Organisatie | Waterschap Noorderzijlvest |
---|---|
Organisatietype | Waterschap |
Officiële naam regeling | Regeling tot het delegeren van bevoegdheden aan het Dagelijks Bestuur |
Citeertitel | Delegatiebesluit waterschap Noorderzijlvest 2015 |
Vastgesteld door | algemeen bestuur |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
02-12-2015 | Onbekend | 02-12-2015 Krant | Onbekend |
Het Algemeen Bestuur van Waterschap Noorderzijlvest:Overwegende dat het Algemeen Bestuur het hoogste bestuurorgaan van het waterschap is en een kaderstellende en richtinggevende functie vervult;
Dat het Dagelijks Bestuur de dagelijkse aangelegenheden behartigt en de besluiten van het Algemeen Bestuur voorbereidt en uitvoert;
Dat een slagvaardig bestuur vraagt om de verschillende bevoegdheden uit te werken aan de hand van voornoemde rollen en taken;
Dat het wenselijk is bevoegdheden uit te oefenen op het niveau dat in overeenstemming is met de aard en de inhoud van de bevoegdheden;
Gelezen het voorstel van het Dagelijks Bestuur d.d 17 november 2015;Gelet op artikel 83 van de Waterschapswet, hoofdstuk 10 van de Algemene wet bestuursrecht;
Vast te stellen de volgende regeling tot het delegeren van bevoegdheden aan het Dagelijks Bestuur:
Aldus besloten in de vergadering van het Algemeen Bestuur van het waterschap Noorderzijlvest, gehouden op 2 december 2015 te Groningen. | ||
Toelichting bij het Delegatiebesluitwaterschap Noorderzijlvest 2015
In de Algemene wet bestuursrecht is een wettelijke regeling inzake delegatie (afdeling 10.1.2) opgenomen. Hierin is onder meer aangegeven wat onder delegatie dient te worden verstaan:
Delegatie is het overdragen door een bestuursorgaan van zijn bevoegdheid tot het nemen van een besluiten aan een ander die deze onder eigen verantwoordelijkheid uitoefent. Bij delegatie komt de verantwoordelijkheid door de uitoefening van een bevoegdheid bij de gedelegeerde te liggen. Het delegerende bestuursorgaan is daarmee de zeggenschap in principe kwijt.
Op grond van de Waterschapswet (artikel 83, tweede lid) behoren alle taken met betrekking tot regeling en bestuur bij het Algemeen Bestuur. Hiervan zijn uitgezonderd de bij of krachtens de wet aan het Dagelijks Bestuur opgedragen taken, zo worden aan het Dagelijks Bestuur de dagelijkse aangelegenheden opgedragen. Op grond van artikel 83 van de Waterschapswet is delegatie mogelijk. Bepaalde bevoegdheden kunnen volgens het tweede lid van dit artikel niet worden overgedragen. Het betreft onder andere de bevoegdheid tot het vaststellen van een begroting, begrotingswijzigingen en de rekening, het heffen van belastingen of rechten, het vaststellen van peilbesluiten en het vaststellen van verordeningen.
Deze delegatieregeling regelt de overdracht van de bevoegdheden van het Algemeen Bestuur naar het Dagelijks Bestuur tegen de achtergrond van de gewenste rol en taak van deze bestuursorganen. De rol van het Algemeen Bestuur is het sturen op hoofdlijnen, het geven van kaders en daarnaast heeft het Algemeen Bestuur een controlerende taak. Bij deze rol past het overdragen van bepaalde bevoegdheden aan het Dagelijks Bestuur. Doelstelling van deze regeling is met name het streven om bevoegdheden daar te leggen waar zij kunnen bijdragen aan een slagvaardig bestuursoptreden.
Het Delegatiebesluit waterschap Noorderzijlvest 2015 betreft een actualisatie van het Delegatiebesluit waterschap Noorderzijlvest 2011. In de toelichting per hoofdstuk wordt afzonderlijk op alle te delegeren bevoegdheden ingegaan.
