Afdeling 10 Maatregelen tegen overlast en baldadigheid
Artikel 2:39 Betreden gesloten woning of lokaal
- 1.
Het is verboden een krachtens artikel 174a van de Gemeentewet gesloten woning, een niet voor publiek toegankelijk lokaal of een bij die woning of dat lokaal behorend erf te betreden.
- 2.
Het is verboden een krachtens artikel 13b van de Opiumwet gesloten woning, een niet voor het publiek toegankelijk lokaal, een bij die woning of dat lokaal behorend erf, een voor het publiek toegankelijk lokaal of bij dat lokaal behorend erf te betreden.
- 3.
Deze verboden gelden niet voor personen wier aanwezigheid in de woning of het lokaal wegens dringende reden noodzakelijk is.
Artikel 2:40 Plakken en kladden
- 1.
Het is verboden een openbare plaats of een gedeelte van een onroerende zaak dat vanaf die openbare plaats zichtbaar is te bekrassen of te bekladden.
- 2.
Het is verboden zonder schriftelijke toestemming van de rechthebbende op een openbare plaats of een gedeelte van een onroerende zaak dat vanaf die plaats zichtbaar is:
- a.
een aanplakbiljet of ander geschrift, afbeelding of aanduiding aan te plakken, te doen aanplakken, op andere wijze aan te brengen of te doen aanbrengen;
- b.
met kalk, teer of een kleur of verfstof een afbeelding, letter, cijfer of teken aan te brengen of te doen aanbrengen.
- 3.
Het in het tweede lid gestelde verbod is niet van toepassing indien gehandeld wordt krachtens wettelijk voorschrift.
- 4.
Het college kan aanplakborden aanwijzen voor het aanbrengen van meningsuitingen en bekendmakingen.
- 5.
Het is verboden de in het vierde lid bedoelde aanplakborden te gebruiken voor het aanbrengen van handelsreclame.
- 6.
Het college kan nadere regels stellen voor het aanbrengen van meningsuitingen en bekendmakingen, die geen betrekking mogen hebben op de inhoud van de meningsuitingen en bekendmakingen.
- 7.
De houder van de in het tweede lid bedoelde schriftelijke toestemming is verplicht die aan een opsporingsambtenaar op diens eerste vordering terstond ter inzage af te geven.
- 8.
Het verbod in het tweede lid is niet van toepassing wanneer er sprake is van normaal gebruik op de wegverharding van stoepkrijt ten behoeve van sport of spel.
Artikel 2:41 Vervoer plakgereedschap e.d.
- 1.
Het is verboden op een openbare plaats of openbaar water te vervoeren of bij zich te hebben enig aanplakbiljet, aanplakdoek, lijm(stof), kalk, teer, kleur- of verfstof of verfgereedschap.
- 2.
Dit verbod is niet van toepassing, indien de genoemde materialen of gereedschappen niet zijn gebruikt of niet zijn bestemd voor handelingen als verboden in artikel 2:40.
Artikel 2:42 Vervoer inbrekerswerktuigen
- 1.
Het is verboden op een openbare plaats inbrekerswerktuigen te vervoeren of bij zich te hebben.
- 2.
Dit verbod is niet van toepassing indien de bedoelde werktuigen niet zijn gebruikt of niet zijn bestemd om zich onrechtmatig de toegang tot een gebouw of erf te verschaffen, onrechtmatig sluitingen te openen of te verbreken, diefstal door middel van braak te vergemakkelijken of het maken van sporen te voorkomen.
Artikel 2:43 Verbod op het vervoeren van geprepareerde voorwerpen
- 1.
Het is verboden op de weg of in de nabijheid van winkels te vervoeren of bij zich te hebben een voorwerp dat er kennelijk toe is uitgerust om het plegen van (winkel)diefstal te vergemakkelijken.
- 2.
Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing indien redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de in dat lid bedoelde voorwerp niet bestemd is voor de in dat lid bedoelde handelingen.
Artikel 2:44 (gereserveerd)
Artikel 2:45 Hinderlijk gedrag op openbare plaatsen
- 1.
Het is verboden op een openbare plaats:
- a.
te klimmen of zich te bevinden op een beeld, monument, overkapping, constructie, openbare toiletgelegenheid, voertuig, hekheining of andere afsluiting, verkeersmeubilair en daarvoor niet bestemd straatmeubilair;
- b.
zich op te houden op een wijze die aan andere gebruikers of aan bewoners van nabij de openbare plaats gelegen woningen onnodig overlast of hinder berokkent.
- 2.
Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door artikel 424, 426bis, of 431 van het Wetboek van Strafrecht of artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Artikel 2:46 Hinderlijk drankgebruik
- 1.
Het is verboden op een openbare plaats, die deel uitmaakt van een door het college aangewezen gebied, alcoholhoudende drank te nuttigen of aangebroken flessen, blikjes en dergelijke met alcoholhoudende drank bij zich te hebben.
- 2.
Het bepaalde in het eerste lid geldt niet voor:
- a.
een terras dat behoort bij een horecabedrijf, als bedoeld in artikel 1 van de Drank- en Horecawet;
- b.
de plaats, niet zijnde een horecabedrijf, als bedoeld onder a, waarvoor een ontheffing geldt krachtens artikel 35 van de Drank- en Horecawet.
Artikel 2:47 Verboden gedrag bij of in gebouwen
- 1.
Het is verboden:
- a.
zich zonder redelijk doel in of in de directe nabijheid van een portiek of poort op te houden;
- b.
zonder redelijk doel in, op of tegen een raamkozijn of een drempel van een gebouw te zitten of te liggen.
- 2.
Het is aan anderen dan bewoners of gebruikers van flatgebouwen, appartementsgebouwen en soortgelijke meergezinshuizen en van gebouwen die voor publiek toegankelijk zijn, verboden zich zonder redelijk doel te bevinden in een voor gemeenschappelijk gebruik bestemde ruimte van zo'n gebouw.
Artikel 2:48 Hinderlijk gedrag in voor het publiek toegankelijke ruimten
Het is verboden zich zonder redelijk doel op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op of in de directe nabijheid van een voor het publiek toegankelijk portaal, telefooncel, wachtlokaal voor een openbaar vervoermiddel, parkeergarage, rijwielstalling of een andere soortgelijke, voor het publiek toegankelijke ruimte dan wel deze te verontreinigen of te bezigen voor een ander doel dan waarvoor de desbetreffende ruimte is bestemd.
Artikel 2:49 Overlast van fiets of bromfiets op markt en kermisterrein e.d.
