (artikel 1, sub o)
De gemeente Opsterland ziet het onderwijs voor hoogbegaafde leerlingen als regulier basisonderwijs. Bekostiging van leerlingenvervoer voor een hoogbegaafde leerling kan alleen plaatsvinden bij een cumulatie van problemen. Het is dan aan de ouders om te onderbouwen dat er sprake is van bijzondere omstandigheden en zij daarom aanspraak doen op een vergoeding op grond van de hardheidsclausule.
Punt 5 Halte openbaar vervoer ontbreekt (artikelen 12, lid1, sub b, 20, lid 1, sub b en 24)
In een plattelandsgemeente zoals Opsterland kan het gebeuren dat openbaar vervoer op bepaalde plekken geheel ontbreekt of zo weinig frequent rijdt dat leerlingen daar geen gebruik van kunnen maken. Ook kan het voorkomen dat de afstand tussen huis en de bushalte meer dan twee kilometer bedraagt. In deze gevallen kunnen ouders van een leerling, afhankelijk van de persoonlijke omstandigheden, in aanmerking komen voor aangepast leerlingenvervoer, tenzij de leerling in staat wordt geacht met de fiets naar school te gaan.
Punt 6 Stagevervoer (artikel 1, sub p en artikel 3)
Een stage kan deel uitmaken van het onderwijsprogramma van scholen voor voortgezet onderwijs en voortgezet speciaal onderwijs. Wanneer de stage is opgenomen in de schoolgids is het stageadres aan te merken als ‘school’. Komt de leerling in aanmerking voor een vervoersvoorziening naar de school waar hij staat ingeschreven, dan bestaat er in beginsel ook aanspraak op leerlingenvervoer naar het stageadres.
Punt 9 Berekening vergoedingen (artikel 1, sub s)
De vergoedingen genoemd in lid 2 en 3 worden per kwartaal uitbetaald op basis van een door de ouders ingediende declaratie. In overleg met de ouders kan gekozen worden voor een andere wijze van uitbetaling. Declaraties over het afgelopen schooljaar kunnen tot maximaal 1 oktober van hetzelfde jaar worden ingediend.
Punt 10 Aangepast vervoer (artikelen 12, lid 1, sub c, 20, lid 1, sub c en artikel 24)
De Verordening leerlingenvervoer geeft criteria om voor een vergoeding van het aangepast vervoer in aanmerking te komen. Eén van de criteria is dat door de ouders kan worden aangetoond dat begeleiding van de leerling door henzelf of anderen onmogelijk is of tot ernstige benadeling van het gezin zal leiden en een andere oplossing niet mogelijk is.
Onder ernstige benadeling van het gezin verstaat het college in ieder geval een situatie waarbij:
het een één oudergezin betreft waarin nog een kind jonger dan 9 jaar is, dat nog niet zelfstandig naar school kan gaan, waarbij de ouder werkt of een opleiding volgt, die moet leiden tot het vinden van werk aanpassing van de werk- of lestijden het onmogelijk maken het kind te begeleiden. Dit wordt aangetoond door middel van een verklaring, net als het feit dat anderen hierbij niet behulpzaam kunnen zijn;
in een één oudergezin een kind aanwezig is, die door een medische aandoening extra zorg van de ouder nodig heeft en anderen hierbij niet behulpzaam kunnen zijn. Dit wordt door een medische deskundige vastgesteld. De ouder overlegt hiervoor een medische verklaring, waar de medische aandoening en de extra zorg die dit vraagt van de ouder uit blijkt en indien nodig kan de gemeente een onafhankelijk medisch advies opvragen;
Punt 11 Handicap (artikelen 11, lid 1, sub b, 12, lid 1, sub d, 15 lid 4, 19 lid 1, 20, lid 1, sub d, 23 en 24)
In sommige gevallen bepaalt de mate van de handicap en de aanwezige reisbeperkingen of er recht bestaat op een vervoersvoorziening leerlingenvervoer en zo ja in welke vorm de vergoeding wordt verstrekt. Er is onderscheid te maken in een structurele of een tijdelijke handicap. Het college vergoedt alleen de vervoerskosten van structureel gehandicapte kinderen. Hiertoe dient een medische onderbouwing aangeleverd te worden, opgesteld door bijvoorbeeld een arts/medisch specialist, (ortho)pedagoog, psycholoog of kinderpsychiater.
Wanneer in de verordening gesproken wordt over een handicap, wordt daarmee altijd een structurele handicap bedoeld. Wanneer een leerling vanwege herstel of revalidatie langer dan 3 maanden afhankelijk is van rolstoel of krukken, kan er een beroep worden gedaan op het leerlingenvervoer. Het college kan een vervoersvoorziening toekennen voor de duur van het herstel of de revalidatie.
Wanneer blijkt dat een leerling door zijn wangedrag niet zelfstandig gebruik kan maken van een vervoersvoorziening, kan het college besluiten de vervoerskosten van een begeleider te bekostigen. Ouders zijn in dat geval in beginsel verantwoordelijk voor het organiseren van de begeleiding voor de leerling.
Punt 13 Crisisplaatsing (artikel 1, sub u)
Kinderen kunnen om verschillende redenen uit huis worden geplaatst. Onder crisisplaatsing verstaan we een plotselinge uithuisplaatsing van een kind in een pleeggezin of gezinsvervangend tehuis. Deze plaatsing is van tijdelijke aard en heeft tot doel om de leerling zo snel mogelijk (bij voorkeur binnen 6 weken) terug te plaatsen in het ouderlijk huis dan wel in een andere definitieve huisvesting onder te brengen.
Als een leerling die gebruik maakt van het leerlingenvervoer via een crisisplaatsing tijdelijk naar een andere gemeente verhuist en hij blijft zijn oude school bezoeken, dan wordt het leerlingenvervoer door de nieuwe gemeente uitgevoerd, maar betaalt de gemeente Opsterland nog 6 weken dit vervoer. Als de leerling vóór de crisisplaatsing geen vergoeding ontving en naar dezelfde school blijft gaan, waardoor nu wel recht op vergoeding ontstaat, wordt het vervoer betaald door de nieuwe gemeente.
Punt 14 Drempelbedrag (artikel 15, lid 1)
Het drempelbedrag wordt berekend op basis van kosten voor het openbaar vervoer. Voor leerlingen in het basisonderwijs bedraagt het drempelbedrag €530. Voor leerlingen in het speciaal onderwijs bedraagt het drempelbedrag €323. Het drempelbedrag wordt jaarlijks geïndexeerd op basis van de sterabonnementen.