Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Harlingen

Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2011

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHarlingen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2011
CiteertitelVerordening rioolheffing 2011
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201101-01-2012Onbekend

10-11-2010

Onbekend

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2011

 

 

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

a. perceel: een roerende of onroerende zaak of een zelfstandig gedeelte daarvan;

b. gemeentelijke riolering: een voorziening of combinatie van voorzieningen voor

inzameling,verwerking, zuivering of transport van afvalwater, hemelwater of

grondwater, in eigendom, in beheer of in onderhoud bij de gemeente;

c. verbruiksperiode:de periode waarop de afrekening van het waterbedrijf betrekking

heeft;

d. water: huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater of grondwater.

Artikel 2 Aard van de belasting

Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de

kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:

a. de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater,

alsmede de zuivering van huishoudelijk afvalwater; en

b. de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde

hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige

gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming

zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.

 

Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht
  • 1.

    De belasting wordt geheven:

    a. van degene die bij het begin van het belastingjaar het genot heeft krachtens

    eigendom, bezit of beperkt recht van een perceel dat direct of indirect is

    aangesloten op de gemeentelijke riolering, verder te noemen:

    eigenarendeel; en

    b. van de gebruiker van een perceel van waaruit water direct of indirect op de

    gemeentelijke riolering wordt afgevoerd, verder te noemen: gebruikersdeel.

  • 2.

    Met betrekking tot het eigenarendeel wordt, ingeval het perceel een onroerende

    zaak is, als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt

    degene die bij het begin van het belastingjaar als zodanig in de kadastrale

    registratie is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende

    krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.

  • 3.

    Met betrekking tot het gebruikersdeel, wordt als gebruiker aangemerkt:

    a. degene die naar de omstandigheden beoordeeld het perceel al dan niet

    krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt;

    b. ingeval een gedeelte van een perceel -niet een gedeelte als bedoeld in

    artikel 4- voor gebruik is afgestaan: degene die dat gedeelte voor gebruik

    heeft afgestaan.

Artikel 4 Zelfstandige gedeelten
  • Indien gedeelten van een in artikel 3 bedoeld perceel blijkens hun indeling bestemd zijn

    om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, wordt de belasting geheven ter zake van

    elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die

    gedeelten tezamen als één geheel worden gebruikt, deze als één perceel worden

    aangemerkt.

Artikel 5 Maatstaf van heffing
  • 1.

    Het eigenarendeel wordt geheven naar een vast bedrag per perceel.

  • 2.

    Het gebruikersdeel wordt geheven naar het aantal kubieke meters water dat vanuit

    het perceel wordt afgevoerd.

  • 3.

    Het aantal kubieke meters afvalwater wordt gesteld op het aantal kubieke meters

    leidingwater en grondwater dat in het kalenderjaar dat twee jaar aan het

    belastingjaar voorafgaat naar het perceel is toegevoerd of opgepompt.

  • 4.

    Ingeval gebruik wordt gemaakt van een pompinstallatie moet die pompinstallatie

    zijn voorzien van een:

    a. watermeter, waarvan de hoeveelheid opgepompt water kan worden

    afgelezen, of

    b. bedrijfsurenteller, waarvan het aantal uren dat een pompinstallatie met

    vaste capaciteit in bedrijf is geweest kan worden afgelezen.

    De eerste volzin is niet van toepassing indien vaststelling van de hoeveelheid

    opgepompt water geschiedt op grond van enige andere wettelijke bepaling.

  • 5.

    De op de voet van het derde lid berekende hoeveelheid toegevoerd of gepompt

    water wordt verminderd met de hoeveelheid water die niet als afvalwater is

    afgevoerd.

Artikel 6 Belastingtarieven
  • 1.

    Het eigenarendeel bedraagt € 181,56;

  • 2.

    Het gebruikersdeel bedraagt voor elke volle eenheid van 150 kubieke meters water,

    bij een hoeveelheid water:

    a. van 0 m3 tot en met 250 m3 nihil;

    b. van 250 m3 of meer € 28,80.

Artikel 7 Belastingjaar
  • Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 8 Wijze van heffing
  • De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
  • 1.

    De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of voor het

    gebruikersdeel, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel voor het gebruikersdeel in

    de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd over zoveel

    twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde gebruikersdeel als er in dat

    jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3.

    Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel voor het gebruikersdeel in

    de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel

    twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde gebruikersdeel als er in dat

    jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4.

    Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige

    binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander perceel in gebruik neemt.

Artikel 10 Vrijstellingen
  • Het in artikel 3, eerste lid onder a. genoemde recht wordt niet geheven van percelen met

    een inhoud van 60m3 of minder, voorzover de bij die percelen behorende aansluitpunten

    uitsluitend dienen voor de afvoer van hemelwater.

Artikel 11 Termijnen van betaling
  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de

    aanslagen als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a, worden betaald in zes

    gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand

    volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk

    van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 2.

    In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt ingeval de gemeente is gemachtigd

    tot automatische incasso moeten de aanslagen worden betaald in acht gelijke

    termijnen waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand

    volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk

    van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3.

    In afwijking van in zoverre van het eerste en tweede lid geldt ingeval het

    totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen rioolheffingen of

    andere heffingen of belastingen gelijk of minder is dan € 80,-- of gelijk of meer is

    dan € 4.540,-- dat de aanslagen moeten worden betaald in één termijn welke

    vervalt twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 4.

    De aanslagen als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel b, moeten worden

    betaald uiterlijk op de laatste dag van de twee maand volgend op die welke in de

    dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.

  • 5

    De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden

    gestelde termijnen.

Artikel 12 Kwijtschelding
  • Bij de invordering van rioolheffing wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 13 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
  • Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot

    de heffing en invordering van de rioolheffing.

Artikel 14 Inwerkingtreding en citeertitel
  • De 'Verordening rioolrechten 2010' van 11 november 2009 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben

    voorgedaan.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2011.

    Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening rioolheffing 2011”.