Het is verboden op de door het college of de burgemeester aangewezen uren en plaatsen zich met een fiets of bromfiets te bevinden op een door het college of de burgemeester aangewezen terrein waar een markt, kermis, uitvoering, bijeenkomst of plechtigheid gehouden wordt die publiek trekt, mits dit verbod op duidelijke wijze kenbaar wordt gemaakt aan de bezoekers van het terrein.
Artikel 2:50 – 2:53 (gereserveerd)
Artikel 2:54 Loslopende honden
- 1.
Het is de eigenaar of houder van een hond verboden die hond te laten verblijven of te laten lopen:
- a.
op een voor het publiek toegankelijke en kennelijk als zodanig ingerichte kinderspeelplaats, zandbak of speelweide of op een andere door het college aangewezen plaats;
- b.
binnen de bebouwde kom op de weg indien de hond niet is aangelijnd; of
- c.
op de weg indien die hond niet is voorzien van een halsband of een ander identificatiemerk dat de eigenaar of houder duidelijk doet kennen.
- 2.
Het verbod in het eerste lid aanhef en onder b is niet van toepassing op door het college aangewezen plaatsen.
- 3.
De verboden in het eerste lid aanhef en onder a en b zijn niet van toepassing op de eigenaar of houder van een hond:
- a.
die zich vanwege zijn handicap door een geleidehond of sociale hulphond laat begeleiden; of
- b.
die deze hond aantoonbaar gekwalificeerd opleidt tot geleidehond of sociale hulphond.
Artikel 2:55 Verontreiniging door honden
- 1.
De eigenaar of houder van een hond zorgt ervoor dat de hond zich niet van uitwerpselen ontdoet als deze zich op een openbare plaats bevindt.
- 2.
Het eerste lid geldt niet:
- a.
op door het college aangewezen plaatsen of
- b.
als de eigenaar of houder van een hond ervoor zorgt dat de uitwerpselen onmiddellijk worden verwijderd.
- 3.
De eigenaar of houder van een hond die zich met de hond op een openbare plaats bevindt heeft een doeltreffend hulpmiddel bij zich dat geschikt is voor het verwijderen van de uitwerpselen.
- 4.
Onder een doeltreffend opruimmiddel moet in ieder geval worden verstaan een stevig plastic of papieren zakje al dan niet in combinatie met een schepje/hondenpoepgrijper.
- 5.
De eigenaar of houder van een hond die zich met de hond op een openbare plaats bevindt, laat dit hulpmiddel op eerste vordering zien aan een toezichthouder.
Artikel 2:56 Gevaarlijke honden
- 1.
Indien de burgemeester een hond in verband met zijn gedrag gevaarlijk of hinderlijk acht, kan het de eigenaar of houder van die hond een aanlijngebod of een aanlijn- en muilkorfgebod opleggen voor zover die hond verblijft of loopt op een openbare plaats of op het terrein van een ander.
- 2.
Een aanlijngebod houdt in dat de eigenaar of houder verplicht is de hond aangelijnd te houden met een lijn met een lengte, gemeten van hand tot halsband, van ten hoogste 1,50 meter.
- 3.
Een muilkorfgebod houdt in dat de eigenaar of houder verplicht is de hond voorzien te houden van een muilkorf die:
- a.
vervaardigd is van stevige kunststof, van stevig leer of van beide stoffen;
- b.
door middel van een stevige leren riem zodanig rond de hals is aangebracht dat verwijdering zonder toedoen van de mens niet mogelijk is; en
- c.
zodanig is ingericht dat de hond niet kan bijten, dat de afgesloten ruimte binnen de korf een geringe opening van de bek toelaat en dat geen scherpe delen binnen de korf aanwezig zijn.
- 4.
Onverminderd het bepaalde in artikel 2:54, eerste lid onder c, dient een hond als bedoeld in het eerste lid voorzien te zijn van een door de bevoegde minister op aanvraag verstrekt uniek identificatienummer door middel van een microchip die met een chipreader afleesbaar is.
Artikel 2:57 Houden van hinderlijke of schadelijke dieren
- 1.
Het is verboden op door het college ter voorkoming of opheffing van overlast of schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen, buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, bij dat aanwijzingsbesluit aangeduide dieren:
- a.
- b.
aanwezig te hebben anders dan met inachtneming van de door het
college gestelde regels;
- c.
aanwezig te hebben tot een groter aantal dan in die aanwijzing is
aangegeven; of
- d.
- 2.
Het college kan de rechthebbende op een onroerende zaak gelegen binnen een plaats die krachtens het eerst lid is aangewezen, ontheffing verlenen van een of meer verboden bedoeld in het eerste lid.
Artikel 2:58 Loslopend vee
De rechthebbende op herkauwende of eenhoevige dieren of varkens (vee) dat zich bevindt in een aan een weg gelegen weiland of terrein dat niet van die weg is afgescheiden door een deugdelijke veekering, is verplicht ervoor te zorgen dat zodanige maatregelen getroffen worden dat dit vee die weg niet kan bereiken.
Artikel 2:59 Hinder door dieren
Degene die buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer de zorg heeft voor een dier, moet voorkomen dat dit voor een omwonende of overigens voor de omgeving hinder veroorzaakt.
Afdeling 11 Bepalingen ter bestrijding van heling van goederen
Artikel 2:61 Begripsbepaling
In deze afdeling wordt verstaan onder handelaar: de handelaar als bedoeld in artikel 1 van de algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Artikel 2:62 Verplichtingen met betrekking tot het verkoopregister
- 1.
Een handelaar is verplicht aantekening te houden van alle gebruikte of ongeregelde goederen die hij verkoopt of op andere wijze overdraagt, in een doorlopend en een door of namens de burgemeester gewaarmerkt register en daarin vermeldt hij onverwijld:
- a.
het volgnummer van de aantekening met betrekking tot het goed;
- b.
de datum van verkoop of overdracht van het goed;
- c.
een omschrijving van het goed, daaronder begrepen - voor zover dat mogelijk is - soort, merk en nummer van het goed;
- d.
de verkoopprijs of andere voorwaarden voor overdracht van het goed;
- e.
de naam en het adres van degene die het goed heeft verkregen.
- 2.
De burgemeester is bevoegd vrijstelling te verlenen van deze verplichtingen.
