Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Ouder-Amstel

Financiële verordening Ouder-Amstel 2017

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieOuder-Amstel
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingFinanciële verordening Ouder-Amstel 2017
CiteertitelFinanciële verordening Ouder-Amstel 2017
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet artikel 212

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2017Onbekend

12-10-2017

Weekblad voor Ouder-Amstel

2017/41

Tekst van de regeling

Intitulé

Financiële verordening Ouder-Amstel 2017

De raad van de gemeente Ouder-Amstel,

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 5 september 2017, nummer 2017/41,

gelezen de Gemeentewet artikel 212,

BESLUIT VAST TE STELLEN:

De Financiële verordening Ouder-Amstel 2017

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepaling

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    administratie: het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, het functioneren en het beheersen van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente Ouder-Amstel en ten behoeve van de verantwoording die daarover moet worden afgelegd;

  • b.

    administratieve organisatie: Het stelsel van organisatorische maatregelen gericht op het tot stand brengen en het in stand houden van de goede werking van de bestuurlijke en ambtelijke informatieverzorging ten behoeve van de verantwoordelijke leiding;

  • c.

    begroting: programmabegroting zoals bedoeld in artikel 189 van de gemeentewet;

  • d.

    beheer van de vermogenswaarden: het uitoefenen van bestuur over en toezicht op het geheel van gemeentelijke middelen en rechten;

  • e.

    beleidsdoel: een politiek relevant onderdeel van een programma;

  • f.

    organisatie-eenheid: een organisatorische eenheid binnen de gemeentelijke organisatie Ouder-Amstel of de gemeenschappelijke regeling DUO+ vallend binnen het taakveld van de gemeenschappelijke regeling DUO+;

  • g.

    college: het college van burgemeester en wethouders;

  • h.

    investeringsproject: een project voor de verwerving of vervaardiging van een goed, waarvan het nut zich over meerdere jaren uitstrekt, niet zijnde een grondexploitatie;

  • i.

    ruimtelijk project: een project gericht op de ontwikkeling van het ruimte gebruik van de gemeente uitgaande van de wet ruimtelijke ordening.

  • j.

    jaarstukken: de in artikel 197 van de Gemeentewet bedoelde jaarrekening en jaarverslag;

  • k.

    Krediet: een door de raad vast te stellen budget ter realisatie van een investeringsproject.

  • l.

    primitieve begroting: De primitieve begroting is de begroting zoals die is vastgesteld door de gemeenteraad voorafgaand aan het begrotingsjaar. Dit is niet hetzelfde als het boekwerk waarover de gemeenteraad heeft besloten. In de primitieve begroting zijn ook verwerkt begrotingswijzigingen waarover de gemeenteraad separaat heeft besloten, tussen het moment van het opstellen van de begroting en 1 januari van het begrotingsjaar en amendementen die de raad heeft aangenomen bij de besluitvorming over de begroting.

  • m.

    programma: onderdeel van de programmabegroting bestaande uit een samenhangend geheel van activiteiten om beoogde maatschappelijke doelen te bereiken én waarin doelstellingen en middelen worden gekoppeld;

  • n.

    taakveld: eenheden waarin de programma’s, bedoeld in artikel 8, tweede lid BBV (Besluit Begroting en Verantwoording), of de eenheden in overzichten en bedragen in het programmaplan, bedoeld in artikel 8, eerste lid BBV, onderdelen b tot en met e zijn onderverdeeld;

  • o.

    rechtmatigheid in het kader van de accountantscontrole: het in overeenstemming zijn van de financiële beheershandelingen en de vastlegging daarvan met de begroting en de relevante wet- en regelgeving, zoals omschreven in het Besluit accountantscontrole decentrale overheden (Bado);

  • p.

    verbonden partij: een privaatrechtelijke of publiekrechtelijke organisatie waarin de gemeente een bestuurlijk én een financieel belang heeft;

  • q.

    verplichting: door opdrachtverstrekking, schriftelijk of mondeling, ontstaat voor de gemeente de plicht tot betaling aan een derde.

  • r.

    DUO+ de uitvoeringsorganisatie van de gemeenten Diemen, Uithoorn en Ouder-Amstel, die taken uitvoert namens of in opdracht van deze gemeenten zoals vastgelegd in de gemeenschappelijke regeling.

Hoofdstuk 2. Begroting en verantwoording

Artikel 2. Planning- en controlproducten

De Gemeente Ouder-Amstel hanteert de volgende planning- en controlproducten:

  • a.

    kadernota: In de kadernota worden de beleidsmatige en financiële kaders voor de programmabegroting van het komende jaar vastgelegd.

  • b.

    programmabegroting: de programmabegroting is de uitwerking van de kadernota. In de programmabegroting staat wat de gemeente wil bereiken in het nieuwe begrotingsjaar, wat zij daarvoor gaat doen en wat de kosten hiervan zijn.

  • c.

    1e bestuursrapportage: is de eerste tussentijdse rapportage waarin de raad wordt geïnformeerd over met name de financiële bijstellingen die nodig zijn in de begroting van het lopende jaar.

  • d.

    najaarsrapportage: is de 2e tussentijdse rapportage waarin de raad wordt geïnformeerd over de verwachte realisatie van de programmabegroting voor het lopende jaar;

  • e.

    jaarstukken: bestaat uit het jaarverslag en de jaarrekening, die tezamen de verantwoording en daarmee het sluitstuk vormen van de planning- en controlcyclus. In de jaarstukken wordt aangegeven in hoeverre de gestelde doelen zijn bereikt en welke middelen daarvoor zijn ingezet en wat de balanspositie van de gemeente is.

  • f.

    Nieuwsbrieven: hierin wordt de gemeenteraad geïnformeerd over speerpunten van beleid en uitvoering of majeure veranderingen ten opzichte van de programmabegroting.

Artikel 3. Spoorboekje planning- en controlcyclus

Vóór aanvang van een kalenderjaar wordt door de griffier in samenwerking met de organisatie de raadskalender opgesteld en aangeboden aan de raad, met daarin in elk geval:

  • a.

    de data voor het aanbieden door het college van de kadernota, de programmabegroting, de 1e bestuursrapportage, de najaarsrapportage en de jaarstukken;

  • b.

    de data van de behandeling en het vaststellen door de raad van de kadernota, de programmabegroting, de 1e bestuursrapportage, de najaarsrapportage en de jaarstukken;.

Artikel 4. Programma’s en programma-indeling

  • 1.

