Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Steenwijkerland

Beleidsregels voor het verlenen, weigeren, vervallen en intrekken van gedoogbeschikkingen

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieSteenwijkerland
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels voor het verlenen, weigeren, vervallen en intrekken van gedoogbeschikkingen
Citeertitel"Gedoogstrategie Gemeente Steenwijkerland"
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Beleidsregels zijn zowel door het college van burgemeester en wethouders als ook door de burgemeester vastgesteld.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Algemene wet bestuursrecht
  2. Nota ''Grenzen aan gedogen'' van de minister van justitie
  3. "'Handhavingsstrategie voor gecombineerde handhaving in Overijssel"
  4. ''Kwaliteitscriteria, doe je voordeel met het oordeel'', van de projectgroep professionalisering van milieuhandhaving
  5. ''Verbeterplan professionalisering van actieve/integrale handhaving in Steenwijkerland''

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

24-05-2006nieuwe regeling

09-11-2004

Gemeenteblad, 2006, 15

Geen

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels voor het verlenen, weigeren, vervallen en intrekken van gedoogbeschikkingen

Het college van burgemeester en wethouders van Steenwijkerland, respectievelijk de burgemeester van Steenwijkerland;

 

overwegende, dat op 1 november 2002 in het kader van het landelijke project “Professionalisering van milieuhandhaving” een set kwaliteitscriteria is vastgesteld;

 

dat op grond van kwaliteitscriterium 2.4 ook voor de gemeente Steenwijkerland een gedoogstrategie moet worden vastgesteld;

 

gelet op het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht, de nota “Grenzen aan gedogen” van de minister van justitie, de “Handhavingstrategie voor gecombineerde handhaving in Overijssel”en de op 1 november 2002 vastgestelde “Kwaliteitscriteria, doe je voordeel met het oordeel” van de Projectgroep Professionalisering van milieuhandhaving en het “Verbeterplan professionalisering van actieve/integrale handhaving in Steenwijkerland”,

 

besluit:

 

vast te stellen de beleidsregels voor het verlenen, weigeren, vervallen en intrekken van gedoogbeschikkingen.

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a.

    het college: het college van burgemeester en wethouders van Steenwijkerland;

  • b.

    de burgemeester: de burgemeester van Steenwijkerland;

  • c.

    aanvraag: een schriftelijke aanvraag voor het (tijdelijk) gedogen van een vergunningplichtige activiteit in de zin van de Wet Milieubeheer, de Wet op de Ruimtelijke Ordening, de Woningwet, de Algemene Plaatselijke Verordening en aanverwante regelgeving;

  • d.

    vergunning, vrijstelling, ontheffing: een vergunning, vrijstelling of ontheffing in de zin van de Wet Milieubeheer, de Wet op de Ruimtelijke Ordening, de Woningwet of de Algemene Plaatselijke Verordening en aanverwante regelgeving;

  • e.

    belanghebbende: degene in wiens belang de gevraagde gedoogbeschikking wordt verleend, alsmede degenen wiens belangen rechtstreeks bij de gevraagde gedoogbeschikking zijn betrokken;

  • f.

    gedoogbeschikkinghouder: degene aan wie de gedoogbeschikking wordt verleend;

  • g.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2 Algemene bepalingen

  • 1.

    Het college van burgemeester en wethouders/de burgemeester beslist op een aanvraag om een gedoogbeschikking.

  • 2.

    Een gedoogbeschikking wordt slechts verleend als daartoe door een belanghebbende schriftelijk is verzocht.

  • 3.

    Een gedoogbeschikking kan alleen schriftelijk worden verleend.

  • 4.

    Een gedoogbeschikking wordt voor een zo kort mogelijke periode verleend, doch niet langer dan tot het tijdstip waarop op een aanvraag om verlening of wijziging van een vergunning, vrijstelling of ontheffing krachtens de Wet Milieubeheer, de Wet op de Ruimtelijke Ordening, de Woningwet of de Algemene Plaatselijke Verordening moet zijn beschikt.

  • 5.

