Organisatie | Oirschot |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Besluit van de gemeenteraad van de gemeente Oirschot houdende regels omtrent koersnotitie gastvrij Oirschot Koersnotitie “Gastvrij Oirschot” |
Citeertitel | Koersnotitie “Gastvrij Oirschot” |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
21-07-2016 | nieuwe regeling | 12-07-2016 | . |
Nederland is, net als de rest van Europa, in 2015 geconfronteerd met een zeer complexe en omvangrijke asielproblematiek. Naar verwachting zet de grote toestroom van asielzoekers zich ook in 2016 en verder voort. Op basis van de huidige gegevens heeft het COA in 2016 nog 60.000 extra opvangplekken nodig (deels ter vervanging van locaties die sluiten en deels om in de groei te kunnen voorzien). Het CBS verwacht dat Nederland tot zeker 2020 te maken zal hebben met een verhoogde asielinstroom. Als gevolg hiervan is de verwachting dat er de komende vier jaar in totaal nog circa 60.000 nieuwe vergunninghouders bij zullen komen. Ongeveer 42% hiervan heeft een Syrische nationaliteit en ongeveer 21% is afkomstig uit Eritrea 1
Voor de opvang van deze asielzoekers hebben Nederlandse gemeenten een maatschappelijke verantwoordelijkheid. De gemeente Oirschot voelt zich net als de landelijke overheid en andere gemeenten medeverantwoordelijk om deze mensen een veilige plek te bieden als eerste stap naar een nieuw bestaan.
De gemeenteraad heeft in 2015 al uitgesproken, gezien haar maatschappelijke verantwoordelijkheid, actief in te willen zetten op het thema opvang vluchtelingen. In dit kader heeft de gemeente in 2015 medewerking verleend aan het verzorgen van crisisnoodopvang in de kazerne. De gemeenteraad heeft daarnaast besloten tot het opvangen van 200 asielzoekers in Westelbeers voor een periode van 28 maanden.
Tijdens de discussie over de inzet van de gemeente in relatie tot de vluchtelingencrisis, is de vraag ontstaan welke positie en welke houding we als gemeente Oirschot de komende jaren in willen nemen. In deze notitie geven we op hoofdlijnen weer welke koers we willen volgen bij het opvangen van asielzoekers en vergunninghouders in onze gemeente. We hebben bewust gekozen voor een koersnotitie in plaats van een beleidsplan omdat we ons bewust zijn van de omvang maar met name de complexiteit van de problematiek die de omvang van Oirschot ver te boven gaat. Deze problematiek is van dusdanige omvang en dusdanig afhankelijk van ontwikkelingen waar wij als gemeente geen invloed op hebben, dat we uitsluitend op hoofdlijnen kunnen weergeven welke koers we willen volgen en welke flexibiliteit daarin mogelijk is.
Deze koers is gebaseerd op de huidige stand van zaken, de huidige prognoses ten aanzien van de instroom van asielzoekers en de huidige nationale en Europese ontwikkelingen. Omdat deze ontwikkelingen van invloed kunnen zijn op de lokale situatie monitoren we onze koers en de uitvoering daarvan op structurele basis. We evalueren daarnaast jaarlijks de stand van zaken.
In de notitie geven we op hoofdlijnen weer welke koers we willen volgen en welke positie we als gemeente Oirschot in willen nemen als het gaat om het opvangen van asielzoekers en vergunninghouders binnen onze gemeente. We houden daarbij rekening met bestaande wetgeving 2 en een aantal richtinggevende kaders zoals het eind december 2015 afgesloten bestuursakkoord en in april 2016 afgesloten uitwerkingsakkoord Verhoogde Asielinstroom, het advies “Uit verre Landen” van de Provincie Noord-Brabant en het Actieplan Statushouders 2016-20173 (“Samenwerken aan huisvesting in het Stedelijk Gebied Eindhoven”). In dit actieplan zijn op regionaal niveau afspraken gemaakt over de huisvesting van vergunninghouders en de regionale spreiding. Onderwerpen die in dit plan aan bod komen zijn onder andere het verbeteren van de eerste begeleiding van vergunninghouders, het creëren van een betere match tussen vergunninghouder en de beoogde woonplaats en het realiseren van extra woningen in de regio.
Brabantse aanpak opvang vluchtelingen
De Brabantse burgemeesters en de commissaris van de Koning hebben onlangs (maart 2016) gesteld dat de opvang van asielzoekers in onze provincie om een gezamenlijke aanpak van gemeenten vraagt. Alle gemeenten hebben eind maart naar rato van de bevolking een taakstelling gekregen om naast de huisvesting van vergunninghouders ook asielzoekers op te vangen in 2016. Daarbij is rekening gehouden met gemeenten die nu al een (grote) inspanning verrichten bij de opvang van asielzoekers. Gemeenten worden geacht in (sub)regionaal verband een plan van aanpak op te stellen voor het realiseren van deze extra plekken. Elk gemeentebestuur blijft aanspreekbaar voor de eigen taakstelling maar kan die onderbrengen in afspraken op het niveau van de (sub)regio. Integratie, onderwijs, arbeid en draagvlak zijn belangrijke aandachtspunten in het op te stellen plan van aanpak.
De veiligheidsregio Zuidoost-Brabant is in vier subregio’s verdeeld, waaronder regio De Kempen (Bergeijk, Bladel, Eersel, Oirschot en Reusel- De Mierden). De burgemeester van Oirschot is door de Commissaris aangewezen als coördinerend burgemeester van deze subregio. Samen staan deze gemeenten voor een opgave voor de realisatie van 275 extra opvangplekken en de huisvesting van 230 vergunninghouders (indicatief) in 2016.
Inmiddels is namens subregio De Kempen begin mei 2016 een concreet plan ingediend bij de commissaris van de Koning waarin de (onderlinge verdeling van) taakstellingen voor opvang en huisvesting op het niveau van de subregio zijn uitgewerkt.
Tabel: Verdeling opgave opvang asielzoekers naar gemeenten, 2016.