    De raad stelt minimaal bij aanvang van iedere raadsperiode een programma-indeling voor die raadsperiode vast.

  • 2.

    De raad stelt minimaal bij aanvang van iedere raadsperiode de onderverdeling van de programma’s in te realiseren beleidsdoelen vast. Een beleidsdoel draagt bij aan het realiseren van het maatschappelijk doel van een programma.

  • 3.

    De raad kan per programma, naast de wettelijk voorgeschreven beleidsindicatoren, extra indicatoren vaststellen voor het meten van en het afleggen van verantwoording over de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid.

  • 4.

    De raad stelt per programma de bijbehorende taakvelden vast.

  • 5.

    De aanpassingen die voortvloeien uit de leden één tot en met vier worden verwerkt in de eerstvolgende door de raad vast te stellen programmabegroting.

Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringskredieten

  • 1.

    De raad autoriseert met het vaststellen van de primitieve begroting de baten en de lasten per programma.

  • 2.

    Bij autorisatie van de baten en lasten per programma kan het college op jaarbasis tot een maximum van € 75.000 aan budget verschuiven tussen de beleidsdoelen, mits het afgesproken beleid per beleidsdoel gerealiseerd wordt. De raad wordt over deze verschuivingen geïnformeerd in de reguliere P&C producten.

  • 3.

    Voor het autoriseren van investeringskredieten gelden de volgende regels:

    • a.

      nieuwe investeringen die opgenomen zijn in het investeringsplan die starten in het nieuwe begrotingsjaar en waarvan het investeringsbedrag lager is dan € 250.000 worden door de raad geautoriseerd bij het vaststellen van de primitieve begroting. De raad kan hierbij aangeven van welke nieuwe investeringen lager dan € 250.000 hij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen;

    • b.

      nieuwe investeringen waarvan het investeringsbedrag lager is dan € 250.000 die niet zijn opgenomen in het investeringsplan worden door de raad met het vaststellen van de bestuursrapportage, najaarsrapportage of middels een afzonderlijk raadsvoorstel geautoriseerd;

    • c.

      nieuwe investeringen met een investeringsbedrag van € 250.000 of hoger die opgenomen zijn in het investeringsplan worden met een afzonderlijk raadsvoorstel aan de raad ter autorisatie voorgelegd. In het voorstel wordt ingegaan op het effect van de investering op de financiële positie van de gemeente en de risico’s;

    • d.

      het benodigde kapitaallastenbudget voortvloeiend uit de nog te autoriseren investeringen in het investeringsplan wordt reeds in de programmabegroting gereserveerd;

    • e.

      nieuwe investeringen met een investeringsbedrag van € 250.000 of hoger die niet zijn opgenomen in het investeringsplan worden met een afzonderlijk raadsvoorstel aan de raad ter autorisatie voorgelegd. In het voorstel wordt ingegaan op de dekking van de extra lasten als gevolg van de investering en op het effect van de investering op de financiële positie van de gemeente en de risico’s;

    • f.

      indien de uitvoering van een investeringskrediet zich over meerdere jaren uitstrekt, dan wordt het geautoriseerde investeringsbedrag op basis van de planning van het project over de uitvoeringsjaren verdeeld en per uitvoeringsjaar vrijgegeven. Verschuivingen tussen de jaarbedragen als gevolg van wijzigingen in de planning zijn toegestaan, mits de investering conform de door de raad vastgestelde doelen en voorwaarden wordt gerealiseerd en het totaal beschikbaar gestelde krediet niet wordt overschreden;

    • g.

      pas nadat de raad een investeringskrediet heeft geautoriseerd kunnen verplichtingen worden aangegaan.

  • 4.

    Het college informeert de raad vooraf als ze op basis van alle beschikbare informatie verwacht dat de lasten de geautoriseerde lasten of de investeringsuitgaven de geautoriseerde investeringskredieten dreigen te overschrijden of de baten de geautoriseerde baten dreigen te onderschrijden met meer dan € 50.000. De raad geeft vervolgens aan of hij hiervoor een voorstel wil voor wijziging van het budget of een voorstel voor bijstelling van het beleid.

  • 5.

    Bij de behandeling van de bestuurs- en najaarsrapportage in de raad doet het college voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde budgetten en de investeringskredieten en het bijstellen van het beleid. Afwijkingen op de ramingen van de baten en de lasten op programmaniveau van € 75.000 of hoger en op investeringskredieten van meer dan 10% of € 25.000,-- worden toegelicht.

  • 6.

    Aanbestedingsvoordelen van groter dan 10% of groter dan € 25.000 op een investeringskrediet worden gemeld in de bestuurs- of najaarsrapportage. Deze voordelen vallen vrij of worden aangewend binnen het betreffende project na een integrale afweging en besluitvorming door de raad.

  • 7.

    De baten en lasten in de programmabegroting en de uitgaven en inkomsten van de investeringskredieten worden bruto geraamd.

Artikel 6. Informatieplicht

Het college besluit niet over:

  • a.

    het verstrekken van leningen, garanties of borgstellingen;

  • b.

    het verstrekken van kapitaal aan instellingen en ondernemingen;

  • c.

    de aan- en verkoop van werken, diensten en goederen indien deze niet passen binnen het bestaande beleid en de daarbij behorende financiële kaders,

dan nadat de raad is geïnformeerd over het voornemen en hiertoe in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen. Het college geeft hierbij inzage in de risico’s en de hiervoor te treffen beheersmaatregelen.

Voorgaande is ter aanvulling op het convenant informatieplicht.

Artikel 7. EMU-saldo

Wanneer het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de raad of een aanpassing van de begroting nodig is. Indien het college een aanpassing nodig acht, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.

Artikel 8. Niet uit de balans blijkende verplichtingen:

In de toelichting op de balans worden de niet uit de balans blijkende verplichtingen opgenomen. Hierbij worden onderscheiden:

  • 1.

    Contracten waarbij de resterende contractwaarde per contract op balansdatum groter is dan € 500.000,--

  • 2.

    Borgstellingen, zoals bepaald in artikel 50 BBV

  • 3.

    Garanties, zoals bepaald in artikel 50 BBV

  • 4.

    Personele verplichtingen, waarvan de resterende verplichting per afzonderlijke verplichting op de balansdatum groter is dan 1% van de loonsom van het betreffende dienstjaar;

Hoofdstuk 3. Financieel beleid

Artikel 9. Waardering en afschrijving vaste activa

  • 1.