Artikel 2:63 Voorschriften als bedoeld in artikel 437ter van het Wetboek van Strafrecht
Een handelaar of een voor hem handelend persoon is verplicht:
- a.
de burgemeester binnen drie dagen schriftelijk in kennis te stellen:
- 1º
dat hij het beroep van handelaar uitoefent met vermelding van zijn woonadres en het adres van de bij zijn onderneming behorende vestiging;
- 2º
van een verandering van de onder a, sub 1º , bedoelde adressen;
- 3º
als hij het beroep van handelaar niet langer uitoefent;
- 4º
dat hij enig goed kan verkrijgen dat redelijkerwijs van een misdrijf afkomstig is of voor de rechthebbende verloren is gegaan;
- b.
de burgemeester op eerste aanvraag zijn administratie of register ter inzage te geven;
- c.
aan de hoofdingang van elke vestiging een kenteken te hebben waarop zijn naam en de aard van de onderneming duidelijk zichtbaar zijn;
- d.
een door opkoop verkregen goed gedurende de eerste drie dagen in bewaring te houden in de staat waarin het goed verkregen is.
Artikel 2:64 – 2:65 (gereserveerd)
Artikel 2:66 Begripsbepalingen
In deze afdeling wordt verstaan onder consumentenvuurwerk: Consumentenvuurwerk waarop het Besluit van 22 januari 2002, houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk (Vuurwerkbesluit) van toepassing is.
Artikel 2:67 Ter beschikking stellen van consumentenvuurwerk tijdens de verkoopdagen
- 1.
Het is verboden in de uitoefening van een bedrijf of nevenbedrijf consumentenvuurwerk ter beschikking te stellen dan wel voor het ter beschikking stellen aanwezig te houden, zonder een vergunning van het college.
- 2.
Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Artikel 2:68 Bezigen van consumentenvuurwerk tijdens de jaarwisseling
- 1.
Het is verboden consumentenvuurwerk te gebruiken op een door het college in het belang van de voorkoming van gevaar, schade of overlast aangewezen plaats.
- 2.
Het is verboden consumentenvuurwerk op een openbare plaats te bezigen als dat gevaar, schade of overlast kan veroorzaken.
- 3.
De in het eerste en tweede lid gestelde verboden gelden niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 1, van het Wetboek van Strafrecht.
Artikel 2:69 Gebruik van carbid
- 1.
Het is verboden acetyleengas afkomstig van een reactie tussen calciumacetylide (carbid) en water of gasmengsels met vergelijkbare eigenschappen op explosieve wijze te verbranden op zodanige wijze dat gevaar, schade of hinder voor de omgeving kan worden veroorzaakt.
- 2.
Het verbod gesteld in het eerste lid geldt niet indien:
- a.
gebruik wordt gemaakt van melkbussen en/ of dergelijke voorwerpen met een maximale inhoud van vijftig liter, met gebruikmaking van acetyleengas afkomstig van een reactie tussen calciumacetylide (carbid) en water of gasmengsels met vergelijkbare eigenschappen en
- b.
het gebruik plaatsvindt tussen 31 december 10.00 uur en 1 januari 02.00 uur en
- c.
de plaats vanwaar geschoten wordt is gelegen:
- 1.
op een afstand van tenminste 75 meter van woonbebouwing;
- 2.
op een afstand van tenminste 300 meter van in gebruik zijnde voorzieningen voor het houden van dieren;
- 3.
op voldoende afstand van andere (gevaarlijke) objecten zoals tankstations, lpg-tanks e.d..
en hiervan uiterlijk 14 dagen voor het gebruik melding is gedaan bij burgemeester en wethouders.
- 3.
Dit artikel is niet van toepassing voor zover de Wet Milieubeheer, de Wet wapens en munitie, de Wet milieugevaarlijke stoffen, de Wet vervoer gevaarlijke stoffen of het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Afdeling 13 Drugsoverlast
Artikel 2:70 Drugshandel op straat
Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden op of aan de weg post te vatten of zich daar heen en weer te bewegen en zich op of aan wegen in of op een voertuig te bevinden of daarmee heen en weer of rond te rijden, met het kennelijke doel om middelen als bedoeld in artikel 2 en 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar, al dan niet tegen betaling af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.
Artikel 2:70a Openlijk drugsgebruik
Het is verboden op of aan de weg, op een andere openbare plaats of in een voor publiek toegankelijk gebouw middelen als bedoeld in de artikelen 2 of 3 van de Opiumwet of daarop gelijkende waar te gebruiken, toe te dienen, dan wel voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen voorhanden te hebben.
Afdeling 14 Gebiedsontzegging
Artikel 2:71 Gebiedsontzegging
- 1.
Het is degene aan wie door of namens de burgemeester, in het belang van de openbare orde, een verblijfsontzegging is bekendgemaakt, verboden zich te bevinden op- of aan de door de burgemeester in die verblijfsontzegging aangewezen wegen of plaatsen, gedurende de uren daarbij genoemd. Dit verbod geldt gedurende een in de verblijfsontzegging genoemde periode van ten hoogste twaalf (12) weken.
- 2.
Het verbod gesteld in het eerste lid is niet van toepassing indien betrokkene zich bevindt in een openbaar middel van vervoer, tenzij uitdrukkelijk anders in de verblijfsontzegging is vermeld.
- 3.
De burgemeester kan nadere regels stellen omtrent de toepassing van dit artikel, de omstandigheden die kunnen leiden tot een verblijfsontzegging en de duur daarvan
Artikel 2:72 Cameratoezicht op openbare plaatsen
De burgemeester is bevoegd overeenkomstig artikel 151c van de Gemeentewet te besluiten
tot plaatsing van camera’s voor een bepaalde duur ten behoeve van het toezicht op
een openbare plaats.
Hoofdstuk 3 Seksinrichtingen, sekswinkels, straatprostitutie e.d.
Afdeling 1 Begripsbepalingen
Artikel 3:1 Begripsbepalingen
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
- a.
prostitutie: het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
- b.
prostituee: degene die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
- c.
seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
- d.
escortbedrijf: de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend;
- e.
sekswinkel: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin hoofdzakelijk goederen van erotisch-pornografische aard aan particulieren plegen te worden verkocht of verhuurd;
- f.
exploitant: de natuurlijke persoon of personen of rechtspersoon of rechtspersonen die een seksinrichting of escortbedrijf exploiteert, dan wel exploiteren en de tot vertegenwoordiging van die rechtspersoon of rechtspersonen bevoegde natuurlijke persoon of personen;
- g.
beheerder: de natuurlijke persoon of personen die de onmiddellijke feitelijke leiding uitoefent, dan wel uitoefenen in een seksinrichting of escortbedrijf;
- h.
bezoeker: degene die aanwezig is in een seksinrichting, met uitzondering van:
- 1.
- 2.
- 3.
