Organisatie | Twenterand |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Algemene subsidieverordening gemeente Twenterand |
Citeertitel | Algemene subsidieverordening gemeente Twenterand |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-07-2008 | 22-07-2016 | Nieuwe verordening | 24-06-2008 Gemeentecontact 3-7-2008 | BIS nr. 08.027.0011 | |
01-07-2008 | Nieuwe verordening | 24-06-2008 Gemeentecontact 3-7-2008 | BIS nr. 08.027.0011 |
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
a. Wet: de Algemene wet bestuursrecht;
b. College: het college van burgemeester en wethouders;
c. Subsidieontvanger: een natuurlijk persoon, een rechtspersoon of een groep die zich de behartiging van belangen van ideële en/of materiële aard ten doel stelt, waaraan het college subsidie heeft verleend;
In deze verordening wordt verstaan onder:
a. Wet: de Algemene wet bestuursrecht;
b. College: het college van burgemeester en wethouders;
c. Subsidieontvanger: een natuurlijk persoon, een rechtspersoon of een groep die zich de behartiging van belangen van ideële en/of materiële aard ten doel stelt, waaraan het college subsidie heeft verleend;
1. Tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald, is deze verordening van toepassing op alle bij
het college aangevraagde en door het college verleende subsidies.
2. Het college kan subsidie verlenen voor activiteiten op de volgende beleidsterreinen:
a. Maatschappelijke zorg en dienstverlening en volksgezondheid;
f. Kinderopvang en peuterspeelzaalwerk;
h. Speellocatie- en speelruimtebeleid;
i. Kunst, cultuur en cultuurhistorie;
m. Evenementen, volksfeesten en herdenkingen;
1. Het college kan jaarlijks een subsidieplafond vaststellen.
2. Het subsidieplafond geldt voor het betreffende subsidiejaar.
3. Bij vaststelling van het subsidieplafond als bedoeld in lid 1 bepaalt het college hoe het
1. Een aanvraag om een subsidie waarop Afdeling 4.2.8 van de wet van toepassing is wordt uiterlijk
1 september voorafgaand aan het subsidiejaar schriftelijk ingediend.
2. Een aanvraag om overige subsidies wordt of uiterlijk 1 april voorafgaand aan het eerste subsidiejaar of ten minste acht weken voor de aanvang van de desbetreffende activiteit schriftelijk ingediend.
3. De in het eerste en tweede lid bedoelde aanvraag gaat vergezeld van een begroting van de kosten en een beschrijving van de geplande activiteit.
4. Het college kan ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 1 en 2.
5. Het college kan een model vaststellen voor het indienen van een aanvraag.
Artikel 7 Weigeringsgronden subsidie
De subsidieverlening kan naast de in de artikelen 4:25 en 4:35 van de wet genoemde gevallen worden geweigerd indien gegronde redenen bestaan aan te nemen dat:
a. De activiteiten van de aanvrager niet gericht zullen zijn op de gemeente of niet aanwijsbaar ten goede komen aan de ingezetenen van de gemeente;
b. De gelden niet of in onvoldoende mate besteed zullen worden voor het doel waarvoor de subsidie wordt verleend;
c. De aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten zal ontplooien die in strijd zijn met het bepaalde bij of krachtens de wet, het algemeen belang of de openbare orde;
d. De aanvrager ook zonder subsidieverlening over voldoende gelden, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden kan beschikken om de kosten van de activiteiten te dekken;
e. De subsidieverlening niet past binnen het beleid van de gemeente;
f. De aanvrager geen rechtspersoonlijkheid heeft;
g. In die activiteiten op een naar het oordeel van het college toereikende wijze anders wordt voorzien.
Artikel 8 Verplichtingen subsidieontvanger
1. Het college kan de subsidieontvanger andere doelgerichte verplichtingen als bedoeld in artikel 4:38 van de wet opleggen.
