Organisatie | Opsterland |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Besluit van de burgemeester van de gemeente Opsterland houdende regels omtrent de opiumwet Beleidsregels artikel 13b Opiumwet Opsterland 2018 |
Citeertitel | Beleidsregels artikel 13b Opiumwet Opsterland 2018 |
Vastgesteld door | burgemeester |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Beleidsregels artikel 13b Opiumwet Opsterland 2016.
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
15-11-2018 | nieuwe regeling | 05-11-2018 | 2018-17010 |
Artikel 13B Opiumwet staat ook wel bekend als Wet Damocles en biedt de burgemeester de mogelijkheid om drugspanden tijdelijk te sluiten. Als er sprake is van drugshandel in woningen of zogenaamde ‘lokalen’, kan de burgemeester op basis van de Opiumwet en de Algemene wet bestuursrecht deze woningen of lokalen sluiten. Om deze bevoegdheid toe te passen is het wenselijk om beleidsregels vast te stellen, zodat bij de toepassing van deze bevoegdheid de motivering voldoende onderbouwd is.
In deze beleidsregels staat beschreven onder welke omstandigheden en op welke wijze gebruik wordt gemaakt van het bestuurlijke dwangmiddel bij drugspanden.
Voor de bestuursrechtelijke handhaving van de verboden in de zin van artikel 2 (verbod op aanwezigheid van harddrugs, Lijst I) en artikel 3 (verbod op aanwezigheid van softdrugs, Lijst II) van de Opiumwet, is in die wet artikel 13b opgenomen[1].
Artikel 13b Opiumwet luidt als volgt:
Deze beleidsregel heeft als doel:
Met deze beleidsregel wordt een bijdrage geleverd aan het terugdringen van de criminaliteit die direct of indirect aan drugs is gerelateerd. Ook aan de beheersing van de uit drugsgebruik voortvloeiende risico’s voor de volksgezondheid, alsmede aan het voorkomen van de nadelige effecten van de handel in- en gebruik van drugs op het openbare leven en andere lokale omstandigheden.
[1] Artikel 13b Opiumwet wordt in beginsel niet toegepast in het geval er alleen een kleine hoeveelheid drugs wordt aangetroffen besteed voor eigen gebruik (softdrugs < 5 gram, harddrugs < 0,5 gram).
2 De beleidsregels (handhavingsbeleid artikel 13b Opiumwet)
Deze beleidsregel is van toepassing op de bevoegdheid tot het sluiten van panden door de burgemeester bij verkoop, aflevering of verstrekking dan wel daartoe aanwezig zijn van een middel als bedoeld in lijst I of II vanuit woningen of lokalen en daarbij behorende erven.
Zoals artikel 13b Opiumwet aangeeft, heeft de burgemeester voor de handhaving van de handel in drugs in panden de mogelijkheid bestuursdwang toe te passen. Om betrokkenen niet in de gelegenheid te stellen een financiële belangenafweging te maken en vanwege het gewenste effect van de last onder bestuursdwang, wordt er in beginsel geen gebruik gemaakt van het opleggen van een last onder dwangsom.
Het beleid van de bestuurlijke handhaving van artikel 13b Opiumwet wordt onderverdeeld in twee categorieën:
De gemeente Opsterland kent een nul-beleid ten aanzien van coffeeshops. Om deze reden is deze categorie niet meegenomen in deze beleidsregel.
Bij een eerste constatering wordt in beginsel gehandeld volgens de handhavingsafspraken, genoemd onder punt 4 en 5, tenzij er zich bijzondere feiten of omstandigheden voordoen die aanleiding geven om hier van af te wijken, zoals bedoeld onder punt 6 (afwijkingsbevoegdheid). Een waarschuwing of een tijdelijke sluiting blijven gedurende drie jaren ‘staan’. Als binnen die periode opnieuw een overtreding geconstateerd is, wordt een zwaardere maatregel getroffen, zoals vermeld onder punt 3 en 4.
Bij toepassing van bestuursdwang wordt de woning of het lokaal in principe gesloten, nadat een vooraankondiging/waarschuwing is verzonden/uitgereikt. Er wordt een begunstigingstermijn gegund. Als de overtreder niet overgaat tot sluiting, zal de gemeente dit doen, op kosten van de overtreder (kostenverhaal). Bij de feitelijke sluiting wordt de woning of het lokaal voor publiek ontoegankelijk gemaakt. Gedurende de termijn van sluiting moet een zichtbare kennisgeving op het gebouw aanwezig zijn, waarop staat dat het gesloten is en dat het pand niet mag worden betreden. Omwonenden worden per brief ingelicht over de sluiting.
Voor de uitvoering van de beleidsregel is in dit document een handhavingsarrangement opgenomen waarin de diverse verschijningsvormen van drugshandel met daarop de bestuursrechtelijke maatregelen worden weergegeven.
Om de naamsbekendheid van het drugspand en de aanloop naar de betreffende locatie teniet te doen, zijn de termijnen die in dit beleid zijn genoemd noodzakelijk. Sluiting is gerechtvaardigd ter bescherming van de openbare orde en het woon- en leefklimaat. Handel in harddrugs is een dermate ernstige verstoring van de openbare orde dat er direct, zonder voorafgaande waarschuwing, tot sluiting kan worden overgegaan. Ook draagt het aanwezig hebben van harddrugs in een al dan niet voor publiek openstaand gebouw, op zichzelf reeds het risico van negatieve effecten op de openbare orde in zich.
