Organisatie | Buren |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Treasurystatuut gemeente Buren 2018 |
Citeertitel | Treasurystatuut gemeente Buren 2018 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
28-03-2019 | 01-10-2018 | Nieuw | 05-03-2019 |
Dit nieuwe Treasurystatuut betreffen aanpassingen in verband met de nieuwe organisatiestructuur per 1 oktober 2018. Vanaf deze datum is een nieuwe organisatiestructuur ingevoerd. De gemeente Buren heeft nu een organisatiestructuur met 8 teams met een teammanager als leidinggevende. Daarmee is een managementlaag (de teamleiders) verdwenen uit onze organisatie. De aanpassingen in het treasurystatuut zijn gedaan op de punten verantwoordelijkheden (artikel 15) en bevoegdheden (artikel 16).
De wijzigingen op de Wet Fido (wet financiering decentrale overheden) zijn eind 2013 ingegaan. Hierin is het verplicht schatkistbankieren opgenomen voor decentrale overheden. Met het schatkistbankieren worden decentrale overheden vanaf 13 december 2013 verplicht hun overtollige middelen aan te houden bij het ministerie van Financiën. De belangrijkste uitzonderingen zijn hierop het drempelbedrag dat mag worden aangehouden op de eigen rekening-courant (0,75% van het begrotingstotaal) en het onderling uitlenen tussen decentrale overheden indien er tussen beide partijen geen toezichtrelatie is.
Op basis van de Wet Fido heeft de gemeente Buren in 2001 twee instrumenten op het gebied van treasury ingevoerd. Dit zijn het treasurystatuut en het onderdeel treasury in de financieringsparagraaf van de jaarrekening en de begroting. Het treasurystatuut is een regeling voor het beheren van de 'treasures', de schatten, het geld van de gemeente. Het gaat om de beheersing, door besturing en bewaking, van financiële posities (voorraadgrootheden) en de aan deze posities en stromen verbonden kosten en risico's. Het treasurystatuut maakt objectieve en heldere verantwoording vooraf en achteraf mogelijk.
Het treasurystatuut van Buren is hiermee aangepast aan deze nieuwe wettelijke kaders. Daarnaast zijn waar nodig verantwoordelijkheden en bevoegdheden binnen onze organisatie aangepast aan de wijzigingen in de bedrijfsvoering.
In 2019 staat gepland dat de uitgangspunten in het statuut volgens de 4-jaarlijkse cyclus zo nodig worden geactualiseerd.
De wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd:
Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving):
Het treasurystatuut 2018 bestaat uit achttien artikelen. In de artikelen zijn een aantal vaktechnische termen gebruikt. In het eerste artikel worden deze termen nader verklaard.
Het treasurystatuut bestaat uit de verschillende deelgebieden van treasury: risicobeheer, gemeentefinanciering en kasbeheer.
Daarna komen de administratieve organisatie en interne controle van de treasuryfunctie aan de orde. Het accent ligt hierbij op een eenduidige verdeling van de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden. Deze verdeling is afgestemd op de werkwijze van het Team Advies. Ook leggen we de uitgangspunten vast voor de informatievoorziening.
Tenslotte worden in de Memorie van Toelichting verschillende artikelen toegelicht.
De uitgangspunten van treasury elke vier jaar door de raad vastgesteld in artikel 11 van de financiële verordening van de gemeente Buren. De wettelijke grondslag voor deze verordening is artikel 212 van de Gemeentewet.
Ook neemt de gemeente jaarlijks een paragraaf Financiering op in zowel de begroting als in de jaarrekening. De nadruk in de paragraaf Financiering ligt voornamelijk op het verschaffen van inzicht in de wijze waarop aan de treasuryfunctie uitvoering wordt gegeven.
Vorig jaar is het Treasurystatuut al aangepast vanwege de wetswijzigingen in de Wet Fido en de Wet Hof. Nu worden de uitgangspunten van het statuut opnieuw vastgesteld volgens de regel uit financiële verordening.
De wijzigingen in het Treasurystatuut 2018 ten opzichte van het Treasurystatuut 2015:
In het treasurystatuut zijn wijzigingen doorgevoerd. Dit zijn wijzigingen in de verantwoordelijk-heden en bevoegdheden.
De raad van de gemeente Buren;
Gelet op het voorstel van het college van burgemeesters en wethouders;
In dit statuut wordt verstaan onder:
Geldstromenbeheer Alle activiteiten die nodig zijn om gelden over te maken zowel binnen de organisatie zelf als tussen de organisatie en derden (betalingsverkeer); Door middel van geldstromenbeheer proberen we een gelijkmatig patroon van betalingen en ontvangsten te creëren met zo minimaal mogelijke kosten.