Uit bovenstaande tabel blijkt dat de gemeente Oirschot geen taakstelling heeft voor de opvang van asielzoekers in 2016. In het genoemde plan van aanpak voor 2016 is dan ook geen concrete locatie in de gemeente Oirschot opgenomen voor de opvang van asielzoekers in een opvangcentrum. Naar verwachting zet de huidige verhoogde asielinstroom zich echter ook in 2017 en 2018 voort en zullen we mogelijk in deze jaren wel een taakstelling opgelegd krijgen. We geven in deze notitie dan ook een lange(re) termijn visie weer. De gemeente Oirschot blijft haar taakstelling houden voor de huisvesting van vergunninghouders in 2016 (en verder).
We geven met deze koersnotitie tevens invulling aan het door de gemeenteraad op 30 juni 2015 genomen besluit om te komen tot een procesaanpak over de thematiek ‘Opvang van vluchtelingen in Oirschot’.
Dit besluit is op 24 november 2015 met een aangenomen motie nogmaals door de gemeenteraad bevestigd. Daarnaast sluit de koersnotitie op hoofdlijnen aan bij de op 24 november 2015 aangenomen motie over de tijdelijke huisvesting van vergunninghouders, starters op de woningmarkt en arbeidsmigranten.
We doen in deze koersnotitie geen uitspraken over concrete locaties voor de opvang van asielzoekers of het huisvesten van vergunninghouders.
In algemene zin kunnen we stellen dat we een gastvrije gemeente willen zijn die haar verantwoordelijkheid neemt in de vluchtelingenproblematiek als het gaat om het opvangen van asielzoekers en vergunninghouders in de gemeente. We maken daarbij geen onderscheid in bevolkingsgroepen zoals ras, geloof, afkomst of seksuele geaardheid. We doen dit op de schaal van Oirschot en kiezen daarbij niet voor grootschalige tijdelijke oplossingen maar voor een structurele en kleinschalige aanpak waarbij samenwerking en integratie met de samenleving centraal staat. Ten aanzien van concrete locaties of wooneenheden gaan we bij voorkeur uit van particulier initiatief. We zien onze rol als gemeente als faciliterend in dit proces. We nemen geen eigendom over.
Onze voorkeur gaat uit naar een evenredige spreiding van de opvang van asielzoekers en vergunninghouders in de regio. Op dit moment (eerste helft 2016) vindt reguliere opvang in de regio in de volgende gemeenten plaats; Eindhoven, Oisterwijk, Tilburg, Gilze-Rijen en Oirschot (Westelbeers). Daarnaast vindt noodopvang (circa 4 maanden) plaats in Kaatsheuvel, Veldhoven en Valkenswaard. Een aantal gemeenten, waaronder Oirschot, heeft in 2015 crisisnoodopvang (72 uur) verzorgd.
We onderscheiden verschillende doelgroepen die elk hun eigen opvang en/of huisvesting kennen. We werken de bovenstaande algemene koers uit per doelgroep. We onderscheiden de volgende doelgroepen:
Per categorie geven we hieronder een korte beschrijving van de doelgroep. We geven daarnaast aan welke rol we als gemeente Oirschot tot nog toe voor deze doelgroep hebben vervuld en stippelen een koers uit voor de komende jaren.
4.1 Doelgroep 1 (asielzoekers)
Asielzoekers die in Nederland komen, vragen in de meeste gevallen asiel aan. Zij komen terecht in een asielprocedure die oftewel leidt tot vergunningverlening of tot een afwijzing van de asielaanvraag. Asielzoekers die zich bevinden in deze asielprocedure worden normaliter gehuisvest in een asielzoekerscentrum. Door de enorme toestroom van asielzoekers in de afgelopen periode was de opvangcapaciteit en de doorstroming in de reguliere opvangcentra echter onvoldoende. Deze asielzoekers zijn daarom ook opgevangen in crisisnood-, nood- en tijdelijke opvang (zie definitieblad voor nadere toelichting).
Het COA heeft tweemaal het verzoek gedaan bij de gemeente voor reguliere opvang. Het eerste verzoek betrof het voormalige klooster Groot Bijstervelt in Oirschot (reguliere opvang voor een periode van 10 jaar voor 600 asielzoekers).
Het tweede verzoek betrof het vakantiepark Den Beerschen Bak in Westelbeers (reguliere opvang voor de periode van 28 maanden voor 200 asielzoekers en vergunninghouders). De raad heeft vooralsnog niet ingestemd met opvang in Groot Bijstervelt. Eind 2015 heeft de raad wel ingestemd met opvang op Den Beerschen Bak. De eerste asielzoekers en vergunninghouders zijn begin 2016 gehuisvest in de avo Westelbeers.
Te volgen koers voor de gemeente Oirschot:
We zijn geen voorstander van crisisnoodopvang omdat dit voor de asielzoekers een noodmaatregel is die in onze ogen niet wenselijk is voor de asielzoekers zelf. Zij worden verplaatst van de ene crisisnoodopvang naar de andere waardoor een vaste basis ontbreekt. De verwachting vanuit het COA is dat crisisnoodopvang in 2016 minder tot niet nodig is. Ook in het bestuursakkoord wordt gesproken over de uitfasering van crisisnoodopvang. Mocht blijken dat de behoefte aan noodopvang de komende periode blijft bestaan, dan zijn we bereid medewerking te verlenen om crisisnoodopvang in de kazerne nogmaals mogelijk te maken. We zijn geen voorstander van crisisnoodopvang in gemeentelijke of particuliere accommodaties binnen onze gemeente.
We zijn niet vóór nood- of tijdelijke opvang omdat deze vorm van opvang voor asielzoekers een noodmaatregel is. We willen voorkomen dat asielzoekers vaak moeten verhuizen waardoor een vaste basis ontbreekt. Mocht blijken dat er door ontwikkelingen een nieuwe noodzaak ontstaat ten aanzien van nood- en tijdelijke opvang, dan zijn we bereid naar de mogelijkheden binnen onze gemeente te kijken. Dit heeft echter niet onze voorkeur.