    Een gedoogbeschikking geldt slechts voor de aanvrager en is niet overdraagbaar.

Artikel 3 Bepalingen met betrekking tot de aanvraag

  • 1.

    De voorschriften van de afdelingen 3.2, 3.4, 3.6 en 3.7, alsmede de afdelingen 4.1.1, 4.1.2 en 4.1.3 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing op een aanvraag om een gedoogbeschikking.

  • 2.

    Het college/de burgemeester kan nadere eisen stellen aan het in behandeling nemen van een aanvraag om een gedoogbeschikking.

Artikel 4 Gronden voor verlening/weigering van gedoogbeschikkingen

  • 1.

    Overtredingen waarvoor rechtens een vergunning, vrijstelling of ontheffing moet worden verleend, indien en voor zover sprake is van een evidente overmacht- en/of overgangssituatie.

  • 2.

    Overtredingen waarvoor rechtens een vergunning, vrijstelling of ontheffing moet worden verleend, indien en voor zover er sprake is van een achterliggend belang dat een overtreden norm primair tracht te beschermen, in uitzonderingsgevallen die de wetgever niet heeft voorzien, beter gediend is met (tijdelijk) al dan niet onder voorwaarden afzien van handhaving of indien een zwaarder wegend belang gedogen rechtvaardigt.

  • 3.

    Op een aanvraag wordt afwijzend beschikt indien geen (ontvankelijke) aanvraag om vergunning, vrijstelling of ontheffing is ingediend binnen de gestelde termijn en/of zich geen van bovenstaande gevallen voordoet.

Artikel 5 Voorwaarden in gedoogbeschikkingen

  • 1.

    In de gedoogbeschikking worden voorschriften opgenomen ter bescherming van de voorwaarden en bepalingen die de overtreden wet- en regelgeving (norm) tracht te beschermen.

  • 2.

    Een gedoogbeschikking wordt verleend onder de voorwaarde dat de gemeente Steenwijkerland door de houder van de gedoogbeschikking wordt gevrijwaard van alle schade die redelijkerwijs het gevolg kan zijn van de overtreding waarvoor de gedoogbeschikking is verleend.

Artikel 6 Intrekken van een gedoogbeschikking

Een gedoogbeschikking kan door het college/de burgemeester worden ingetrokken:

  • 1.

    indien een of meerdere voorwaarden door de houder van de gedoogbeschikking niet wordt nageleefd;

  • 2.

    indien de ter legalisering ingediende aanvraag om een vergunning, vrijstelling of ontheffing is ingetrokken;

  • 3.

    op verzoek van de gedoogvergunninghouder.

Artikel 7 Vervallen van gedoogbeschikking

Een gedoogbeschikking vervalt:

  • 1.

    Op het moment dat de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zwolle, dan wel de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State een positieve beslissing heeft genomen op het verzoek van een (derde)belanghebbende om een voorlopige voorziening ex artikel 8:81 Algemene wet bestuursrecht, indien en voor zover die gedoogbeschikking met deze rechterlijke uitspraak in strijd is.

  • 2.

    Op het moment dat de overtreding door het verlenen van een vergunning is gelegaliseerd, in die zin dat de vergunning voorziet in de situatie waarvoor de gedoogbeschikking is verleend en voor zover de gedoogbeschikking met de vergunning in strijd is.

  • 3.

    Op het moment dat de gedoogtermijn, zoals gesteld in de gedoogbeschikking, is verstreken.

Artikel 8 Procedurele bepalingen

  • 1.

    Een afschrift van de verleende gedoogbeschikking wordt gezonden aan het Openbaar Ministerie, Arrondissementsparket Zwolle, de VROM-Inspectie, regio Oost en aan de belanghebbende(n) die tegen de aanvraag tijdig schriftelijke zienswijzen hebben ingediend, onder vermelding van de mogelijkheid tot het indienen van bezwaar- en beroep.

  • 2.

    Bekendmaking van de gedoogbeschikking geschiedt op de wijze als voorzien in afdeling 3.6 van de Awb.