    Het college biedt de raad minimaal eens in de zes jaar een beleidsnotitie aan over waarderen, activeren en afschrijven van vaste activa en het verlenen van investeringskredieten. De raad stelt deze notitie vast.

  • 2.

    De notitie behandelt ten minste:

    • a.

      de grondslagen voor activering en waardering van vaste activa;

    • b.

      de termijnen en methodieken voor afschrijvingen van vaste activa;

    • c.

      het moment waarop de afschrijving van vaste activa aanvangt.

Artikel 10. Voorziening voor oninbare vorderingen

  • 1.

    Voor de vorderingen op verbonden partijen en derden wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op basis van een beoordeling op inbaarheid van de openstaande vorderingen.

  • 2.

    Voor het bepalen van de hoogte van de voorziening wordt onderscheid gemaakt in de volgende categorieën debiteuren voor zover vallend onder de verantwoordelijkheid van de gemeente Ouder-Amstel:

    • a.

      publiekrechtelijke vorderingen (belastingen, leges, parkeren etc.)

    • b.

      privaatrechtelijke vorderingen (huren, pachten etc.)

    • c.

      vorderingen in relatie tot uitkeringen.

  • 3.

    De hoogte van de voorziening conform art 10 lid 2 voor oninbare vorderingen worden per categorie bepaald op basis van ouderdom, bedrag en risicoprofiel.

  • 4.

    De uitwerking van het bepalen van de hoogte van de voorziening voor oninbare vorderingen wordt vastgelegd in een beleidsrichtlijn ‘Dubieuze debiteuren’ vast te stellen door de manager Financiën DUO+ in afstemming met de gemeentesecretaris van Ouder-Amstel.

Artikel 11. Reserves en voorzieningen

  • 1.

    Het college biedt de raad minimaal eens in de zes jaar een beleidsnotitie aan over reserves en voorzieningen. De raad stelt deze notitie vast.

  • 2.

    De notitie behandelt ten minste:

    • a.

      de soorten reserves en voorzieningen die worden onderscheiden;

    • b.

      voorschriften voor het vormen, besteden en opheffen van reserves;

    • c.

      de omstandigheden waarin vorming van voorzieningen kan of moet plaatsvinden;

    • d.

      het niet toerekenen van rente over reserves en voorzieningen;

    • e.

      de verwerking van reserves en mutaties daarin bij opmaak van de jaarstukken en in het bijzonder de tolerantie die daarbij mag worden gehanteerd voor het verwerken van over- en onderschrijdingen bij toevoegen aan of onttrekken uit reserves;

    • f.

      de informatievoorzieningen aan de raad over reserves en voorzieningen en de informatiemomenten die daaraan gekoppeld zijn.

Artikel 12. Kostprijsberekening

  • 1.

    Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken en diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een extracomptabel stelsel van kostentoerekening gehanteerd.

  • 2.

    Bij deze kostentoerekening worden naast de directe kosten, de overheadkosten en de rente van de inzet van vreemd vermogen voor de financiering van de in gebruik zijnde activa betrokken. Bij de directe kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa en de afschrijvingskosten van de in gebruik zijnde activa.

  • 3.

    Voor de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, worden daarbij ook de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW) en de gederfde inkomsten van het kwijtscheldingsbeleid betrokken.

  • 4.

    De overheadberekening is gebaseerd op de voorschriften uit de notitie overhead van juli 2017 van de commissie BBV. Het overheadpercentage betreft het breukdeel: totale kosten overhead gedeeld door de totale geraamde directe kosten van het primaire proces van de economische categorieën 1.1 Salarissen en sociale lasten en 3.5.1 Ingeleend personeel

  • 5.

    Voor de toerekening van de overheadkosten worden de overheadkosten die kunnen worden toegerekend aan activiteiten welke geheel of deels worden bekostigd met een specifieke uitkering of subsidie, binnen het taakveld overhead apart geadministreerd en in de desbetreffende verantwoordingen over de besteding toegerekend aan die activiteiten.

  • 6.

    Voor de toerekening van de overheadkosten worden de overheadkosten die kunnen worden betrokken in de aangifte vennootschapsbelasting, binnen het taakveld overhead apart geadministreerd en voor de belastingaangifte aan de kostprijs van de vennootschapsbelastingplichtige activiteiten toegerekend.

  • 7.

    Voor de toerekening van de overheadkosten aan de kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken, diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, voor zover dat niet activiteiten als bedoeld in het derde en vierde lid betreffen, wordt uitgegaan van de geraamde directe kosten van de economische categorieën 1.1 Salarissen en sociale lasten en 3.5.1 Ingeleend personeel die worden besteed aan de desbetreffende goederen, werken, diensten, rechten en heffingen, vermenigvuldigd met het overheadpercentage als bedoeld in lid 4

  • 8.

    Het percentage van de omslagrente voor de toerekening van rente voor de financiering van de in gebruik zijn de activa, bedoeld in het eerste lid, wordt jaarlijks met de begroting vastgesteld. Het percentage van deze omslagrente wordt bepaald uit het gewogen gemiddelde van het bij de begroting geraamde rentepercentage van de rentekosten op de opgenomen langlopende leningen, kortlopende leningen en kredieten. De uitkomst van dit percentage van de omslagrente wordt op een half procent afgerond.

  • 9.

    In afwijking van het achtste lid wordt bij een verstrekte lening voor de bepaling van de rentekosten van de inzet van vreemd vermogen in de kostprijs uitgegaan van de rente van de lening die voor de financiering van de verstrekte lening is aangetrokken. Deze rente wordt verhoogd met een opslag voor het debiteurenrisico.

  • 10.

    In afwijking van het eerste lid worden bij vennootschapsbelastingplichtige activiteiten en grondexploitaties alleen de rentekosten voor de inzet van vreemd vermogen aan de kostprijs toegerekend. Bij projectfinanciering wordt de werkelijke rentekosten toegerekend. In andere gevallen wordt uitgegaan van het gewogen gemiddelde rentepercentage van de portefeuille leningen.

Artikel 13. Prijzen economische activiteiten

  • 1.

    Voor de levering van goederen, diensten of werken aan overheidsbedrijven en derden en met welke bijbehorende activiteiten de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt tenminste de geraamde integrale kostprijs, inclusief overhead zoals berekend in artikel 12, in rekening gebracht. Bij afwijking doet het college vooraf voor deze activiteiten een raadsvoorstel, waarin het publiek belang van de activiteit wordt gemotiveerd.