Het gaat hier om besluiten met een beperkte strekking, zonder dat daar zwaarwegende water-staatkundige belangen mee gemoeid zijn. Vanuit een oogpunt van bestuurlijke effectiviteit is het wenselijk dat deze besluiten door het Dagelijks Bestuur kunnen worden genomen. Ook wordt voorkomen dat aan het Algemeen Bestuur te vaak besluiten van betrekkelijk geringe betekenis moeten worden voorgelegd.
Dit artikel heeft uitsluitend betrekking op overeenkomsten betreffende de uitoefening van publiekrechtelijke bevoegdheden (het betreft afvalwaterakkoorden/convenanten en samenwerkingsovereenkomsten). De in artikel 3 bedoelde overeenkomsten dienen uitdrukkelijk te worden onderscheiden van privaatrechtelijke overeenkomsten. Op privaatrechtelijke overeenkomsten is artikel 2 van dit Delegatiebesluit van toepassing.
Bij het vaststellen van het afvalwaterakkoord wordt deze ter kennisneming gezonden aan het Algemeen Bestuur.
Het formuleren van regels inzake inkoop en aanbesteding zijn in hoge mate uitvoeringsgericht en lenen zich bij uitstek voor delegatie aan het Dagelijks Bestuur, bijvoorbeeld de inkoop-voorwaarden. Ten opzichte van het Delegatiebesluit waterschap Noorderzijlvest 2011 is in lijn met de bestaande praktijk expliciet bepaald dat het houden van de aanbesteding en gunning van werken en leveringen en diensten en het nemen van besluiten in een aanbestedingsprocedure (betreft uitvoering van wet- en regelgeving) gedelegeerd worden aan het Dagelijks Bestuur.
Dit artikel ziet op besluiten tot het voeren van rechtsgedingen en besluiten tot arbitrage, schikking, dading en mediation. Deze bevoegdheid geldt voor alle instanties zowel eisend als verwerend en omvat al datgene wat noodzakelijk is met inbegrip van de aanwijs van (een) gemachtigde(n) ter vertegenwoordiging. De Waterschapswet heeft de beslissingsbevoegdheid ten aanzien van een aantal rechtshandelingen, zoals het procederen in eerste aanleg in kort geding, het voegen in strafzaken en het spoedshalve instellen van bezwaar of beroep al toegekend aan het Dagelijks Bestuur.
Het aanvragen van subsidies gebeurt ter uitvoering van bepaalde projecten. Het Dagelijks Bestuur is hiermee in de praktijk belast. Om misverstanden cq onduidelijkheden te voorkomen is dit expliciet vastgelegd in het Delegatiebesluit.
Het Dagelijks Bestuur is in de praktijk belast met de uitoefening van de in deze artikelen genoemde bevoegdheden. Om misverstanden cq onduidelijkheden te voorkomen is dit expliciet vastgelegd in het Delegatiebesluit.
Het waterbeheer vergt soms dat eigendomsrechten van anderen tijdelijk of blijvend moeten worden aangewend. In artikel 5.21 Waterwet gaat het om onderzoeken zowel in het kader van de voorbereiding tot aanleg, onderhoud of herstel van waterstaatswerken. Zo zal bijvoorbeeld voordat met baggeren of met het ontgraven van de waterbodem kan worden begonnen onder-zoek moeten worden gedaan naar de kwaliteit van de ontgraven specie. Dit met het oog op de eisen aan de opslag en verwerking daarvan. In het kader van de aanpak van verontreinigde waterbodems wordt onderzoek gedaan naar de aard en omvang van de verontreiniging en de verplaatsing daarvan door (grond) waterstromen.
Voor wat betreft de aard van de werkzaamheden zoals genoemd in artikel 5.24 Waterwet kan naast de aanleg of verbreding van wateren en de verandering, verplaatsing of verwijdering van kunstwerken worden gedacht aan de verbetering van boezemkaden, de aanleg van nieuwe ondersteunende kunstwerken. Ook kan deze gedoogplicht worden opgelegd ten behoeve van de aanleg van kaden en inlaatwerken voor de inrichting van waterbergingsgebieden.
