Organisatie | Oirschot |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregel van de gemeenteraad van de gemeente Oirschot houdende regels omtrent minimabeleid Minimabeleid Kempengemeenten 2018-2022 |
Citeertitel | Minimabeleid Kempengemeenten 2018-2022 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | |
Externe bijlagen | Infographic SER Alle kinderen kansen bieden. We doen het samen |
Deze regeling vervangt de Aanpassing kadernota minimabeleid 2015.
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2018 | nieuwe regeling | 27-09-2017 | . |
In september 2016 heeft het Rijk aangekondigd dat er structureel een extra bedrag van € 100 miljoen wordt vrijgemaakt voor armoedebestrijding onder kinderen. Het grootste gedeelte van deze middelen (€ 90 miljoen) wordt beschikbaar gesteld aan gemeenten via het gemeentefonds. Het resterende bedrag wordt beschikbaar gesteld via vijf fondsen die zich inzetten voor armoedebestrijding onder kinderen; Stichting Leergeld, Jeugdsportfonds, Jeugdcultuurfonds, Nationaal Fonds Kinderhulp en de Stichting Jarige Job.
Naast deze structurele middelen krijgen de gemeenten een extra rijksbijdrage van € 7,5 miljoen in de jaren 2017 en 2018 voor armoedebestrijding onder ouderen.
De extra middelen die beschikbaar zijn gesteld voor armoedebestrijding onder kinderen moeten in natura bij de doelgroep terecht komen. Het Ministerie heeft hierover afspraken gemaakt met de VNG. Het Rijk en de VNG roepen gemeenten op om op lokaal niveau samen te werken met maatschappelijke organisaties, zoals de Stichting Leergeld, het Jeugdsportfonds, het Jeugdcultuurfonds, het Nationaal Fonds Kinderhulp en de Stichting Jarige Job. Deze vijf partijen hebben de handen ineen geslagen en de eerste stappen tot samenwerking gezet.
Het huidige Minimabeleid voorziet niet in het verstrekken van bijdragen in natura. Om gehoor te geven aan de opdracht vanuit het Rijk en het aanbod van de vijf fondsen is een vernieuwing van het Minimabeleid noodzakelijk.
In dit beleidsdocument is een evaluatie van het huidige Minimabeleid opgenomen. Daarnaast wordt een koers voorgesteld voor de komende jaren.
Een belangrijke beleidswijziging die wordt voorgesteld is om de armoedebestrijding van kinderen tot 18 jaar in handen te geven van het maatschappelijk middenveld. De Stichting Leergeld is vanwege haar netwerk, ervaring en huidige werkzaamheden in de Kempengemeenten de partij die in beeld is om deze taak uit te voeren. Dit uiteraard in afstemming met de drie Stichtingen Leergeld die in de Kempengemeenten actief zijn. Vanwege de leesbaarheid en duidelijkheid van dit document wordt de Stichting Leergeld ook benoemd als zijnde partij die deze taak overneemt. Mocht blijken dat het vanwege financiële, organisatorische of andere redenen niet haalbaar is dat deze partij de armoedebestrijding van kinderen tot 18 jaar overneemt, dan wordt bekeken welke andere partij dit zou kunnen doen.
Het begrip armoede wordt door de Europese Unie als volgt omschreven.
“Armoede is een situatie waarin sprake is van onvoldoende materiële, culturele en sociale middelen, waardoor mensen uitgesloten zijn van een levensstandaard die in de samenleving waarin men woont, als minimaal wordt gezien”.
Mensen die in armoede leven kunnen dus niet volwaardig meedoen aan de samenleving. Dit betekent dat men wellicht wel een dak boven het hoofd heeft en elke dag te eten heeft, maar dat men geen geld over heeft om bijvoorbeeld naar een sportclub te gaan of medische zorg niet of moeilijk kan betalen.
In het onderstaande overzicht van de Sociaal Economische Raad (SER) staan de belangrijkste oorzaken van armoede. Uit dit overzicht blijkt dat zaken als o.a. de toegankelijkheid van regelingen en de communicatie over de regelingen van invloed zijn op het ontstaan van armoede. Het overzicht laat zien welke invloed de overheid heeft op armoedebestrijding. De Rijksoverheid bepaalt de algemene kaders voor het armoedebeleid, zoals de hoogte van een bijstandsuitkering en het minimumloon. De rijksregels laten bepaalde beleidsruimte aan gemeenten. Ook de gemeenten hebben daarmee een belangrijke rol in het voorkomen en bestrijden van armoede.
In onderstaand overzicht is weergegeven hoeveel huishoudens er in de Kempengemeenten wonen met een inkomen tot een bepaald percentage van het sociaal minimum. De hoogte van een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet staat gelijk aan het sociaal minimum (100%). Sinds vaststelling van de Kadernota Minimabeleid 2015 wordt in de Kempengemeenten een inkomensgrens van 120% van de bijstandsnorm gehanteerd. Dit betekent dat niet alleen inwoners/huishoudens met een bijstandsuitkering in aanmerking komen voor ondersteuning, ook werkenden, gepensioneerden, ondernemers et cetera kunnen een beroep doen op de regelingen als zij een inkomen hebben dat niet hoger is dan 120% van de bijstandsnorm en een vermogen dat niet hoger is dan de vermogensgrens die in het kader van de Participatiewet wordt gehanteerd. In de Kempen zijn er 3.581 huishoudens met een inkomen tot 120% van de bijstandsnorm. Het is niet bekend hoeveel huishoudens hiervan een laag eigen vermogen hebben en dus tot de doelgroep behoren.
De SER heeft onderzocht wat de voornaamste inkomensbronnen zijn van gezinnen die opgroeien in armoede. Uit dit onderzoek blijkt dat 60% van de gezinnen die in armoede leeft, inkomsten uit werk heeft. Hoewel dit in absolute aantallen de grootste groep is, is het risico op armoede in een huishouden met een bijstandsuitkering, het grootst. In de infographic in bijlage 1 zijn deze conclusies samengevat.
3. Evaluatie huidig minimabeleid
Enkele jaren geleden is de Kadernota Minimabeleid 2015 vastgesteld. Vanaf dat moment gold voor de Kempengemeenten een uniform minimabeleid. Een aantal regelingen werd door invoering van deze Kadernota gewijzigd, zoals de Schoolkostenregeling en de Computerregeling waarvan de hoogte van de bijdrage werd aangepast. De Participatieregeling werd in de Kempen geïntroduceerd; in de Kempengemeenten was voorheen geen aparte regeling bekend die maatschappelijke participatie voor kinderen van 4 t/m 18 jaar stimuleerde. Wel was in de Schoolkostenregeling een component opgenomen voor participatie voor kinderen van 4 t/m 18 jaar.
De Langdurigheidstoeslag verviel vanwege wijzigingen in de landelijke wetgeving. Deze toeslag is in de Kempen vervangen door de Individuele Inkomenstoeslag. De inkomensgrens voor deze regeling is inmiddels voor alle vijf de Kempengemeenten vastgesteld op 105%.
Ook de inkomensgrens voor de Collectieve Zorgverzekering voor Minima werd verruimd; voorheen gold een inkomensgrens van 110% van de bijstandsnorm, door vaststelling van de Kadernota Minimabeleid werd voortaan een inkomensgrens van 120% van de bijstandsnorm gehanteerd voor deze regeling.