  • 2.

    Bij het verstrekken van leningen of garanties aan overheidsbedrijven en derden brengt de gemeente de geraamde integrale kosten, inclusief overhead in rekening. Bij afwijking doet het college vooraf een raadsvoorstel, waarin het publiek belang van de lening of garantie wordt gemotiveerd.

  • 3.

    Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaat het college uit van een vergoeding van tenminste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen. Bij afwijking doet het college vooraf een raadsvoorstel, waarin het publiek belang van de kapitaalverstrekking wordt gemotiveerd.

  • 4.

    Raadbesluiten met de motivering van het publiek belang als bedoeld in de vorige leden zijn niet nodig als sprake is van:

    • a.

      leveringen van goederen, diensten of werken en het verstrekken van leningen, garanties en kapitaal aan andere overheden voor zover deze leveringen en verstrekkingen zijn bedoeld voor de uitoefening van de publieke taak door die andere overheid;

    • b.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een bij wet opgedragen publiekrechtelijke taak;

    • c.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een toegekend bijzonder of uitsluitend recht waarvoor prijsvoorschriften gelden;

    • d.

      een bevoordeling van sociale werkplaatsen;

    • e.

      een bevoordeling van onderwijsinstellingen;

    • f.

      een bevoordeling van publieke media-instellingen; en

    • g.

      een bevoordeling die valt onder de reikwijdte van de staatssteunregels van het Werkingsverdrag van de Europese Unie en daarmee verenigbaar is.

Artikel 14. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

  • 1.

    Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor de belastingen, de heffingen en overige leges.

  • 2.

    In de programmabegroting wordt in de paragraaf Lokale heffingen de methodiek voor de toerekening van overhead bij de berekening van de tarieven en het aandeel btw opgenomen.

Artikel 15. Financieringsfunctie

  • 1.

    Het college neemt bij het uitzetten en het aantrekken van middelen de volgende kaders in acht:

    • a.

      voor het aantrekken van financieringen met een looptijd langer dan één jaar worden tenminste twee prijsopgaven bij verschillende financiële instellingen gevraagd; en

    • b.

      er wordt geen gebruik gemaakt van financiële derivaten als bedoeld in artikel 1, onder c, van de Wet financiering decentrale overheden.

    • c.

      Het college informeert de raad vooraf indien de wettelijke kasgeldlimiet, bedoeld in artikel 1, onder f, van de Wet financiering decentrale overheden, of de wettelijke renterisiconorm, bedoeld in artikel 1, onder h, van de Wet financiering decentrale overheden, dreigt te worden overschreden.

  • 2.

    Het college neemt bij de uitvoering van de financieringsfunctie de richtlijnen in acht zoals vastgelegd in het treasurystatuut.

  • 3.

    Bij het verstrekken van leningen, het verstrekken van garanties en het verstrekken van risicodragend kapitaal bedingt het college zekerheden. Indien geen zekerheden kunnen worden verkregen, wordt de raad in staat gesteld zijn zienswijze hierover kenbaar te maken.

Artikel 16. Schuldbeheersing

  • 1.

    Indien de solvabiliteit van de gemeente, zoals berekend volgens de voorschriften vanuit het BBV, daalt onder de 30%, biedt het college de raad eens in de zes jaar een notitie aan over de schuldbeheersing. De raad stelt deze notitie vast.

  • 2.

    Deze notitie behandeld tenminste de volgende onderwerpen:

  • a.

    Spelregels beoordelen schuldpositie

  • b.

    Indicatoren monitoring schuldpositie

Artikel 17. Budgetoverhevelingen

Het college kan de raad een voorstel doen om budgetten over te hevelen naar het volgende begrotingsjaar. De raad toetst een voorstel voor budgetoverheveling aan de volgende criteria:

  • a.

    het achterwege blijven van de budgetoverheveling leidt tot een significante vertraging in de oorspronkelijk voorgenomen uitvoering;

  • b.

    het minimumbedrag voor een budgetoverheveling bedraagt € 25.000;

  • c.

    de overheveling moet betrekking hebben op incidenteel beschikbaar gestelde budgetten;

  • d.

    door de overheveling mag het budget va het voorafgaande dienstjaar niet worden overschreden.

Hoofdstuk 4. Paragrafen

Artikel 18. Financiering

In de paragraaf financiering bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 13 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

  • a.

    de schulden met een looptijd korter dan een jaar en het verschuldigde rentepercentage;

  • b.

    de schulden met een looptijd langer dan een jaar en het verschuldigde rentepercentage;

  • c.

    de liquiditeitsplanning en de financieringsbehoefte voor de komende vier jaar;

  • d.

    de rentevisie voor de komende vier jaar.

Artikel 19. Weerstandsvermogen en risicomanagement

  • 1.

    Het college biedt de raad minimaal om de zes jaar een notitie aan over het weerstandsvermogen en risicomanagement. De raad stelt deze notitie vast.

  • 2.

    Deze notitie behandelt tenminste de volgende onderwerpen:

  • a.

    spelregels voor het bepalen en beoordelen van het weerstandsvermogen;

  • b.

    beleid inzake de beheersing van risico’s;

  • c.

    taken en verantwoordelijkheden inzake risicomanagement.

Artikel 20. Onderhoud kapitaalgoederen

  • 1.

    Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 12 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

    • a.

      de voortgang van het geplande (groot) onderhoud resp. vervangingsinvesteringen;

    • b.

      de omvang van het achterstallig (groot) onderhoud resp. vervangingsinvesteringen.

    • c.

      de actualiteit van de beheer- en investeringsplannen per categorie kapitaalgoed.

  • 2.

    Het college biedt de raad tenminste eens in de zes jaar een (of meerdere) beheer- en investeringsplan kapitaalgoederen aan. Het plan geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud, de kosten van het onderhoud voor het openbaar groen, watergangen, wegen, kunstwerken, openbare verlichting, verkeersregelinstallaties, straatmeubilair, speelvoorzieningen, sportvoorzieningen en gebouwen en de hiermee samenhangende (vervangings)investeringen. De raad stelt het plan/plannen vast.

  • 3.

    Het college biedt de raad tenminste minimaal eens in de zes jaar een (bijgesteld) rioleringsplan aan. De raad stelt het plan vast.

Artikel 21. Verbonden partijen

  • 1.