3 Handhavingsafspraken woningen en daarbij behorende erven
Doordat de sluiting van woningen zwaarder ingrijpt op de persoonlijke levenssfeer van betrokkene(n) dan de sluiting van lokalen wordt onderscheid gemaakt tussen woningen en lokalen. De essentie ligt daarin dat er in woningen sprake is van het hebben van woongenot en de daaraan sterk gerelateerde persoonlijke levenssfeer.
De volgende bestuurlijke maatregelen worden genomen bij woningen:
In een woning (+ bijbehorende erven) wordt drugshandel t.a.v. harddrugs geconstateerd met een handelshoeveelheid van > 0,5 gram. | 1ste constatering: 3 maanden sluiting |
4 Handhavingsafspraken lokalen en daarbij behorende erven
Drugshandel in of bij lokalen vormt een ernstige aantasting van de openbare orde, veiligheid en volksgezondheid. Daarbij legt een illegaal verkooppunt een zware druk op de omgeving. Zeker in woongebieden wordt de aanwezigheid daarvan als zeer belastend ervaren. Illegale verkooppunten (de drugshandel zoals hierboven is gedefinieerd) vormen een bedreiging voor de sociale veiligheid in de buurt en leiden vaak tot verloedering van het straatbeeld.
In een al dan niet voor het publiek toegankelijk lokaal (+ bijbehorende erven) wordt drugshandel t.a.v. harddrugs geconstateerd met een handelshoeveelheid van > 0,5 gram. |
Bij cumulatie van overtredingen en op te leggen maatregelen is de zwaarst gestelde maatregel van toepassing of kan worden afgeweken van het beleid (zie punt 6).
De bestuurlijke maatregelen zijn in dit beleid weergegeven. In beginsel wordt er overeenkomstig dit beleid besloten. De burgemeester kan op basis van feiten en omstandigheden in bijzondere gevallen gemotiveerd afwijken van de maatregelen zoals deze zijn vastgesteld in dit beleid. Het kan gaan om zowel verzwarende- als ook verlichtende factoren. Dat kan bijvoorbeeld betekenen dat bij zeer ernstige overtredingen een stap wordt overgeslagen of voor langere periode wordt gesloten. Ook indien niet dezelfde overtreding voor de 2de of 3de keer is begaan, maar een overtreding uit een andere categorie, kan er aanleiding zijn van dit beleid af te wijken. In bijlage 2 staan indicatoren vermeld die een rol spelen bij het bepalen van de zwaarte voor de op te leggen sancties.
In deze beleidsregel wordt onder ‘drugshandel’ verstaan: de verkoop, aflevering of verstrekking dan wel daartoe aanwezigheid zijn van een middel als bedoeld in lijst I of II behorende bij de Opiumwet in een woning of lokaal en/of de daarbij behorende erven.
Alle middelen die vermeld staan op lijst I behorend bij de Opiumwet.
Indien er geen sprake is van een ‘woning’, wordt het pand/de ruimte beschouwd als ‘lokaal’ in de zin van dit beleid. Dit onder andere het geval als er sprake is van schijnbewoning. Ook vallen de voor publiek toegankelijke lokalen en bijbehorende erven (zoals winkels en horecabedrijven) en de niet voor publiek toegankelijke lokalen en bijbehorende erven (zoals loodsen, magazijnen en andere bedrijfsruimten) in deze categorie.
Alle middelen die vermeld staan op lijst II behorend bij de Opiumwet.
De wetgever heeft ervan afgezien het begrip ‘woning’ te definiëren. De burgemeester verstaat in het kader van de bestuurlijke handhaving van de Opiumwet onder een ‘woning’: een pand dat (of ruimte die) in de aangetroffen staat voor bewoning wordt gebruikt (woongenot) en mag worden gebruikt. Of een woning in de aangetroffen staat wordt gebruikt als woonruimte en er dan ook sprake is van het hebben van woongenot, blijkt uit de feitelijke constatering ter plaatse, zoals dat veelal wordt verwoord in het rapport van bevindingen dan wel bestuurlijke rapportage van de politie.
In onderstaande overzicht zijn voorbeelden genoemd van mogelijke verzwarende- of verlichtende indicatoren. Dit overzicht is niet limitatief / cumulatief.
De hoeveelheid aangetroffen middelen als bedoeld in lijst I of lijst II van de Opiumwet. Daarbij ligt de grens bij de hoeveelheid die volgens het Openbaar Ministerie als voorraad voor eigen gebruik kan worden aangemerkt. Dit is voor harddrugs één bolletje, één pil of 0,5 gram. Voor softdrugs is dit maximaal 5 gram. Indien meer dan dergelijke hoeveelheden wordt aangetroffen, kan op grond van de jurisprudentie aangenomen worden dat het gaat om handel en hoeft er geen sprake te zijn van daadwerkelijke verkoop, aflevering of verstrekking. Daarnaast kan er sprake zijn van andere signalen die duiden op beroeps- of bedrijfsmatigheid, zoals de aanwezigheid van verpakkingsmateriaal, grote som (men) geld, weegschaal.
Er een vermoeden is dat de bewoner(s)/betrokkene(n) verkeert/verkeren in kringen van personen met antecedenten (hierbij moet met name worden gedacht aan antecedenten t.a.v. de Opiumwet of de Wet Wapens en Munitie, maar ook antecedenten op het gebied van geweld jegens personen of zaken, zoals mishandeling, bedreiging, vernietiging of diefstal e.d. kunnen een rol spelen.