We staan open voor een uitbreiding van het aantal reguliere opvangplekken binnen onze gemeente. Gezien de evenredige spreiding van opvangplekken over de gemeente komen de kernen Oirschot en Spoordonk hiervoor als eerste in beeld. We kiezen daarbij als uitgangspunt voor kleinschalige opvang van ongeveer 200 opvangplekken 4 voor een tijdelijke periode vanaf tenminste één jaar. We kiezen voor een periode van minimaal één jaar, omdat we deze termijn tenminste nodig achten voor de omgeving om vertrouwd te raken met de doelgroep, voor de doelgroep om gewend te raken aan de omgeving en een eerste start te kunnen maken met de integratie in de samenleving. Uit diverse publicaties blijkt dat de locatie van opvangcentra van belang is, met name als de nadruk ligt op vroegtijdige activering en integratie in de samenleving (zie ook hoofdstuk 5). Er moeten voldoende contactmogelijkheden zijn met de lokale bevolking. Onze voorkeur gaat daarom uit naar locaties die relatief dicht bij de dorpskern liggen of een goede verbinding tot de dorpskern hebben. Het COA hanteert hierbij een richtlijn van maximaal 3 km. We realiseren ons dat elke initiatief maatwerk is en stellen daarom geen absolute grenzen. We bekijken de mogelijkheden en onmogelijkheden per situatie en kiezen daarbij voor “eigenschaligheid”. Op dit moment vindt er landelijk gezien veel discussie plaats over kleinschaligere opvang. Mocht het COA de huidige drempel verlagen dan komt ook voor Oirschot (nog) kleinschaligere opvang in beeld. Onze voorkeur gaat uit naar opvangplekken voor vergunninghouders (doelgroep 2).
Concrete locaties worden bij voorkeur aangedragen en opgepakt vanuit particulier initiatief en/of door onze maatschappelijke partners. We zien onze rol als gemeente als faciliterend in dit proces. We nemen geen eigendom over. Naast Groot Bijstervelt, waar de raad al een uitspraak over gedaan heeft, is er geen geschikt gemeentelijk vastgoed beschikbaar.
Resultaat burgerpanel (mei 2016)
De gemeente Oirschot moet, zo lang de vluchtelingencrisis voort duurt, bereid zijn om nog meer asielzoekers op te vangen:
46% mee oneens/ zeer mee oneens
Van de respondenten vindt 72% dat er maximaal 100-200 asielzoekers per opvanglocatie opgevangen mogen worden. Ongeveer een derde (36%) vindt dat een opvanglocatie maximaal 2 jaar gebruikt mag worden. Ongeveer 35% vindt dat een opvanglocatie maximaal 2 tot 5 jaar gebruikt mag worden.
Welke zaken moet de gemeente meewegen bij de besluitvorming over de locaties voor de opvang van asielzoekers:
91% Voldoende spreiding van opvangplekken over de gemeente
56% Beperkte afstand tot voorzieningen
58% Opvangen van zowel personen met als zonder verblijfsvergunning
4.2 Doelgroep 2 (vergunninghouder die nog niet gekoppeld is aan gemeente)
Asielzoekers die een verblijfsvergunning ontvangen worden normaliter op het moment van ontvangst van de vergunning nog opgevangen in een regulier opvangcentrum. Na ontvangst van de vergunning worden deze personen zo snel mogelijk gekoppeld aan een gemeente en worden zij door de gemeente in een sociale huurwoning gehuisvest.
Op het moment dat zij gehuisvest worden door een gemeente tellen zij mee voor de zogenoemde taakstelling. Door de enorme toestroom van asielzoekers de afgelopen periode was de opvangcapaciteit en de doorstroming van de reguliere opvangcentra naar gemeenten onvoldoende.
Vergunninghouders verbleven daarom nog vaak lang in asielzoekerscentra of werden opgevangen in nood- of tijdelijke opvang (zie definitieblad voor nadere toelichting). Ook in 2016 wordt verwacht dat dit nog deels het geval zal zijn.
Reguliere opvang: zie doelgroep 1. De beoogde opvanglocatie Groot Bijstervelt was bestemd als regulier asielzoekerscentrum, waardoor zowel doelgroep 1 als doelgroep 2 hier gehuisvest kon worden. De avo Westelbeers betreft een aanvullende opvanglocatie. De eerste 200 vluchtelingen vallen onder doelgroep 2 (vergunninghouders in afwachting van een toe te wijzen huurwoning). Lege plekken worden zowel opgevuld met doelgroep 1 als 2.
Te volgen koers voor de gemeente Oirschot:
4.3 Doelgroep 3 (vergunninghouder die gekoppeld is aan gemeente)
Vergunninghouders worden vanuit een opvanglocatie gekoppeld aan een gemeente. Dit betekent dat deze gemeente de gekoppelde vergunninghouders dient te huisvesten. Op het moment dat deze vergunninghouders gehuisvest worden in een gemeente vallen zij niet meer onder de opvang van het COA. Ze zijn dan reguliere inwoners van de betreffende gemeente met dezelfde rechten en plichten als elke andere inwoner. De nieuwe inwoners zijn bijstandsgerechtigd, ontvangen toeslagen en zijn zelf verantwoordelijk voor zijn of haar financiële verplichtingen.
Het Rijk stelt voor iedere gemeente in Nederland elk half jaar de taakstelling vast van het aantal te huisvesten vergunninghouders. Gemeenten zijn verplicht huisvesting te verzorgen. In de Huisvestingswet 2014 is geregeld dat deze doelgroep met voorrang in aanmerking komt voor een sociale huurwoning. De provincie houdt als interbestuurlijk toezichthouder toezicht op het tijdig realiseren van de taakstelling door de gemeente.