2. Het college kan de subsidieontvanger naast de in lid 1 bedoelde verplichtingen ook niet doelgerichte verplichtingen opleggen als bedoeld in artikel 4:39 van de wet.
3. De subsidieontvanger is verplicht tijdig opgave te doen aan het college van een wezenlijke, die van belang is voor het verlenen van de subsidie, wijziging van de gegevens die bij de aanvraag om subsidie zijn overgelegd.
4. De subsidieontvanger is aan het college in de gevallen als bedoeld in artikel 4:41 lid 2 van de wet, een vergoeding van de vermogenswaarden verschuldigd.
5. De wijze waarop de hoogte van de in lid 4 bedoelde vergoeding wordt bepaald, wordt vermeld in de beschikking tot subsidieverlening, subsidievaststelling of subsidiebeëindiging.
6. Bij de bepaling van de hoogte van de in lid 4 bedoelde vergoeding wordt uitgegaan van
de waarde van de goederen en andere vermogensbestanddelen op het tijdstip waarop de vergoeding verschuldigd wordt, met dien verstande dat in geval van ontvangst van schadevergoeding voorverlies of beschadiging van zaken wordt uitgegaan van het bedrag dat als schadevergoeding door de subsidieontvanger wordt ontvangen.
7. Indien het de waarde van onroerende zaken betreft geschiedt de waardebepaling als bedoeld in lid 6 door een onafhankelijke deskundige.
8. Een subsidieontvanger brengt het voornemen tot ontbinding onverwijld ter kennis van het college. Hetzelfde geldt ingeval van het geheel of gedeeltelijk staken van activiteiten door een instelling en een voorgenomen vervreemding of bestemmingswijziging van eigendommen voor zover het staken van die activiteiten dan wel de voorgenomen vervreemding of bestemmingswijziging direct of indirect enige relatie hebben met de verstrekte subsidie.
9. Voor zover een batig liquidatiesaldo mede door het toekennen van gemeentelijke subsidie is gevormd, kan het college terugstorting van dit saldo in de gemeentekas verlangen tot het bedrag dat in totaliteit aan subsidie is verstrekt.
10. Een subsidie ontvangende instelling verleent aan het college alsmede aan daartoe door het college aangewezen toezichthouders als bedoeld in artikel 4: 59 lid 1 Algemene wet bestuursrecht die belast zijn met het desbetreffende beleidsterrein, toegang tot haar activiteiten en tot haar accommodatie(s) voor zover die activiteiten en accommodatie(s) direct of indirect enige relatie hebben met de verstrekte subsidie.
11. Aan de in het tiende lid bedoelde personen wordt inzage gegeven in de boeken en bescheiden en worden inlichtingen verstrekt, welke voor een juiste uitoefening van hun functie in het algemeen en voor beoordeling van de uitvoering van het gesubsidieerde activiteitenpakket in het bijzonder nodig zijn.
Artikel 9 Aanvraag subsidievaststelling
De subsidieontvanger dient binnen 13 weken na afloop van de activiteiten, of na afloop van het tijdvak waarvoor de subsidie is verleend, een aanvraag om vaststelling als bedoeld in artikel 4:44 van de wet in, tenzij bij de subsidieverlening anders is geregeld.
Artikel 10 Per boekjaar verstrekte subsidies aan rechtspersonen
1. Afdeling 4.2.8 van de wet is van toepassing op door het college per boekjaar verleende subsidies aan rechtspersonen. De subsidie wordt voor een boekjaar of voor een bepaald aantal boekjaren verleend.
2. Het college kan bepalen dat de subsidieontvanger een reserve vormt.
3. Indien de subsidieontvanger zijn inkomen in overwegende mate ontleend aan de subsidie is artikel 4:76 van de wet van overeenkomstige toepassing.
4. De verplichtingen als bedoeld in artikel 4:78 lid 1 tot en met lid 4, van de wet gelden niet voor subsidies lager dan € 50.000, tenzij het college anders beslist.
