Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Lelystad

VERORDENING op het beheer en het gebruik van de gemeentelijke begraafplaats 2006

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieLelystad
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVERORDENING op het beheer en het gebruik van de gemeentelijke begraafplaats 2006
CiteertitelBeheerverordening begraafplaats Lelystad 2006
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze verordening vervangt de “Verordening op het beheer en het gebruik van de algemene begraafplaats” van 14 september 1995.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet op de lijkbezorging
  2. Gemeentewet, art. 108 en 147
  3. Algemene plaatselijke verordening 2000

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

1.Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

24-12-200915-11-2012wijziging diverse artikelen

15-12-2009

Flevopost, 23-12-2009

Nr. B09-08842

Tekst van de regeling

Intitulé

VERORDENING op het beheer en het gebruik van de gemeentelijke begraafplaats 2006

 

 

HOOFDSTUK 1. INLEIDENDE BEPALINGEN.

De raad van de gemeente Lelystad,

Op voorstel van het college van de Gemeente Lelystad d.d. 7 maart 2006

gelet op de bepalingen in de Wet op de lijkbezorging, de artikelen 108 en 147 van de Gemeentewet, en de Algemene plaatselijke verordening;

overwegende dat het gewenst is om regels te stellen voor het gebruik en beheer van de

gemeentelijke begraafplaats;

B E S L U I T:

  • 1.

    de “Verordening op het beheer en het gebruik van de algemene begraafplaats”, vastgesteld op 14 september 1995, in te trekken;

  • 2.

    vast te stellen de navolgende:

VERORDENING op het beheer en het gebruik

van de gemeentelijke begraafplaats 2006.

Artikel 1.

Begripsomschrijvingen

Begrippen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    begraafplaats : de algemene begraafplaats te Lelystad;

  • b.

    beheerder : de ambtenaar die belast is met de leiding van de begraafplaats of

degene die hem vervangt;

c.rechthebbende : de rechthebbende op een eigen graf, een eigen urnengraf of een

urnennis;

d.eigen graf : een graf, waarvoor aan een natuurlijk- of rechtspersoon het uitsluitend

recht is verleend tot het doen begraven en begraven houden van een of

twee lijken en twee asbussen, dan wel het doen begraven en begraven

houden van vier asbussen. Er wordt onderscheid gemaakt in eigen

graven voor volwassenen (ouder dan 12 jaar) en eigen graven voor

kinderen;

e.algemeen graf : een graf, in beheer bij de gemeente, waarin aan eenieder gelegenheid

wordt geboden tot het doen van begraven van een lijk. Er wordt

onderscheid gemaakt in algemene graven voor volwassenen (ouder

dan 12 jaar) en algemene graven voor kinderen;

  • f.

    urn : een voorwerp ter berging van een of meer asbussen;

  • g.

    asbus : een bus ter berging van de as van een overledene;

h eigen urnengraf : een graf waarvoor aan een natuurlijk- of rechtspersoon het uitsluitend

recht is verleend tot het doen bijzetten en bijgezet houden van een of

twee asbussen met of zonder urnen;

  • i.

    algemeen urnengraf : een graf, in beheer bij de gemeente, waarin aan eenieder gelegenheid

    wordt geboden tot het doen bijzetten van een asbus met of zonder urn;

  • j.

    urnennis : een ruimte in een daarvoor bestemde urnenmuur op de begraafplaats waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon het uitsluitend

recht is verleend tot het doen bijzetten en bijgezet houden van één of

twee asbussen met of zonder urnen;

  • k.

    verstrooiingsplaats : een plaats waar de as van overledenen wordt verstrooid;

  • l.

    gedachtenisplek : herdenkingsplek voor nabestaanden ten behoeve van de herdenking

van overledenen waarvan de as is verstrooid;

m.monument : gedenkteken waarop een herdenkingsplaatje met naamsvermelding gedachtenisplek kan worden aangebracht ter herdenking van overledenen waarvoor

geen aanwijsbare herdenkingsplek is;

  • n.

    gedenkteken : al hetgeen vast op een graf wordt aangebracht, met uitzondering van beplanting;

  • o.

    gedenktekenregeling : De door het college op grond van de APV vast te stellen nadere regels voor het plaatsen van gedenktekens e.d.