Wanneer gemeenten de taakstelling niet behalen kan de provincie het interbestuurlijk toezicht in werking laten treden. Dit betekent concreet de inzet van het instrument Indeplaatsstelling bij taakverwaarlozing. Hierbij zal de provincie of het Rijk de taak (het huisvesten van vergunninghouders) namens de gemeente uitvoeren op kosten van de gemeente.
De Indeplaatsstelling treedt pas in werking als een gemeente gedurende 2 à 3 perioden een achterstand in haar taakstelling heeft opgebouwd en deze niet via de gebruikelijke wijze kan inlopen. De taakstelling is de laatste jaren door de hoge toestroom steeds verhoogd. En ook in 2016 hebben gemeenten een hogere taakstelling dan in 2015.
In veel gevallen huisvesten gemeenten deze vergunninghouders in sociale huurwoningen van hun woningcorporaties. Veel gemeenten hebben moeite om aan deze taakstelling te voldoen, o.a. door verdringing van andere doelgroepen die ook aangewezen zijn op sociale huurwoningen. Hierdoor vertraagt de doorstroom van vergunninghouders van asielzoekerscentra naar reguliere huisvesting elders in het land.
We hebben als gemeente Oirschot de laatste jaren voldaan aan onze taakstelling. We verwachten dat we de komende jaren meer problemen gaan ondervinden, zowel in aantallen beschikbare sociale huurwoningen als in verdringing van andere doelgroepen die aangewezen zijn op sociale huurwoningen. Dit wordt onder andere veroorzaakt doordat de wachttijd voor gezinshereniging opgelopen is tot ongeveer 1,5 jaar. Vergunninghouders in afwachting van gezinshereniging moeten we daarom huisvesten als één-persoonshuishoudens. Door deze toename van 1 persoonshuishoudens hebben we meer woningen nodig voor hetzelfde aantal vergunninghouders. In onderstaande tabel staat een overzicht van de taakstelling van de afgelopen jaren:
Tabel: Ontwikkeling en prognose taakstelling huisvesting vergunninghouders gemeente Oirschot
Als de gezinsherenigingen uiteindelijk plaatsvinden tellen deze uiteraard ook mee voor de taakstelling.
Te volgen koers voor de gemeente Oirschot:
Gezien de algemene problematiek van doorstroming van asielzoekers met een verblijfsvergunning naar reguliere woningen in gemeenten én de verwachting dat we vanaf 2016 zonder extra maatregelen niet meer kunnen voldoen aan onze taakstelling, willen we sterk inzetten op het huisvesten van vergunninghouders:
Onze voorkeur gaat uit, gezien de aard van onze woningen, naar het huisvesten van gezinnen. Dit sluit aan bij het onlangs afgesloten Actieplan Statushouders waarin is gesteld dat de gemeenten ‘zich samen verantwoordelijk voelen voor de totale taakstelling’. Onderling uitwisselen van statushouders is mogelijk, waarbij plussen en minnen per gemeente kunnen ontstaan. De steden Eindhoven en Helmond richten zich - vanwege de samenstelling van de woningvoorraad – meer op 1- en 2-persoonshuishoudens. De andere gemeenten juist meer op gezinnen. We sluiten het huisvesten van andere typen huishoudens in onze gemeente niet uit.
We vullen onze taakstelling bij voorkeur in met vergunninghouders die zich reeds in een opvanglocatie binnen onze gemeente bevinden 7 . Hierdoor hoeven asielzoekers niet opnieuw kennis te maken met de omgeving en kan de integratie binnen de lokale samenleving die deels al heeft plaatsgevonden verder voortgezet worden. Op dit moment houdt het COA weinig tot geen rekening met de locatie van de opvangvoorziening en de gemeente waarin vergunninghouders worden gehuisvest. We gaan het gesprek aan met het COA om te bekijken in hoeverre hier, in ieder geval op de schaal van Oirschot, meer rekening mee gehouden kan worden.
Uitgangspunt is dat we vanaf 2017 80% (indicatief) van de te huisvesten vergunninghouders (taakstelling 2017 + 10% extra) in reguliere sociale huurwoningen huisvesten. Voor het andere deel kiezen we voor creatieve (tijdelijke) huisvestingsoplossingen zoals het inzetten van leegstaande panden, indien mogelijk in Kempenverband.
We huisvesten vergunninghouders zoveel mogelijk verspreid over de verschillende kernen en buurten. We proberen hiermee te voorkomen dat er een sterke concentratie van gelijke etniciteiten ontstaat. Bovendien draagt het gespreid huisvesten van vergunninghouders in onze visie bij aan de integratie van vergunninghouders in de lokale samenleving.
Resultaat burgerpanel (mei 2016)
De gemeente Oirschot is mede verantwoordelijk voor het oplossen van de landelijke achterstand in het huisvesten van vergunninghouders in gemeenten:
43% mee oneens/ zeer mee oneens
De gemeente Oirschot moet de komende periode bereid zijn meer vergunninghouders dan deze taakstelling te huisvesten.
56% mee oneens/ zeer mee oneens
70% van de respondenten is van mening dat ouder(s) met kinderen voorrang tot opvang en huisvesting moeten krijgen. Ongeveer 44% heeft geen voorkeur voor een specifieke doelgroep.
Om aan bovenstaande punten te voldoen, zetten we in op de volgende oplossingen:
Huisvesting binnen reguliere huurwoningen proberen we op een creatieve manier te realiseren door in te zetten op kamergewijze verhuur. Hierdoor kunnen we meer vergunninghouders, eventueel gecombineerd met arbeidsmigranten en jongeren8 , huisvesten en beperken we de verdringing. Daarnaast kunnen we de groep alleenstaanden, die wachten op gezinshereniging, alvast tijdelijk huisvesten. Na de hereniging kunnen we hen vervolgens een woning aanbieden die past bij hun gezinssituatie. We gaan hiervoor op korte termijn het gesprek met onze maatschappelijke partners zoals woningcorporaties aan.