In 2016 is een gewijzigde Kadernota Minimabeleid vastgesteld. Deze wijzigingen bestonden met name uit een aantal technische wijzigingen. Daarnaast werd besloten om de regeling Medische Meerkosten te laten vervallen. Van deze regeling werd nauwelijks gebruik gemaakt en in de praktijk bleek dat dekking vanuit individuele bijzondere bijstand in alle gevallen oplossing bood.
Het huidige minimabeleid van de Kempengemeenten is gericht op het bevorderen van participatie, het voorkomen van sociale uitsluiting en het voorkomen van uitsluiting van gezondheidsvoorzieningen.
In de Kempengemeenten wordt een inkomensgrens gehanteerd van 120% van de bijstandsnorm voor minimaregelingen. Uitzondering hierop de Individuele Inkomenstoeslag, voor deze regeling geldt een inkomensgrens van 105%. De huidige Schoolkosten-, Computer- en Participatieregeling, die zijn gestoeld op de bijzondere bijstand, kennen een draagkrachtbepaling. De draagkracht (eigen betalingsruimte) is gelijk aan 35% van het netto inkomen voor zover dat meer bedraagt dan 120% van de bijstandsnorm. Dit betekent dat ook inwoners die een inkomen hebben dat hoger is dan de inkomensgrens, toch voor een (gedeeltelijke) vergoeding van de kosten in aanmerking kunnen komen.
Hieronder worden de minimaregelingen beschreven zoals we die kennen in de Kempengemeenten. Naast een beschrijving van de regeling, is ook een korte samenvatting gegeven van ervaringen met de regeling.
De Kempengemeenten hebben een collectieve zorgverzekering afgesloten voor inwoners met een laag inkomen en weinig vermogen. Door deel te nemen aan de collectieve zorgverzekering is men goed verzekerd voor minder geld. Naast de collectiviteitskorting, die voor rekening komt van de zorgverzekeraar, kunnen inwoners met een laag inkomen bijzondere bijstand ontvangen voor de premie voor het aanvullend pakket. Vanuit deze gemeentelijke bijdrage kunnen inwoners het middelste aanvullende pakket volledig betalen. Inwoners die ervoor kiezen om het meest uitgebreide aanvullend pakket af te sluiten betalen hiervoor nog een beperkte eigen bijdrage.
De bijzondere bijstand die vanuit ISD de Kempen wordt verleend voor het aanvullend pakket, is hoog vergeleken met de bijdrage die andere gemeenten geven. Dit maakt het voor inwoners met een laag inkomen in de Kempen mogelijk om een goede aanvullende verzekering af te sluiten. Landelijk gezien zorgt het eigen risico regelmatig voor problemen voor deze doelgroep, zo ook in de Kempen. Dit zien we terug in de betalingsachterstanden die men opbouwt, betalingsregelingen die worden getroffen en in uiterste gevallen het royeren van klanten voor het aanvullende verzekeringspakket door de verzekeraar. Deze problematiek is onder de aandacht bij zowel de landelijke politiek als bij de zorgverzekeraars.
Een minimum inkomen moet voldoende zijn voor de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Als iemand lange tijd moet rondkomen van dit minimum inkomen, wordt dit steeds moeilijker. De individuele inkomenstoeslag is daarom bedoeld voor mensen die langdurig moeten rondkomen van een laag inkomen door het ontbreken van kansen op de arbeidsmarkt.
De voorwaarden die in de Kempengemeenten zijn verbonden aan de Individuele Inkomenstoeslag (gedurende 36 maanden een maximaal inkomen van 105% van de bijstandsnorm) is ruim in vergelijking met andere gemeenten. Veel gemeenten hebben ervoor gekozen om de regeling alleen aan te bieden aan bijstandsgerechtigden, inwoners met een inkomen tot 101% van de bijstandsnorm of als zij gedurende 60 maanden een laag inkomen hebben. Ook de bijdrage is hoog in vergelijking met andere gemeenten.
Ouders van schoolgaande kinderen van 4 t/m 18 jaar kunnen eens per vijf jaar een bijdrage van € 600,- krijgen voor de kosten van een computer en/of accessoires.
De ontwikkelingen op het gebied van digitaal onderwijs gaan razendsnel. Er worden steeds meer vaardigheden gevraagd van kinderen op dit gebied en ook scholen vragen steeds vaker aan kinderen om digitaal huiswerk te maken. Een vaste computer per gezin is hierbij niet langer de norm maar de aanwezigheid van een tablet of ipad. Scholen zijn er voor verantwoordelijk dat alle kinderen kunnen beschikken over de leermiddelen waarmee de school werkt. Scholen zijn er echter niet toe verplicht om tablets en dergelijke die vanuit school gefinancierd worden mee naar huis te geven.
Inwoners met een laag inkomen en met schoolgaande kinderen van 4 t/m 18 jaar kunnen een beroep doen op de Schoolkostenregeling. Vanuit deze regeling kan men een bijdrage van € 200,- per kind per schooljaar krijgen voor bijvoorbeeld de kosten van een boekentas, de ouderbijdrage, de excursiekosten en (pas)foto’s.
Alle ouders van schoolgaande kinderen krijgen te maken met extra kosten, zoals de aanschaf van een boekentas, de huur van een kluisje, pasfoto’s en een eigen bijdrage voor schoolreisjes. De bijdrage wordt aan het begin van het schooljaar overgemaakt aan de ouders, omdat op dat moment de kosten grotendeels gemaakt moeten worden. De ervaring leert dat de kosten voor kinderen in het basisonderwijs fors lager zijn dan de kosten voor kinderen in het voorgezet- en middelbaar onderwijs. In de huidige regeling is de gemeentelijke tegemoetkoming echter voor alle kinderen van 4 t/m 18 jaar gelijk.
Inwoners met een laag inkomen en met schoolgaande kinderen kunnen een bijdrage van € 350,- per kind per schooljaar krijgen voor de deelname aan sociaal- culturele activiteiten door kinderen van 4 t/m 18 jaar, zoals bijvoorbeeld het lidmaatschap van een sportvereniging, zwemles en muziekles.
Kinderen die opgroeien in een gezin met een laag inkomen kunnen een bijdrage krijgen als ze lid worden van bijvoorbeeld een sportvereniging of muziekschool. De bijdrage is dusdanig hoog dat men naast het lidmaatschap van een sportclub nog ruimte heeft om bijvoorbeeld sportkleding aan te schaffen. De bijdrage is echter te laag voor kinderen om een zwemdiploma te behalen. Vanuit Stichting Leergeld wordt daarom voor deze kinderen een aanvullende bijdrage beschikbaar gesteld, zodat alle kinderen hun zwemdiploma kunnen halen.
In de Kempengemeenten is volop aandacht voor voor- en vroegschoolse educatievoorzieningen (VVE). Vanuit het huidige minimabeleid zijn er geen mogelijkheden om ouders een financiële bijdrage te geven om hun kinderen te laten deelnemen aan een VVE-programma. Vanuit de Participatiewet is deze mogelijkheid er wel, maar dan alleen voor inwoners die een re-integratietraject richting werk volgen. Ook voor inwoners vanaf 18 jaar bestaat momenteel geen minimaregeling gericht op sociaal-maatschappelijke participatie.
