Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Elburg

Nadere regels Jeugdhulp gemeente Elburg 2018

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieElburg
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingNadere regels Jeugdhulp gemeente Elburg 2018
CiteertitelNadere regels Jeugdhulp gemeente Elburg 2018
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerp
Externe bijlageToelichting

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

http://decentrale.regelgeving.overheid.nl/cvdr/xhtmloutput/Historie/Elburg/CVDR610790/CVDR610790_1.html

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-07-201802-02-2021nieuwe regeling

25-06-2018

gmb-2018-137477

Tekst van de regeling

Intitulé

Nadere regels Jeugdhulp gemeente Elburg 2018

Burgemeester en Wethouders van de gemeente Elburg;

Overwegende dat het college van Burgemeester en Wethouders nadere regels kan stellen ten aanzien van voorwaarden voor toekenning en de wijze van beoordeling van, en de afwegingsfactoren bij een maatwerkvoorziening,

Gelet op de Jeugdwet,

en de Verordening Jeugdhulp gemeente Elburg 2018,

Besluiten

vast te stellen

“Nadere regels Jeugdhulp gemeente Elburg 2018”

Hoofdstuk 1: Nadere regels met betrekking tot de voorwaarden voor toekenning en de wijze van beoordeling van, en de afwegingsfactoren bij een maatwerkvoorziening

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze nadere regels wordt verstaan onder:

  • 1.

    Verordening: Verordening Jeugdhulp gemeente Elburg 2018

  • 2.

    Wet: Jeugdwet

Artikel 2 Registratie en gespreksvoorbereiding

  • 1.

    Het college regelt in overleg met het CJG-team die met de uitvoering van de jeugdhulp is belast:

    • a.

      de registratie van hulpvragen of verwijzingen als bedoeld in artikel 4, eerste lid en artikel 5, eerste lid van de Verordening;

    • b.

      de gevallen waarin de CJG-team overgaan tot gegevensverzameling in het kader van de voorbereiding van een gesprek met de jeugdige of zijn ouders en de gevallen waarin de CJG-team hiervan afzien;

    • c.

      de aard van de gegevens die in het kader van de voorbereiding van een gesprek als bedoeld onder artikel 3 van deze nadere regel hoofdstuk 1 worden verzameld;

    • d.

      de termijn waarbinnen de CJG-teams een gesprek met de jeugdige of zijn ouders moeten hebben zodra de gegevensverzameling compleet is.

  • 2.

    Het is een cliëntondersteuner van een jeugdige of zijn ouders die ook lid is van het CJG-team niet toegestaan om in verband met hun specifieke hulpvraag mee te beslissen over de toeleiding naar een passende voorziening.

  • 3.

    Indien de gespreksvoorbereiding een afgerond beeld oplevert over de hulpvraag en een nader gesprek niet noodzakelijk is, kan het college afzien van een gesprek en een onderzoeksverslag voor akkoord aan de jeugdige of zijn ouders voorleggen.

Artikel 3 Gesprek

  • 1.

    Indien een gesprek noodzakelijk wordt geacht, onderzoekt het CJG-team, zo spoedig mogelijk en in ieder geval de in verordening vastgelegde elementen.

  • 2.

    Het college regelt in overleg met de CJG-team, dat de jeugdige of zijn ouders voorafgaand aan het gesprek worden geïnformeerd over de gang van zaken bij het gesprek, hun rechten en plichten, de vervolgprocedure en de toestemming die zal worden gevraagd om hun persoonsgegevens te kunnen verwerken.

Artikel 4 Gespreksverslag of ondersteuningsplan

  • 1.

    Van het gesprek zoals bedoeld in artikel 3 wordt een verslag gemaakt, waarin het oordeel van het college over de noodzakelijkheid van verstrekking van een maatwerk- of overige voorziening wordt vastgelegd onder vermelding van de aan de jeugdige of zijn ouders kenbaar gemaakte gevolgen. Indien de jeugdige of zijn ouders niet instemmen met het oordeel van het college, wordt dit eveneens in het verslag vastgelegd.