We kiezen naast het huisvesten van vergunninghouders in een reguliere woning ook voor tijdelijke huisvestingsoplossingen (minimaal 5 jaar9 ) om aan de grotere taakstelling te kunnen voldoen en 10% extra te huisvesten. Bij deze tijdelijke huisvestingsoplossingen zoeken we zo veel mogelijk naar een combinatie met arbeidsmigranten en jongeren. We kiezen daarbij voor kleinschalige oplossingen met maximaal 50 huisvestingsplaatsen. Onze voorkeur gaat daarbij uit naar initiatieven die een koppeling maken met het tegengaan van leegstaand vastgoed waardoor dit een (tijdelijk) nieuwe economische drager wordt voor bijvoorbeeld religieus erfgoed, leegstaande complexen/ landgoederen een tijdelijke huisvesting op een braakliggend terrein. Deze 2 oplossingen worden bij voorkeur aangedragen en opgepakt vanuit particulier initiatief en/of door onze maatschappelijke partners. We zien onze rol als gemeente als faciliterend in dit proces. We nemen geen eigendom over.
Deze 2 oplossingen worden bij voorkeur aangedragen en opgepakt vanuit particulier initiatief en/of door onze maatschappelijke partners. We zien onze rol als gemeente als faciliterend in dit proces. We nemen geen eigendom over.
Resultaat burgerpanel (mei 2016)
Meer dan driekwart (78%) van de panelleden is van mening dat de huisvesting van vergunninghouders door middel van het inzetten van leegstaande panden opgelost moet worden. Ongeveer 35% kiest voor het inzetten van sociale huurwoningen, 31% kiest voor kamergewijze verhuur.
We sluiten met bovenstaande koers aan bij de uit eerder onderzoek (in: Policy Brief, “Geen tijd verliezen”) gebleken succesfactoren die bijdragen aan een adequate huisvesting en integratie van statushouders. Dit zijn het plaatsen van beperkte aantallen, kleinschalige huisvesting (geen grote wooncomplexen) en voldoende spreiding over buurten. Daarnaast is het informeren en betrekken van buurtbewoners bij de komst van vergunninghouders van belang.
5. Integratie, participatie en maatschappelijke begeleiding
Door de grote vluchtelingenstroom van de afgelopen periode ligt de nadruk in Nederland, net zoals in de rest van Europa, op de (vaak grootschalige en tijdelijke) opvang van asielzoekers. We bieden hiermee een tijdelijke oplossing waarmee we op korte termijn kosten besparen. Op lange termijn verliezen we echter veel. Uit onderzoek 10 blijkt dat de eerste jaren van cruciaal belang zijn voor het welzijn van asielzoekers en vergunninghouders op de lange termijn.
“Als vluchtelingen in Nederland aankomen, krijgen ze nieuwe kansen. Ik vergelijk dat met een veer die jarenlang in elkaar gedrukt zat en loskomt. Er komt veel energie vrij, waarmee vluchtelingen snel veel kunnen en willen doen. Vluchtelingen moeten snel de taal kunnen leren, contacten kunnen maken in de Nederlandse samenleving en betekenis kunnen opbouwen in hun leven door te studeren of werken. Dan krijgen vluchtelingen ook nieuwe, positieve verhalen die een tegenwicht bieden aan het verleden. Als ze geen kans krijgen om aan een nieuwe toekomst te werken, blijven ze gevangen in het verleden en komen ze in een negatieve, moeilijk te doorbreken spiraal terecht” (Halleh Ghorashi, hoogleraar diversiteit en integratie aan de Vrije Universiteit in Vreemdelingenvisie).
Zoals eerder gesteld kiezen we in Oirschot bewust niet voor grootschalige tijdelijke oplossingen maar zetten we in op een structurele en kleinschalige aanpak waarbij samenwerking en integratie met de samenleving centraal staat. We leggen de nadruk niet op (tijdelijke) opvang maar op integratie en proberen daarbij maatwerk neer te zetten dat past bij de lokale situatie.
We willen asielzoekers en vergunninghouders zo snel mogelijk laten integreren in onze maatschappij en hen zo snel mogelijk met andere mensen in contact brengen. Integratie zou daarom al moeten beginnen in een opvanglocatie. Ook in het rapport “Geen tijd verliezen” (SCP, WRR en WODC 11 ) wordt gepleit voor snelle integratie vanaf het moment dat asielzoekers zich in een opvangcentrum bevinden. Ze moeten nieuwe dingen meemaken, activiteiten ondernemen en leren wat het betekent om in Nederland en in Oirschot te zijn. Dit is niet alleen in het belang van asielzoekers en vergunninghouders maar ook in het belang van de inwoners van onze gemeente.
Integratie geldt niet alleen voor asielzoekers en vergunninghouders maar ook voor onze eigen inwoners. Zij krijgen te maken met nieuwe, vaak onbekende, doelgroepen. We hebben daarom bewust aandacht voor de omgeving en onze inwoners en laten hen zo snel mogelijk kennismaken met de nieuwe doelgroepen en de gewoonten en gebruiken die nieuwe culturen met zich meebrengen.
Alleen met wederzijds respect en vertrouwen én met kennis van en over elkaar kan integratie plaatsvinden. Dit geldt zowel voor asielzoekers als voor vergunninghouders die gehuisvest worden in onze gemeente.
5.1 Integratie en participatie in een opvanglocatie
Om integratie en participatie al in een vroeg stadium te laten beginnen kiezen we, met name bij de eerste twee doelgroepen die zich in een opvanglocatie bevinden, in beginsel voor kleinschalige burgerinitiatieven. We zetten de kracht van onze lokale samenleving in en faciliteren daar waar nodig. Juist met deze kleinschalige initiatieven, passend bij de lokale situatie, worden de meeste effecten bereikt. We kiezen daarom ook niet voor het institutionaliseren of opschalen van deze initiatieven. We hebben de afgelopen periode gezien hoe krachtig een lokale samenleving kan zijn als het gaat om het begeleiden en ondersteunen van vluchtelingen in de brede zin van het woord.12
Resultaat burgerpanel (mei 2016)
We mogen van alle inwoners van de gemeente verwachten dat zij willen bijdragen aan de integratie van asielzoekers in opvangcentra in onze gemeente:
27% mee oneens/ zeer mee oneens
We mogen van alle inwoners van de gemeente verwachten dat zij willen bijdragen aan de integratie van vergunninghouders die in onze gemeente een woning hebben gekregen:
17% mee oneens/ zeer mee oneens
Naast deze burgerinitiatieven zijn de volgende partners in beeld als het gaat om de integratie van asielzoekers die zich in een opvanglocatie bevinden (doelgroep 1 en 2):
Ook zijn vrijwilligers actief die niet direct aangestuurd worden door het COA maar die (al dan niet in samenwerking met het COA) activiteiten buiten de opvanglocatie organiseren die sterk bijdragen aan de integratie in de lokale samenleving.