  • p.

    wandgraf : een bovengronds graf in een daartoe bestemde wand op de begraafplaats waarvoor aan een natuurlijk- of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot het begraven van een lijk.

HOOFDSTUK 2. OPENSTELLING, ORDE EN RUST OP DE BEGRAAFPLAATS.

Artikel 2.

Openstelling begraafplaats.

  • 1.

    De begraafplaats is voor eenieder dagelijks toegankelijk gedurende de door het college bij nadere regels vast te stellen tijden. Zij maken deze tijden openbaar bekend.

  • 2.

    Ter handhaving van orde en rust op de begraafplaats kunnen de toegangen tijdelijk worden afgesloten.

  • 3.

    Indien het vereist is voor het uitvoeren van werkzaamheden kan de begraafplaats tijdelijk geheel of gedeeltelijk worden afgesloten.

  • 4.

    Het is verboden gedurende de tijd dat de begraafplaats niet voor het publiek geopend is, zich daarop te bevinden, anders dan voor het bijwonen van een begrafenis of de bezorging van as.

Artikel 3.

Ordemaatregelen.

  • 1.

    Het is aan steenhouwers, hoveniers en daarmee gelijk te stellen personen verboden, anders dan met toestemming van de beheerder, werkzaamheden voor derden aan grafbedekkingen op de begraafplaats te verrichten. Deze toestemming kan mondeling worden gegeven.

  • 2.

    Het is verboden met motorrijtuigen op de begraafplaats te rijden:

    • a.

      elders dan op de daartoe aangewezen rijwegen, anders dan voor een begrafenis of voor het vervoer van materialen;

    • b.

      sneller dan 10 km per uur.

  • 3.

    Het college kan vrijstelling verlenen van het verbod, bedoeld in de aanhef en onder a van het tweede lid.

  • 4.

    Bezoekers, personeel van uitvaartondernemingen en personen die werkzaamheden op de begraafplaats hebben te verrichten, zijn verplicht zich in het belang van de orde, rust en netheid te houden aan de aanwijzingen van de beheerder.

  • 5.

    Degenen die zich niet aan de in het vierde lid bedoelde aanwijzingen houden, moeten zich op eerste aanzegging van de beheerder van de begraafplaats verwijderen.

  • 6.

    Het is verboden op de begraafplaats:

    • a.

      te colporteren of goederen te koop aan te bieden;

    • b.

      op enigerlei wijze reclame te maken;

    • c.

      beplantingen of materiaal te beschadigen of te vernielen;

    • d.

      de verwelkte bloemen en andere afvalstoffen anders dan op de daarvoor bestemde plaatsen te deponeren;

    • e.

      dieren mee te nemen;

    • f.

      iets te doen of na te laten, dat in strijd is met de eerbied, welke ter plaatse past.

  • 7.

    Kinderen beneden de leeftijd van 12 jaren hebben zonder geleide van een meerderjarig persoon geen toegang tot de begraafplaats.

Artikel 4.

Dodenherdenkingen, onthullingen van gedenktekens en dergelijke plechtigheden.

Dodenherdenkingen, onthullingen van gedenktekens en dergelijke plechtigheden op de begraafplaats moeten vijf dagen tevoren worden gemeld aan de beheerder onder opgave van datum en uur van de plechtigheid en de wijze waarop de plechtigheid zal plaatsvinden.

Artikel 5.

Aanwezigheid bij opgravingen en ruimen.

Bij het opgraven van lijken en het ruimen van graven mogen geen andere personen aanwezig zijn dan degenen die door het college met deze werkzaamheden zijn belast.

HOOFDSTUK 3. VOORSCHRIFTEN VOOR LIJKBEZORGING.

Artikel 6.

Bestemming van de begraafplaats.

  • 1.

    De begraafplaats is bestemd voor:

    • a.

      het begraven van de lijken van personen in het gebied van de gemeente overleden of daar thuishorende;

    • b.

      het bijzetten van urnen, dan wel asbussen, bevattende de as van lijken van personen in het gebied van de gemeente overleden of daar thuishorende;

  • 2.