Meestal wordt die medewerking langs de minnelijke weg gerealiseerd. In een enkel geval lukt dat niet en voor dergelijke situaties heeft de wetgever enkele gedoogplichten in het leven geroepen. Deze gedoogplichten zijn te vinden in hoofdstuk 5 van de Waterwet. Voor twee gedoogplichten dient het bestuursorgaan nadrukkelijk een beschikking te nemen. Aangezien het inroepen van gedoogplichten veelal een onderdeel vormt van de uitvoering van projecten voorziet deze regeling om deze bevoegdheid neer te leggen bij het Dagelijks Bestuur.
Op grond van artikel 83, tweede lid, sub e van de Waterschapswet is het niet mogelijk om de vaststelling van verordeningen te delegeren aan het Dagelijks Bestuur. Dit betekent dat het vaststellen van de keur dient te gebeuren door het Algemeen Bestuur. Artikel 83, derde lid, geeft wel de mogelijkheid om deze bevoegdheid gedeeltelijk over te dragen voor zover het betreft de vaststelling van nadere regels met betrekking tot bepaalde door het Algemeen Bestuur in zijn verordeningen aangewezen onderwerpen. Deze bepaling maakt het derhalve mogelijk dat het vaststellen van algemene regels op basis van de keur kan worden gedelegeerd aan het Dagelijks Bestuur. Tevens wordt in dit Delegatiebesluit de uitvoering van deze algemene regels op grond van artikel 84 Waterschapswet neergelegd bij het Dagelijks Bestuur.
De Waterwet bepaalt dat aanleg of wijziging van een waterstaatswerk geschiedt op basis van een projectplan, dat wordt vastgesteld door de beheerder. In het tweede lid van artikel 83 onderdeel g staat dat het vaststellen van plannen krachtens bijzondere wet niet kunnen worden overgedragen naar het Dagelijks Bestuur. De Waterwet is zo’n bijzondere wet. De plannen zoals bedoeld in hoofdstuk 4 van de Waterwet kunnen niet worden gedelegeerd (bv. het water-beheerplan). Het projectplan op basis van de Waterwet is echter een uitvoeringsbesluit en valt derhalve niet onder artikel 83, tweede lid, onder g waardoor de mogelijkheid bestaat om deze bevoegdheid te delegeren naar het Dagelijks Bestuur.
Voor een tweetal situaties wordt dit niet wenselijk geacht:
In de eerste plaats betreft dit de projectplannen waarop de projectprocedure van paragraaf twee van hoofdstuk 5 van de Waterwet van toepassing is. De wet bevat een bijzondere procedure voor projecten van bovenlokale betekenis. Voorbeelden zijn de aanleg of wijziging van een primaire waterkering. Deze projectplannen doorlopen een bijzondere wettelijke procedure, de zogenaamde projectprocedure. Daarbij stelt de beheerder het projectplan vast maar wordt de verdere voorbereiding gecoördineerd door de provincie. Deze projectprocedure is verplicht voor aanleg of wijziging van primaire waterkeringen. De provincie kan deze procedure in overleg of op verzoek van het waterschap ook toepassen voor bepaalde andere grotere projecten, zoals de versterking van regionale waterkeringen of de aanleg van waterbergingen.
Daarnaast kunnen er gevallen zijn waarin de uitvoering van een projectplan grote bestuur-lijke, beleidsmatige of financiële consequenties heeft of die een hoog afbreukrisico vormen in termen van kosten, procedures, publiciteit etc. In die gevallen is het ook gewenst dat het Algemeen Bestuur het projectplan vaststelt. Dit wordt beoordeeld door het Dagelijks Bestuur. Kortom alleen projectplannen van relatief geringe betekenis, bijvoorbeeld het omleggen van een sloot, kunnen op basis van deze delegatieregeling worden vastgesteld door het Dagelijks Bestuur. Zodra de plannen verstrekkender van karakter zijn dient het Algemeen Bestuur deze vast te stellen.
Onder beperkte wijzigingen van de legger worden verstaan alle aanpassingen in de legger als gevolg van het verlenen van (water)vergunningen (bijvoorbeeld de aanleg van duikers, dempingen enz.). Beleidswijzigingen die van invloed zijn op onderhoudsplichten in het algemeen voor het gehele beheersgebied zijn wijzigingen die niet beperkt zijn en worden derhalve niet gedelegeerd. Ook blijft het vaststellen van nieuwe leggers een bevoegdheid van het Algemeen Bestuur.