    Het college biedt de raad minimaal eens in de zes jaar een notitie aan over de verbonden partijen. De raad stelt deze notitie vast.

  • 2.

    Deze notitie bevat een beleidskader voor de wijze waarop wordt omgegaan met de verbonden partijen in de realisatie van de doelstellingen van de gemeente en de wijze van risicobeheersing.

Artikel 22. (Faciliterend) Grondbeleid

  • 1.

    Het college biedt de raad tenminste minimaal eens in de zes jaar een nota (faciliterend) grondbeleid aan. De raad stelt deze nota vast.

  • 2.

    Deze nota behandelt ten minste de volgende onderwerpen:

    • a.

      de verantwoording van projecten i.r.t. het grondbeleid

    • b.

      de beleidsnota’s grondzaken;

    • c.

      de werkprocessen voor de ruimtelijke projecten;

    • d.

      de richtlijnen inzake de ruimtelijke projecten;

  • 3.

    de werkwijze inzake de verevening tussen de egalisatie reserve ruimtelijke projecten en de algemene dekkingsreserve.

  • 4.

    Het college legt bij de keuze voor een actief grondbeleid periodiek doch minimaal eens per zes jaar, een beleidskader strategisch grondbeleid aan de gemeenteraad ter besluitvorming voor. In het beleidskader strategisch grondbeleid zal in elk geval worden ingegaan op:

  • ·

    het strategisch verwervingsbeleid;

  • ·

    het beschikbaar grondbeleidsinstrumentarium;

  • ·

    de wijze waarop het college voornemens is dit instrumentarium in te zetten;

  • ·

    te ontwikkelen en in ontwikkeling genomen projecten;

  • ·

    het verloop van de grondvoorraad.

  • 5.

    Het college legt, bij het voeren van een actief grondbeleid, jaarlijks een Grondprijzennota ter vaststelling voor aan de raad. Hierin zijn de uitgangspunten voor de uitgifteprijzen van gronden vastgelegd.

  • 6.

    Het college biedt jaarlijks, voorafgaand aan de vaststelling van de jaarstukken, een geactualiseerd Meerjaren Perspectief Ruimtelijke Projecten (MPP) en jaarlijks, voorafgaand aan de vaststelling van de najaarsrapportage, een tussentijds MPP (t-MPP) aan, waarin minimaal aandacht is voor:

  • ·

    te ontwikkelen en in ontwikkeling genomen projecten;

  • ·

    risico's die samenhangen met de grondontwikkeling;

  • ·

    planning en financiële uitkomsten, mede in relatie tot de voorgaande rapportage;

  • ·

    afwijkingen ten opzichte van de begroting (inclusief begrotingswijzigingen);

  • ·

    financiële prognoses.

  • 7.

    In de paragraaf Grondbeleid van de programmabegroting en in de jaarstukken wordt op hoofdlijnen ingegaan op de uitvoering van het grondbeleid en de stand van zaken per ruimtelijk project.

Hoofdstuk 5. Financiële organisatie en financieel beheer

Artikel 23. Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

  • a.

    het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de organisatie-eenheden;

  • b.

    het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van activa, passiva en niet uit de balans blijkende verplichtingen;

  • c.

    het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

  • d.

    het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en waar mogelijk de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid;

  • e.

    het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving;

  • f.

    de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

Artikel 24. Financiële organisatie

Het college draagt zorgt voor:

  • a.

    een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidig toewijzing van de gemeentelijke taken aan de organisatie-eenheden;

  • b.

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden;

  • c.

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

  • d.

    de interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

  • e.

    de te maken afspraken met de organisatie-eenheden over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;

  • f.

    de kostenverdeelsleutels voor het eenduidig toewijzen van de lasten en baten aan de taakvelden van de taakveldenraming en de taakveldenrealisatie;

  • g.

    het beleid en de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten;

  • h.

    het beleid en de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen;

  • i.

    het beleid en de interne regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen, opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan.

Artikel 25. Interne beheersing

  • 1.

    Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder a van de Gemeentewet, en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder b van de Gemeentewet, voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.

  • 2.

    Het college stelt jaarlijks een Controleplan vast waarin in ieder geval de, onder verantwoordelijkheid van het college, uit te voeren verbijzonderde interne controles en audits over lid 1 zijn opgenomen.

Hoofdstuk 6. Slotbepalingen

Artikel 26. Intrekken oude verordening en overgangsrecht

De ‘Financiële verordening Gemeente Ouder-Amstel 2012 (vastgesteld 14 februari 2012; nummer 2012/15) wordt ingetrokken.

Artikel 27. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt na vaststelling door de gemeenteraad in werking per 1-1-2017 en is van toepassing op het begrotingsjaar 2017 en heeft een looptijd van maximaal 6 jaar.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Financiële verordening Ouder-Amstel 2017.

Ouder-Amstel, 12 oktober 2017

De raad voornoemd,

de raadsgriffier,

A.A. Swets

de voorzitter,

M.T.J. Blankers-Kasbergen

Toelichting op de financiële verordening Ouder-Amstel 2017

Artikelsgewijze toelichting

Algemeen

In deze toelichting wordt ingegaan op de bijzonder aspecten van deze verordening.

Deze verordening is afgeleid van de model verordening zoals aangeboden door de VNG na wijziging van het BBV in 2016. Naast het verlopen van de 4 jaarstermijn van de voorgaande verordening uit 2012 is de wijziging van BBV in 2016 een belangrijke oorzaak voor het ingrijpend aanpassen van deze verordening. Dit omdat met name de (overhead) kostentoerekening aan leges en het bepalen van economische prijzen geen verplicht onderdeel was van het BBV van voor maart 2016. Maar ook het verscherpen van het toezicht vereist dat tolerantiegrenzen duidelijker worden bepaald.

Sommige voorstellen uit de voornoemde model verordening van de VNG zijn ander geformuleerd omdat ze in Ouder-Amstel niet of nagenoeg niet voorkomen. Als voorbeeld: het verstrekken van garanties komt niet veel voor. Daarom is een separate nota hierover naar mening van het college overbodig en zullen garantieverstrekkingen altijd met de raad worden afgestemd. Zo ook is een planning en control statuut een zwaar instrument voor een relatief kleine gemeente en zijn regels hierover opgenomen in deze verordening.

Artikel 1. Begripsbepaling

In dit artikel is ook DUO+ opgenomen als zijnde de uitvoeringsorganisatie waarop een groot deel van deze verordening van toepassing is waar zij taken uitvoert in mandaat van de gemeente Ouder-Amstel.