- 4.
het personeel dat in de seksinrichting werkzaam is;
- 5.
toezichthouders die zijn aangewezen op grond van artikel 6.2 van deze verordening;
- 6.
andere personen wier aanwezigheid in de seksinrichting wegens dringende redenen noodzakelijk is.
Artikel 3:2 Bevoegd bestuursorgaan
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder bevoegd bestuursorgaan: het college of, voor zover het betreft voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven als bedoeld in artikel 174 van de Gemeentewet, de burgemeester.
Artikel 3:3 Nadere regels
Met het oog op de in artikel 3:13 genoemde belangen, kan het college over de uitoefening van de bevoegdheden zoals genoemd in dit hoofdstuk nadere regels vaststellen.
Afdeling 2 Seksinrichtingen, straatprostitutie, sekswinkels en dergelijke
Artikel 3:4 Seksinrichtingen en escortbedrijf
- 1.
Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd bestuursorgaan een seksinrichting te exploiteren of te wijzigen in door het college aangewezen gebieden of delen van de gemeente.
- 2.
Het is verboden een seksinrichting te exploiteren in andere gebieden of delen van de gemeente dan de in het eerste lid bedoelde.
- 3.
Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag een escortbedrijf te exploiteren of te wijzigen.
- 4.
In de aanvraag om en in de vergunning wordt in ieder geval vermeld:
- a.
de persoonsgegevens van de exploitant;
- b.
de persoonsgegevens van de beheerder; en
- c.
de aard van de seksinrichting of het escortbedrijf.
Artikel 3:5 Gedragseisen exploitant en beheerder
- 1.
De exploitant en de beheerder:
- a.
staan niet onder curatele en zijn niet ontzet uit de ouderlijke macht of de voogdij;
- b.
zijn niet in enig opzicht van slecht levensgedrag; en
- c.
hebben de leeftijd van eenentwintig jaar bereikt.
- 2.
Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, zijn de exploitant en de beheerder niet:
- a.
met toepassing van de artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht in een psychiatrisch ziekenhuis geplaatst of met toepassing van artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht ter beschikking gesteld;
- b.
binnen de laatste vijf jaar onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van zes maanden of meer door de rechter in Nederland, inclusief de drie openbare lichamen Bonaire, Saba en Sint-Eustatius, Aruba, Curaçao en Sint Maarten, dan wel door een andere rechter wegens een misdrijf waarvoor naar Nederlands recht een bevel tot voorlopige hechtenis ingevolge artikel 67, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering is toegelaten;
- c.
binnen de laatste vijf jaar bij ten minste twee rechterlijke uitspraken onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van 500 euro of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a van het Wetboek van Strafrecht , wegens dan wel mede wegens overtreding van:
- d.
bepalingen gesteld bij of krachtens de Drank- en Horecawet , de Opiumwet , de Vreemdelingenwet en de Wet arbeid vreemdelingen;
- e.
de artikelen 137c tot en met 137g , 140 , 240b , 242 tot en met 249 , 252 , 250a (oud), 273a , 300 tot en met 303 , 416 , 417 , 417bis , 426 , 429quater en 453 van het Wetboek van Strafrecht;
- f.
de artikelen 8 en 162, derde lid, alsmede artikel 6 juncto artikel 8 of juncto artikel 163 van de Wegenverkeerswet 1994;
- g.
de artikelen 1, onder a, b en d , 13 , 14 , 27 en 30b van de Wet op de Kansspelen ;
- h.
de artikelen 2 en 3 van de Wet op de weerkorpsen;
- i.
de artikelen 54 en 55 van de Wet wapens en munitie .
- 3.
Met een veroordeling als bedoeld in het tweede lid wordt gelijk gesteld:
- a.
vrijwillige betaling van een geldsom als bedoeld in artikel 74, tweede lid onder a van het Wetboek van Strafrecht of artikel 76, derde lid onder a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen , tenzij de geldsom minder dan 375 euro bedraagt;
- b.
een bevel tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke straf.
- 4.
De periode van vijf jaar, genoemd in het tweede lid, wordt:
- a.
bij de weigering van een vergunning teruggerekend vanaf de datum van beslissing op de aanvraag van de vergunning;
- b.
bij de intrekking van een vergunning teruggerekend vanaf de datum van de intrekking van deze vergunning.
- 5.
De exploitant of de beheerder zijn binnen de laatste vijf jaar geen exploitant of beheerder geweest van een seksinrichting of escortbedrijf die voor ten minste een maand door het bevoegde bestuursorgaan is gesloten, of waarvan de vergunning bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, is ingetrokken, tenzij aannemelijk is dat hem ter zake geen verwijt treft.
Artikel 3:6 Sluitingstijden seksinrichting
- 1.
Het is verboden een seksinrichting voor bezoekers geopend te hebben en daarin bezoekers toe te laten of te laten verblijven op maandag tot en met zondag tussen 02.00 en 08.00 uur;
- 2.
Het bevoegd bestuursorgaan kan door middel van een voorschrift als bedoeld in artikel 1:4 voor een afzonderlijke seksinrichting andere sluitingstijden vaststellen.
- 3.
Het is bezoekers van een seksinrichting verboden zich daarin te bevinden gedurende de tijd dat die seksinrichting krachtens het eerste lid of tweede lid, dan wel krachtens artikel 3.7, eerste lid, gesloten dient te zijn.
- 4.
Het in het eerste tot en met derde lid bepaalde geldt niet voor zover in de daarin geregelde onderwerpen wordt voorzien door de op de Wet milieubeheer gebaseerde voorschriften.
Artikel 3:7 Tijdelijke afwijking sluitingstijden; (tijdelijke) sluiting
- 1.
Met het oog op de in artikel 3:13, tweede lid, genoemde belangen of in geval van strijdigheid met de bepalingen in dit hoofdstuk kan het bevoegd bestuursorgaan:
- a.
tijdelijk andere dan de krachtens artikel 3:6, eerste of tweede lid, geldende sluitingsuren vaststellen;
- b.
van een afzonderlijke seksinrichting al dan niet tijdelijk de gedeeltelijke of algehele sluiting bevelen.
- 2.
Onverminderd het bepaalde in artikel 3:41 van de Algemene wet bestuursrecht, maakt het bevoegd bestuursorgaan het in het eerste lid bedoelde besluit openbaar bekend overeenkomstig artikel 3:42 Algemene wet bestuursrecht.
Artikel 3:8 Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerder
- 1.
Het is verboden een seksinrichting voor bezoekers geopend te hebben, zonder dat de ingevolge artikel 3:4 op de vergunning vermelde exploitant of beheerder in de seksinrichting aanwezig is.