Artikel 9 Citeertitel, publicatie en inwerkingtreding

  • 1.

    Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als “Gedoogstrategie Gemeente Steenwijkerland”.

  • 2.

    Aan het onderhavige besluit wordt op de gebruikelijke wijze bekendheid gegeven.

  • 3.

    Dit besluit treedt acht dagen na de openbare bekendmaking in werking.

Aldus vastgesteld in de vergadering van 9 november 2004.

Burgemeester en wethouders van Steenwijkerland,

de secretaris, drs. A.W.van der Spek

de burgemeester, drs. H.H.Apotheker

respectievelijk, indien en voor zover bevoegd:

De burgemeester van Steenwijkerland,

drs. H.H. Apotheker

Toelichting op de Gedoogstrategie inzake integrale handhaving Gemeente Steenwijkerland

Algemeen

Per 1 november 2002 is een set kwaliteitscriteria vastgesteld, als onderdeel van het landelijk project “Professionalisering van de milieuhandhaving”. Dit project is gericht op een kwaliteitsverbetering van het proces van milieuhandhaving in de brede zin. De kwaliteitscriteria zijn bedoeld als basis voor en verbeteringsproces van de milieuhandhaving door ca. 600 overheidsinstanties in Nederland. De set kwaliteitscriteria is een gezamenlijk product van het Ministerie van VROM, het Ministerie van Verkeer en Waterstaat, het Inter Provinciaal Overleg (IPO), de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en de Unie van Waterschappen (UvW).

Een van deze kwaliteitscriteria betreft criterium 2.4: het opstellen van een gedoogstrategie.

Criterium 2.4 luidt als volgt:

‘De handhavingorganisatie handelt op grond van een gedoogstrategie, waarin is vastgelegd in welke situaties en onder welke condities inzet van sancties tegenover overtreders tijdelijk achterwege kan blijven’. De gedoogstrategie moet ten minste een uitdrukkelijke onderschrijving van de terminologie, inhoud en procedure van het landelijk beleidskader gedogen omvatten.

Tevens is in de, door de gemeente Steenwijkerland mede ondertekende, bestuursovereenkomst “Samenwerking milieuhandhaving Overijssel” overeen gekomen een gezamenlijke handhavingstrategie te ontwikkelen. Dit ter bevordering van een uniforme en effectieve aanpak van milieuovertredingen binnen de provincie Overijssel.

Het doel van de handhavingstrategie is het optreden van bestuurs- en strafrechtelijke handhavers inzichtelijk te maken, zodat beide activiteiten elkaar versterken in hun effect en er een uniforme benadering van (milieu)overtredingen ontstaat.

Er zijn uitzonderlijke situaties waarin de handhavingstrategie niet voorziet. Om toch grip te krijgen op deze situaties moet in de handhavingstrategie een gedoogkader worden opgenomen.

In de “Handhavingstrategie voor gecombineerde handhaving in de provincie Overijssel” van mei 2001 is een gedoogkader opgenomen, dat voor alle betrokken handhavingpartners geldt.

Het gedoogkader is als volgt omschreven:

“Alleen in uitzonderlijke gevallen zal nadrukkelijk schriftelijk worden gedoogd. Hierbij wordt het gedogen in omvang en tijd beperkt. Gedogen vindt plaats na een zorgvuldige en kenbare belangenafweging. Bij de belangenafweging worden ook de handhavingpartners betrokken. De gedogende instantie voert ten aanzien van de gedoogbeschikking een actief controlebeleid”.

Mede naar aanleiding van het bovenstaande, heeft ook de gemeente Steenwijkerland een “Verbeterplan professionalisering van de actieve/integrale handhaving” opgesteld. In het verbeterplan zijn voor de cluster Toezicht en Handhaving van de gemeente Steenwijkerland een aantal door te voeren verbeteringen benoemd. De cluster Toezicht en Handhaving is verantwoordelijk voor handhaving van wet- en regelgeving binnen de taakvelden Milieu, Bouwen en Wonen, Openbare Ruimte, Parkeertoezicht en Markt- en Havenzaken.

