Artikel 1 Belastbaar feit
Ter zake van het gebruik van:
a. door de gemeente beschikbaar gesteld busvervoer door leerlingen van scholen
voor gewoon basisonderwijs in de gemeente van en naar zwemgelegenheden
voor zwemonderwijs;
b. door de gemeente beschikbaar te stellen zwemaccommodaties wordt een recht
geheven overeenkomstig de navolgende bepalingen.
Artikel 2 Belastingplicht
- 1.
Het recht wordt geheven van:
a. De vader van een leerling, staande onder de ouderlijke macht;
b. De moeder van een leerling, waarvan de ouderlijke macht alleen wordt
uitgeoefend door de moeder;
c. degene, die de voogdij uitoefent van een leerling, staande onder de voogdij.
- 2.
Degene, die pleegouderlijke zorg vervult in plaats van de ouderlijke macht of de
voogdij van de vader of moeder. Onder pleegouderlijke zorg wordt verstaan de
zorg voor onderhoud en opvoeding van het kind van anderen, als ware het een
eigen kind, onafhankelijk van enige verplichting daartoe of van het genieten van
een vergoeding daarvoor.
Artikel 3 Belastingjaar
Het belastingjaar is gelijk aan het schooljaar en loopt van 1 augustus 2011 tot en met 31
juli 2012.
Artikel 4 Wijze van heffing
Het recht wordt bij wijze van aanslag geheven.
Artikel 5 Heffingsgrondslag/tarief
Voor het gebruik maken van de in artikel 1 omschreven faciliteiten bedraagt het recht per
jaar:
voor busvervoer € 21,00
voor de zwemaccommodaties € 19,70
Artikel 6 Aangifte
- 1.
Jaarlijks wordt aan het begin van het schooljaar aan iedere belastingplichtige, die
geacht wordt daarvoor in aanmerking te komen, een aangiftebiljet uitgereikt.
- 2.
De belastingplichtige, als bedoeld in artikel 2, is verplicht aangifte te doen zodra
van de in artikel 1 omschreven faciliteit gebruik wordt gemaakt.
- 3.
De belastingplichtige aan wie niet binnen één maand na afloop van het
belastingjaar een aanslag is opgelegd dan wel geen aangiftebiljet is uitgereikt, is
gehouden binnen 14 dagen van die maand bij het college van Burgemeester en
wethouders een schriftelijk verzoek in te dienen om uitreiking van een
aangiftebiljet.
Artikel 7 Termijnen van betaling
- 1.
In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet het recht
worden betaald uiterlijk op de laatste dag van de tweede maand volgend op die
welke in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.
- 2.
De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het voorgaande lid
gestelde termijn.
Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
- 1.
Het recht is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de
aanvang van de belastingplicht.
- 2.
Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is het recht
verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde
recht als er in dat jaar, na aanvang van de belastingplicht, nog volle
kalendermaanden overblijven.
- 3.
Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat
aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar
verschuldigde recht als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle
kalendermaanden overblijven.
Artikel 9 Machtiging tot overdracht van bevoegdheden
- 1.
Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd tot het verlenen van
schriftelijke toestemming met betrekking tot het verdagen van de uitspraak op het
bezwaarschrift voor ten hoogste één jaar.
- 2.
Het college van burgemeester en wethouders kan één of meer
gemeenteambtenaren aanwijzen die in zijn plaats treden met betrekking tot de
uitvoering van enig wettelijke bepaling betreffende de heffing en invordering van
het recht.
Artikel 10 Verzending van de aanslagen
Het college van burgemeester en wethouders kan bepalen dat voor de toezending of
uitreiking van aanslagbiljetten, ingevolge artikel 8, eerste lid, van de Invorderingswet 1990
(Stb. 221) voor de betrokken in artikel 212, tweede lid, van de Gemeentewet (Stb. 1994,
762) bedoelde gemeenteambtenaar een andere gemeenteambtenaar in plaats treedt.
Artikel 11 Nakoming van verplichtingen
De verplichtingen bedoeld in de artikelen 47, 49 en 50 van de Algemene wet inzake
rijksbelastingen (Stb. 1959, 301) en in de artikelen 58 en 60 van de Invorderingswet 1990,
dan wel bedoeld of van toepassing verklaard in de algemene maatregel van bestuur
krachtens artikel 246a van de Gemeentewet, gelden mede jegens de door het college van
burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren van de gemeentelijke belastingen.
Artikel 12 Kwijtschelding
Bij de invordering van de rechten voor het gebruik maken van het door de gemeente
Harlingen beschikbaar stellen van vervoer ten behoeve van het schoolzwemmen en van
zwemaccomodaties wordt kwijtschelding verleend.
Artikel 13 Toepasselijkverklaring renteregels Invorderingswet 1990
- 1.
Het bepaalde in hoofdstuk 5 van de Invorderingswet 1990 inzake invorderingsrente
vindt toepassing op de invordering van het recht.
- 2.
De ministeriële regeling bedoeld in artikel 31 van de Invorderingswet 1990 vindt
daarbij overeenkomstige toepassing.
Artikel 14 Inwerkingtreding en citeertitel
- 1.
De “Verordening op de heffing en invordering van rechten voor het gebruik maken
van het door de gemeente Harlingen beschikbaar stellen van vervoer ten behoeve
van het schoolzwemmen en van zwemaccommodaties 2010” van 11 november
2009 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van
ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de
belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.
- 2.
Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van
bekendmaking.
- 3.
De datum van ingang van de heffing is 1 augustus 2011.
- 4.
Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening schoolzwemmen 2011”