- 2.
De exploitant en de beheerder zien er voortdurend op toe dat in de seksinrichting:
- a.
geen strafbare feiten plaatsvinden, waaronder in ieder geval de feiten genoemd in de titels XIV (misdrijven tegen de zeden), XVIII (misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid), XX (mishandeling), XXII (diefstal) en XXX (heling) van het Tweede Boek van het Wetboek van Strafrecht, in de Opiumwet en in de Wet wapens en munitie; en
- b.
geen prostitutie wordt uitgeoefend door personen in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of de Vreemdelingenwet bepaalde.
Artikel 3:9 Straatprostitutie
- 1.
Het is verboden, door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze, passanten tot prostitutie te bewegen, uit te nodigen dan wel aan te lokken:
- a.
op of aan andere dan door het college aangewezen wegen of gebieden;
- b.
gedurende andere dan door het college vastgestelde tijden.
- 2.
Met het oog op de naleving van het in het eerste lid gestelde verbod, kan door politieambtenaren het bevel worden gegeven zich onmiddellijk in een bepaalde richting te verwijderen.
- 3.
Met het oog op de in artikel 3:13, tweede lid, genoemde belangen kan door politieambtenaren aan personen die zich bevinden op de wegen en gedurende de tijden bedoeld in het eerste lid, het bevel worden gegeven zich onmiddellijk in een bepaalde richting te verwijderen.
- 4.
De burgemeester kan met het oog op de in artikel 3:13, tweede lid, genoemde belangen personen aan wie ten minste eenmaal een bevel is gegeven als bedoeld in het derde lid bij besluit verbieden zich gedurende bepaalde termijn, anders dan in een openbaar middel van vervoer, te bevinden op of aan de wegen en op de tijden bedoeld in het eerste lid.
- 5.
De burgemeester beperkt het in het vierde lid genoemde verbod indien dat in verband met de persoonlijke omstandigheden van betrokkene noodzakelijk is.
- 6.
Het is verboden zich te gedragen in strijd met een door de burgemeester opgelegd verbod als bedoeld in het vierde lid.
Artikel 3:10 Sekswinkels
Het is de rechthebbende op een onroerende zaak verboden daarin een sekswinkel te exploiteren in door het college in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving aangewezen gebieden of delen van de gemeente.
Artikel 3:11 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen, afbeeldingen en dergelijke
- 1.
Het is de rechthebbende op een onroerende zaak verboden daarin of daarop goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen van erotisch-pornografische aard openlijk ten toon te stellen, aan te bieden of aan te brengen:
- a.
indien het bevoegd bestuursorgaan aan de rechthebbende heeft bekendgemaakt dat de wijze van tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen daarvan, de openbare orde of de woon- en leefomgeving in gevaar brengt;
- b.
anders dan overeenkomstig de door het bevoegd bestuursorgaan in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving gestelde regels.
- 2.
Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op het tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen van goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen, die dienen tot het openbaren van gedachten en gevoelens als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Grondwet.
Artikel 3:12 Aanwijzing gebieden
Het college kan gebieden of delen van de gemeente aanwijzen waar seksinrichtingen wel of niet gevestigd mogen worden.
Afdeling 3 Beslissingstermijn; weigeringsgronden
Artikel 3:13 Beslissingstermijn
- 1.
Het bevoegd bestuursorgaan neemt het besluit op de aanvraag om vergunning bedoeld in artikel 3.4, eerste lid, binnen twaalf weken na de dag waarop de aanvraag ontvangen is.
- 2.
Het bevoegd bestuursorgaan kan zijn besluit voor ten hoogste twaalf weken verdagen.
Artikel 3:14 Weigeringsgronden
- 1.
De vergunning bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, wordt geweigerd indien:
- a.
de exploitant of de beheerder niet voldoet aan de in artikel 3:5 gestelde eisen;
- b.
de vestiging of de exploitatie van de seksinrichting of het escortbedrijf in strijd is met een geldend bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan, voorbereidingsbesluit, stadsvernieuwingsplan of leefmilieuverordening;
- c.
er aanwijzingen zijn dat in de seksinrichting of het escortbedrijf personen werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht of met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of de Vreemdelingenwet bepaalde.
- 2.
Voor seksinrichtingen en in Nederland gevestigde escortbedrijven kan, onverminderd het bepaalde in artikel 1:8, de vergunning bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, worden geweigerd dan wel de aanwijzing of vaststelling bedoeld in artikel 3:9, eerste lid, achterwege gelaten, in het belang van:
- a.
het voorkomen of beperken van overlast;
- b.
het voorkomen of beperken van aantasting van het woon- en leefklimaat;
- c.
de veiligheid van personen of goederen;
- d.
de verkeersvrijheid of -veiligheid;
- e.
de gezondheid of zedelijkheid;
- f.
de arbeidsomstandigheden van de prostituee.
Afdeling 4 Beëindiging exploitatie; wijziging beheer
Artikel 3:15 Beëindiging exploitatie
- 1.
De vergunning vervalt zodra de ingevolge artikel 3:4 op de vergunning vermelde exploitant, de exploitatie van de seksinrichting of het escortbedrijf feitelijk heeft beëindigd.
- 2.
Binnen een week na de feitelijke beëindiging van de exploitatie, geeft de exploitant daarvan schriftelijk kennis aan het bevoegd bestuursorgaan.
Artikel 3:16 Wijziging beheer
- 1.
Indien een beheerder als bedoeld in artikel 3:1, onder g, het beheer in de seksinrichting of het escortbedrijf feitelijk heeft beëindigd, geeft de exploitant daarvan binnen een week na de feitelijke beëindiging van het beheer schriftelijk kennis aan het bevoegd bestuursorgaan.
- 2.
Het beheer kan worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder, indien het bevoegd bestuursorgaan op aanvraag van de exploitant heeft besloten de verleende vergunning overeenkomstig de wijziging in het beheer te wijzigen. Het bepaalde in artikel 3:13, eerste lid, aanhef en onder a, is van overeenkomstige toepassing.
- 3.
In afwachting van het besluit bedoeld in het tweede lid, kan het beheer worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder zodra de exploitant een aanvraag als bedoeld in het tweede lid heeft ingediend, totdat over de aanvraag is besloten.
Hoofdstuk 4 Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor het uiterlijk aanzien van de gemeente
Artikel 4:1 Begripsbepalingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
- a.