De huidige minimaregelingen zijn gebaseerd op groepskenmerken. Er kan onderscheid gemaakt worden tussen minimaregelingen gericht op kinderen van 4 t/m 18 jaar en minimaregelingen gericht op inwoners van 18 jaar en ouder.
De regelingen die gericht zijn op kinderen van 4 t/m 18 jaar hebben als voornaamste doel om deze doelgroep volwaardig te kunnen laten deelnemen aan de maatschappij en het voorkomen van sociale uitsluiting.
Voor inwoners van 18 jaar en ouder kent het huidige minimabeleid geen specifieke regelingen die gericht zijn op het stimuleren van maatschappelijke participatie en/of het voorkomen van sociale uitsluiting. Door het aanbieden van een collectieve zorgverzekering voor minima aan deze doelgroep wordt voorkomen dat inwoners uitgesloten worden van goede gezondheidszorg. De individuele inkomenstoeslag heeft een meer praktische insteek en voorziet in een bedrag voor bijvoorbeeld het vervangen van een wasmachine of een koelkast.
Naast deze regelingen bestaat er voor inwoners de mogelijkheid een beroep te doen op individuele bijzondere bijstand. Daardoor zijn de gemeenten in staat om inwoners financiële ondersteuning te bieden als dit vanwege bijzondere omstandigheden noodzakelijk is. Medische (reis)kosten die niet worden vergoed door de zorgverzekeraar of inrichtingskredieten zijn hier voorbeelden van.
In 2016 hebben 1.022 inwoners gebruik gemaakt van bijzondere bijstand en de minimaregelingen. In totaal zijn er 2.144 aanvragen gedaan in 2016.
Aantal inwoners dat gebruik maakt van bijzondere bijstand en minimaregelingen (2016)
Het is moeilijk om aan de hand van deze gegevens een inschatting te maken over het bereik van de totale doelgroep. Het aantal huishoudens met een inkomen tot 120% van de bijstandsnorm is weliswaar bekend, maar niet bekend is uit hoeveel personen deze huishoudens bestaan en hoeveel huishoudens ook voldoen aan de vermogensnorm die is vastgelegd in de Participatiewet.
Er zijn wel gegevens beschikbaar over het aantal kinderen dat per gemeente opgroeit in armoede. Deze cijfers zijn beschikbaar gesteld door Stimulansz en zijn weergegeven in het onderstaande overzicht.
In het overzicht is het gebruik afgezet tegen de totale doelgroep, waardoor het bereik van de minimaregelingen voor kinderen van 4 tot 18 jaar zichtbaar wordt.
Bereik minimaregelingen kinderen 4 – 18 jaar
Er is sprake van een bereik van 34% - 49%. Dit percentage is in lijn met de cijfers die van andere gemeenten bekend zijn over het bereik. Ook andere organisaties, zoals Stichting Leergeld bereiken gemiddeld zo’n 40% van de doelgroep.
Onderstaande tabel geeft inzicht in de regelingen waarvan gebruik is gemaakt. Het minst is gebruik gemaakt van de Computerregeling, wat vanzelfsprekend is aangezien men maar eens per vijf jaar een beroep kan doen op deze regeling. Van de Participatieregeling wordt minder gebruik gemaakt dan van de regeling voor Schoolgaande kinderen. Dit komt met name omdat niet alle schoolgaande kinderen sporten of deelnemen aan culturele activiteiten, zoals muziekles.
Het merendeel van de inwoners dat gebruik maakt van een minimaregeling ontvangt een bijstandsuitkering. Inwoners met een uitkering zijn namelijk bekend bij ISD de Kempen en worden jaarlijks gewezen op de regelingen waarvan ze gebruik kunnen maken. Inwoners die inkomsten hebben uit bijvoorbeeld arbeid, een eigen onderneming of pensioen zijn niet vanzelfsprekend in beeld bij ISD de Kempen. Deze inwoners worden niet persoonlijk geïnformeerd over de mogelijkheden die het minimabeleid hen biedt. Dit is in lijn met de bevindingen van de SER over het bereik en gebruik van de regelingen.
Aantal aanvragen Individuele Inkomenstoeslag
In het bovenstaande overzicht staat het aantal aanvragen voor Individuele Inkomenstoeslag vermeld. In 2016 hebben meer mensen een beroep gedaan op de Individuele Inkomenstoeslag dan in 2015. Dit is onder andere te verklaren doordat steeds meer mensen te maken hebben met langdurige armoede.
Aantal nieuwe klanten Collectieve Zorgverzekering voor Minima
In het eerste kwartaal van 2017 maakte in totaal 653 klanten gebruik van de Collectieve Zorgverzekering voor Minima. In het bovenstaande overzicht is het aantal klanten weergegeven dat zich dat jaar als nieuwe klant heeft aangesloten bij deze verzekering. In 2015 is besloten om de inkomensgrens vast te stellen op 120%, voorheen was dit 110%. Aangezien klanten alleen in december kunnen overstappen, is de toename die deze wijziging met zich mee heeft gebracht pas terug te zien in 2016.
Behalve door de gemeenten worden minima ook ondersteund door andere instellingen. Ondersteuning vindt plaats door materiële en immateriële zaken. Hieronder worden de belangrijkste samenwerkingspartners op dit gebied benoemd.
In de Kempengemeenten hebben we te maken met drie lokale stichtingen Leergeld: Best eo (Oirschot), Veldhoven-De Kempen (Bladel, Eersel en Reusel-De Mierden) en Valkenswaard eo (Bergeijk). Deze stichtingen maken deel uit van de Vereniging van Stichtingen Leergeld in Nederland, waarbij circa 75 lokale stichtingen zijn aangesloten. Leergeld richt zich op het voorkomen van sociale uitsluiting van kinderen uit gezinnen met minimale financiële middelen, door deze kinderen weer mee te laten doen aan binnen- en buitenschoolse activiteiten.
Leergeld is een laatste materieel vangnet; wanneer gemeenten of andere instanties geen of geen toereikende voorziening kunnen aanbieden, kan Leergeld hulp bieden in de vergoeding van kosten voor bijvoorbeeld een schoolreisje, zwemlessen of een fiets. De lokale stichtingen Leergeld ontvangen hiervoor een subsidie van de gemeenten en donaties van overige partijen. Leergeld geeft ondersteuning in natura. Dit betekent dat zij de bijdragen rechtstreeks overmaken aan scholen, sportverenigingen, muziekscholen et cetera.
Uit de jaarrekeningen van de stichtingen Leergeld blijkt dat het contact met de doelgroep fors is afgenomen sinds de invoering van het huidige minimabeleid. Het ruimhartig beleid in de Kempen en de werkwijze van ISD de Kempen zorgen ervoor dat steeds vaker rechtstreeks een aanvraag wordt ingediend bij ISD de Kempen en dat in steeds minder gevallen ondersteuning van Leergeld nodig is. In basis is dit wat zowel de gemeenten als Leergeld nastreven, toch heeft Leergeld een voorbehoud gemaakt ten aanzien van deze werkwijze.
Inwoners die bekend zijn bij ISD de Kempen ontvangen namelijk jaarlijks een formulier waarmee zij eenvoudig een aanvraag voor het komende jaar kunnen doen. Klanten die naar aanleiding van deze collectieve uitvraag een beroep doen op de regelingen, krijgen aan het begin van het schooljaar de bijdrage overgemaakt. Dit moment is bewust gekozen omdat op dat moment de eigen (school)bijdrage betaald dient te worden, schoolspullen gekocht worden en contributie voor veel sportverenigingen betaald moeten worden.