1. Het college kan de subsidieontvanger voorschotten verlenen.
2. De beschikking tot voorschotverlening geschiedt gelijktijdig met de beschikking tot
subsidieverlening en vermeldt het bedrag van het voorschot, dan wel de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald.
Het college kan nadere regels stellen voor:
a. De procedure tot indienen van subsidieaanvragen en aanvragen tot vaststelling;
b. De subsidiabele activiteiten als bedoeld in artikel 3 lid 2;
c. De verdeling van de beschikbare gelden over de in artikel 3 lid 2 genoemde activiteiten;
In bijzondere gevallen, en voor zover toepassing van deze verordening zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard, kan het college afwijken van het in deze verordening bepaalde.
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de bij besluit van het college aangewezen personen.
1. Op een aanvraag die is ingediend voor de inwerkingtreding van deze verordening wordt op grond van de voor dat tijdstip geldende regels beslist.
2. Meerjarenafspraken die zijn gemaakt voor de inwerkingtreding van deze verordening behouden de overeengekomen looptijd, mits deze niet langer is dan 31 december 2010.
1. Deze verordening treedt in werking op 1 juli 2008.
2. De volgende verordeningen vervallen op het in lid 1 genoemde tijdstip:
a. Subsidieverordening Samenlevingszaken 2003, vastgesteld bij raadsbesluit van 24 april 2003 nr. 4.14;
b. Verordening godsdienstonderwijs, vastgesteld bij raadsbesluit van 19 december 2002 nr. 12.11;
c. Verordening op de gemeentelijke bijdrage aan de lokale omroep, vastgesteld bij raadsbesluit van 19 december 2002, nr. 12.8;
d. Verordening 4 mei herdenkingen, vastgesteld bij raadsbesluit van 18 februari 2003 nr. 2.
Toelichting 1 Algemene Subsidieverordening gemeente Twenterand
Wij hebben geconstateerd dat de huidige subsidieregelingen deels ontoereikend waren. Een oplossing werd gevonden door:
• Problemen binnen de huidige regelingen op te lossen,
• deregulering waar mogelijk toe te passen,
• vertaling van nieuw beleid in de nieuwe verordening, voor zover van toepassing en mogelijk,
• zoveel als mogelijk, samenvoeging van alle regelingen en verordeningen tot deze algemene subsidieverordening.
Bij de deregulering werden de volgende uitgangspunten gehanteerd:
1. Regels binnen gemeentelijke regelingen welke niet gehandhaafd (kunnen) worden, worden geschrapt;
2. regels binnen gemeentelijke regelingen die ook in hogere regelgeving zijn vastgelegd, worden geschrapt;
3. regels binnen gemeentelijke regelingen welke strijdig zijn met andere regelingen, worden geschrapt;
4. regels binnen gemeentelijke regelingen welke onnodig (nut en noodzaak) zijn worden geschrapt;
5. regels binnen gemeentelijke regelingen, die het doel waarvoor de regeling in het leven is geroepen, niet dienen, worden geschrapt;
6. uitvoeringsregels worden zoveel mogelijk in nadere uitvoeringsvoorschriften vastgelegd.
Op grond van artikel 4:23 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) verleent een bestuursorgaan slechts subsidie op grond van een wettelijk voorschrift dat regelt voor welke activiteiten subsidie wordt verstrekt.
Er is een wettelijke grondslag in een subsidieverordening vereist, tenzij er sprake is van:
1. Opname in door de raad vastgestelde begroting (vermelding subsidiebedrag en ontvanger);
2. incidentele gevallen (ten hoogste voor 4 jaar, geen beleid);
3. vooruitlopend op nieuw vast te stellen subsidieverordening (max. 1 jaar).
Een subsidieverordening dient minimaal de volgende elementen te regelen:
1. Regels met betrekking tot de bevoegdheid (4:23 Awb);
2. beschrijving van activiteiten/doelgroep (4:23 Awb);
3. subsidieplafond (4:25 ev Awb);
4. verplichtingen (4:38 lid 2; 4:39 Awb);
5. vermogensvoordeel (4:41 Awb).