Besluit: het Activiteitenbesluit milieubeheer;
- b.
inrichting: inrichting type A of type B als bedoeld in het Besluit;
- c.
houder van een inrichting: degene die als eigenaar, bedrijfsleider, beheerder of anderszins een inrichting drijft;
- d.
collectieve festiviteit: festiviteit die niet specifiek aan één of een klein aantal inrichtingen is verbonden en die als zodanig door het college is aangewezen en bekendgemaakt;
- e.
incidentele festiviteit: festiviteit of activiteit die gebonden is aan één of een klein aantal inrichtingen en die als zodanig is aangemerkt door het college;
Artikel 4:2 Aanwijzing collectieve festiviteiten
- 1.
De geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.
- 2.
De voorwaarden met betrekking tot de verlichting ten behoeve van sportbeoefening in de buitenlucht als bedoeld in artikel 3:148, eerste lid, van het Besluit gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.
- 3.
In een aanwijzing als bedoeld in het eerste en tweede lid, kan het college bepalen dat de aanwijzing slechts geldt in een of meer delen van de gemeente.
- 4.
Het college kan voor de aangewezen collectieve festiviteiten nadere regels stellen met betrekking tot het voorkomen of beperken van geluid- en lichthinder.
- 5.
Het college maakt de aanwijzing ten minste vier weken voor het begin van een nieuw kalenderjaar bekend.
- 6.
Het college kan wanneer een collectieve festiviteit redelijkerwijs niet te voorzien was, een festiviteit terstond als collectieve festiviteit als bedoeld in het eerste lid aanwijzen.
Artikel 4:3 Toestemming incidentele festiviteiten
- 1.
Het college kan bepalen dat voor een inrichting tijdens incidentele festiviteiten de geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit niet van toepassing zijn, mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
- 2.
Het college kan bepalen dat een inrichting tijdens incidentele festiviteiten de verlichting langer aan kan houden ten behoeve van sportactiviteiten waarbij artikel 4.113, eerste lid, van het Besluit niet van toepassing is, mits de houder van de inrichting ten minste tien werkdagen voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
- 3.
Het college kan voor incidentele festiviteiten nadere regels stellen.
Artikel 4:4 Overige geluidhinder
- 1.
Het is verboden buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer of van het Besluit op een zodanige wijze toestellen of geluidsapparaten in werking te hebben of handelingen te verrichten dat voor een omwonende of voor de omgeving geluidhinder wordt veroorzaakt.
- 2.
Het college kan van het verbod ontheffing verlenen.
- 3.
Het verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet geluidhinder, de Zondagswet, de Wet openbare manifestaties, het Vuurwerkbesluit of de Provinciale milieuverordening.
Artikel 4:5 Geluidhinder door dieren
Degene die buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer de zorg heeft voor een dier, moet voorkomen dat dit voor een omwonende of overigens voor de omgeving (geluid)hinder veroorzaakt.
Artikel 4:6 (gereserveerd)
Artikel 4:7 (gereserveerd)
Afdeling 2 Afvalstoffen (vervallen; in aparte verordening geregeld)
Afdeling 3 Bodem-, weg- en milieuverontreiniging
Artikel 4:8 Natuurlijke behoefte doen
Het is verboden binnen de bebouwde kom op een openbare plaats zijn natuurlijke behoefte te doen buiten daarvoor bestemde plaatsen.
Afdeling 4 Het bewaren van bomen
Artikel 4:9 Begripsbepalingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
- a.
afzetten: het afzagen van een stam, met het oogmerk dat de boom zich weer herstelt;
- b.
bebouwde kom: de door de gemeenteraad vastgestelde bebouwde kom;;
- c.
boom: een houtachtig, overblijvend gewas met een diameter van de stam van minimaal tien centimeter op een hoogte van 1,3 meter boven het maaiveld. In geval van meerstammigheid geldt de diameter van de dikste stam;
- d.
dunnen: het volledig verwijderen van bomen om de overblijvende bomen meer ruimte te geven;
- e.
onderhoud: velling, welke uitsluitend als een verzorgingsmaatregel ter bevordering van de groei van de overblijvende bomen moet worden beschouwd.
- f.
rooien: bomen met wortelkluit uit de grond halen;
- g.
tuin; een stuk grond, gelegen op hetzelfde perceel als een woning, waar planten groeien met een recreatief doel;
- h.
vellen: rooien, afzetten, dunnen, met inbegrip van verplanten, alsmede het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging of ontsiering van de boom ten gevolge (kunnen) hebben.
Artikel 4:10 Kapverbod
- 1.
Het is verboden zonder vergunning van het college een boom te vellen of te doen vellen, niet zijnde onderhoud, indien het een boom betreft:
- a.
binnen de bebouwde kom of in een tuin, indien het een eik of beuk betreft met een stamomtrek van minimaal 90 cm (diameter ≥ 30 cm) op 1,3 meter boven maaiveldhoogte, of;
- b.
buiten de bebouwde kom en buiten een tuin, indien het een solitaire boom betreft met een stamomtrek van minimaal 30 cm (diameter ≥ 10 cm) op 1,3 meter boven maaiveld, dan wel de boom onderdeel uitmaakt van een bosje, houtwal of houtsingel van minder dan 20 bomen of 10 are.
- 2.
De vergunning kan worden geweigerd op grond van:
- a.
de natuurwaarde van de boom; of
- b.
de landschappelijke waarde van de boom; of
- c.
de waarde van de boom voor stads- en dorpsschoon; of
- d.
de beeldbepalende waarde van de boom; of
- e.
de cultuurhistorische waarde van de boom; of
- f.
de waarde voor de leefbaarheid van de boom.
- 3.
Het eerste lid is niet van toepassing als de burgemeester toestemming verleent voor het vellen van een boom in verband met een spoedeisend belang voor de openbare orde of een direct gevaar voor personen of goederen.
- 4.
Het verbod in het eerste lid geldt niet voor bomen, beplantingen en kweekgoed als bedoeld in artikel 4.1 ju. 4.6 van de Wet Natuurbescherming op grond waarvan de gemeenteraad onbevoegd is om regelen te stellen ter bewaring van genoemde soorten.
- 5.
Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.
Artikel 4:11 Schorsende werking
- 1.
Van de vergunning kan geen gebruik worden gemaakt voordat zij definitief is geworden, oftewel voordat:
- a.
de bezwaar- of beroepstermijn is verstreken zonder dat bezwaar of beroep is ingediend;
- b.
beslist is op een verzoek om een voorlopige voorziening;
- c.
beslist is op het beroep en geen verzoek tot voorlopige voorziening is gedaan.
- 2.