5.2 Integratie en participatie van gehuisveste vergunninghouders
Na de eerste fase van activering en de start van het integratieproces vanuit een opvanglocatie begint, na huisvesting in de gemeente, de daadwerkelijke integratie in de lokale samenleving. Zoals reeds aangegeven hebben we daarbij niet alleen aandacht voor de integratie van vergunninghouders in de Nederlandse samenleving, maar zetten we ook in op het vergroten van kennis en kunde van onze inwoners over deze nieuwe doelgroepen. We proberen daarmee eventuele vooroordelen over elkaar te verkleinen, proberen zorgen weg te nemen over de huisvesting van deze nieuwe doelgroepen in de buurt en proberen de interactie tussen buurtbewoners en vergunninghouders te stimuleren. Deze interactie tussen buurtbewoners en vergunninghouders zien we als een essentieel onderdeel van het integratieproces. In de nog op te stellen uitvoeringsnotitie geven we verder invulling aan dit onderdeel. We maken dan bijvoorbeeld concreet op welke manier we de buurt informeren en kennis laten maken met vergunninghouders op het moment dat zij in een bepaalde straat of wijk gehuisvest worden.
We streven voor wat betreft de integratie van vergunninghouders naar een snelle toeleiding naar (vrijwilligers)werk en uiteindelijk deelname aan het reguliere arbeidsproces. Integratie en participatie in de lokale samenleving zien we daarbij als een motor om dit te kunnen bereiken. We proberen daarmee tevens te voorkomen dat vergunninghouders in een negatieve vicieuze cirkel belanden en voor een lange periode in de bijstand terecht komen.
We realiseren ons dat integratie en specifiek toeleiding naar werk een lastig proces is. Recent onderzoek wijst uit dat de arbeidsmarktparticipatie van asielzoekers achterblijft ten opzichte van de autochtone bevolking. Dit heeft een aantal oorzaken.
Zo worden buitenlandse diploma’s niet erkend, zijn vergunninghouders in de eerste jaren druk bezig om aan de inburgeringseis te voldoen, zijn er taalachterstanden, is er sprake van een suboptimale ruimtelijke verdeling van asielzoekers over Nederland ten opzichte van de werkgelegenheid en kampt tot wel 80% met depressie- en angstklachten. Ook de tijdelijkheid (en dus onzekerheid) van de verblijfsvergunning is ongunstig voor de integratie (uit: Landen in Nederland). Daarnaast wordt het vinden van werk bemoeilijkt doordat werkgevers vaak werkervaring of een relevante opleiding vragen. Voor volwassenen is geen studiefinanciering beschikbaar wat omscholing bemoeilijk 13 . In het genoemde rapport ‘Geen tijd verliezen 14 ’ worden hierover een aantal aanbevelingen gedaan. Zo zou het kabinet bij het huisvesten van zogenoemde statushouders ook rekening moeten houden met hun werkervaring. Nu worden asielzoekers met een status lukraak door het land ondergebracht. Het lijkt beter lijkt om een woning te vinden in een regio waar ook werk voor die persoon beschikbaar zou kunnen zijn.
Gezien bovenstaande en op basis van onderzoek en ervaringen naar eerdere vergelijkbare vluchtelingengroepen is niet te verwachten dat een snelle toeleiding naar werk eenvoudig gerealiseerd kan worden.
Een belangrijk deel van het economisch potentieel van de vluchtelingen zal zich vermoedelijk pas in de tweede en anderhalve generatie (vluchtelingen die als kind naar Nederland zijn gekomen) manifesteren (uit: Landen in Nederland).
Bovenstaande toont aan dat veel oorzaken die (arbeids)participatie van vergunninghouders bemoeilijken niet op lokaal niveau op te lossen zijn. Participatie en integratie in de lokale samenleving vormen echter wel een belangrijke basis om, al dan niet op langere termijn, deel te nemen aan het reguliere arbeidsproces.
Voor wat betreft deze participatie, integratie en (deels) toeleiding naar werk van vergunninghouders (doelgroep 3) zien we de gemeente als regisseur. Dit betekent niet dat we ontzorgen; de vergunninghouder is zelf regievoerder. We gaan uit van eigen kracht en zelfredzaamheid, net zoals we dat doen voor elke inwoner van onze gemeente (Sociaal beleidskader, 2014). We realiseren ons echter dat deze groep inwoners in veel gevallen minder zelfredzaam is en in mindere mate een beroep kan doen op (eigen) sociale netwerken. We brengen als gemeente alle partijen bij elkaar om met elkaar te werken aan hetzelfde doel; zo snel mogelijke participatie en integratie van vergunninghouders in de lokale samenleving met als uiteindelijk doel de toeleiding naar werk.
We bekijken de komende periode hoe we een betere match kunnen bereiken tussen vraag en aanbod van lokaal (vrijwilligers)werk en asielzoekers en vergunninghouders voor wat betreft de lokale situatie. We maken hierbij zoveel mogelijk gebruik van bestaande kanalen en onze maatschappelijke partners.
De volgende partners zijn op dit moment in beeld voor wat betreft participatie, integratie en toeleiding naar (vrijwilligers)werk van doelgroep 3:
ISD: De ISD draagt zorg voor de re-integratie van vergunninghouders en toeleiding naar werk of de hoogst haalbare vorm van participatie 15 .