Bij voorliggende herziening van het subsidiestelsel is de volgende hoofdstructuur gehanteerd:
• Één algemene subsidieverordening waarin de wettelijke grondslag voor subsidiering van activiteiten staat vermeld. De subsidieabele activiteiten worden op een vrij hoog abstractieniveau in de verordening opgenomen.
• Nadere regeling van de subsidiering via beleidsregels dan wel nadere regels door het college
(Bijvoorbeeld door een verzameluitvoeringsbesluit).
• In uitzonderingsgevallen een nadere regeling via een aparte subsidieverordening, indien de aard/inhoud van de regeling zulks rechtvaardigt.
• Uitvoering door het college als bevoegd orgaan tot subsidiering.
• Geen gebruik van het instrument dat in de raadsbegroting naam en bedrag van de gesubsidieerde instelling wordt vermeld. Een belangrijke reden is dat de vermelding van de subsidieontvanger en het bedrag in de gemeentebegroting niet past in het dualistisch stelsel waarbij de raad het begrotingskader (programma’s) vaststelt en het college belast is met de uitvoering daarvan.
Wij hebben uit oogpunt van deregulering gestreefd naar een zo kort en bondig mogelijke verordening, aanvullend aan hoofdstuk 4 van de Awb. De tekst van Titel 4.2 van de wet (Subsidies) is als bijlage bijgevoegd.
In de wet zijn geen hoge eisen opgenomen aan wettelijke subsidieregelingen.
Kernelement: in een regeling moet een omschrijving van gesubsidieerde activiteiten worden opgenomen.
Veel subsidieregelingen bevatten weinig bepalingen op grond waarvan het subsidiebeleid genormeerd wordt. In kaderregelingen wordt globaal omschreven welke activiteiten subsidiabel zijn. Vervolgens vindt uitwerking daarvan plaats via nadere regels en/of beleidsregels.
De subsidieverordening moet het stellen van nadere regels door het college wel expliciet mogelijk maken
(delegatie wetgevende bevoegdheid ex. artikel 156 lid 3 Gemeentewet).
Bij het opstellen van een subsidieverordening kan worden gekozen voor specifieke subsidieverordeningen voor ieder beleidsveld of een algemene subsidieverordening met daaronder deelverordeningen, nader regels of beleidsregels.
Hierbij wordt het onderscheid tussen beleidsregel en algemeen verbindend voorschrift (subsidieverordening of op basis daarvan gestelde nadere regels) benadrukt.
Beleidsregel: voor het bestuursorgaan (intern werkend), regelt de wijze waarop een bestuursorgaan omgaat met zijn bevoegdheden, bindt de burger niet. In de wet zijn daarover regels opgenomen vgl. art 1:3 lid 4/Titel 4.3 (artikel 4:81 van de wet en volgende).
Een beleidsregel kan geen algemeen verbindend voorschrift zijn en kan geen zelfstandige bevoegdheden in het leven roepen. Een beleidsregel is ondergeschikt aan een algemeen verbindend voorschrift. Voorts kent een beleidsregel een inherente afwijkingsbevoegdheid. Dat impliceert dat conform deze regels wordt gehandeld, tenzij er sprake is van bijzondere omstandigheden die een afwijking rechtvaardigen dan wel tot afwijking noodzaken (inherente afwijkingsbevoegdheid op basis van artikel 4:84 van de Awb). Van geval tot geval zal derhalve worden bezien of er sprake is van dergelijke bijzondere omstandigheden welke aanleiding vormen om van de beleidsregel af te wijken.
In voorliggende algemene subsidieverordening zijn algemene bepalingen omtrent subsidiëring opgenomen.
In de Awb is voor een aantal onderdelen van het subsidieproces de keuzemogelijkheid opgenomen om een nadere regeling te treffen bij subsidieverlening of bij/krachtens wettelijk voorschrift i.c. de subsidieverordening.