Een van deze door te voeren verbeteringen betreft het opstellen van protocollen en werkprocessen, om op die manier een uniforme (integrale) werkwijze binnen de taakvelden te kunnen garanderen.

Een van de te ontwikkelen werkprocessen c.q. protocollen betreft het opstellen van een integrale gedoogstrategie*. Gezien het feit dat niet alleen voor het taakveld Milieu, maar ook voor de taakvelden Bouwen en Wonen, Openbare Ruimte, Parkeertoezicht en Markt- en Havenzaken een gedoogstrategie ontbreekt, hebben wij er hier voor gekozen een integrale gedoogstrategie op te stellen.

Artikelsgewijs commentaar

Artikel 1

In dit artikel worden belangrijke begrippen uit het bestuursrecht gedefinieerd. Deze begrippen zijn van belang om te weten welke betekenis deze begrippen toekomt in het kader van het verlenen, weigeren, vervallen en intrekken van een gedoogbeschikking. Voor een (belangrijk) deel bepaalt het artikel met de gekozen begripsomschrijving tevens de reikwijdte van deze beleidsregels.

Artikel 2

In dit artikel wordt een juridische relatie gelegd met de door de Minister van Justitie voor de Tweede Kamer opstelde nota “Grenzen aan gedogen” en de handreiking omtrent gedogen, zoals weergegeven in hoofdstuk 5 van de “Handhavingstrategie voor gecombineerde handhaving in de provincie Overijssel”. Via deze nota’s wordt inzicht verschaft in het verschijnsel gedogen in Nederland.

De algemene uitgangspunten van deze nota’s worden door de verwijzing in het eerste lid naar het landelijk beleidskader inzake het terugdringen van gedogen, mede als grondslag voor het gedoogbeleid van de gemeente Steenwijkerland vastgelegd.

Bedoelde uitgangspunten zijn:

  • a.

    Een gedoogbeschikking wordt voor een zo kort mogelijke periode verleend, doch niet langer dan tot het tijdstip waarop krachtens de wetgeving uiterlijk door het college op een aanvraag om vergunning, vrijstelling of ontheffing moet zijn beschikt. Deze termijnstelling is ontleend aan recente jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State;

  • b.

    In een gedoogbeschikking worden voorwaarden opgenomen, die strekken tot bescherming van de in geding zijnde wetgeving (bijvoorbeeld milieubeschermende voorwaarden);

  • c.

    De gedoogactiviteit vindt geheel voor eigen risico van de gedoogbeschikkinghouder plaats;

  • d.

    De gedoogbeschikking laat onverlet de mogelijkheid van het Openbaar Ministerie om tot strafvervolging over te gaan;

  • e.

    Van de mogelijkheid van het Openbaar Ministerie om tot strafvervolging over te gaan, wordt melding gemaakt in de gedoogbeschikking;

  • f.

    In principe wordt een gedoogbeschikking niet verleend indien een aanvraag om vergunning, vrijstelling of ontheffing om wat voor reden dan ook buiten behandeling blijft. Alleen in uitzonderingsgevallen kan van dit uitgangspunt afgeweken worden, bijvoorbeeld in gevallen waar evident sprake is van een overmachtsituatie of een overgangsituatie (gekwalificeerd gedogen; indien er concreet zicht is op legalisatie), wanneer het achterliggende belang, dat de norm primair beoogt te beschermen, in uitzonderingsgevallen die de wetgever niet heeft voorzien, beter gediend is met het (tijdelijk) al dan niet onder het stellen van nadere voorwaarden afzien van handhaving of indien een zwaarder wegend belang gedogen rechtvaardigt (bijvoorbeeld de algemene beginselen van behoorlijk bestuur);

  • g.

    In principe wordt over een gedoogaanvraag overleg gepleegd met de aanvrager, de Inspectie VROM, regio Oost en het Openbaar Ministerie;

  • h.

    Het gedoogbeleid (de beleidsregels) en gedoogbeschikkingen worden gepubliceerd, waarbij gewezen wordt op bezwaar- en beroepsmogelijkheden.