    Het college kan vrijstelling verlenen zodat op de begraafplaats eveneens kunnen worden begraven c.q. bijgezet:

    • a.

      lijken van andere personen dan bedoeld in het eerste lid, onder a, van dit artikel;

    • b.

      urnen danwel asbussen, bevattende de as van lijken van andere personen dan bedoeld in het eerste lid, onder b, van dit artikel.

Artikel 7.

Kennisgeving begraven en asbezorging, openen en sluiten van het graf.

  • 1.

    Degene, die wil doen begraven, asbussen wil doen bijzetten of as wil doen verstrooien, meldt dit aan de beheerder, uiterlijk op de derde werkdag voorafgaande aan de werkdag waarop de begraving, bijzetting of verstrooiing zal plaatsvinden.

  • 2.

    In aansluiting hierop wordt uiterlijk op de tweede voorafgaande werkdag schriftelijk kennis gegeven aan de beheerder. Dit dient te gebeuren op het door het college beschikbaar gestelde formulier, danwel een eigen formulier waarop alle, op het door het college beschikbaar gestelde formulier gevraagde gegevens, zijn vermeld. De zaterdag geldt voor de toepassing van dit artikel niet als werkdag. Indien de burgemeester toestemming heeft gegeven om het lijk binnen 36 uur na het overlijden te begraven moet de kennisgeving aan de beheerder zo tijdig mogelijk worden gedaan.

  • 3.

    Het openen van een graf of urnengraf ter begraving of voor het bezorgen van asbussen en het daarna sluiten van zo’n graf alsmede het bedienen van de hulpmiddelen mag uitsluitend worden gedaan door het personeel van de begraafplaats op aanwijzingen en onder toezicht van de beheerder. De nabestaanden kunnen deze werkzaamheden onder toezicht van de beheerder geheel of gedeeltelijk zelf verrichten indien zij hun wens daartoe uiterlijk om 12.00 uur van de voorafgaande werkdag mondeling of schriftelijk aan de beheerder hebben kenbaar gemaakt. De zaterdag geldt voor de toepassing van deze bepaling niet als werkdag. De nabestaanden dienen bij deze werkzaamheden de aanwijzingen van de beheerder op te volgen.

Artikel 8.

Over te leggen stukken.

  • 1.

    Begraving mag slechts geschieden indien van tevoren het verlof tot begraven of de bezorging van as is overgelegd aan de beheerder.

  • 2.

    Indien de begraving of de bezorging van as in een eigen graf, eigen urnengraf, urnennis of wandgraf zal plaatsvinden dient een machtiging daartoe bij de kennisgeving als bedoeld in artikel 7 lid 2, aan de beheerder te worden overgelegd ondertekend door de rechthebbende of, indien deze is overleden, door één van de andere personen, genoemd in artikel 17, tweede lid die daarbij verzoekt om overschrijving van het recht op zijn of haar naam.

  • 3.

    Begraving of bijzetting in een eigen graf, eigen urnengraf of wandgraf waarvan de uitgiftetermijn binnen de wettelijke minimum grafrusttermijn afloopt, kan alleen plaatsvinden onder gelijktijdige verlenging van de uitgiftetermijn met een zodanige periode dat de alsdan resterende uitgiftetermijn ten minste gelijk is aan de wettelijke minimum grafrusttermijn. De verlenging dient te worden aangevraagd door de rechthebbende of, indien deze is overleden, door één van de andere personen, genoemd in artikel 17, tweede lid.

  • 4.

    De beheerder onderzoekt de genoegzaamheid van de overgelegde stukken.

Artikel 9.

Tijden van begraving en asbezorging.

  • 1.

    De gewone uren van begraven en het bezorgen van as zijn op werkdagen van 09.00 uur tot 16.00 uur.

  • 2.

    De buitengewone uren van begraven en het bezorgen van as zijn op werkdagen van 16.00 uur tot 19.00 uur en op zaterdagen van 09.00 uur tot 16.00 uur.

  • 3.

    Het college kan in bijzondere gevallen van deze uren afwijken.

Artikel 10.

Kisten en lijkhoezen.

  • 1.

    Het gebruik van zinken of andere metalen (binnen)kisten is op de begraafplaats niet toegestaan

  • 2.

    Het gebruik van lijkhoezen is op de begraafplaats niet toegestaan tenzij bij de kennisgeving als bedoeld in artikel 7 lid 2 wordt aangetoond dat de hoes voldoet aan de eisen uit het Lijkomhulselbesluit 1998.