Voor een nadere invulling van hetgeen onder subsidiabele activiteiten wordt verstaan zijn beleidsregels en nadere regels opgesteld. Deze zijn terug te vinden in het verzameluitvoeringsbesluit Algemene Subsidieverordening gemeente Twenterand.
In bijzondere situaties kan een specifieke deelverordening worden vastgesteld. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan de verordening bomenfonds en de kleine stedelijke vernieuwingsprojecten.
Die verordening blijft van kracht naast de algemene subsidieverordening.
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Ten aanzien van het begrip subsidie wordt aangesloten bij hetgeen daarover in de wet is bepaald.
De definitie van het begrip subsidie (artikel 4:21 van de wet) omvat 4 kernelementen:
1. Aanspraak op financiële middelen;
2. verstrekt door bestuursorgaan;
3. met het oog op bepaalde activiteiten van aanvrager;
4. niet zijnde een betaling voor geleverde goederen of diensten.
Art. 4.21 van de wet kent een materieel subsidiebegrip.
Alles wat onder de definitie valt is subsidie.
g. verkoop beneden kostprijs (overdracht voor symbolisch bedrag € 1,-).
Uitgangspunt van de verordening vormt dat het college bevoegd is te beslissen op aanvragen om subsidies
(autonome bestuursbevoegdheid). De kaderstellende rol van de raad komt met name tot uiting in het budgetrecht en het vaststellen van de subsidieverordening. Dit geldt ook voor het vaststellen van (deel)beleidsnota’s.
Het feit dat de raad via de begroting (kaderstelling/budgetrecht) middelen beschikbaar moet stellen is primair van belang voor de verhouding raad - college. Niet voor de verhouding college – subsidieaanvrager en de daarbij van belang zijnde bevoegdheidsvraag. Eventueel kan het college in voorkomende gevallen een beroep doen op artikel 4: 34 van de wet (begrotingsvoorbehoud) of in het kader van de subsidieprocedure richting aanvragers aangeven dat de raad een krediet beschikbaar dient te stellen.
In deze verordening worden de subsidiabele activiteiten op een vrij hoog abstractieniveau omschreven. De
onderdelen zijn ontleend aan de tot nu toe vastgestelde beleidsnotities en subsidieverordeningen.
Onderstaande verordeningen en beleidsregels vallen nu onder het bereik van deze nieuwe verordening.
1. Subsidieverordening Samenlevingszaken 2003.
2. Verordening godsdienstonderwijs.
3. Verordening op de gemeentelijke bijdrage aan de lokale omroep.
4. Verordening 4 mei herdenkingen.
1. Verdeelregels Godsdienstonderwijs.
3. Subsidies sportstimulering jeugd.
4. Afwegingskader promotionele activiteiten.
5. Vervoerskosten gehandicaptensportorganisaties.
De wet geeft in artikel 4:24 van de wet aan dat tenminste éénmaal per 5 jaar een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de subsidie in de praktijk wordt gepubliceerd. Uit oogpunt van deregulering en bezien in samenhang met de inmiddels in werking getreden bepalingen van de Gemeentewet over onderzoeken doelmatigheid en doeltreffendheid wordt geen verslag op basis van de wet voorgeschreven.
In voorkomende gevallen kan aansluiting worden gezocht bij de verordening ex artikel 213a Gemeentewet en het programma onderzoek doelmatigheid/rechtmatigheid van het college. Hiervoor wordt een format ontwikkeld. Ook onderzoek door de rekenkamercommissie vormt een optie.
Het subsidieplafond is een bruikbaar instrument om “open einde financiering” tegen te gaan. De wet geeft aan dat de subsidieverordening daarvoor regels moet bevatten. Overschrijding van het subsidieplafond vormt een weigeringgrond voor de beslissing op een aanvraag om subsidie.