Artikel 3

In het eerste lid van dit artikel zijn voorschriften opgenomen voor het in behandeling nemen van een aanvraag om een gedoogbeschikking. De gestelde eisen vloeien voort uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De eisen voor het in behandeling nemen van een aanvraag zijn:

  • ·

    Naam en adres van de aanvrager;

  • ·

    De dagtekening;

  • ·

    Een omschrijving van de beschikking die wordt gevraagd;

  • ·

    Een verwijzing naar een ingediende (ontvankelijke) aanvraag om vergunning, vrijstelling of ontheffing;

  • ·

    De aanvraag wordt ondertekend.

De aanvrager verschaft voorts de gegevens en bescheiden die nodig zijn voor de beslissing op de aanvraag en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen. Tevens zijn procedurele bepalingen opgenomen met betrekking tot aanvragen welke onvolledig zijn ingediend. De aanvrager dient dan eerst in de gelegenheid te worden gesteld (binnen een door het college gestelde redelijke termijn) om de aanvraag aan te vullen. Wordt hieraan niet voldaan, dan kan alsnog besloten worden om de aanvraag buiten behandeling te laten (artikel 4:5 Awb). Een besluit om de aanvraag niet te behandelen wordt aan de aanvrager bekend gemaakt binnen vier weken nadat de aanvraag is aangevuld of nadat de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.

Tegen een besluit om een aanvraag niet te behandelen, dan wel de gevraagde gedoogbeschikking niet te verlenen, staat de mogelijkheid tot het indienen van bezwaar- en beroep open.

De schriftelijke weigering te gedogen wordt aangemerkt als een besluit in de zin van de Awb, indien de beleidsregels waarop de beschikking is gebaseerd op de voorgeschreven wijze zijn gepubliceerd.

Hetgeen in de Awb is bepaald ten aanzien van het horen van de aanvrager voor een afwijzende beschikking (artikel 4:7 Awb) en het horen van geadresseerde en van derde-belanghebbenden (artikel 4:8 Awb) is van overeenkomstige toepassing.

In het tweede lid is een formele grondslag opgenomen om specifieke gegevens van de aanvrager te vragen, indien de aard van de overtreding hiertoe aanleiding geeft.

Artikel 4

Indien op de juiste wijze ingezet, kan gedogen zorgen voor de nodige flexibiliteit die in de sfeer van een bepaald normencomplex noodzakelijk is. Het college kan de gevolgen van het gedogen voor een groot deel zelf in de hand houden door duidelijkheid te verschaffen over wat wordt gedoogd, hoelang zal worden gedoogd, wiens overtreding wordt gedoogd en onder welke condities wordt gedoogd.

In navolging van het landelijk beleidskader gedogen, wordt het gedogen slechts in uitzonderingsgevallen en na een zorgvuldige en kenbare belangenafweging toelaatbaar geacht.

Dit kunnen bijvoorbeeld overmachts- en overgangsituaties zijn.

Kenmerkend voor overmachtsituaties is dat de afweging van belangen weinig ruimte biedt. De situatie dwingt tot het laten prevaleren van een bepaald belang boven de andere betrokken belangen.

In overgangsituaties kan gedogen aanvaardbaar zijn als de consequenties van handhaving niet in redelijke verhouding staan tot de belangen die met (onmiddelijke) handhaving gemoeid zouden zijn. Dit kan bijvoorbeeld vooruitlopend op nieuwe wetgeving zijn.

Gedogen kan verder aanvaardbaar worden geacht als het achterliggende belang, dat een overtreden norm primair tracht te beschermen, in uitzonderingsgevallen die de wetgever niet heeft voorzien, beter gediend is met het (tijdelijk) al dan niet onder voorwaarden, afzien van handhaving.

Ten slotte kan een zwaarder wegend belang gedogen soms rechtvaardigen. Rechtsbeginselen kunnen er toe leiden dat ook andere belangen dan het door de norm te beschermen belang moeten worden meegenomen in de belangenafweging

Voor al deze gevallen geldt dat zij slechts in uitzonderingsgevallen en na zorgvuldige en kenbare belangenafweging kunnen worden toegepast en mits het gedogen zoveel mogelijk wordt beperkt in omvang en tijd.