Het in het eerste lid bepaalde geldt ook als de vergunning conform artikel 1:7 van rechtswege is verleend.
Artikel 4:13 Bijzondere vergunningsvoorschriften
- 1.
Tot de aan de vergunning te verbinden voorschriften kan behoren het voorschrift dat binnen een bepaalde termijn en overeenkomstig de door het bevoegd gezag te geven aanwijzingen moet worden herbeplant.
- 2.
Wordt een voorschrift als bedoeld in het eerste lid gegeven, dan kan daarbij tevens worden bepaald binnen welke termijn na de herplant en op welke wijze niet-gedijende beplanting moet worden vervangen.
Artikel 4:14 Herplant-/ instandhoudingsplicht
- 1.
Indien een boom waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze afdeling van toepassing is, zonder vergunning van het college is geveld dan wel op andere wijze tenietgegaan, kan het college aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop de houtopstand zich bevond dan wel aan degene die uit anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herplanten overeenkomstig de door het college gegeven aanwijzingen binnen een gestelde termijn.
- 2.
Wordt een verplichting als bedoeld in het eerste lid opgelegd, dan kan daarbij worden bepaald binnen welke termijn na de herplant en op welke wijze niet-gedijende beplanting moet worden vervangen.
- 3.
Indien een boom waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze afdeling van toepassing is, ernstig in het voortbestaan wordt bedreigd, kan het college aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop de houtopstand zich bevindt dan wel aan degene die uit anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om overeenkomstig de door hem te geven aanwijzingen en binnen een door hem te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen.
- 4.
Degene aan wie een verplichting als bedoeld in het eerste, tweede of derde lid is opgelegd, alsmede zijn rechtsopvolger, is verplicht daaraan te voldoen.
Artikel 4:15 – 4:17 (gereserveerd)
Artikel 4: 18 Afstand van de erfgrenslijn
De afstand als bedoeld in artikel 5: 42 Burgerlijk Wetboek bedraagt 0,5 meter voor zowel bomen, heggen en heesters.
Afdeling 5 Maatregelen tegen ontsiering en stankoverlast
Artikel 4:19 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen enz.
- 1.
In het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast dan wel voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, kan het college plaatsen aanwijzen die buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, in de openlucht of buiten de weg zijn gelegen, waar het verboden is de volgende voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben:
- a.
onbruikbare of aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voer- of vaartuigen of onderdelen daarvan;
- b.
bromfietsen en motorvoertuigen of onderdelen daarvan;
- c.
kampeermiddelen als bedoeld in artikel 4:23 of onderdelen daarvan, indien het plaatsen of aanwezig hebben daarvan geschiedt voor verkoop of verhuur of anderszins voor een commercieel doel; of
- d.
mestopslag, gierkelders of andere verzamelplaatsen van vuil, een verzameling ingekuild gras, loof of pulp of ingekuilde landbouwproducten, afbraakmaterialen en oude metalen.
- 2.
Het college kan bij de aanwijzing nadere regels stellen.
3Dit artikel is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien krachtens de Wet ruimtelijke ordening of door of krachtens de Provinciale Verordening
Artikel 4:20 (gereserveerd)
Artikel 4:21 Verbod hinderlijke, gevaarlijke of ontsierende reclame
- 1.
Het is verboden op of aan een onroerende zaak handelsreclame te maken of te voeren door middel van een opschrift, aankondiging of afbeelding waardoor het verkeer in gevaar wordt gebracht, ernstige hinder ontstaat voor de omgeving of niet wordt voldaan aan redelijke eisen van welstand.
- 2.
Het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Activiteitenbesluit milieubeheer.
Artikel 4:22 (gereserveerd)
Afdeling 6 Kamperen buiten kampeerterreinen
Artikel 4:23 Begripsbepaling
In deze afdeling wordt onder kampeermiddel verstaan: een onderkomen of voertuig waarvoor geen omgevingsvergunning voor het bouwen in de zin van artikel 2.1, eerste lid onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
Artikel 4:24 Recreatief nachtverblijf buiten kampeerterreinen
- 1.
Het is verboden ten behoeve van recreatief nachtverblijf kampeermiddelen te plaatsen of geplaatst te houden buiten een kampeerterrein dat als zodanig in het bestemmingsplan is bestemd of mede bestemd.
- 2.
Het verbod geldt niet voor het plaatsen van kampeermiddelen voor eigen gebruik door de rechthebbende op een terrein.
- 3.
Het college kan ontheffing verlenen van het verbod als bedoeld in het eerste lid.
- 4.
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:9 kan de ontheffing worden geweigerd in het belang van:
- a.
de bescherming van natuur en landschap;
- b.
de bescherming van een dorps- of stadsgezicht.
Artikel 4:25 Aanwijzing kampeerplaatsen
- 1.
Het verbod van artikel 4:24, eerste lid is niet van toepassing op door het college aangewezen plaatsen.
- 2.
Het college kan daarbij nadere regels stellen in het belang van de gronden, genoemd in artikel 4:24, vierde lid.
Hoofdstuk 5 Andere onderwerpen betreffende de huishouding der gemeente
Artikel 5:1 Begripsbepalingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
- a.
voertuigen: voertuigen als bedoeld in artikel 1, onder al, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens (RVV 1990) met uitzondering van kleine wagens zoals: kruiwagens, kinderwagens en rolstoelen;
- b.
parkeren: parkeren als bedoeld in artikel 1, onder ac, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens (RVV 1990).
Artikel 5:2 Parkeren van voertuigen van autobedrijf e.d.
- 1.
Onder verhuren als bedoeld in dit artikel wordt mede verstaan:
- a.
het gebruiken van een voertuig voor het geven van lessen;
- b.
het gebruiken van een voertuig voor het vervoeren van personen tegen betaling.
- 2.
Tot de voertuigen als bedoeld in dit artikel worden niet gerekend:
- a.
voertuigen waaraan herstel- of onderhoudswerkzaamheden worden verricht die in totaal niet meer dan een uur vergen, en dit gedurende de tijd die nodig is en gebruikt wordt voor deze werkzaamheden;
- b.
voertuigen voor persoonlijk gebruik van de in het derde lid bedoelde persoon.
- 3.
Het is degene die er zijn bedrijf, nevenbedrijf dan wel een gewoonte van maakt voertuigen te stallen, te herstellen, te slopen, te verhuren of te verhandelen, verboden:
- a.
drie of meer voertuigen die hem toebehoren of zijn toevertrouwd, op de weg te parkeren binnen een cirkel met een straal van 50 meter met als middelpunt een van deze voertuigen;
- b.
de weg als werkplaats voor voertuigen te gebruiken.