Artikel 6 Aanvraag subsidieverlening
In de verordening worden algemene termijnen gesteld voor het indienen van subsidieaanvragen. In de bestendige uitvoeringspraktijk kunnen aanvragen (per boekjaar verstrekte subsidies uitgezonderd) worden ingediend voor 1 april van het subsidiejaar. Op grond van artikel 12 kunnen overigens nadere regels worden gesteld. Dat zal op basis van de bestendige praktijk het geval zijn bij een grote categorie subsidies van relatief beperkte omvang welke jaarlijks terugkomt, maar waarvoor op voorhand geen noodzaak bestaat om voorafgaand een aanvraag tot subsidieverlening in te dienen. De artikelen 4:42 en 4:43 van de wet bieden daartoe de mogelijkheid. Het gaat daarbij onder meer om aanvragen voor muziekverenigingen, sportverenigingen, en specifieke doelgroepen die in aanmerking kunnen komen voor een subsidie van relatief beperkte omvang, bijvoorbeeld een waarderingsbijdrage (=donatie). In de verordening zijn geen beslistermijnen opgenomen voor de subsidieverleningsbeschikking. Dat brengt met zich mee dat de termijnen zoals genoemd in de wet van toepassing zijn.
Op grond van afdeling 4.1.3. van de wet moet een beschikking worden gegeven binnen een redelijke termijn. De maximale termijn bedraagt 8 weken tenzij in de verordening een andere termijn is genoemd. In het algemeen is deze termijn van maximaal 8 weken toereikend om een beslissing op aanvraag te nemen. Indien daartoe aanleiding bestaat (afhankelijk van de aard en complexiteit van de aanvraag) kan een nieuwe redelijke termijn worden gesteld. Uitgangspunt is dat daarover tijdig wordt gecommuniceerd met aanvrager.
In het Verzameluitvoeringsbesluit Algemene Subsidieverordening gemeente Twenterand volgt per subsidie een nadere toelichting.
In dit artikel zijn weigeringsgronden opgenomen die gelden voor alle subsidiesoorten.
Deze weigeringsgronden zijn een aanvulling op de weigeringsgronden van artikel 4:35 van de wet. Artikel 4:35 van de wet stelt dat de subsidie in ieder geval kan worden geweigerd indien er gegronde reden bestaat om aan te nemen dat
o de activiteiten niet of niet geheel zullen plaatsvinden;
o de aanvraag niet zal voldoen aan de verplichtingen verbonden aan de subsidie;
o de aanvrager niet op een behoorlijke wijze rekening en verantwoording zal afleggen omtrent de verrichte
activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn.
Indien een aanvraag wordt ingediend buiten de daarvoor gestelde termijn kan uit toepassing van artikel 4:5 van de wet volgen dat deze buiten behandeling wordt gelaten.
Overigens kan een regionale activiteit met positieve effecten voor de gemeente Twenterand in principe wel voor subsidiëring in aanmerking komen.
Volgens de wet moet in een verordening de basis gelegd worden voor het in voorkomende gevallen kunnen
opleggen van bijzondere verplichtingen aan de ontvangen van een subsidie.
Artikel 9 Aanvraag subsidievaststelling
Het subsidietraject bestaat normaal gesproken uit drie fases: 1. subsidieverlening (afdeling 4.2.3 van de wet); 2.subsidievaststelling (afdeling 4.2.5 van de wet); 3. uitbetaling.
Subsidievaststelling vindt plaats op basis van de afgelegde verantwoording waaruit blijkt dat de gesubsidieerde activiteiten hebben plaatsgevonden overeenkomstig de aan de subsidieverlening verbonden verplichtingen. Op basis van artikel 4:45 van de wet legt de aanvrager rekening en verantwoording af over hetgeen met de subsidie is gerealiseerd.
In bepaalde gevallen bijvoorbeeld het verlenen van een waarderingssubsidie kan er sprake zijn van directe
subsidievaststelling. Dan gaat er geen verleningsbeschikking aan vooraf.