Deze laagdrempelige werkwijze heeft ervoor gezorgd dat het bereik de afgelopen jaren is toegenomen. Leergeld heeft echter gesignaleerd dat de gemeentelijke bijdrage in bepaalde gevallen niet wordt besteed aan het daarvoor beoogde doel. Daarnaast vindt Leergeld het belangrijk dat het ‘kijkje achter de voordeur’ blijft bestaan, zodat ook eventuele andere problematiek gesignaleerd kan worden.
ISD de Kempen onderhoudt de contacten met inwoners die vanwege verplichtingen in het kader van de Participatiewet een re-integratietraject volgen. Deze doelgroep is door ISD de Kempen goed in beeld. Minima die inkomsten hebben uit werk, een eigen bedrijf etcetera hebben niet vanzelfsprekend contact met de gemeente of ISD de Kempen. De kanttekening die Leergeld plaatst bij de huidige werkwijze in relatie tot het klantcontact heeft dus betrekking op deze doelgroep.
In de Kempen zijn drie voedselbanken gevestigd. Voedselbank De Kempen Zuid is werkzaam in de gemeenten Bladel, Eersel en Reusel-De Mierden. Voedselbank Best werkt onder andere voor de gemeente Oirschot en inwoners van de gemeente Bergeijk kunnen terecht bij Voedselbank Bergeijk.
De voedselbanken verstrekken gratis (verkregen) voedsel of andere eerste levensbehoeften aan inwoners die in armoede leven. De voedselbanken werken met eigen criteria, die zijn verbonden aan het bedrag dat een huishouden per maand maximaal als leefgeld te besteden heeft.
De gemeenten verstrekken jaarlijks een subsidie aan de voedselbanken, daarnaast ontvangen de voedselbanken inkomsten uit giften, donaties of sponsoring. ISD de Kempen heeft afspraken gemaakt met de voedselbanken over het geven van voorlichting en het verwijzen naar hulpverlening en vice versa.
In elke Kempengemeente werken vrijwilligers, al dan niet aangestuurd door een professional, onder de vlag van een lokale Vluchtelingenwerkgroep aan de begeleiding van statushouders. Zij zijn bekend met de minimaregelingen en ondersteunen statushouders bij het aanvragen van de regelingen.
Armoede ontstaat niet altijd alleen door een laag inkomen, maar kan ook ontstaan door schulden. Het gevolg hiervan is dat een aantal inwoners dat te maken heeft met schuldenproblematiek niet volwaardig kan deelnemen aan de maatschappij. Schuldhulpverlening kan er, met maximale inzet van de schuldenaar, toe bijdragen dat inwoners binnen redelijke termijn weer uitzicht hebben op een schuldenvrije toekomst.
Op het gebied van Schuldhulpverlening wordt samengewerkt met o.a. GOW Welzijnswerk en de Stichting Welzijn Best-Oirschot.
CJG+ de Kempen / Generalistenteam
Het CJG+ de Kempen werkt voor de gemeenten Bergeijk, Bladel, Eersel en Reusel-De Mierden. In de gemeenten Oirschot werkt men met het Generalistenteam. Zowel het CJG+ als het Generalistenteam ondersteunt jongeren tot 18 jaar en hun gezinnen bij opgroeien, opvoeden en ondersteuning bij complexe vraagstukken. Het Generalistenteam richt zich niet alleen op jongeren tot 18 jaar, maar is er ook voor vragen met betrekking tot zorg en welzijn voor volwassenen. Medewerkers van het CJG+ en het Generalistenteam wijzen klanten op de mogelijkheden die er in het kader van het Minimabeleid zijn en wijzen zo nodig door naar ISD de Kempen.
Uit onderzoek (SER, maart 2017) blijkt dat de huidige werkwijze met betrekking tot landelijke toeslagen het risico met zich mee brengt dat huishoudens in financiële problemen komen. De complexiteit van de landelijke toeslagen in combinatie met het betalen van voorschotten op basis van inschattingen leidt in de praktijk tot vele correcties, soms met grote terugvorderingen als gevolg. Uit het onderzoek blijkt dat dit tot grote financiële consequenties kan leiden.
De complexiteit van de regelingen leidt er bovendien toe dat het een deel van de betrokken mensen zonder deskundige hulp niet lukt om de noodzakelijke inkomensondersteuning voor elkaar te krijgen. Het is daarom van groot belang dat de toeslagen op de juiste wijze en met de juiste grondslag, worden aangevraagd. De gemeenten Bergeijk, Bladel, Eersel en Reusel-De Mierden werken, mede in dit kader, met Sociaal Raadsliedenwerk. Vanuit Sociaal Raadsliedenwerk kunnen inwoners ondersteuning krijgen bij het aanvragen en wijzigen van toeslagen en andere zaken. In de gemeente Oirschot is er vooralsnog voor gekozen om geen gebruik te maken van het Sociaal Raadsliedenwerk.
Het Juridisch Loket is een stichting die wordt gefinancierd door de Raad voor Rechtsbijstand en het ministerie van Veiligheid en Justitie. Het is een onafhankelijke stichting, waar burgers gratis juridisch advies kunnen krijgen op tal van rechtsgebieden, zoals arbeidsrecht, personen- en familierecht, consumentenrecht et cetera. Omdat in de praktijk is gebleken dat er vanuit de Kempengemeenten veelvuldig gebruik werd gemaakt van het Juridisch Loket, is het Juridisch Loket medio 2017 gestart met een spreekuur bij het Werkplein de Kempen. Hierdoor is juridisch advies voor alle inwoners in de Kempen dichtbij, laagdrempelig en gratis beschikbaar. Dit is aanvullend op de diensten van het Sociaal Raadliedenwerk.
3.4 Landelijke afspraken met betrekking tot samenwerking
In november 2016 zijn bestuurlijke afspraken gemaakt tussen het Rijk en de VNG. Beiden vinden het belangrijk dat alle kinderen in Nederland volwaardig mee kunnen doen en dat de huidige inzet van middelen voor armoedebestrijding onder kinderen door gemeenten onverminderd wordt voortgezet. In de bestuurlijke afspraken staat onder andere dat gemeenten in samenwerking met relevante fondsen en stichtingen zorgdragen voor voorzieningen in natura, zodat alle kinderen kunnen meedoen op school, aan sport, cultuur en sociale activiteiten. Gemeenten zullen volgens deze afspraken gebruik maken van de aanwezige infrastructuur en deze optimaliseren.
Op 11 november 2016 hebben de Stichting Leergeld, het Jeugdsportfonds, het Jeugdcultuurfonds, de Stichting Jarige Job en het Nationaal Fonds Kinderhulp een gezamenlijk aanbod gedaan (bijlage 2) aan de gemeenten. Hiermee willen de vijf partijen benadrukken dat zij zich, samen met gemeenten, extra willen inspannen om ervoor te zorgen dat er meer kinderen worden bereikt. De partijen presenteren zich hierbij als een gezamenlijke gesprekspartner voor gemeenten, zodat gemeenten één aanspreekpunt hebben.