  • 3.

    Het college kan vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 1 van dit artikel als kan worden aangetoond dat de ondoordringbaarheid voldoende is opgeheven.

Artikel 11.

Begraven ingevolge artikel 21 van de Wet op de lijkbezorging.

  • 1.

    Het begraven van lijken op kosten van de gemeente, overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 21, eerste lid, van de Wet op de lijkbezorging, geschiedt in een algemeen graf of algemeen kindergraf.

  • 2.

    Een graf zoals genoemd in het eerste lid van dit artikel wordt met een nummerplaatje aangeduid en van gemeentewege voorzien van een groenvoorziening.

HOOFDSTUK 4. UITGIFTE DER GRAVEN.

Artikel 12.

Volgorde van uitgifte.

  • 1.

    De eigen, algemene en urnengraven worden slechts voor directe begraving en in volgorde van ligging uitgegeven.

  • 2.

    Het college kan een graf als genoemd in het eerste lid toewijzen buiten de volgorde van uitgifte, indien dit niet bezwaarlijk is voor de situatie op de begraafplaats.

  • 3.

    Het eerste lid is niet van toepassing op wandgraven en urnennissen.

Artikel 13.

Kindergraven

  • 1.

    De algemene kindergraven en de eigen kindergraven mogen niet worden toegewezen voor begraving van personen ouder dan 12 jaar.

  • 2.

    Het college is bevoegd om, in gevallen waarin de toepassing van het eerste lid van dit artikel naar hun oordeel tot een bijzondere hardheid leidt, af te wijken van het in het eerste lid bepaalde.

Artikel 14

Categorieën.

Het college kan bij nader vast te stellen regels bepaalde vakken op de begraafplaats een afwijkende bestemming en indeling geven.

Artikel 15.

Grafkelder.

Het college kan aan de rechthebbende op een eigen graf of een eigen urnengraf vergunning verlenen tot het daarin voor eigen rekening doen aanbrengen van een grafkelder overeenkomstig de door hen te stellen voorwaarden.

Artikel 16.

Termijnen graven.

  • 1.

    Het college verleent, voor zover de daartoe bestemde ruimte van de begraafplaats dit toelaat, op een daartoe bij hen schriftelijk in te dienen aanvraag, voor de tijd van twintig jaar het recht op een eigen graf, een eigen urnengraf of een wandgraf. De termijn begint te lopen op de datum waarop het eigen graf of eigen urnengraf is uitgegeven.

  • 2.

    Het college verleent, voor zover de daartoe bestemde ruimte van de begraafplaats dit toelaat, op een daartoe schriftelijk in te dienen aanvraag, voor de tijd van tien jaar het recht op een urnennis. De termijn begint te lopen op de datum waarop op de urnennis is uitgegeven.

  • 3.

    Het in het eerste lid van dit artikel bedoelde recht wordt op verzoek van de rechthebbende verlengd telkens met een termijn van tien jaren, mits het verzoek vóór het verstrijken van de lopende termijn wordt ingediend. In het geval zoals omschreven in artikel 8 lid 3 is verlenging met een termijn van minder dan tien jaar ook toegestaan.

  • 4.

    Het in het tweede lid van dit artikel bedoelde recht wordt op verzoek van de rechthebbende verlengd telkens met een termijn van vijf jaren, mits het verzoek vóór het verstrijken van de lopende termijn wordt ingediend.

  • 5.

    Het in dit artikel bedoelde recht kan niet langer gelden dan tot het tijdstip, waarop het terrein feitelijk aan zijn bestemming als begraafplaats zal zijn onttrokken.

  • 6.

    Een recht als in dit artikel bedoeld, kan slechts aan één rechthebbende worden verleend

  • 7.

    Algemene graven of algemene urnengraven worden voor een periode van tien jaar ter beschikking gesteld.

Artikel 17.

Overschrijving van verleende rechten.

  • 1.

    Het recht op een eigen graf, een eigen urnengraf, een urnennis of een wandgraf kan op schriftelijk verzoek van de rechthebbende worden overgeschreven op naam van de echtgenoot of levenspartner danwel een bloed- of aanverwant tot en met de derde graad. Overschrijving op verzoek van de rechthebbende ten name van een ander dan de vorengenoemde personen, is slechts mogelijk, indien daarvoor gewichtige redenen bestaan.