  • 2.

    Indien het gesprek naar het oordeel van het college leidt tot de noodzakelijkheid van toekenning van een maatwerkvoorziening, zo nodig in combinatie met een overige voorziening, wordt ter zake een ondersteuningsplan opgesteld, tenzij dit gelet op de aard van de te leveren hulp niet noodzakelijk is.

  • 3.

    Zo spoedig mogelijk na het gesprek verstrekt het college aan de jeugdige of zijn ouders, een schriftelijke weergave van het gesprek en, in voorkomend geval, het ondersteuningsplan.

  • 4.

    Opmerkingen of latere aanvullingen van de jeugdige of zijn ouders worden aan het verslag of ondersteuningsplan toegevoegd.

Artikel 5 De aanvraag voor een maatwerkvoorziening

  • 1.

    Het college bepaalt in overleg met het CJG-team die met de uitvoering van de jeugdhulp is belast:

    • a.

      de wijze waarop jeugdigen of hun ouders een aanvraag voor een maatwerkvoorziening als bedoeld in artikel 4, eerste lid van de verordening, bij het college kunnen indienen;

    • b.

      de inhoud van het aanvraagformulier dat voor een schriftelijke aanvraag moet worden gebruikt.

  • 2.

    Ten behoeve van een aanvraag voor een maatwerkvoorziening als bedoeld in het eerste lid, is een voor akkoord ondertekend onderzoeksverslag, gespreksverslag of ondersteuningsplan opgesteld.

  • 3.

    Een door cliënt niet voor akkoord ondertekend onderzoeksverslag, gespreksverslag of ondersteuningsplan kan alleen als aanvraag voor een maatwerkvoorziening worden beschouwd, indien de jeugdige of zijn ouders aan het CJG team te kennen hebben gegeven een dergelijke aanvraag te wensen met het oog op het indienen van bezwaar. In dat geval wordt op het verslag de aantekening ‘gezien/niet akkoord’ gemaakt.

Artikel 6 Inhoud van de beschikking

  • 1.

    In het besluit tot verstrekking van een maatwerkvoorziening wordt in ieder geval aangegeven of de voorziening in natura of als pgb wordt verstrekt en wordt tevens aangegeven hoe bezwaar tegen dit besluit kan worden gemaakt.

  • 2.

    Bij het verstrekken van een voorziening in natura wordt in het besluit in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      Identificatiegegevens cliënt;

    • b.

      Identificatiegegevens gezaghebbende ouder(s);

    • c.

      Welke de te verstrekken voorziening(en) is(zijn);

    • d.

      Datum beschikking;

    • e.

      Geldigheidsduur van de beschikking (termijn);

    • f.

      Evaluatiemomenten.

  • 3.

    Bij het verstrekken van een voorziening in de vorm van een pgb wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      Identificatiegegevens cliënt

    • b.

      Identificatiegegevens gezaghebbende ouder

    • c.

      voor welk resultaat het pgb moet worden aangewend;

    • d.

      welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het pgb. Deze kwaliteitseisen zijn gelijk aan die van vergelijkbare zorgaanbieders in natura;

    • e.

      wat de hoogte van het pgb is en hoe hiertoe is gekomen;

    • f.

      de geldigheidsduur van de beschikking (termijn), en

    • g.

      evaluatiemomenten;

    • h.

      de wijze van verantwoording van de besteding van het pgb.

Hoofdstuk 2: Nadere regels met betrekking tot toekenning van een Persoonsgebonden Budget (pgb)

Artikel 7 Begripsbepalingen

Voor de definities van gebruikte begrippen wordt verwezen naar de Jeugdwet, Besluit Jeugdwet, Regeling Jeugdwet en de Verordening jeugdhulp.