Het gaat immers om de "waardering" van bepaalde activiteiten van de aanvrager in het algemeen waarbij er geen afspraken worden gemaakt omtrent de uitvoering ervan. De aanvrager hoeft zich dus achteraf niet te
verantwoorden over wat hij met de subsidie concreet heeft gedaan.
Ook bij structurele subsidies van geringe omvang wordt uit praktische overwegingen direct met toepassing van artikel 4:43 van de wet de subsidie vastgesteld. Bij de beoordeling van de aanvraag voor het daarop volgend jaar wordt aan de hand van de ingediende rekening getoetst of er aanleiding is de subsidierelatie te wijzigen.
Ten aanzien van de in acht te nemen beslistermijnen wordt verwezen naar de toelichting op artikel 8. In de
verordening zijn geen van de wet afwijkende beslistermijnen opgenomen.
Artikel 10 Per boekjaar verstrekte subsidies aan rechtspersonen
Afdeling 4.2.8 van de wet is van toepassing op de per boekjaar verstrekte subsidies aan rechtspersonen.
Hieronder worden met name begrepen de subsidierelaties met de grote instellingen zoals de Stichting Welzijn Twenterand, de openbare bibliotheek, maatschappelijk werk en de openbare bibliotheek.
Het gaat hierbij met name om exploitatie- en budgetsubsidies. Het streven van de gemeente is om de komende jaren voor een aantal grotere instellingen over te gaan van exploitatie naar budgetsubsidiëring. Wij streven er naar te komen tot beleidsgestuurde contractfinanciering waarbij naast de subsidiebeschikking de subsidieovereenkomst zoals bedoeld in artikel 4:36 van de wet een belangrijk onderdeel zal uitmaken van de nieuwe subsidierelatie.
Er zal zich een overgangssituatie voordoen waarbij er bijvoorbeeld geëxperimenteerd wordt met het maken van Budget / uitvoeringsovereenkomsten. Ingeval er sprake is van een lagere bijdrage dan € 50.000 wordt geen accountantsverklaring verlangd.
Artikel 4:54 van de wet bepaalt dat alleen voorschotten mogelijk zijn indien zulks in de wet (verordening) of bij subsidieverlening is bepaald.
Dit artikel behoeft verder geen toelichting.
Binnen de systematiek van voorliggende verordening kan het college nadere regels stellen voor de procedure voor het indienen van een aanvraag op grond van deze verordening, de subsidiabele activiteiten en de verdeling van de beschikbare gelden. Deze regels staan in het verzameluitvoeringsbesluit.
Nadere voorschriften worden vastgesteld voor de onderdelen waarvoor in de oude systematiek
deelverordeningen waren vastgesteld. Het gaat daarbij met name om de bij de toelichting op artikel 3 genoemde verordeningen en beleidsregels.
Er is een aantal uitzonderingen zoals de Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand gemeente Twenterand, met een subsidieregeling voor bedrijven die reïntegrerende medewerkers plaatsen. Deze verordening is zodanig specifiek dat een regeling in een aparte verordening gerechtvaardigd is.
Het is gewenst een bepaling over het aanwijzen van toezichthouders, waarin het college de mogelijkheid heeft personen aan te wijzen belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde in de Algemene subsidieverordening gemeente Twenterand, op te nemen. Personen die daartoe zijn aangewezen kunnen met de daarbij behorende bevoegdheden zoals genoemd in afdeling 5.2 van de wet in voorkomende gevallen onderzoek doen naar de juiste uitvoering van het bepaalde bij of krachtens deze verordening. Het college heeft de bevoegdheid toezichthouders te benoemen.
Alsdan kunnen toezichthouders gebruik maken van de in afdeling 5 van de wet genoemde bevoegdheden
(betreden plaatsen, vorderen inlichtingen en gegevens, onderzoek van zaken, verplichting tot verlenen medewerking).