  • 2.

    Na het overlijden van de rechthebbende kan het eigen graf, het eigen urnengraf, de urnennis of het wandgraf worden overgeschreven op naam van de echtgenoot of levenspartner danwel een bloed- of aanverwant tot en met de derde graad, mits het verzoek hiertoe schriftelijk wordt gedaan binnen één jaar na het overlijden van de rechthebbende. Overschrijving op naam van een ander dan de in de vorige zin bedoelde personen is slechts mogelijk, indien daarvoor gewichtige redenen bestaan.

  • 3.

    a. Indien het recht op een eigen graf, een eigen urnengraf, een urnennis of een wandgraf afloopt binnen een jaar na het overlijden van de rechthebbende wordt de termijn van één jaar uit lid 2 van dit artikel verkort tot op de datum van het vervallen van het recht.

    • b.

      Indien de rechthebbende is overleden en in het eigen graf dient te worden begraven, dient

      het verzoek tot overschrijving direct bij de kennisgeving als bedoeld in artikel 7 lid 2 te

      worden gedaan en vervalt de periode van een jaar zoals hiervoor in lid 2 aangegeven.

  • 4.

    Indien na het overlijden van de rechthebbende het schriftelijk verzoek tot overschrijving aan het college niet wordt gedaan binnen de in het tweede lid van dit artikel gestelde termijn, is het college bevoegd het recht op het eigen graf, het eigen urnengraf, de urnennis en het wandgraf te laten vervallen.

  • 5.

    Na het verstrijken van de in het tweede lid genoemde termijn van een jaar kan het college het eigen graf, het eigen urnengraf, de urnennis en het wandgraf alsnog op naam stellen van een nieuwe rechthebbende, tenzij dit recht betrekking heeft op een eigen graf, eigen urnengraf, urnennis of wandgraf dat/die inmiddels is geruimd.

Artikel 18.

Afstand doen van graven.

Zonder aanspraak te kunnen maken op enige vergoeding kan de rechthebbende schriftelijk afstand doen ten behoeve van de gemeente van het recht op het eigen graf, het eigen urnengraf, de urnennis of het wandgraf. Van de ontvangst van zodanige verklaring doet het college schriftelijk mededeling aan de rechthebbende.

HOOFDSTUK 5. URNENMUUR, STROOIVELD EN GEDACHTENISPLEK.

Artikel 19.

Urnenmuur.

  • 1.

    Op de begraafplaats is een urnenmuur waarin, na schriftelijke toestemming van het college asbussen en/of urnen kunnen worden geplaatst in daartoe bestemde urnennissen.

  • 2.

    De urnennissen bestaan uit een bewaarplaats voor één of twee asbussen met of zonder urnen, welke met een afdekplaat worden afgesloten, met daarnaast een ondiepe nis bestemd voor het plaatsen van bloemen en andere kleine zaken.

  • 3.

    Het college stelt in de gedenktekenregeling nadere regels vast met betrekking tot de toegestane materialen en afmetingen voor afdekplaten van urnennissen.

  • 4.

    De urnennissen worden slechts voor directe bijzetting en in volgorde van ligging uitgegeven.

  • 5.

    Het college kan een urnennis toewijzen buiten de volgorde van uitgifte, indien dit niet bezwaarlijk is voor de situatie op de begraafplaats

Artikel 20.

Strooiveld.

  • 1.

    Op de begraafplaats is een strooiveld waarop, na schriftelijke toestemming van het college de as van overledenen kan worden verstrooid.

  • 2.

    De as van een overledene dient te worden verstrooid over een oppervlakte van minimaal vier m2.

Artikel 21.

Gedachtenisplek.

  • 1.

    Op de begraafplaats is een gedachtenisplek met een monument, waarop na schriftelijke toestemming van het college, herdenkingsplaatjes voor de duur van tien jaar kunnen worden aangebracht.

  • 2.

    Het herdenkingsplaatje dient door de belanghebbende bij de beheerder te worden aangeleverd en wordt door of vanwege de gemeente op het monument aangebracht.

  • 3.