Artikel 8 Bekwaamheid van de aanvrager

  • 1.

    De inzet van een pgb vereist in ieder geval inzicht en verantwoordelijkheid op meerdere gebieden. Overwegende bezwaren zijn er als er een vermoeden is dat de belanghebbende als budgethouder problemen zal hebben met het omgaan met een pgb. De situaties waarbij het risico groot is dat het pgb niet besteed wordt aan het daarvoor bestemde doel kunnen zijn:

  • a.

    de belanghebbende handelingsonbekwaam is;

  • b.

    de belanghebbende als gevolg van dementie, een verstandelijke handicap of ernstige psychische problemen onvoldoende inzicht in de eigen situatie heeft;

  • c.

    er sprake van verslavingsproblematiek is;

  • d.

    er sprake van schuldenproblematiek is;

  • e.

    er eerder misbruik gemaakt is van het pgb;

  • f.

    eerder sprake is geweest van fraude;

  • g.

    de belanghebbende een zodanig progressief ziektebeeld heeft, waardoor te verwachten is dat de voorziening niet langdurig adequaat is, dan wordt de voorziening in natura verstrekt.

Bovenstaande opsomming is niet limitatief. Er kunnen andere situaties denkbaar zijn waarin het verstrekken van een pgb niet gewenst is. In deze situaties kan een pgb worden geweigerd. Om een pgb af te wijzen op overwegende bezwaren, moet er enige feitelijke onderbouwing zijn op grond waarvan afgewezen kan worden. Dit kan een medische onderbouwing zijn, maar ook het aantonen van schulden of eerder misbruik. De onderbouwing wordt in de beschikking vermeld. Tot slot kan het college een persoonsgebonden budget weigeren:

  • 2.

    indien aan de jeugdige of zijn ouders in de afgelopen drie jaren, voorafgaand aan de datum van het gesprek, een persoonsgebonden budget is verleend en waarbij door de jeugdige of zijn ouders niet is voldaan aan de voorwaarden van het persoonsgebonden budget;

  • 3.

    voor zover dit is bedoeld voor begeleidings- of administratiekosten in verband met het persoonsgebonden budget.

Artikel 9 Ingangsdatum pgb

Het college neemt de ingangsdatum van het pgb op in de beschikking. Een pgb wordt niet toegekend met ingang van een datum die ligt voor de datum waarop de jeugdige dan wel zijn ouders/verzorgers zich hebben gemeld bij het CJG, behoudens bijzondere omstandigheden.

Artikel 10 De periode waarvoor een pgb wordt toekend

  • 1.

    Het college kent een pgb voor maximaal een jaar toe, behoudens bijzondere omstandigheden.

  • 2.

    Indien de jongere 17 jaar is en de jeugdhulp naar verwachting zal doorlopen na de 18e verjaardag dient de pgb in afstemming met de vervolgvoorziening, zoals Wmo te worden opgesteld.

Artikel 11 Voorliggende voorziening

  • 1.

    Indien op grond van een andere wettelijke regeling een passende en toereikende voorziening mogelijk is, wordt geen voorziening op grond van de Jeugdwet verstrekt.

  • 2.

    Als voorliggende voorzieningen voor de Jeugdwet worden in ieder geval beschouwd: De Wet langdurige zorg (Wlz), de Zorgverzekeringswet (Zvw), de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en de Wet passend onderwijs.

Artikel 12 Bepaling hoogte pgb

  • 1.

    De hoogte van het pgb:

    • a.

      wordt bepaald op basis van het te behalen resultaat opgenomen in het ondersteuningsplan, de aard van het benodigde product en de daarvoor benodigde uren/dagdelen x het geldende tarief, waarbij de medewerker van het CJG het aantal benodigde uren/dagdelen bepaalt;

    • b.

      is toereikend om veilige, doeltreffende en kwalitatief goede jeugdhulp in te kopen;

    • c.

      wordt berekend conform artikel 10 tot en met 16 van de Verordening Jeugdhulp;

    • d.

      bedraagt niet meer dan de maximale kosten van de door het college gecontracteerde individuele jeugdhulp in natura.

