Organisatie | Twenterand |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening baatbelasting riolering buitengebied |
Citeertitel | Verordening baatbelasting riolering buitengebied |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen.
Gemeentewet, art. 222
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2007 | 01-01-2018 | Nieuwe regeling | 07-11-2007 Gemeentecontact 7 december 2006 | BIS nr. 06.015.0027 | |
01-01-2007 | Nieuwe regeling | 07-11-2007 Gemeentecontact 7 december 2006 | BIS nr. 06.015.0027 |
De raad van de gemeente Twenterand;
gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders;
gelet op artikel 222 van de Gemeentewet en het Bekostigingsbesluit riolering buitengebied gemeente Twenterand, vastgesteld bij raadsbesluit van 15 december 2004;
vast te stellen de Verordening op de heffing en invordering van baatbelasting riolering buitengebied Leidijk Oost, Greftenweg en Schippersstraat.
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
2. een gedeelte van een onder 1 of 2 bedoeld eigendom dat blijkens zijn indeling is bestemd om als een afzonderlijk geheel te worden gebruikt;
3. een samenstel van twee of meer van de onder 1 of 2 bedoelde eigendommen of onder 3 bedoelde gedeelten daarvan die naar de omstandigheden bij elkaar horen.
Artikel 2 Aard van de heffing en belastbaar feit
1. Onder de naam “Baatbelasting riolering buitengebied Leidijk Oost, Greftenweg en Schippersstraat” wordt in de vorm van een heffing ineens een directe belasting geheven ter zake van de onroerende zaken gelegen in de gemeente binnen de rode omlijning op de bij deze verordening behorende en als zodanig gewaarmerkte kaart, die op 1 januari 2004 zijn gebaat door de in het tweede lid genoemde voorzieningen die tot stand zijn gebracht door of met medewerking van het gemeentebestuur;
2. de in het eerste lid bedoelde voorzieningen omvatten:
a. de aanleg van een drukriolering naar een zuiveringsinstallatie;
b. het maken van aftakkingen van de drukriolering naar aansluitingsputten;
c. de aanleg van aansluitingsputten op de aan te sluiten onroerende zaak;
d. de aanschaf, plaatsing en installatie van de benodigde pompen met toebehoren ten behoeve van de aansluitingsputten, alsmede van de drukriolering;
1. De belasting wordt geheven van degene die van een onroerende zaak als bedoeld in artikel 2, eerste lid, het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht.
2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die op het tijdstip van ingang van de heffing dan wel, indien de belasting wordt geheven in de vorm van een jaarlijkse belasting, bij de aanvang van het belastingjaar als zodanig bij de kadastrale registratie bekend staat, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.
3. Indien de lasten die zijn verbonden aan de voorzieningen genoemd in artikel 2, tweede lid, ter zake van een onroerende zaak krachtens overeenkomst zijn of worden voldaan, wordt de belasting ter zake van die onroerende zaak niet geheven.
Artikel 5 Regeling inzake heffing in de vorm van een jaarlijkse betaling
1. In afwijking van het bepaalde in artikel 2 wordt op verzoek van de belastingplichtige de belasting geheven in de vorm van een jaarlijkse belasting gedurende tien jaar. Het verzoek genoemd in de eerste volzin dient binnen zes weken na de dagtekening van de aanslag schriftelijk bij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet, bedoelde gemeenteambtenaar te worden ingediend;
2. het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar;
3. de jaarlijkse belasting bedraagt de annuïteit van het totaal verschuldigde, berekend op basis van een periode van tien jaar en een rentevoet van 4%;
4. de belasting over de nog niet verstreken belastingjaren kan elk jaar worden afgekocht. De afkoopsom wordt bepaald op de contante waarde van de bij aanvang van het belastingjaar, waarin de afkoop plaatsvindt, nog te verschijnen belastingbedragen berekend naar een rentevoet van 4%;
5. a. ingeval de belasting wordt geheven in de vorm van een jaarlijkse heffing en de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak als bedoeld in het eerste lid eindigt of wijzigt als gevolg van het overdragen van eigendom, bezit of beperkt recht, wordt de nieuwe genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, met ingang van het eerstvolgende belastingjaar een aanslag ineens opgelegd voor de resterende belastingjaren van het belastingtijdvak opgelegd, berekend overeenkomstig het vierde lid van dit artikel;
b. in afwijking van het bepaalde in onderdeel a, wordt op verzoek van de in dat onderdeel bedoelde belastingplichtige de jaarlijkse heffing overeenkomstig het eerste lid gecontinueerd. Het verzoek daartoe dient binnen zes weken na de dagtekening van de aanslag ingevolge onderdeel a, schriftelijk bij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet, bedoelde gemeenteambtenaar te worden ingediend;
6. ingeval de belasting wordt geheven in de vorm van een jaarlijkse heffing en in de loop van het
belastingtijdvak het eigendom, het bezit of het beperkt recht van een gedeelte van de onroerende
zaak wordt overgedragen, wordt, voor de verdeling van de resterende belastingschuld vastgesteld op
Artikel 8 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de baatbelasting.
Artikel 9 Termijnen van betaling
De aanslagen moeten worden betaald in twee gelijke termijnen, waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.