    Herdenkingsplaatjes die zijn aangebracht zonder schriftelijke toestemming van het college kunnen, zonder voorafgaande waarschuwing, van het monument worden verwijderd.

  • 4.

    De herdenkingsplaatjes kunnen, na het verstrijken van de in het eerste lid genoemde termijn, door of vanwege de gemeente worden verwijderd.

  • 5.

    De aanvrager kan voor het verstrijken van de termijn een verzoek indienen voor een nieuwe termijn van 10 jaar.

  • 6.

    Het college stelt in de gedenktekenregeling nadere regels vast met betrekking tot de toegestane materialen en afmetingen voor herdenkingsplaatjes.

HOOFDSTUK 6. GEDENKTEKENS, VERSIERINGEN EN BEPLANTING.

Artikel 22.

Vergunning gedenktekens

  • 1.

    Het is verboden zonder schriftelijke vergunning van het college op graven en urennissen een gedenkteken of afdekplaat aan te brengen.

  • 2.

    Geen vergunning is nodig indien een wijziging aan het gedenkteken of de afdekplaat beperkt blijft tot het toevoegen van tekst als gevolg van een tweede begraving in een eigen graf of bijzetting van een urn. Eveneens is geen vergunning nodig voor het aanbrengen van beplanting, bloemen, kransen, grind en stenen (mits groter dan 4 cm in doorsnede en kleiner dan 15 cm) en losse voorwerpen kleiner dan 30 cm.

  • 3.

    De vergunning als bedoeld in lid 1 dient te worden aangevraagd door middel van een door het college beschikbaar gesteld formulier. Bij de aanvraag dient een technische tekening te worden ingezonden met daarop alle relevante informatie met betrekking tot maten, materialen, grafbedekking en opschriften en versieringen.

  • 4.

    Het formulier, genoemd in lid 3, dient volledig te zijn ingevuld. Het geheel van formulier en tekening dient voldoende informatie te verstrekken om de aanvraag te kunnen beoordelen. Indien beoordeling van de aanvraag niet mogelijk is, worden formulieren en tekening, met opgave van redenen aan de aanvrager geretourneerd.

  • 5.

    De vergunning wordt slechts verleend indien het gedenkteken of de afdekplaat:

    • a.

      voldoet aan de voor het betreffende graf of de urnennis geldende eisen zoals deze zijn vermeld in de daartoe door het college vast te stellen gedenktekenregeling en;

    • b.

      geen afbreuk doet aan het aanzien van de begraafplaats.

  • 6.

    De vergunning wordt gesteld op naam van de opdrachtgever, welke met betrekking tot eigen graven, eigen urnengraven, urnennissen en wandgraven slechts de rechthebbende kan zijn.

  • 7.

    In gevallen waarin de gedenktekenregeling niet voorziet, beslist het college.

Artikel 23.

Kennisgeving plaatsing gedenkteken/afdekplaat.

Van de voorgenomen plaatsing van een gedenkteken of afdekplaat moet tenminste 24 uur van te voren kennis worden gegeven aan de beheerder.

Artikel 24.

Verwijdering niet-blijvende beplanting en andere voorwerpen.

Niet-blijvende beplanting op een graf die in een verwaarloosde staat verkeert kan, zonder voorafgaande waarschuwing, door de beheerder worden verwijderd zonder dat aanspraak kan worden gemaakt op schadevergoeding. Losse bloemen, planten, kransen en dergelijke kunnen, wanneer zij verwelkt zijn, door de beheerder worden verwijderd.

Artikel 25.

Verwijdering gedenktekens, versieringen, beplanting en afdekplaten

  • 1.

    Gedenktekens, versieringen en beplanting van graven en afdekplaten van urnennissen kunnen, na het verstrijken van de termijn waarvoor het recht op een eigen graf, een eigen urnengraf, een urnennis of een wandgraf is verleend, dan wel bij algemene graven na het verstrijken van een periode van tien jaar, vanwege het college worden verwijderd.

  • 2.

    Het voornemen tot verwijdering wordt gedurende ten minste één jaar voorafgaande aan het tijdstip van verwijdering, op een op het betreffende graf, dan wel de betreffende urnennis te plaatsen bordje, door het college bekendgemaakt, tenzij het adres van de rechthebbende op een eigen graf, urnengraf, urnennis of wandgraf bij het college bekend is. In dat geval stelt het college hem uiterlijk één jaar voor het genoemde tijdstip per brief van hun voornemen in kennis.