Artikel 2. Planning en controlproducten

Nieuw zijn hier de kadernota, de 1e bestuursrapportage en de najaarsnota.

De kadernota is in 2017 voor het eerst gepresenteerd en zal de komende jaren een duidelijker rol gaan spelen in het integraal afwegen van de koers die gemeente moet inslaan of bijstellen. De uitwerking van deze kaders vindt dan plaats in de programmabegroting.

De 1e bestuursrapportage en de najaarsnota zijn twee tussentijdse rapportages over de uitvoering van de begroting. Hierbij is de 1e bestuursrapportage vooral gericht op de financiële bijstelling van de begroting. Dit omdat de opstelling hiervan in het voorjaar plaatsvindt en er weinig te zeggen is over de inhoudelijke uitvoering van de beleidsdoelen. De najaarsnota zal ook meer in gaan op de beleidsmatige realisatie van de begroting op hoofdlijnen, maar heeft ook een belangrijke rol in de financiële bijstelling. Door invoering van deze twee rapportages zullen separate begrotingswijzigingen worden geminimaliseerd en vinden deze alleen plaats als dat vanuit autorisaties van middelen noodzakelijk is. In andere artikelen komt aan de orde waar hiervoor grenzen worden aangegeven. Met de raad zal nader worden afgestemd in welke mate de vier huidige Nieuwsbrieven worden gehandhaafd of dat deze voor een deel plaats maken voor deze nieuwe instrumenten.

Artikel

4. Programma’s en programma-indeling

Dit artikel bevat bepalingen over de inrichting van de begroting waarin de kaderstellende functie van de raad tot uiting komt. De raad stelt bij aanvang van een raadsperiode de indeling van de begroting in programma’s vast, evenals de indicatoren waarop de raad wil sturen en controleren. Het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV) bepaalt in aanvulling hierop dat het college de taakvelden aan de programma’s toewijst.

Overigens is het doel van dit artikel niet om elke nieuwe raadsperiode de gehele begroting en jaarstukken opnieuw in te delen. Als de indeling en gebruikte indicatoren de vorige raadsperiode goed bevallen, kunnen deze ongewijzigd opnieuw wordt vastgesteld. In andere gevallen zijn (kleine) bijstellingen of wijzigingen meestal voldoende.

Artikel

5. Autorisatie begroting en investeringskredieten

Dit artikel bevat nadere regels voor de autorisatie van de begroting en investeringskredieten. De autorisatie van de begroting vindt plaats op programmaniveau. Autorisatie op programmaniveau betekent dat het college binnen het programma mag schuiven met budgetten, mits het afgesproken beleid gerealiseerd wordt. Als een beleidsdoel apart geautoriseerd wordt, dan mag het college alleen binnen dit beleidsdoel schuiven met budgetten.

Het bedrag waar het college mee mag schuiven is gesteld op € 75.000,--. Dit bedrag is afgeleid van het vigerende controleprotocol waarbij eveneens verschillen tussen begroting en realisatie boven een bedrag van € 75.000 moeten worden toegelicht.

Bij de voorafgaande autorisatie van de investeringskredieten wordt een grensbedrag van € 250.000 aangehouden. Dit bedrag is afgeleid van andere gemeenten en afgestemd binnen de DUO gemeenten. Dit betekent dat alleen kleine projecten door het college worden ‘afgehandeld’ mits opgenomen in de begroting. De grotere projecten worden separaat voorgelegd de raad. Maar de grens zal in de praktijk zijn waarde moeten bewijzen en kan altijd door de raad worden bijgesteld.

Voor investeringen met een bruto (is de investering voor aftrek van inkomsten) investeringsbedrag van € 250.000 en hoger moet altijd een apart raadsvoorstel gedaan worden. In dit raadsvoorstel moet het college een goede kwalitatieve en kwantitatieve onderbouwing opnemen. Investeringen met een bruto investeringsbedrag lager dan € 250.000 worden geautoriseerd bij het vaststellen van de begroting, tenzij de raad expliciet aangeeft voor bepaalde investeringen een apart voorstel te willen ontvangen. In de programmabegroting wordt met de kapitaallasten van de nog te autoriseren investeringskredieten, voor zover die bekend zijn, rekening gehouden, zodat in de dekking van deze lasten voorzien is.

In lid 6 wordt bepaald dat de raad beslist over de aanwending van eventuele aanbestedingsvoordelen. Een dergelijk voordeel kan worden aangewend binnen het betreffende investeringsproject. Als wordt besloten het voordeel niet in te zetten binnen het project, dan worden de kapitaallasten (rente en afschrijving) van het betreffende investeringskrediet lager. Dit voordeel op de kapitaallasten wordt als voordeel in de programmabegroting geraamd.

Lid 7 betekent dat lasten of uitgaven die gedekt worden door ontvangen baten of inkomsten altijd geraamd moeten worden via een door de raad vast te stellen begrotingswijziging of aanvullend kredietbesluit.

Artikel

6. Informatieplicht

In dit artikel is een nadere invulling van de informatieplicht van het college aan de raad opgenomen. Het betreft een uitwerking van het vierde lid van artikel 169 Gemeentewet. Door deze financieel verbonden punten op te nemen in deze verordening is de samenhang met de uitvoering van de P&C cyclus geborgd en hiermee ook onderdeel van het toezicht door de accountant. Dit artikel verplicht het college vooraf aan het aangaan van bepaalde verplichtingen de raad inlichtingen te verstrekken indien de raad daar om verzoekt of indien de uitoefening van deze bevoegdheden van het college ingrijpende gevolgen heeft voor de gemeente.

De bepalingen uit het artikel ontslaan het college niet van de informatieplicht in andere gevallen.

Ook moeten besluiten van het college voor het doen van privaatrechtelijke rechtshandelingen passen binnen de kaders van het beleid dat door de raad is uiteengezet. Het artikel schept slechts duidelijkheid tussen het college en de raad over wanneer de raad in elk geval vóóraf wenst te worden geïnformeerd en in de gelegenheid wil worden gesteld zijn wensen en bedenkingen aan het college kenbaar te maken.

Artikel

7. EMU-saldo

Voor gemeenten is in de Wet houdbare overheidsfinanciën vastgelegd dat ze aandeel hebben in plafond voor het totale EMU-tekort van Nederland. Wordt dit gemeentelijk aandeel in het EMU-tekort door de gezamenlijke gemeenten overschreden dan kan dat tot een correctieve maatregel van het Rijk leiden of tot een boete uit Europa die naar gemeenten wordt doorvertaald. Maar het kan ook zijn dat de overschrijding niet erg is.