Kasgeldlening Kortlopende lening van meestal 1,2,3 maanden en maximaal 12 maanden waarbij de rente gedurende de looptijd vast staat.Teruggeplaatst van "http://www.wr.nl/wiki/index.php/Kasgeldlening"
Kasgeldlimiet Het gaat bij de kasgeldlimiet om het beperken van de renterisico’s op de korte schuld (netto vlottende schuld). Daarom wordt de kasgeldlimiet gekoppeld aan het begrotingstotaal (= de totale lasten van de begroting). De kasgeldlimiet voor de gemeente Buren is 8,5% van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar, conform de uitvoeringsregeling Financiering decentrale overheden’. De totale kortlopende schuld van een gemeente mag niet boven dit grensbedrag komen.
Onderhandse lening Een lening waarbij een geldnemer geld leent van één of enkele geldgevers. De verschillende partijen maken zelf in onderling overleg de afspraken.
Artikel 2. Doelstellingen van het treasurystatuut
Het treasurystatuut heeft tot doel een formeel kader te scheppen voor de financierings- en beleggingsactiviteiten van de gemeente Buren. In het statuut moeten de 4 elementen sturen, beheersen, verantwoorden en toezicht houden in hun samenhang duidelijkheid en transparantie garanderen. De treasuryfunctie van de gemeente dient tot:
Artikel 3. Uitgangspunten risicobeheer
Met betrekking tot risicobeheer gelden de volgende algemene uitgangspunten:
De gemeente mag leningen en/of garanties uitsluitend verstrekken wegens de “publieke taak”. Voor het overige houdt de gemeente haar overtollige liquide middelen in ’s Rijks schatkist aan. De middelen die een openbaar lichaam in ’s Rijks schatkist aanhoudt, blijven beschikbaar voor de uitoefening van de publieke taak.
De gemeente kan leningen verstrekken aan andere openbare lichamen, met dien verstan- de dat openbare lichamen geen leningen kunnen verstrekken aan openbare lichamen ten aanzien waarvan zij met het financiële toezicht zijn belast. Bij regeling van Onze Ministers worden hieraan met betrekking tot deze leningen nadere regels gesteld. Daarbij kunnen bepaalde middelen worden uitgezonderd van de verplichting deze aan te houden in ’s Rijks schatkist.
Doordat het uitzetten van middelen alleen nog mogelijk is in de schatkist van het rijk of bij lagere Nederlandse overheden en overheidsinstanties, zoals gemeenschappelijke regelingen en gemeentelijke diensten, doen zich geen koersrisico’s voor.
Bij het aantrekken van financieringen voor een periode van één jaar en langer gelden de volgende uitgangspunten:
Financieringen worden uitsluitend aangetrokken bij financiële instellingen die gevestigd zijn in een lidstaat die tenminste beschikt over een AA-rating, afgegeven door een gezaghebbend ratingbureau. Bovendien dient de geldgever ingeschreven te staan in het vergunningenregister van de Autoriteit Financiële Markten (AFM) in Nederland.
Artikel 10. Langlopende uitzettingen
Voor het uitzetten van middelen zijn de volgende richtlijnen en limieten van toepassing:
Middelen worden uitsluitend uitgezet ten behoeve van de uitoefening van de publieke taak. Het college motiveert in zijn besluit het openbaar belang van een dergelijke uitzetting van middelen en bedingt indien mogelijk en zo nodig voldoende zekerheden. Alvorens dit besluit door het college wordt genomen, moet de gemeenteraad vooraf in de gelegenheid worden gegeven zijn wensen en bedenkingen te uiten.
Uitzettingen waarbij uitsluitend de hoofdsom of de hoofdsom vermeerderd met een percentage lager dan de dag-depositorente is gegarandeerd zijn mogelijk. Alvorens dit besluit door het college wordt genomen, moet de gemeenteraad, in die gevallen waarin de uitvoering van dit besluit ingrijpende gevolgen kan hebben voor de gemeente, de gelegenheid hebben gehad om zijn wensen en bedenkingen te uiten.
Artikel 13. Saldo- en liquiditeitenbeheer
Voor het saldobeheer en het liquiditeitenbeheer gelden de volgende specifieke richtlijnen:
De gemeente vraagt offertes op bij minimaal 2 instellingen alvorens middelen worden aangetrokken met:
- een looptijd langer dan drie maanden maar korter dan één jaar en;
- bij bedragen van € 2.500.000, - en hoger;
Deze offertes worden door de gemeente schriftelijk vastgelegd.