  • 3.

    Op grond van een daartoe door de vergunninghouder als bedoeld in artikel 22 lid 6, of diens rechtsopvolger, bij het college ingediend schriftelijk verzoek, blijft het gedenkteken, de versiering, of de afdekplaat, tot aan de datum van verwijdering tot zijn of haar beschikking. Het schriftelijk verzoek kan worden ingediend gedurende een jaar na de in het tweede lid bedoelde kennisgeving.

  • 4.

    Het gedenkteken, de versiering, of de afdekplaat, vervallen aan de gemeente indien geen verzoek op grond van het derde lid is ingediend en de termijn waarbinnen dit verzoek had kunnen worden ingediend is verstreken.

  • 5.

    Degene op wiens naam de vergunning is gesteld of diens rechtsopvolger, is verplicht te gedogen dat de zich op het betreffende graf bevindende gedenkteken, versiering, beplanting of afdekplaat door of vanwege de gemeente tijdelijk wordt weggenomen of verplaatst, voorzover en voor zolang noodzakelijk, in verband met de begraving van lijken in de nabijheid of om andere dringende redenen.

Artikel 26.

Onderhoud door de rechthebbende/de vergunninghouder.

  • 1.

    De rechthebbende of de vergunninghouder is verplicht het gedenkteken, de versiering en de beplanting, behoorlijk te onderhouden of te herstellen, zodat deze naar het oordeel van het college het uiterlijk aanzien van de begraafplaats niet schaadt en geen overlast en/of gevaar voor belendende graven, groenvoorzieningen of bezoekers kan opleveren.

  • 2.

    Indien de rechthebbende of de vergunninghouder nalaat het gedenkteken, de versiering en de beplanting behoorlijk te onderhouden of te herstellen, kan het college de hiervoor in aanmerking komende voorwerpen of zo nodig het gehele gedenkteken, de versiering en de beplanting doen verwijderen. Het verwijderde (met uitzondering van de beplanting die niet meer ter beschikking komt) blijft gedurende drie maanden ter beschikking van de rechthebbende of de vergunninghouder en vervalt daarna aan de gemeente, zonder dat deze tot enige vergoeding verplicht is.

  • 3.

    De verwijdering vindt niet plaats dan nadat de rechthebbende of de vergunninghouder behoorlijk per brief is opgeroepen om te worden ingelicht over de toestand van het gedenkteken, de versiering en/of de grafbeplanting. De oproeping geschiedt door mededeling op het mededelingenbord op de begraafplaats als het adres van de rechthebbende niet bekend is. Bij het graf wordt in dat geval een verwijzing naar de mededeling aangebracht.

Artikel 27.

Onderhoud door de gemeente.

  • 1.

    Het college voorziet in het na verzakking opnieuw stellen van het gedenkteken en kunnen voorzien in het schoonhouden van het gedenkteken.

  • 2.

    Het onderhoud van blijvende beplanting kan, tegen betaling van een door het college vast te stellen tarief, vanwege de gemeente worden uitgevoerd.

Artikel 28.

Aansprakelijkheid.

Gedenktekens, beplanting, afdekplaten en voorwerpen worden geacht voor rekening en risico van de rechthebbende of de vergunninghouder te zijn aangebracht. Schade als gevolg van brand, vandalisme, diefstal, vorst, storm, hagel, wateroverlast en andere van buiten komende oorzaken, of schade ontstaan door het weghalen en terugplaatsen ten behoeve van een bijzetting of opgraving danwel het na verzakking opnieuw stellen van een gedenkteken en

eventuele gevolgschade voor derden, is voor rekening en risico van de rechthebbende op het graf of de vergunninghouder.

HOOFDSTUK 7. RUIMING VAN GRAVEN, URNENGRAVEN, URNENNISSEN EN WANDGRAVEN.

Artikel 29

Ruiming, bezorging van overblijfselen en as.

  • 1.