Gemeenten krijgen in het voorjaar van het Rijk bericht of het gemeentelijk aandeel in het nationale toegestane EMU-tekort met de lopende begroting dreigt te worden overschreden. Ook wordt dan duidelijk of daarop actie van gemeenten is gewenst. Pas als dit laatste het geval is, moeten gemeenten met een individueel EMU-saldo hoger dan gemeentelijke EMU-referentiewaarde hun begroting neerwaarts bijstellen om de overschrijding van het collectieve aandeel ongedaan te maken.

In het artikel is opgenomen dat het college de raad informeert bij een overschrijding van het toegestane EMU-tekort voor alle gemeenten. Als daarop actie nodig is van de gemeente, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.

Artikel 8. Niet uit de balans blijkende verplichtingen

:

In de kadernota rechtmatigheid 2016 staat:

De Commissie BBV doet de stellige uitspraak aan gemeenten om meerjarige contracten, die bijvoorbeeld zouden moeten voldoen aan Europese regels, in de toelichting op de jaarrekening bij de ‘niet uit de balans blijkende verplichtingen’ op te nemen voor het volle bedrag waarover het contract is afgesloten. Het BBV schrijft overigens voor dat van belangrijke contracten de resterende contractwaarde in de toelichting bij de ‘niet uit de balans blijkende verplichtingen’ worden vermeld.

Omdat in de voorgaande stellige uitspraak niet geheel is vastgelegd welke grenzen exact worden gesteld is dit in artikel 8 lid 1 en 4 opgenomen.

Artikel

9. Waardering en afschrijving vaste activa

De verordening moet volgens artikel 212, lid 2, Gemeentewet in elk geval regels bevatten voor waardering en afschrijving van activa. Het BBV (artikel 59 tot en met 65) stelt hier regels voor. Dit artikel van de verordening bepaalt dat het college een notitie hierover ter vaststelling aan de raad aanbiedt.

Artikel

11. Reserves en voorzieningen

Dit artikel bepaalt dat het college een notitie over de reserves en voorzieningen ter vaststelling aanbiedt aan de raad. Met deze notitie stelt de raad regels voor de vorming van reserves. Kaders stellen voor voorzieningen is veelal niet aan de orde omdat deze een verplichtend karakter hebben en artikel 44 BBV voorschrijft wanneer voorzieningen gevormd dienen te worden.

Artikel

12. Kostprijsberekening

Artikel 212, lid 2 onder b, Gemeentewet bepaalt dat de verordening in ieder geval bevat de grondslagen voor de berekening van de door het gemeentebestuur in rekening te brengen prijzen en tarieven voor rechten. De grondslag voor de prijzen en tarieven vormt de samenstelling van de kostprijs van de diensten waarvoor prijzen en heffingen in rekening worden gebracht. In dit artikel van de verordening zijn de kaders voor de bepaling van de kostprijzen van de gemeentelijke diensten opgenomen.

Artikel

13. Prijzen economische activiteiten

Als een gemeente goederen, diensten of werken levert aan overheidsbedrijven of derden dan mag zij deze activiteiten niet bevoordelen als het economische activiteiten betreft. Economische activiteiten zijn hier activiteiten waarmee de gemeenten in concurrentie met ander ondernemingen treedt. Het bevoordelingsverbod houdt feitelijk in dat tenminste een integrale kostprijs voor de levering van goederen, diensten werken en het verstrekken van leningen, garanties en kapitaal in rekening moet worden gebracht.

Van deze verplichting kan worden afgeweken als de activiteiten worden ontplooid in het kader van het publiek belang. Daarvoor is wel nodig dat in een raadbesluit het publiek belang van de activiteit wordt gemotiveerd. Het raadbesluit moet worden aangemerkt als een concretiserend besluit van algemene strekking. Het besluit moet worden bekendgemaakt in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad en moet open staan voor bezwaar en beroep. Belanghebbenden kunnen dan binnen uiterlijk zes weken na bekendmaking van het besluit een bezwaarschrift indienen bij de gemeente (artikel 6:7 Algemene wet bestuursrecht). De gemeente moet binnen zes weken een besluit nemen over het bezwaarschrift of – indien een commissie als bedoeld in artikel 7:13 Algemene wet bestuursrecht is ingesteld – binnen twaalf weken, gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken. Bij afwijzing van de bezwaren kan de belanghebbende beroep instellen bij de bestuursrechter.

Voor het verplicht in rekening brengen van minimaal een integrale kostprijs voor de levering van goederen, werken en diensten of voor het verstrekken van leningen, garanties en kapitaal gelden een aantal uitzonderingen. Deze uitzonderingen worden in het vierde lid opgesomd.

Artikel

14. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

Het vaststellen van de tarieven voor belastingen, rechten en leges is een bevoegdheid van de raad, die niet kan worden gedelegeerd (artikel 156 Gemeentewet). Hier gaat dit artikel van de verordening over.

Het vaststellen van de prijs voor een gemeentelijke dienst of de levering van goederen of werken (die niet vallen onder artikel 229 Gemeentewet) is een privaatrechtelijk besluit. Dergelijke besluiten zijn een bevoegdheid van het college (artikel 160, lid 1 onder e, Gemeentewet).

Daar waar bij het vaststellen van de prijs voor een gemeentelijke dienst of de levering van goederen of werken een publiek belang in het geding is en prijzen lager dan marktconform worden vastgesteld, is het aan de raad om het publiek belang te definiëren en het college kaders mee te geven voor het afwijken van marktconforme prijzen. Hierbij wordt de Wet markt en overheid in acht genomen voor zover het economische activiteiten in de zin van die betreft. Afwijken van de integrale kostprijs kan in die gevallen alleen indien de raad de activiteiten uitdrukkelijk (in een raadsbesluit) heeft aangewezen als activiteit van algemeen belang.

.

Artikel

15. Financieringsfunctie

Artikel 212, lid 2 onder c, Gemeentewet bepaalt dat de verordening in ieder geval regels bevat over het beleid en de organisatie van de financieringsfunctie. Dit artikel van de verordening geeft invulling aan deze wettelijke plicht. Het Treasurystatuut is een regeling voor het sturen en het beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële geldstromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico's. Daarnaast zijn regels over financiering vastgelegd in de Wet Financiering Decentrale Overheden (Wet FIDO). Het college draagt er zorg voor dat aan deze wet wordt voldaan.