Artikel 5

De voorschriften die krachtens het eerste lid in gedoogbeschikking moeten worden opgenomen, zullen vrijwel identiek zijn aan de in de vergunning, vrijstelling of ontheffing op te nemen voorschriften.

Het tweede lid bevat het uitgangspunt dat een gedoogde activiteit geheel voor eigen risico van de houder van de gedoogbeschikking plaatsvindt. Ter uitwerking hiervan zal een exoneratieclausule moeten worden opgenomen in gedoogbeschikkingen, op grond waarvan de gemeente Steenwijkerland door de houder van de gedoogbeschikking wordt gevrijwaard voor alle schade die wordt veroorzaakt ten gevolge van activiteiten waarvoor een gedoogbeschikking is verleend.

Artikel 6

Opgemerkt wordt dat een gedoogbeschikking niet kan worden ingetrokken enkel op basis van de hier genoemde omstandigheden. De algemene beginselen van behoorlijk bestuur, vereisen ook te dien aanzien telkens een belangenafweging tussen het algemeen belang en de private belangen van de burger of het bedrijf.

Een overtreding van de voorwaarden van een gedoogbeschikking is een ‘overtreding op een overtreding’. De beleidslijn behoort dan te zijn dat de gedoogbeschikking wordt ingetrokken, tenzij er zwaarwegende rechtvaardigingsgronden bestaan om dit niet te doen.

Toezicht op de naleving van de voorwaarden bij een gedoogbeschikking is noodzakelijk om te beoordelen of wordt voldaan aan deze eisen, om zo te kunnen beoordelen of de gedoogsituatie nog terecht voortduurt.

Mocht het zo zijn dat bepaalde voorwaarden van een gedoogbeschikking niet worden nageleefd, maar het feit is niet ernstig genoeg om een gedoogbeschikking in te trekken, dan kan het Openbaar Ministerie gevraagd worden om een proces-verbaal op te maken voor het handelen zonder vergunning, vrijstelling of ontheffing. Uitgangspunt moet zijn dat bij het niet naleven van gedoogvoorwaarden er steeds een strafrechtelijke reactie volgt.

Artikel 7

Dit artikel voorziet in het van rechtswege vervallen van een gedoogbeschikking in de daarbij genoemde situaties. Dit heeft als voordeel dat een gedoogbeschikking in deze gevallen niet meer separaat door het college/de burgemeester behoeven te worden ingetrokken.

Artikel 8

De in dit artikel geformuleerde bepalingen zijn van formele/procedurele aard en hebben betrekking op de bekendmaking van een gedoogbeschikking.

Deze bepalingen beogen een zorgvuldige, kenbare en redelijke besluitvormingsprocedure, mede ten behoeve van de bescherming van belangen van derden.

Artikel 9

Het gaat om beleidsregels ter invulling van een aan het college van burgemeester en wethouders van Steenwijkerland repectievelijk de burgemeester van Steenwijkerland toekomende discretionaire bevoegdheid.

Deze beleidsregels dienen op de voorgeschreven wijze bekend gemaakt te worden, teneinde juridisch bindende werking te verkrijgen.


*

1 In de "Handhavingstrategie voor gecombineerde handhaving in de provincie Overijssel" d.d. mei 2001 is hoofdstuk 5 gewijd aan het aspect van gedogen. Bij de opstelling hiervan is aansluiting gezocht bij de nota "Grenzen aan gedogen" van de minister van Justitie (Sdu Uitgevers, ISBN 90399 11568) en het landelijk beleidskader gedogen van de ministers van VROM en Verkeer en Waterstaat (Kamerstukken II 1991/1992, 22343, nr. 2). Bij de opstelling van de onderhavige gedoogstrategie voor de gemeente Steenwijkerland is hoofdstuk 5 van de handhavingstrategie als leidraad gebruikt.