  • 2.

    Indien de door de jeugdige dan wel diens ouders/verzorgers een plan is ingediend, waarin de geraamde kosten lager zijn dan het maximaal te verstrekken bedrag op basis van artikel 6.1 onder a, wordt het PGB vastgesteld op basis van de geraamde kosten.

  • 3.

    Tijdens de looptijd van de beschikking waarin een pgb wordt toegekend, blijft de hoogte van het tarief zoals deze van toepassing was op de datum van de beschikking, uitgangspunt.

  • 4.

    Indien de jeugdige per (rolstoel)taxi wordt vervoerd, wordt voor de maximale tarieven voor taxivervoer uitgegaan van de tarieven genoemd op de website www.kilometerafstanden.nl.

Artikel 13 Indexering tarief sociaal netwerk

Het tarief voor jeugdhulp geboden door het sociale netwerk jaarlijks aangepast conform de tarieven zoals gelden voor de Wlz (regeling langdurige zorg)

Artikel 14 Beslissing college in gevallen waarin regels niet voorzien

Bij aanvragen pgb, waarin deze regeling niet voorziet, beslist het college.

Hoofdstuk 3: Nadere regels in het kader van de Jeugdwet omtrent bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een maatwerkvoorziening, alsmede misbruik of oneigenlijk gebruik van de wet

Artikel 15 Bevoegdheden

Het college maakt gebruik van de bevoegdheid tot het herzien, intrekken en beëindigen van de maatwerkvoorziening dan wel het Persoonsgebonden budget en terugvordering van ten onrechte verstrekte Jeugdhulp gelden als bedoeld in de artikelen 4, 9 en 10 van de verordening Jeugdhulp gemeente Elburg 2018.

Artikel 16 Aflossingsritme

  • 1.

    Een vordering dient ineens binnen 6 weken te worden voldaan;

  • 2.

    Is het niet mogelijk de vordering ineens te voldoen dan wordt een aflossingsregeling per maand overeengekomen of opgelegd op basis van de draagkracht van de debiteur.

Artikel 17 De betalingscontrole

  • 1.

    De debiteur dient zelfstandig zorg te dragen voor een correcte aflossing conform hetgeen meegedeeld in het besluit.

  • 2.

    Indien de aflossingsverplichting niet wordt nagekomen worden maximaal twee aanmaningen verstuurd.

  • 3.

    Indien de debiteur na twee aanmaningen de aflossingsverplichting niet nakomt wordt een dwangbevel aan debiteur verstuurd.

  • 4.

    Indien niet of niet volledig wordt voldaan aan de aflossingsverplichting wordt de beslagprocedure conform het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in werking gesteld.

Artikel 18 Het heffen van wettelijke rente en invorderingskosten

Bij niet tijdige aflossing van de vordering worden geen wettelijke rente en/of invorderingskosten in rekening gebracht.

Hoofdstuk 4: Inwerkingtreding en slotbepalingen

Artikel 19 inwerkingtreding en slotbepalingen

  • 1.

    Deze regeling treedt in werking een dag na publicatie;

  • 2.

    De regeling “Nadere regels Jeugdhulp gemeente Elburg (besluit 23 december 2014) wordt ingetrokken;

  • 3.

    De Uitvoeringsregels persoonsgebonden budget (pgb) in de Wmo en de Jeugdwet 2015 (besluit 25 november 2014) worden ingetrokken;

  • 4.

    Deze nadere regels kunnen worden aangehaald als “Nadere regels Jeugdhulp gemeente Elburg 2018”.

Aldus vastgesteld in de vergadering van College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Elburg op 25 juni 2018

de burgemeester, de secretaris,

ir. J.N. Rozendaal J.K.C van der Jagt