Op landelijk niveau krijgt deze samenwerking al volop vorm; zo zijn de digitale systemen van het Jeugdsportfonds, Jeugdcultuurfonds en de Stichting Leergeld al op elkaar afgestemd.
Op Kempenniveau biedt het aanbod van de vijf fondsen kansen. Van de vijf partijen die de handen ineen hebben geslagen, werken we in de Kempengemeenten op dit moment met slechts één van hen: de Stichting Leergeld. De rol van Leergeld is, zoals eerder toegelicht, beperkt.
De vier partijen waar in de Kempen tot op heden nog niet mee wordt samengewerkt zijn:
Het Jeugdsportfonds richt zich op de financiering van sportdeelname inclusief eventuele attributen tot een maximum van € 225,- per kind per jaar. Het Jeugdcultuurfonds richt zich op het financieren van lessen op kunst- en cultuurgebied tot een maximum van € 450,- per kind per jaar. Beide fondsen storten het toegekende bedrag direct op de rekening van de sport-/cultuurclub. Aanvragen worden gedaan via intermediairs, dit zijn over het algemeen professionals die werken met de doelgroep (bijvoorbeeld docenten, maatschappelijk werkers, hulpverleners etcetera). Ook de Stichting Leergeld is, als intermediair, een belangrijke samenwerkingspartner voor de fondsen.
Het Nationaal Fonds Kinderhulp (hierna: Kinderhulp) biedt financiële ondersteuning aan kinderen en jongeren (0 tot 21 jaar) die nergens anders voor financiële hulp terecht kunnen. De financiële ondersteuning is bijvoorbeeld op het gebied van;
In 2010 is de Stichting Jarige Job opgericht. Deze stichting wil de kloof tussen arme en rijke kinderen zoveel mogelijk dichten en maakt het voor kinderen van 4 tot 12 jaar mogelijk om hun verjaardag te vieren. Jarige Job geeft geen geld maar een complete verjaardagsbox aan de ouders van kinderen zodat zij van de verjaardag van hun kind een echte feestdag kunnen maken. Jarige Job werkt met de Voedselbank, omdat het van gezinnen die daar geregistreerd staan, duidelijk is dat ze in financiële nood verkeren. Via de Voedselbank worden boxen verspreid onder de ouders.
De gemeenten Reusel-De Mierden en Oirschot hebben aanvullend op het Minimabeleid regelingen geïntroduceerd waarmee inwoners een financieel steuntje in de rug kunnen ontvangen. In de gemeente Oirschot gaat het om de stroppenpot, in Reusel-De Mierden om het Maatwerkbudget.
Oirschot geeft haar welzijnsorganisaties jaarlijks budget voor een stroppenpot waarmee inwoners kunnen worden geholpen in situaties waarin geen bijzondere bijstand kan worden verleend.
Het Maatwerkbudget Reusel-De Mierden is begin 2017 als pilot geïntroduceerd en heeft als doel om hulp te bieden aan inwoners als dit nodig is zodat men kan participeren aan de maatschappij en sociale uitsluiting of armoedeval voorkomen wordt.
Daarnaast is in de Kempen de Stichting Sociaal Fonds de Kempen actief. Deze stichting is op initiatief van Rabobank de Kempen opgericht en heeft zich als doel gesteld om gelden ter beschikking te stellen aan personen die ten gevolge van ziekte, ouderdom, isolement, gebrek of een andere niet verwijtbare, schrijnende situatie in een maatschappelijke achterstandspositie verkeren, om hen in staat te stellen uitgaven te doen ter veraangenaming van hun dagelijkse bestaan, waarbij de uitgaven zonder een bijdrage van de stichting niet zouden kunnen worden gedaan.
Ook andere instellingen zoals kerken bieden lokaal maatwerk indien nodig.
3.6 Preventie en ondersteuning
De communicatie over de minimaregelingen is de afgelopen jaren voornamelijk verlopen via publicaties in gemeentelijke bladen en websites en ketenpartners zoals de Voedselbank en Stichting Leergeld. Daarnaast zet ISD de Kempen een aantal digitale middelen in die inwoners duidelijkheid geven over de rechten die zij hebben. Het gaat met name om Regelhulp, een digitale wegwijzer van de overheid en Bereken uw recht, een digitale informatiebron over o.a. minimaregelingen.
Om de financiële positie van inwoners te verbeteren zet ISD de Kempen in op scholing. Vanuit de re-integratie kunnen o.a. bijstandsgerechtigden omgeschoold of bijgeschoold worden. Daarnaast worden cursussen gegeven over ‘omgaan met geld’ en worden scholingstrajecten aangeboden die gericht zijn op budgettering en thuisadministratie.
Bovengenoemde middelen worden ingezet sinds de vaststelling van de Kadernota Minimabeleid in 2015. Gezien de ontwikkelingen op het gebied van armoede en de toename van het aantal huishoudens dat het financieel zwaar heeft, is de strategie in 2016 enigszins gewijzigd. Zo is in 2016 begonnen met het aanbieden van Sociaal Raadsliedenwerk voor de gemeenten Bergeijk, Bladel, Eersel en Reusel-De Mierden en is de dienstverlening aan ondernemers in financieel zwaar weer uitgebreid. ISD de Kempen is namelijk aangesloten bij 155 Help een Bedrijf, een initiatief van het Instituut voor het Midden- en Kleinbedrijf (IMK). Deze dienst biedt ondernemers in financiële problemen gratis ondersteuning aan.
Bij het vaststellen van de Kadernota Minimabeleid 2015 is een aantal prognoses gedaan ten aanzien van het gebruik van de diverse regelingen.
Er werd ingeschat dat 250 kinderen gebruik zouden maken van de Participatieregelingen, de Computerregeling en de Schoolkostenregeling. In werkelijkheid maken maar liefst 503 kinderen gebruik van de Schoolkostenregeling. Dit is het dubbele ten opzichte van de prognose.
Ook het gebruik van de Participatieregeling en de Computerregeling ligt hoger dan verwacht; 339 kinderen hebben in 2016 gebruik gemaakt van de Participatieregeling en in totaal maken zo’n 315 kinderen gebruik van de Computerregeling.
Voor de bovengenoemde kindregelingen was een bedrag van € 167.500,- per jaar begroot. In 2016 is aan deze regelingen ruim € 258.000,- besteed.
De inkomensgrens van de individuele inkomenstoeslag is door vaststelling van de Kadernota Minimabeleid 2015 verruimd naar 105% van de bijstandsnorm. Begroot was dat er jaarlijks € 102.500,- besteed zou worden aan deze regeling. In werkelijkheid zijn de uitgaven iets hoger; namelijk ruim
Collectieve zorgverzekering voor minima
Ook de inkomensgrens van de Collectieve zorgverzekering voor minima is in 2015 verruimd. Voor 2015 gold een inkomensgrens van 110%, vanaf 2015 wordt een grens van 120% gehanteerd. Dit heeft ervoor gezorgd dat meer mensen gebruik maken van deze regeling en dat er dus ook meer wordt uitgegeven aan deze regeling. Tot 2015 werd jaarlijks een bedrag van € 200.000,- besteed aan deze regeling, in 2016 ging het om een bedrag van ruim € 268.000,-. Dit is iets hoger dan begroot: ingeschat werd namelijk dat er jaarlijks een bedrag van € 250.000,- zou worden besteed aan de Collectieve zorgverzekering voor minima.