    Van het voornemen van het college om een graf, urnengraf, urnennis of wandgraf te ruimen wordt gedurende ten minste één jaar voorafgaande aan het tijdstip van ruiming op een bij het te ruimen graf, urnengraf, urnennis of wandgraf te plaatsen bordje kennis gegeven, tenzij het adres van de rechthebbende aan hen bekend is. In dat geval stelt het college hem uiterlijk één jaar voorafgaande aan het bedoelde tijdstip per brief van hun voornemen in kennis.

  • 2.

    De bij ruiming nog aanwezige overblijfselen van lijken worden begraven op een daarvoor bestemd gedeelte van de begraafplaats en de as wordt verstrooid op één van de daarvoor bestemde terreinen.

  • 3.

    De rechthebbende op een eigen graf kan de beheerder gedurende een periode van één jaar na de in het eerste lid genoemde kennisgeving schriftelijk verzoeken om de overblijfselen te doen verzamelen om deze weer in dezelfde grafruimte te doen begraven dan wel om deze elders opnieuw te doen begraven of cremeren.

  • 4.

    Nabestaanden van een overledene die begraven is in een algemeen graf kunnen de beheerder gedurende een periode van één jaar na de in het eerste lid genoemde kennisgeving schriftelijk verzoeken bij ruiming de overblijfselen, indien mogelijk, bijeen te doen brengen om deze elders opnieuw te doen begraven of cremeren.

  • 5.

    Nabestaanden van een overledene waarvan een asbus al of niet met een urn is bijgezet in een urnengraf of een urnennis kunnen de beheerder gedurende een periode van één jaar na de in het eerste lid genoemde kennisgeving schriftelijk verzoeken om hen de asbus danwel de urn ter beschikking te stellen voor bijzettingof verstrooiing elders.

  • 6.

    De rechthebbende op een wandgraf kan de beheerder gedurende een periode van één jaar na de in het eerste lid genoemde kennisgeving schriftelijke verzoeken om de overblijfselen te doen verzamelen om deze elders opnieuw te doen begraven of cremeren.

HOOFDSTUK 8. GEDEELTE(S) VOOR KERKGENOOTSCHAPPEN.

Artikel 30.

Afwijkende regels en kennisgeving onderhoudsbehoefte van graven.

  • 1.

    Het college kan na overleg met het bestuur van een kerkgenootschap ten aanzien van de openstelling van het gedeelte, de indeling van graven, de onderverdeling van graven in categorieën en de eisen voor de gedenktekens op het ter beschikking van het kerkgenootschap gestelde deel van de begraafplaats nadere regels stellen die afwijken van de regels van deze verordening.

  • 2.

    Het bestuur van het kerkgenootschap kan het college schriftelijk verzoeken hen er schriftelijk van in kennis te stellen dat er onderhoud of herstel door de rechthebbende nodig is van het gedenkteken en/of de beplanting op één of meer graven op het deel van de begraafplaats dat aan het kerkgenootschap ter beschikking is gesteld.

  • 3.

    Op grond van het in het tweede lid genoemde verzoek stelt het college het bestuur van het kerkgenootschap er schriftelijk van in kennis dat het gedenkteken en/of de grafbedekking van één of meer graven onderhoud of herstel behoeft. De kennisgeving laat de bevoegdheid van het college onverlet om de rechthebbende op de graven ervan in kennis te stellen dat het gedenkteken en/of de beplanting moet worden onderhouden of hersteld.

HOOFDSTUK 9. STRAF-, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN.

Artikel 31.

Overgangsbepaling.

De rechten en verplichtingen met betrekking tot eigen graven, eigen urngraven en urnenissen die voortvloeien uit de ingevolge artikel 33 ingetrokken verordening, worden geacht ingevolge deze verordening te zijn ontstaan.

Artikel 32.

Strafbepaling.

Hij die handelt in strijd met de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met een geldboete van de eerste categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

Artikel 33.

Inwerkingtreding.

Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na de datum van bekendmaking, met ingang van welke datum de “verordening op het beheer en het gebruik van de algemene begraafplaats” van 14 september 1995, alsmede de nadien vastgestelde besluiten tot wijziging van die verordening, worden ingetrokken.

Artikel 34

Citeertitel.

Deze verordening kan worden aangehaald als “Beheerverordening begraafplaats Lelystad 2006”

Lelystad, 15 december 2009

De raad van de gemeente Lelystad,

de griffier, de secretaris,