Vluchtelingenwerk Oirschot (SWBO): Inzet van een professionele coördinator die samen met vrijwilligers zorg draagt voor ondersteuning en begeleiding van gehuisveste vergunninghouders. Voorbeelden hiervan zijn administratieve ondersteuning, taalcafé, formulierenspreekuur etc. De inzet is met name gericht op maatwerk (wat heeft iemand nodig).
We sluiten daarnaast aan bij de onlangs opgerichte taskforce ‘Meedoen’. Deze taskforce heeft als opdracht te onderzoeken op welke manier we de zelfredzaamheid en inburgering van vergunninghouders kunnen versnellen. De oprichting van de taskforce komt voort uit het Actieplan Statushouders 2016-2017.
Naast de genoemde partijen zijn voor beide doelgroepen partners in beeld waarvan de primaire taak niet direct maatschappelijke begeleiding/ integratie is, maar die hier wel direct aan bijdragen. Hierbij denken we aan onderwijs, sportverenigingen, bibliotheek, werkgevers maar natuurlijk ook de buurt of de wijk.
“Er is op dit moment onvoldoende zicht op vraag en aanbod als het gaat om asielzoekers/ vergunninghouders en (vrijwilligers)werk. Betrek lokale werkgevers hierbij. Werkgevers weten niet wat asielzoekers/ vergunninghouders kunnen, weten niet of ze mogen werken, weten niet hoe lang ze mogen blijven etc. Neem deze drempels weg en vervul hier als gemeente (of lokale partner) een bemiddelende rol in”.
“Asielzoekers en vergunninghouders willen participeren en zetten zich over het algemeen graag in. Vrijwilligerswerk draagt bij aan integratie. Er is nu onvoldoende zicht op vraag en aanbod. Zorg voor een betere match en vervul hier als gemeente een bemiddelende rol in. Gebruik bij voorkeur bestaande middelen, bijvoorbeeld Oirschot Doet.
In deze paragraaf hebben we het belang van spoedige integratie in de lokale samenleving verwoord. In deze koersnotitie hebben we reeds een aantal punten aangegeven waarmee we aansluiten bij onze visie op integratie in plaats van opvang en het zo snel mogelijk laten integreren in onze maatschappij:
We vullen onze taakstelling bij voorkeur in met vergunninghouders die zich reeds in een opvanglocatie binnen onze gemeente bevinden 16 . Hierdoor hoeven asielzoekers niet opnieuw kennis te maken met de omgeving en kan de integratie binnen de lokale samenleving die deels al heeft plaatsgevonden verder voortgezet worden. Er kan hierdoor ook al direct bij binnenkomst in een opvanglocatie gestart worden met het integreren in de lokale samenleving.
Huisvesten van gezinnen; we kiezen zo mogelijk voor de opvang en huisvesting van gezinnen als het gaat om doelgroep 3. Doordat gezinnen uit meerdere personen van verschillende leeftijdscategorieën bestaan komen zij automatisch met meerdere leefgebieden (onderwijs, sport, werk, gezondheidszorg, etc) in aanraking. Hierdoor wordt de participatie en integratie versterkt en versneld.
We hebben voldoende aandacht voor de locatie van een eventueel opvangcentrum (doelgroep 1 en 2). Er moeten voldoende contactmogelijkheden zijn met de lokale bevolking. Onze voorkeur gaat daarom uit naar locaties die relatief dicht bij de dorpskern liggen of een goede verbinding tot de dorpskern hebben.
Samen met onze inwoners en onze professionele partners geven we onze visie op integratie de komende periode verder vorm. We gaan met hen het gesprek aan om uiteindelijk te komen tot een nog beter en sluitend netwerk (maatschappelijke begeleiding) rondom de opvang van asielzoekers en huisvesting van vergunninghouders en een optimale integratie in onze lokale samenleving. We gaan daarbij zoveel mogelijk uit van één partij of organisatie als regisseur/ coördinator. In de uitvoeringsnotitie gaan we in op de verschillende rollen en concrete uitwerking hiervan.
Voor de opvang van asielzoekers en huisvesting van vergunninghouders zijn verschillende financiële vergoedingen en regelingen beschikbaar. Vanuit deze regelingen kan de opvang en huisvesting deels vergoed worden. Voor bijkomende kosten zoals de extra inzet van ambtelijke capaciteit, communicatie, inzet van professionele partners, haalbaarheidsonderzoeken, faciliteren van (burger)initiatieven, etc zijn geen budgetten beschikbaar. Om de koers zoals verwoord in deze notitie uit te kunnen voeren is extra budget nodig.
We gaan op dit moment uit van onderstaande bedragen voor de jaren 2016, 2017 en 2018.
Tabel: Meerjarenbegroting uitwerking en uitvoeren Koersnotitie
Coördinatie uitwerking en uitvoering Koersnotitie (opstellen uitvoeringsprogramma, begeleiding fysieke maatregelen, integratieprojecten) | |||
Communicatie (inhuur specialist, zaalhuur, burgerpanel, catering etc.) | |||
Capaciteit publiek (balie, registratie BAG) 17 | |||
Uitvoeringskosten gerelateerd aan concrete locaties (bv verbouwingskosten, plankosten, kosten aanpassing omgeving, vergunningen etc) vallen niet binnen dit bedrag. Op het moment dat sprake is van kosten voor een concrete locatie doen we een separaat verzoek aan de raad voor de beschikbaarstelling van het bedrag.