Daarnaast worden opdrachtbevestigingen van alle leningen met een looptijd korter dan 1 jaar opgevraagd en vastgelegd.
6 Administratieve organisatie en interne controle
Artikel 14. Uitgangspunten administratieve organisatie en interne controle
In het kader van de treasuryfunctie gelden de volgende algemene uitgangspunten op het gebied van administratieve organisatie en interne controle.
Bij de uit te voeren treasuryactiviteiten is functiescheiding doorgevoerd met als belangrijkste voorwaarden:
a. iedere transactie wordt door minimaal twee functionarissen geautoriseerd (het vier-ogen-principe);
b. de uitvoering en de controle geschieden door afzonderlijke functionarissen;
c. de uitvoering en de registratie in de financiële administratie geschiedt door afzonderlijke functionarissen;
Artikel 15. Verantwoordelijkheden
De verantwoordelijkheden met betrekking tot de treasuryfunctie van de gemeente staan in onderstaande tabel gedefinieerd.
In onderstaande tabel staan bevoegdheden, na besluitvorming door het gemeentebestuur, met betrekking tot treasuryactiviteiten weergegeven evenals de daarbij benodigde autorisatie.
Artikel 17. Informatievoorziening
Met betrekking tot de treasuryactiviteiten dient tenminste de in de hierna volgende tabel opgenomen informatie te worden verstrekt door de betreffende functionarissen:
Artikel 18. Inwerkingtreding en slotbepaling.
Dit treasurystatuut treedt in werking met ingang van de publicatiedatum na de vaststelling door de raad.
Op de datum van het in werking treden van het Treasurystatuut 2018 vervalt het Treasurystatuut 2015.
Dit treasurystatuut kan worden aangehaald als “Treasurystatuut 2018”.
Besloten in de openbare vergadering van de gemeenteraad van Buren op 5 maart 2019.
In dit treasurystatuut wordt het treasurybeleid van de gemeente op hoofdlijnen vastgelegd. Dat gebeurt in de eerste plaats door het aangeven van de doelstellingen van de treasuryfunctie (in artikel 2). Vervolgens geeft het bestuur in het statuut aan binnen welke richtlijnen en limieten de doelstellingen dienen te worden gerealiseerd. Een richtlijn is een bindend voorschrift voor een handelswijze die gevolgd moet worden en een limiet is een type richtlijn die een uiterste grens aangeeft. Een belangrijk deel van de limieten en richtlijnen is bepaald door de Wet Fido. Middels de limieten en richtlijnen wordt het “risicoprofiel” van de gemeente bepaald waarbinnen de treasuryactiviteiten dienen te worden uitgevoerd.
De paragraaf financieringin de begroting geeft de beleidsplannen voor de treasuryfunctie voor de komende jaren en in het bijzonder voor het eerstkomende jaar weer. Het bevat onder meer gegevens over de algemene ontwikkelingen en de concrete beleidsplannen binnen de kaders van het statuut. Het gaat hierbij vooral om de plannen voor het risicobeheer, de gemeentefinanciering (analyse financieringspositie, leningen- en garantieportefeuille en uitzettingsportefeuille) en het kasbeheer. Uit de toelichting zal moeten blijken dat de plannen binnen de kaders van de Wet Fido en het treasurystatuut blijven. De treasuryparagraaf in het jaarverslag geeft in het bijzonder een verschillenanalyse tussen de beleidsplannen zoals deze zijn opgenomen in de begroting en de realisatie hiervan.
Art. 2 lid 1: Openbare lichamen kunnen uitsluitend ten behoeve van de uitoefening van de publieke taak leningen aangaan, middelen uitzetten of garantie verlenen. Voor het overige houden zij hun liquide middelen in ’s Rijks schatkist aan.
Art. 2 lid 2: De middelen die een openbaar lichaam in ’s Rijks schatkist aanhoudt, blijven beschikbaar voor de uitoefening van de publieke taak.
Art. 2 lid 3: In afwijking van het eerste lid kunnen openbare lichamen hun liquide middelen in de vorm van leningen uitzetten bij openbare lichamen, met dien verstande dat openbare lichamen geen leningen kunnen verstrekken aan openbare lichamen ten aanzien waarvan zij met het financiële toezicht zijn belast. Bij de regeling van Onze Ministers worden met betrekking tot deze leningen nadere regels gesteld.
Art. 2 lid 4: Bij regeling van Onze Ministers kunnen bepaalde middelen uitgezonderd worden van de verplichting deze aan te houden in ’s Rijks schatkist.