Gelet op de aard van deze bevoegdheden ligt het in het kader van slagvaardig kunnen handelen voor de hand deze bevoegdheden te delegeren aan het Dagelijks Bestuur.
Hoofdstuk 5, paragraaf 3 van de Waterwet biedt de waterbeheerder de bevoegdheid om, indien een verontreiniging van de bodem of oever van een oppervlaktewaterlichaam is ontstaan die mogelijk een belemmering vormt voor het bereiken van de gewenste gebiedskwaliteit, rechthebbenden ten aanzien van de betreffende gronden een bevel te geven tot het doen van onderzoek naar die verontreiniging. Indien de verontreiniging daadwerkelijk een belemmering vormt voor het bereiken van de gewenste gebiedskwaliteit, kan deze rechthebbende ook bevolen worden om tijdelijke beveiligingsmaatregelen te treffen. Daarnaast kan een onderzoeksbevel gegeven worden aan degene door wiens handelen een verontreiniging is veroorzaakt.
In de Waterstaatswet 1900 werd in paragraaf 17 expliciet geregeld dat het Dagelijks Bestuur het bevoegd gezag was voor het nemen van maatregelen bij gevaar voor waterstaatswerken. De Waterstaatswet 1900 is in zijn geheel opgegaan in hoofdstuk 5, paragraaf 5 van de Waterwet. Echter nu is niet aangegeven dat voor deze paragraaf het Dagelijks Bestuur moet worden gezien als beheerder. Door dit verzuim lijkt formeel het Algemeen Bestuur het bevoegd gezag ten tijde van een calamiteit.
Bovenstaande conclusie is niet wenselijk en niet bedoeld, nu juist vooral ten tijde van een calamiteit slagvaardig bestuurlijk optreden gewenst is.
Op grond van de Europese Zwemwaterrichtlijn moeten er zogenaamde zwemwaterprofielen worden opgesteld. Doel van deze profielen is enerzijds het in kaart brengen van de waterkwaliteit en eventuele risicobronnen en anderzijds het voorlichten van het publiek over de zwemwaterkwaliteit. In de op de Zwemwaterrichtlijn gebaseerde Wet hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden is de taak voor het opstellen van de zwemwaterprofielen toegewezen aan de waterschappen. Het gaat hier om besluiten met een beperkte strekking, zonder dat daar zwaarwegende waterstaatkundige belangen mee gemoeid zijn. Vanuit een oogpunt van bestuurlijke effectiviteit is het wenselijk dat deze besluiten door het Dagelijks Bestuur kunnen worden genomen.
Bevoegd tot het nemen van een verkeersbesluit is op grond van artikel 18 Wegenverkeerswet 1994 de wegenbeheerder. Artikel 18, eerste lid, onder c. regelt dat, wanneer het wegenbeheer bij het waterschap ligt, het Algemeen Bestuur bevoegd is tot het nemen van het verkeersbesluit. Genoemde bepaling staat echter overdracht van de bevoegdheid tot het nemen van verkeersbesluiten aan het Dagelijks Bestuur (conform art. 83 Waterschapswet) niet in de weg.
Het waterschap Noorderzijlvest heeft de taak wegenbeheer, in tegenstelling tot de waterschappen gelegen in de provincies Noord- en Zuid-Holland en Zeeland, niet in het Reglement voor waterschap Noorderzijlvest toebedeeld gekregen. Uit jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State uit 2014 vloeit voort dat het waterschap op grond van het vermelde in de gemeentelijke wegenlegger wel degelijk wegenbeheerder kan zijn en dus bevoegd is tot het nemen van verkeersbesluiten. Dat de taak wegenbeheer door de provincies reglementair niet aan het waterschap is opgedragen maakt dit niet anders.
Gelet op de aard van de bevoegdheden wordt voorgesteld om de bevoegdheid tot het nemen van verkeersbesluiten, het verlenen van ontheffingen ingevolge de Wegenverkeerswet, het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 en het Voertuigenreglement te delegeren aan Dagelijks Bestuur. Het belang van een vlotte, flexibele en efficiënte uitvoeringspraktijk is daarmee gediend.