In 2015 werd de Regeling Medische Meerkosten geïntroduceerd. Deze regeling is door de raden in 2016 afgeschaft, omdat hier nauwelijks gebruik van werd gemaakt. Inwoners die gebruik maakte van deze regeling, kunnen de kosten vergoed krijgen vanuit individuele bijzondere bijstand.
Omdat voor deze regeling een grote toename van het aantal aanvragen werd verwacht, is in 2015 besloten om 0,5FTE extra beschikbaar te stellen voor de uitvoering van deze regeling. Door het afschaffen van deze regeling is ook de personele uitbreiding van 0,5 FTE stopgezet.
Ontwikkeling uitgaven minimaregelingen
In de volgende tabel is weergegeven hoe de uitgaven aan de minimaregelingen zich de afgelopen jaren hebben ontwikkeld. De tabel laat zien dat de uitgaven de afgelopen jaren zijn toegenomen.
In de kolom ‘uitgaven 2013’ staan de uitgaven vermeld zoals die dat jaar gedaan zijn aan minimaregelingen. Destijds hanteerden de verschillende gemeenten nog eigen criteria en bijdragen. De Participatieregeling bestond op dat moment nog niet als afzonderlijke regeling.
Het doel van het minimabeleid is het bevorderen van deelname aan de maatschappij, het voorkomen van sociale uitsluiting en het voorkomen van uitsluiting van gezondheidsvoorzieningen.
4.1 Inkomensgrens en draagkrachtprincipe
Het minimabeleid is gericht op inwoners van de Kempengemeenten die leven in armoede. Hierbij wordt een inkomensgrens gehanteerd van 120% van de bijstandsnorm. Voor de Individuele Inkomenstoeslag geldt een inkomensgrens van 105% van de bijstandsnorm.
Ook inwoners die een inkomen hebben dat hoger ligt dan de geldende inkomensgrens, kunnen in bepaalde situaties een beroep doen op de minimaregelingen. Om te kunnen bepalen of, en zo ja in welke mate, het inkomen en het vermogen toereikend worden geacht om zelf de bijzondere kosten te kunnen betalen, wordt rekening gehouden met de volgende criteria:
4.2 Doelgroep: kinderen tot 18 jaar
Doelstelling: In 2022 kunnen alle kinderen uit de Kempengemeenten mee doen; er zijn in de Kempengemeenten geen kinderen die vanwege de financiële situatie op sociaal gebied uitgesloten worden.
Om te kunnen toetsen of de doelstelling behaald is, is het van belang dat alle kinderen in beeld zijn. Hiervoor is een brede samenwerking met maatschappelijke partners noodzakelijk. Scholen, verenigingen, het CJG+ en partijen zoals Vluchtelingenwerk en de Stichting Leergeld hebben intensieve contacten met de gezinnen en kunnen een signaleringsfunctie vervullen.
De bovenstaande doelstelling betekent dus niet dat per definitie 100% van de doelgroep gebruik zal maken van de voorzieningen. Een gedeelte van deze doelgroep krijgt wellicht financiële ondersteuning van familie. Anderen zijn mogelijk niet geïnteresseerd in sport en cultuur of maken vanuit persoonlijke opvattingen of omstandigheden geen gebruik van het sociaal, maatschappelijk en cultureel aanbod. Het Minimabeleid is gericht op het wegnemen van eventuele financiële drempels, niet op het motiveren van kinderen om actief deel te nemen.
Samenwerking met ‘de vijf fondsen’
Stichting Leergeld heeft samen met het Jeugdsportfonds, het Jeugdcultuurfonds, het Nationaal Fonds Kinderhulp en de Stichting Jarige Job aangeboden om gezamenlijk op te trekken in het bestrijden van armoede onder kinderen. In de Kempengemeenten wordt dit aanbod in de periode 2018 – 2022 als volgt vorm gegeven:
Stichting Leergeld als hét loket voor kinderen
De Stichting Leergeld wordt aangewezen als hét loket voor kinderen die opgroeien in armoede. Leergeld ontvangt vanuit de Kempengemeenten een subsidie, daarnaast ontvangt ze inkomsten uit fondsenwerving, giften en donateurs. Met deze middelen biedt Leergeld ondersteuning aan de doelgroep.
Door de uitvoering in handen te geven van de Stichting Leergeld vervallen de gemeentelijke minimaregelingen voor kinderen van 4 tot en met 18 jaar. Aanvragen worden behandeld door Leergeld en toekenningen geschieden op grond van de normen van de Stichting Leergeld. Dit betekent onder andere dat bijdragen in natura worden uitbetaald. De doelgroep van de Stichting Leergeld bestaat doorgaans uit kinderen van 4 tot 18 jaar die opgroeien in een gezin met een inkomen tot 120% van de bijstandsnorm. In een aantal gemeenten, waaronder de gemeenten Best en Valkenswaard, richt de Stichting Leergeld zich op kinderen van 0 tot 18 jaar,
Kempisch Jeugdsport- en Cultuurfonds
Omdat een brede samenwerking wordt nagestreefd wordt een Kempisch Jeugdsport- en cultuurfonds opgericht en worden intermediairs voor deze fondsen aangewezen. Deze intermediairs kunnen digitaal een aanvraag indienen bij de fondsen. De fondsen betalen de gevraagde bijdrage vervolgens in natura uit.
In de praktijk zal blijken dat de Stichting Leergeld de voornaamste intermediair is voor de
fondsen. Om de ondersteuning zo laagdrempelig mogelijk aan te bieden worden ook professionals, werkzaam bij bijvoorbeeld scholen en het CJG+ aangewezen als intermediair van de fondsen. Deze intermediairs verwijzen in eerste instantie door naar de Stichting Leergeld, zodat vanuit deze Stichting beoordeeld kan worden welke ondersteuning noodzakelijk is. Dit betekent dat een vrijwilliger van Leergeld een bezoek brengt aan het gezin en de financiële situatie in kaart brengt. Als een kind of ouder dit bezoek niet op prijs stelt en daardoor afziet van de ondersteuning, kan de intermediair rechtstreeks een aanvraag indienen bij de fondsen. Deze fondsen hanteren dezelfde kaders als de Stichting Leergeld, namelijk een inkomensgrens van 120% van de bijstandsnorm en een doelgroep van 4 tot 18 jarigen. Het grote verschil is dat de fondsen vertrouwen op de beoordeling van de intermediairs en dat ze de inkomensgrens als uitgangspunt zien, niet als toetsingskader. Het Jeugdsport-en cultuurfonds controleert uiteraard of er niet eerder in hetzelfde jaar financiële ondersteuning is geboden aan het betreffende kind. Daardoor wordt uitgesloten dat een kind via verschillende intermediairs een bijdrage kan ontvangen van de fondsen.
De Stichting Leergeld richt zich, volgens de landelijke richtlijnen van de stichting, in principe op kinderen van 4 tot 18 jaar. Voorgesteld wordt om met de drie lokale Stichtingen Leergeld te verkennen of de mogelijkheid bestaat om ook ondersteuning te bieden aan kinderen jonger dan 4 jaar; bijvoorbeeld voor het gebruik van een voor- en vroegschoolse educatievoorziening (VVE). Dit zou betekenen dat Leergeld de ouderbijdrage/ eigen bijdrage voor deelname aan VVE-programma betaalt in de gevallen waar deze bijdrage een belemmering voor deelname betekent.