Art. 2a lid1: Openbare lichamen kunnen geldleningen slechts aangaan en verstrekken, dan wel de nakoming van uit geldleningen, voortvloeiende verplichtingen ten aanzien van de betaling van rente en aflossing slechts garanderen, indien de geldleningen voldoen aan de daarvoor bij algemene maatregel van bestuur te stellen regels.
Art. 2a lid 2: Openbare lichamen kunnen derivaten hanteren of de ingevolgde artikel 2, vierde lid, uitgezonderde middelen uitzetten indien deze derivaten of uitzettingen een prudent karakter hebben en niet zijn gericht op het genereren van inkomen door het lopen van overmatig risico. Bij regeling van Onze Ministers worden ter zake van de uitvoering van dit lid nadere regels gesteld.
Art. 2a lid 3: Openbare lichamen sluiten ten gunste van personeel of politieke ambtsdragers geen contracten met betrekking tot hypothecaire leningen of garanties op de verstrekking van hypothecaire leningen door financiële middelen.
Art. 2b lid 1: Openbare lichamen ontvangen rente over de liquide middelen die zij in ’s Rijks schatkist aanhouden. De rente kan niet negatief zijn.
Art. 2b lid 2: Openbare lichamen hebben een rekening-courantovereenkomst met de Staat der Nederlanden (rekening-courant Ministerie van Financiën), welke van rechtswege tot stand komt op de dag dat deze overeenkomst is ontvangen door het desbetreffende openbaar lichaam. De overeenkomst luidt overeenkomstig de modelovereenkomst die na overleg met Onze Ministers door Onze Minister van Financiën wordt vastgesteld.
Art. 2b lid 3: Onze Minister van Financiën kan na overleg met Onze Ministers regels stellen ten aanzien van de uitvoering van dit artikel.
Art.II lid 1: Deze wet heeft geen gevolgen voor de middelen die openbare lichamen voor 4 juni 2012 18.00 uur hebben uitgezet met een looptijd die eindigt na de datum van inwerkingtreding van deze wet. Ten aanzien van deze middelen blijven de regels gelden die van toepassing waren op het moment dat zij werden uitgezet tot het moment waarop de looptijd eindigt of zoveel eerder als zijn worden geliquideerd voordat de looptijd eindigt.
Art II lid 2: Openbare lichamen zetten hun liquide middelen op een zodanige wijze uit dat zij uiterlijk op 31 december 2013 beschikbaar zijn om in de schatkist van het Rijk aangehouden te kunnen worden.
Bijlage 2. de Regeling schatkistbankieren decentrale overheden
De regeling bevat de uitwerking van artikel 2, vierde lid, en artikel 2b, tweede en derde lid van de Wet Fido. Deze artikelen betreffen de verplichting voor decentrale overheden om mee te mogen doen aan schatkistbankieren, oftewel, hun overtollige liquide middelen aan te houden in ’s Rijks schatkist.
Artikel 2. De tussenrekening (rekening-courant bij de BNG ten behoeve van schatkistbankieren).
Artikel 3. De rekening-courant (rekening-courant bij het Ministerie van Financiën ten behoeve van schatkistbankieren).
Het vervroegd laten vrijvallen van een deposito is uitsluitend mogelijk indien de middelen, of een deel daarvan, benodigd zijn voor het uitoefenen van de publieke taak bedoeld in artikel 2, eerste lid. Het vervroegd laten vrijvallen gebeurt tegen de actuele marktwaarde, die wordt berekend overeenkomstig de berekening die is opgenomen in bijlage 1 bij de Regeling rekening-courant- en leningenbeheer derden.
Bij de berekening van de rente, bedoeld in dit artikel, worden zowel het jaar als de periode waarop de rente betrekking heeft op het juiste aantal dagen gesteld, resulterend in de formule ‘actual/actual’, indien de overeengekomen rentevast periode minimaal gelijk is aan een jaar en een dag. In de overige gevallen wordt het jaar op 360 dagen gesteld (‘actual/360’).
Artikel 7. Uitgezonderde middelen.
Onverminderd het bepaalde in artikel 6 zijn de middelen die zijn opgenomen in bijlage 2 uitgezonderd van de verplichting om in ’s Rijks schatkist te worden aangehouden.
De Minister van Financiën kan een trekkingsrecht voor derden toestaan op middelen die een openbaar lichaam in ’s Rijks schatkist aanhoudt, mits het openbaar lichaam daartoe een verzoek heeft ingediend en de middelen die het in ’s Rijks schatkist aanhoudt, toereikend zijn.