In de paragraaf financiering bij de begroting en de jaarstukken rapporteert het college over de verplichte onderdelen op grond van artikel 13 van het BBV, te weten de beleidsvoornemens ten aanzien van het risicobeheer van de financieringsportefeuille.

Artikel

16. Schuldbeheersing

Dit artikel is alleen van toepassing als de solvabiliteit (=eigen vermogen/ totale vermogen) daalt onder de 30%. Alleen dan zal, ter beheersing van de gemeentelijke schulden en de bewustwording over dit onderwerp, door het college een notitie over dit onderwerp een nota ter vaststelling aan de raad aangeboden.

Artikel

17. Budgetoverhevelingen

In dit artikel wordt vastgelegd aan welke criteria budgetoverhevelingen getoetst moeten worden. Hiermee wordt duidelijkheid gegeven wanneer budgetten die niet besteed zijn in enig jaar, in aanmerking komen voor overheveling naar een volgend jaar. Deze criteria zijn noodzakelijk ter voorkoming van het onnodig meenemen van overgebleven budgetten naar een volgend jaar.

Artikel 18

. Financiering

In het BBV staat in artikel 13 welke informatie de paragraaf financiering in elk geval moet bevatten. Aanvullend is opgenomen dat de raad in de paragraaf financiering ook wordt geïnformeerd over de opbouw van de korte en lange schuldpositie, de liquiditeitsplanning en de rentevisie voor de komende jaren.

Artikel

19. Weerstandsvermogen en risicomanagement

In artikel 11 BBV staat welke informatie in elk geval in de paragraaf weerstandsvermogen van de begroting en jaarstukken moet worden opgenomen, namelijk een inventarisatie van de weerstandscapaciteit en de risico’s en het beleid omtrent de weerstandscapaciteit en de risico’s.

Dit artikel van de verordening bepaalt dat het college naast deze paragraaf een apart beleidskader voor het weerstandsvermogen opstelt en ter vaststelling aanbiedt aan de raad.

Artikel

20. Onderhoud kapitaalgoederen

Naast de informatie die volgens artikel 12 BBV moet worden opgenomen in de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen wordt in dit artikel bepaald dat ook ingegaan moet worden op de voortgang van het geplande onderhoud, vervangingsinvesteringen en de omvang van het achterstallig onderhoud van de kapitaalgoederen.

Verder wordt in dit artikel bepaald dat het college tenminste eens in de zes jaar de diverse beheerplannen actualiseert en ter vaststelling aan de raad aanbiedt. De beheerplannen vormen het kader voor het uit te voeren onderhoud aan de kapitaalgoederen. Op basis van de Wet Milieubeheer (artikel 4.22) moet de gemeenteraad een rioleringsplan (het Gemeentelijk Rioleringsplan, GRP) vaststellen. In dit artikel wordt bepaald dat het GRP eens in zes jaar geactualiseerd moet worden. In de Wet Milieubeheer is bepaald waar het plan aan moet voldoen.

Artikel

22. (Faciliterend) Grondbeleid

De gemeente Ouder-Amstel kent geen actief grondbeleid, maar wel een faciliterend grondbeleid. In dit artikel is vastgelegd wat de minimum eisen zijn waaraan een nota faciliterend grondbeleid aan moet voldoen.

Artikel

23. Administratie

In dit artikel zijn algemene bepalingen opgenomen voor de inrichting van de gemeentelijke administratie. Op hoofdlijnen wordt opgedragen welke gegevens systematisch moeten worden vastgelegd en aan welke eisen deze gegevens moeten voldoen.

Artikel

24. Financiële organisatie

Dit artikel geeft de uitgangspunten voor de financiële organisatie. Ingevolge artikel 160 lid 1 onder a, Gemeentewet is het college bevoegd regels vast te stellen over de ambtelijke organisatie van de gemeente. In dit artikel van de verordening wordt het college opgedragen om zorg te dragen voor bepaalde regels die de financiële organisatie betreffen. De uitgangspunten voor de financiële organisatie zijn nodig om voor het financieel beheer en beleid aan ede eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording te voldoen. Ze creëren de randvoorwaarden waarop de interne controle en de accountantscontrole kan steunen bij het onderzoek naar de financiële rechtmatigheid van de beheershandelingen en getrouwheid van de jaarrekening.

Artikel

25. Interne beheersing

De accountant toetst jaarlijks of de gemeenterekening een getrouw beeld geeft van de gemeentelijke financiën en of de (financiële) beheershandelingen die eraan ten grondslag liggen rechtmatig zijn verlopen. Artikel 25 draagt het college op maatregelen te treffen opdat gedurende het jaar of voorafgaand aan de accountantscontrole de gemeente zelf nagaat of de cijfers in de administraties een getrouw beeld geven en of de financiële beheershandelingen die aan de baten, de lasten en de balansmutaties ten grondslag liggen rechtmatig (zijn) verlopen.

Artikel

26. Intrekken oude verordening en overgangsrecht

Bij het inwerkingtreden van de nieuwe verordening moet de oude worden ingetrokken. Volgens de Gemeentewet is een begrotingsjaar gelijk aan een kalenderjaar. In begrotingsjaar t worden de jaarstukken uit het begrotingsjaar t-1 vastgesteld, wordt uitvoering gegeven aan de begroting voor het jaar t en wordt tot slot de begroting voor het jaar t+1 vastgesteld. De nieuwe verordening is van toepassing op alle stukken die betrekking hebben op het begrotingsjaar 2017 en later. De oude verordening is nog wel van toepassing op de jaarstukken van het begrotingsjaar 2016.

Bijlage 1. Overzicht financiële beleidskaders

Beleidsnotitie

Datum vaststelling

Vaststellingdoor

Actualiseren

uiterlijk

Beleidskader verbonden partijen

9-11-2017

Gemeenteraad

31-12-2022

Treasurystatuut

4 december 2001; 2001/76/11

Gemeenteraad

2018 in DUO+ verband

Activabeleid

9-11-2017

Gemeenteraad

31-12-2022

Reserves en voorzieningen (incl. risicomanagement en weerstandsvermogen)

9-11-2017

Gemeenteraad

31-12-2022

Financiële verordening

9-11-2017

Gemeenteraad

31-12-2022