Kosten gerelateerd aan de integratie en participatie van vergunninghouders en het beroep op sociale voorzieningen door deze doelgroep hebben we niet in deze notitie meegenomen. Vergunninghouders die gehuisvest worden in onze gemeente hebben dezelfde rechten en plichten als iedere andere inwoner. Zij zijn zelf verantwoordelijk voor het betalen van bijvoorbeeld huurpenningen en kosten voor (sociale) voorzieningen. Zij kunnen daarentegen ook gebruik maken van dezelfde vergoedingen (zoals huur- en zorgtoeslag) en dezelfde voorzieningen. Zoals reeds in paragraaf 5 aangegeven kunnen we verwachten dat de arbeidsmarktparticipatie van asielzoekers in ieder geval in de eerste generatie achterblijft ten opzichte van de autochtone bevolking. Dit betekent dat we kunnen verwachten dat er de komende jaren een meer dan gemiddeld beroep zal worden gedaan op sociale voorzieningen en uitkeringen. Deze kosten kunnen we niet op voorhand bepalen en hebben we daarom niet meegenomen in deze notitie.
Bijlage 1 Begrippen en definities van type opvang
Reguliere opvang Reguliere opvanglocaties hebben een opvangcapaciteit van 300-1500+ personen en worden door het COA geëxploiteerd voor een termijn van minimaal twee jaar. Incidenteel worden ook recreatieparken, migrantenhuisvesting of vergelijkbare accommodaties benut, als bijvoorbeeld een aanvullende opvanglocatie (avo). Een avo biedt kleinschalige en tijdelijke huisvesting voor asielzoekers in bijvoorbeeld hotels, pensions en campings. In de reguliere opvang heeft de bewoner onderdak en toegang tot basisvoorzieningen als kook- en wasruimten en computers. Ook krijgt hij wekelijks leefgeld en sluit het COA een ziektenkostenverzekering voor hem af. De dagelijkse begeleiding is gericht op de fase van de asielprocedure waarin hij zit. Op de andere typen opvanglocaties gelden andere voorzieningen dan in de azc's.
Met deze tijdelijke locaties biedt het COA een soberder, maar adequate opvang aan. Het gaat om hallen (Zwolle), paviljoens (Heumensoord) en aangepaste kantoren (Den Haag) die voor de duur van 6 tot 12 maanden opvang kunnen bieden aan +/- 300+ asielzoekers. Bewoners genieten hier doorgaans minder privacy dan op een reguliere opvanglocatie; ze hebben er ook geen gelegenheid om zelf te koken. Ze hebben echter wel dezelfde toegang tot gezondheidszorg. Voorbeelden zijn de locatie Heumensoord (3.000 bedden), de voormalige penitentiaire inrichting in Alphen a/d Rijn (1140) en de opvang voor minderjarige alleenstaande asielzoekers in Scheerwolde (35).
Crisisopvang vindt plaats in accommodaties, zoals sporthallen, die ook worden gebruikt voor de opvang van burgers bij incidenten, rampen of crises. De coördinatie van deze opvang ligt primair bij de veiligheidsregio of bij een provincie of grote stad. Crisisnoodopvang is bedoeld voor in beginsel 72 uur, waarna asielzoekers kunnen doorstromen naar de andere vormen van opvang. Gemeenten kunnen aanbieden om een crisisnoodopvang langer open te houden.
Wet COA, Huisvestingswet 2014. Er ligt momenteel een wetsvoorstel voor om de voorrangsbepaling in de Huisvestingswet van vergunninghouders te schrappen. Deze wetswijziging is onderdeel van een pakket maatregelen waarmee het kabinet de uitstroom van vergunninghouders uit de asielopvang wil bevorderen zonder dat dit leidt tot verdringing van reguliere woningzoekenden. In het bestuursakkoord Verhoogde Asielinstroom zijn stimuleringsmaatregelen opgenomen voor het realiseren van sobere en kleinschalige huisvestingsvoorzieningen. Daarnaast kan het instrumentarium van de Woningwet worden ingezet, zoals het maken van prestatieafspraken met woningcorporaties en zo beter inspelen op de lokale situatie. Het schrappen van de voorrangsbepaling heeft overigens geen invloed op de taakstelling Huisvesting Vergunninghouders.
We sluiten met dit aantal aan bij de in de brief van de Commissaris van de Koning (d.d. 31 maart 2016) genoemde ondergrens van het COA van 200 voor een zogenaamde satelliet locatie. Onlangs (13 mei 2016) hebben alle gemeenten) tevens een brief van Minister Plasterk ontvangen waarin wordt ingegaan op de wens van een aantal gemeenten voor meer kleinschalige opvang. Hierin wordt aangegeven dat de eerder genoemde ondergrenzen blijven bestaan (en dus niet worden verlaagd). Landelijk gezien zijn 1 of 2 experimenten mogelijk zolang deze binnen de afspraken van het bestuursakkoord blijven (bijvoorbeeld satellietconstructie). Kleinschaligheid als het gaat om de huisvesting van vergunninghouders is wel mogelijk.
Vanaf 2017 introduceert Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) het levenlanglerenkrediet. Met dit krediet kunnen volwassenen tot 55 jaar een wettelijk erkende opleiding in het hoger onderwijs of een beroepsopleidende leerweg in het mbo volgen. Dit krediet geeft ook vergunninghouders de mogelijkheid om zich om te scholen of bij te scholen.
Onlangs is de RMBA vergoeding voor de maatschappelijke begeleiding van vluchtelingen verhoogd van € 1.000 naar € 2.370 per vergunninghouder van 16-65 jaar. Deze vergoeding gaat vooralsnog rechtstreeks naar de ISD. Er zijn echter meerdere partijen die extra kosten hebben door de verhoogde vluchtelingeninstroom.. Het ligt niet voor de hand dat de verhoging uitsluitend aan de ISD wordt toegekend. We bekijken dit in Kempenverband en nemen hier op korte termijn een besluit over.
De aangegeven bedragen zijn specifiek voor de vergunninghouders die in Oirschot komen woningen . Voor de werkzaamheden gerelateerd aan avo Westelbeers zetten we de door het COA te verstrekken vergoeding in. We kunnen de te ontvangen vergoeding avo Westelbeers deels ter dekking inzetten voor de werkzaamheden gerelateerd aan vergunninghouders. Bij een eventueel nieuwe opvanglocatie is de benodigde capaciteit bij Publiek niet opgenomen in deze begroting