- 4.
Het college kan ontheffing van het verbod verlenen.
Artikel 5:3 Te koop aanbieden van voertuigen
- 1.
Het is verboden op een door het college aangewezen weg een voertuig te parkeren met het kennelijke doel het te koop aan te bieden of te verhandelen.
- 2.
Het college kan ontheffing van het verbod verlenen.
Artikel 5:4 Defecte voertuigen
Het is verboden een voertuig waarmee als gevolg van andere dan eenvoudig te verhelpen gebreken niet kan of mag worden gereden, langer dan op drie achtereenvolgende dagen op de weg te parkeren.
Artikel 5:5 Voertuigwrakken
- 1.
Het is verboden een voertuig dat rijtechnisch in onvoldoende staat van onderhoud en tevens in een kennelijk verwaarloosde toestand verkeert op de weg te parkeren.
- 2.
Het verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer.
Artikel 5:6 Caravans e.a. kampeermiddelen op de weg
- 1.
Het is verboden een voertuig dat voor recreatie of anderszins voor andere dan verkeersdoeleinden wordt gebruikt:
- a.
langer dan op drie achtereenvolgende dagen te plaatsen of te hebben op de weg, waar dit naar het oordeel van het college buitensporig is met het oog op de verdeling van beschikbare parkeerruimte of schadelijk is voor het uiterlijk aanzien van de gemeente;
- b.
op een door het college aangewezen plaats te parkeren, waar dit naar zijn oordeel schadelijk is voor het uiterlijk aanzien van de gemeente.
- 2.
Het college kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid, aanhef en onder a, gestelde verbod.
- 3.
Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Provinciaal wegenreglement of de Provinciale landschapsverordening.
Artikel 5:7 Parkeren van reclamevoertuigen
- 1.
Het is verboden een voertuig dat is voorzien van een aanduiding van handelsreclame, op de weg te parkeren met het kennelijk doel om daarmee handelsreclame te maken.
- 2.
Het college kan van het verbod ontheffing verlenen.
Artikel 5:8 Parkeren van grote voertuigen
- 1.
Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van de lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter te parkeren op de weg.
- 2.
Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet op werkdagen van maandag tot en met vrijdag, dagelijks van 08.00 tot 18.00 uur.
- 3.
Het college kan van de in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen.
Artikel 5:9 Parkeren van uitzichtbelemmerende voertuigen
- 1.
Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter, op de weg te parkeren bij een voor bewoning of ander dagelijks gebruik bestemd gebouw op zodanige wijze dat daardoor het uitzicht van bewoners of gebruikers vanuit dat gebouw op hinderlijke wijze wordt belemmerd of hun anderszins hinder of overlast wordt aangedaan.
- 2.
Het verbod geldt niet gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt voor het uitvoeren van werkzaamheden waarvoor de aanwezigheid van het voertuig ter plaatse noodzakelijk is.
Artikel 5:10 Parkeren van voertuigen met stankverspreidende stoffen (vervallen)
Artikel 5:11 Aantasting groenvoorzieningen door voertuigen
- 1.
Het is verboden met een voertuig te rijden door of deze te doen of te laten staan in een park of plantsoen of een van gemeentewege aangelegde beplanting of groenstrook.
- 2.
Dit verbod is niet van toepassing:
- a.
- b.
op voertuigen die worden gebruikt voor werkzaamheden door of vanwege de overheid;
- c.
op voertuigen, waarmee standplaats wordt of is ingenomen op terreinen die voor dit doel zijn bestemd.
- 3.
Het college kan van het verbod ontheffing verlenen.
Artikel 5:12 Overlast van fiets of bromfiets
- 1.
Het is verboden op door het college in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast, of ter voorkoming van schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen fietsen of bromfietsen onbeheerd buiten de daarvoor bestemde ruimten of plaatsen te laten staan.
- 2.
Het is verboden fietsen of bromfietsen die rijtechnisch in onvoldoende staat van onderhoud en in een verwaarloosde toestand verkeren, op een openbare plaats te laten staan.
Artikel 5:13 Inzameling van geld of goederen
- 1.
Het is verboden zonder vergunning van het college een openbare inzameling van geld of goederen te houden of daartoe een intekenlijst aan te bieden.
- 2.
Onder een inzameling van geld of goederen wordt mede verstaan: het bij het aanbieden van goederen, waartoe ook worden gerekend geschreven of gedrukte stukken, dan wel bij het aanbieden van diensten aanvaarden van geld of goederen, indien daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.
- 3.
Het verbod geldt niet voor een inzameling die wordt gehouden:
- a.
- b.
door een instelling met een CBF-keurmerk, of
- c.
door een andere, door het college aangewezen instelling.
Artikel 5:14 Begripsbepaling
- 1.
In deze afdeling wordt onder venten verstaan: het in de uitoefening van de ambulante handel te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten aan te bieden op een openbare en in de open lucht gelegen plaats of aan huis;
- 2.
Onder venten wordt niet verstaan:
- a.
het aan huis afleveren van goederen door of vanwege degene die dit doet ter exploitatie van zijn winkel als bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet;
- b.
het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel het aanbieden van diensten op jaarmarkten en markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder h, van de Gemeentewet of op snuffelmarkten als bedoeld in artikel 5:22;
- c.
het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel het aanbieden van diensten op een standplaats als bedoeld in artikel 5:17.
Artikel 5:15 Ventverbod
- 1.
Het is verboden te venten indien daardoor de openbare orde, de openbare veiligheid,de volksgezondheid of het milieu in gevaar komt.
- 2.
Het is verboden te venten op zondagen en maandag t/m zaterdag tussen 20.00 en 08.00 uur.
- 3.
Het verbod als bedoeld in het eerste lid geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 5 van de Wegenverkeerswet.
Artikel 5:16 Venten met gedrukte stukken
- 1.
Het verbod als bedoeld in artikel 5:15, eerste lid geldt niet voor venten met gedrukte of geschreven stukken waarin gedachten en gevoelens worden geopenbaard als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Grondwet.
- 2.
In afwijking van het bepaalde in het eerste lid is het venten van gedrukte en geschreven stukken waarin gedachten en gevoelens worden geopenbaard als bedoeld in artikel 7, eerste lid van de Grondwet verboden:
- a.
op door het college aangewezen openbare plaatsen; of
- b.
op door het college aangewezen dagen en uren.
- 3.
Het college kan ontheffing verlenen van het verbod als bedoeld in het tweede lid.