Samenwerking Nationaal Fonds Kinderhulp en Stichting Jarige Job
Naast het Jeugdsportfonds, het Jeugdcultuurfonds en de Stichting Leergeld hebben ook het Nationaal Fonds Kinderhulp en de Stichting Jarige Job aangegeven dat ze graag intensiever samenwerken met gemeenten en maatschappelijke partners.
De Stichting Jarige Job werkt via de voedselbanken, de gemeente is hierin geen partij. Wel kan de gemeente de Voedselbank wijzen op het bestaan van de Stichting Jarige Job en hen stimuleren om een samenwerking aan te gaan met deze Stichting.
Het Nationaal Fonds Kinderhulp werkt op basis van aanvragen die worden gedaan door maatschappelijk werkers. Per gemeente wordt één contactpersoon aangesteld die toegang krijgt tot het digitale aanvraagsysteem van het fonds. Deze contactpersoon kan op die manier een aanvraag indienen voor financiële ondersteuning. ISD de Kempen is in gesprek met het Nationaal Fonds Kinderhulp om te bekijken hoe dit voor de Kempengemeenten concreet vorm gegeven kan worden.
4.3 Doelgroep: inwoners van 18 jaar en ouder
Doelstelling: In 2022 zijn de financiële drempels om deel te kunnen nemen aan sociaal-maatschappelijke activiteiten voor inwoners met een laag inkomen en weinig vermogen weggenomen. Daarnaast kunnen alle inwoners gebruik maken van gezondheidsvoorzieningen.
In tegenstelling tot de ondersteuning die door de Stichting Leergeld wordt geboden aan kinderen tot 18 jaar, is voor inwoners vanaf 18 jaar sprake van bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet. Dit betekent dat niet alleen gekeken wordt naar het inkomen, maar dat ook het eigen vermogen meetelt. Inwoners met een laag inkomen én met een vermogen dat lager is dan de vermogensnorm die door het Rijk is vastgesteld, kunnen een beroep doen op de onderstaande regelingen. Dit toetsingskader blijft ongewijzigd ten opzichte van het huidige beleid. Uitvoering van deze regelingen ligt in handen van ISD de Kempen.
De huidige Participatieregeling biedt geen tegemoetkomingen aan inwoners van 18 jaar of ouder voor deelname aan sociaal-maatschappelijke activiteiten (zoals sport, cultuur etc). Voorgesteld wordt om ook voor deze doelgroep een bijdrage beschikbaar te stellen, zodat ook voor deze doelgroep een mogelijke financiële drempel weggenomen kan worden. Actieve deelname aan de maatschappij is ook voor deze doelgroep van belang in het kader van onder andere gezondheid en welbevinden. Daarnaast kunnen ouders het goede voorbeeld geven aan hun kinderen door te sporten of anderszins deel te nemen aan de maatschappij. De hoogte van de bijdrage wordt vastgesteld op € 150,- per persoon per jaar.
De hoogte van bijstandsuitkeringen is door het Rijk vastgesteld. De uitkering moet voldoende zijn om de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan te kunnen betalen. Voor inwoners die langer dan 36 maanden rond moeten komen van een bijstandsuitkering of minimuminkomen (maximaal 105% van de bijstandsnorm), wordt dit steeds moeilijker. Deze inwoners kunnen een beroep doen op de Individuele Inkomenstoeslag. De hoogte van de toeslag is afhankelijk van de gezinssamenstelling:
Deze regeling blijft hiermee ongewijzigd.
Collectieve Zorgverzekering voor Minima
Inwoners van de Kempengemeenten, met een inkomen tot 120% van de bijstandsnorm, kunnen aansluiten bij de collectieve zorgverzekering voor minima. Hierdoor is men goed verzekerd voor minder geld.
Naast de collectiviteitskorting, die voor rekening komt van de zorgverzekeraar, kunnen inwoners met een laag inkomen bijzondere bijstand ontvangen voor de premie voor het aanvullend pakket. Vanuit deze gemeentelijke bijdrage kunnen inwoners het middelste aanvullende pakket volledig betalen. Inwoners die ervoor kiezen om het meest uitgebreide aanvullend pakket af te sluiten betalen hiervoor nog een beperkte eigen bijdrage.
De rol van ISD de Kempen komt voor de doelgroep tot 18 jaar grotendeels te vervangen. Gezien de taken en verantwoordelijkheden die in het kader van Schuldhulpverlening, Werk en Inkomen zijn belegd bij ISD de Kempen, blijft ISD de Kempen betrokken bij voorlichting en preventie op deze thema’s. In dit kader wordt onder andere samengewerkt met onderwijsinstellingen.
ISD de Kempen zal haar klantenbestand actief informeren over de mogelijkheden die er voor kinderen tot 18 jaar bij Stichting Leergeld zijn. De lokale Stichtingen Leergeld zullen verdere acties ondernemen om het bereik te vergroten. Leergeld heeft in dit kader al afspraken met onder andere onderwijsinstellingen, combinatiefunctionarissen, het verenigingsleven en voedselbanken.
Voor inwoners van 18 jaar en ouder blijft het Sociaal Raadsliedenwerk een belangrijke speler op het gebied van preventie en voorlichting.
Daarnaast zal ISD de Kempen de communicatie over de minimaregelingen voor inwoners vanaf 18 jaar en ouder meer richten op minima die inkomsten uit werk of een eigen onderneming hebben. In haar advies aan het Kabinet geeft de SER namelijk aan dat het niet-gebruik van inkomensondersteunende regelingen onder zelfstandigen vermoedelijk veel groter is dan onder uitkeringsgerechtigden. Door onbekendheid over beschikbare regelingen en ondersteuning komt het vrij vaak voor dat de ondernemer in nood te laat aanklopt voor ondersteuning, waardoor onnodig schulden en armoede ontstaan. Hoewel er geen cijfers bekend zijn over het niet-gebruik op dit punt, hebben gemeenten bij SER aangegeven dat zelfstandigen (en hun kinderen) veel minder in beeld zijn als groep in het kader van armoedebestrijding. ISD de Kempen herkent dit beeld.
Het is daarom van belang dat regelingen zoals 155 Help een Bedrijf en het Bbz (Besluit Bijstandsverlening Zelfstandigen) onder de aandacht blijven gebracht bij zelfstandigen. Daarnaast wordt in de uitingen over het minimabeleid duidelijk naar voren gebracht dat ook inwoners die inkomsten uit werk of een eigen onderneming een beroep kunnen doen op de minimaregelingen. In de praktijk blijkt dat veel inwoners in de veronderstelling zijn dat deze regelingen alleen gelden voor inwoners met een bijstandsuitkering, terwijl dit niet het geval is.
De voorgestelde richting neemt een aantal financiële wijzigingen met zich mee. Hieronder staan de gevolgen beschreven. In paragraaf 5.1 staat beschreven wat de gemeentelijke uitgaven zijn aan armoedebestrijding. Paragraaf 5.2 laat zien welke extra middelen beschikbaar komen voor de uitvoering van het minimabeleid.
In de financiële doorrekening is ervan uitgegaan dat de subsidie die door de gemeenten verstrekt wordt aan de Stichting Leergeld gelijk staat aan de uitgaven die in 2016 gedaan zijn aan de huidige Schoolkostenregeling en de Computerregeling en de subsidies die drie gemeenten aan Leergeld betalen in de huidige situatie, zijn hierbij opgeteld. Dit totaal bedrag is verdeeld naar aantal inwoners per gemeente. Reden hiervan is dat dit scenario niet uitgaat van een bezuinigingsopgave, maar Leergeld in de positie stelt om met dezelfde middelen meer kinderen te helpen. Deze bedragen zijn opgehoogd met een budget waarmee Stichting Leergeld ook financiële ondersteuning kan bieden aan kinderen tot 4 jaar voor het deelname aan een VVE-programma. Hierbij zijn de uitgaven aan kinderopvang in 2016 als uitgangspunt gehanteerd. Uit onderzoeken blijkt dat 60% van de inwoners die in armoede leven, inkomsten uit werk hebben. De doelgroep die gebruik kon maken van de huidige kinderopvangregeling heeft inkomsten uit uitkering en is in de nieuwe regeling slechts 40% van het totaal. In de begroting zijn de uitgaven 2016 voor deze post, verwerkt in de subsidie voor Leergeld, daarom ruim verdubbeld. Dit totaalbedrag is vervolgens naar aantal inwoners verdeeld over de Kempengemeenten.
De uitgaven die de gemeenten momenteel doen aan de Participatieregeling worden ‘vervangen’ door een subsidie aan het Jeugdsportfonds en het Jeugdcultuurfonds.
Hierbij moet opgemerkt worden dat over de hoogte van deze bijdragen nog niet is gesproken met de Stichting Leergeld. Het Jeugdsport- en Cultuurfonds hebben wel aangegeven welke inleg vanuit de gemeenten zij nodig hebben om de opdracht te kunnen vervullen.
Er zijn geen referentiegegevens of ervaringsgegevens beschikbaar voor de Participatieregeling 18+. Het is daarom moeilijk om een inschatting te maken van de verwachte uitgaven op deze post. In de begroting zijn we er van uitgegaan dat we 30% van de huishoudens met een inkomen tot 120% bereiken en dat per huishouden één persoon gebruik gaat maken van deze regeling. De 30% is gebaseerd op het huidige bereik van de participatieregeling voor kinderen.
Voorgesteld wordt om de regeling inhoudelijk gezien ongewijzigd te laten. In de ISD-begroting 2017 is er rekening mee gehouden dat het aantal inwoners dat gebruik maakt van de collectieve zorgverzekering voor minima stijgt met 5% (prognose toename BUIG-uitkeringen). Deze prognose is verwerkt in de onderstaande begroting.
Net als bij de collectieve zorgverzekering voor minima gaan we er van uit dat de individuele inkomenstoeslag met 5% stijgt, omdat naar verwachting ook het aantal inwoners met een uitkering met 5% stijgt. Ook voor deze regeling geldt dat wordt voorgesteld om de regeling inhoudelijk gezien ongewijzigd te laten.
De inkomsten die Leergeld zal ontvangen uit giften van derden en sponsoren laten zich moeilijk voorspellen. De onderstaande bedragen zijn afgeleid van de inkomsten die de stichtingen volgens hun jaarrekeningen het afgelopen jaar hebben ontvangen. We zien hierin grote verschillen tussen de inkomsten die de verschillende stichtingen weten te verwerven. Zo blijkt uit de jaarrekening 2015 van Leergeld Valkenswaard eo dat ze slechts € 5.739,- heeft ontvangen uit giften en schenkingen, terwijl zowel Leergeld Veldhoven-De Kempen als Leergeld Best eo in hun jaarrekeningen laten zien dat ze een bedrag van zo’n € 70.000,- heeft ontvangen uit donaties en sponsorgelden. In het onderstaand overzicht is ook voor de gemeente Bergeijk een hoger bedrag uit inkomsten voorspeld, omdat Leergeld in Valkenswaard eo op dit moment niet zo’n grote rol speelt in de uitvoering van het minimabeleid dan de andere stichtingen.
Deze inkomsten zijn exclusief de bijdragen die Leergeld in natura heeft ontvangen, danwel de kortingen die men heeft weten te bedingen bij verenigingen etcetera.
De extra middelen die vanuit het Rijk beschikbaar worden gesteld voor armoedebestrijding onder kinderen zijn meegenomen in het onderstaande overzicht, in tegenstelling tot de extra middelen die het Rijk beschikbaar stelt voor armoedebestrijding onder ouderen. Deze middelen worden namelijk via individuele Bijzondere Bijstand beschikbaar gesteld aan de doelgroep.
In totaal komt een bedrag van € 1.320.500,- beschikbaar voor armoedebestrijding, tegenover een bedrag van € 712.000,- in 2016. Het bedrag dat beschikbaar komt bestaat voor een gedeelte uit inkomsten die door de Stichting Leergeld en het Jeugdsport- en Cultuurfonds worden verworven via derden.
Voor de gemeenten betekent dit dat een gedeelte van de middelen niet langer via ISD de Kempen, maar via de Stichting Leergeld en het Jeugdsport- en Cultuurfonds beschikbaar wordt gesteld. Het betreft de middelen voor armoedebestrijding voor kinderen tot 18 jaar en in totaal gaat het om een bedrag van € 296.500,- voor de Kempengemeenten.
Het bedrag dat via ISD de Kempen beschikbaar komt voor armoedebestrijding is vanaf 2018 € 590.000,-. Dit betekent dat de (meerjaren)begroting op dit onderdeel bijgesteld moet worden. Meerjarig is momenteel namelijk een bedrag van ongeveer € 750.000,- begroot. Deze bijstelling vindt plaats na besluitvorming in de gemeenteraden.
Stichting Leergeld heeft aangegeven dat ze graag de armoedebestrijding van kinderen van 4 tot 18 jaar voor rekening neemt. De drie lokale stichtingen geven echter wel aan dat ze tijd nodig hebben om het een en ander te organiseren. Zo moeten er voldoende vrijwilligers geworven en opgeleid worden en moeten wellicht nog aanpassingen in de systemen plaats vinden. Met de Stichting Leergeld wordt daarnaast bekeken of ze ook de doelgroep tot 4 jaar voor rekening kan nemen, zodat één loket ontstaat voor kinderen tot 18 jaar. Na besluitvorming door de gemeenteraden kunnen de lokale stichtingen aan de slag met het inrichten van de organisatie.
Ook het Jeugdsport- en Cultuurfonds moet acties ondernemen om een Kempisch fonds op te richten. Er moeten intermediairs geworven en opgeleid worden en er moeten subsidies en bijdragen aangevraagd worden bij de provincie en de Rabo Foundation. Na besluitvorming in de gemeenteraden wordt dit opgestart.
Daarnaast moeten de vijf gemeenten afzonderlijk een subsidieovereenkomst aangaan met de Stichting Leergeld, het Jeugdsportfonds en het Jeugdcultuurfonds. De lokale Subsidieverordeningen zijn hier leidend in. ISD de Kempen zal ondersteuning bieden zodat de afspraken zoveel mogelijk uniform worden.
ISD de Kempen blijft daarnaast in 2017 de huidige minimaregelingen uitvoeren.
Aldus besloten in de openbare vergadering van de gemeenteraad van Oirschot van 27 september 2017,
De gemeenteraad,
Han Struijs,
griffier
Ruud Severijns,
voorzitter