Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Zoetermeer

Beleidsregel van de burgemeester van de gemeente Zoetermeer houdende regels omtrent drugscriminaliteit Damoclesbeleid gemeente Zoetermeer

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieZoetermeer
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregel van de burgemeester van de gemeente Zoetermeer houdende regels omtrent drugscriminaliteit Damoclesbeleid gemeente Zoetermeer
CiteertitelDamoclesbeleid gemeente Zoetermeer
Vastgesteld doorburgemeester
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 13b Opiumwet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

03-02-2017nieuwe regeling

27-01-2017

Gemeenteblad 2017, 16635

.

Tekst van de regeling

Intitulé

Damoclesbeleid gemeente Zoetermeer

 

 

1. Inleiding

De gemeente Zoetermeer wordt net als andere Nederlandse gemeente geconfronteerd met diverse vormen van drugscriminaliteit die mede plaatsvindt in, of wordt georganiseerd vanuit, woningen of (niet-) openbare gelegenheden. Afgezien van de strafbaarheid betekent drugscriminaliteit een ernstige aantasting van het woon- en leefklimaat en de sociale en/of fysieke veiligheid van burgers. In woongebieden wordt de aanwezigheid van drugs als zeer belastend ervaren.

 

Drugscriminaliteit in/vanuit woningen of (niet-)openbare gelegenheden dient naast strafrechtelijk ook bestuursrechtelijk te worden aangepakt. De burgemeester heeft op grond van artikel 13b Opiumwet (ook wel Wet Damocles genoemd) de bevoegdheid om over te gaan tot toepassing van bestuursdwang bij constatering van drugshandel en/ of -productie in woningen of lokalen dan wel in of bij woningen of zodanige lokalen behorende erven (panden). Er moet hierbij sprake zijn van een middel zoals bedoeld in lijst I of II (opgenomen als bijlage in de Opiumwet) dat wordt geproduceerd, verkocht , afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is. De burgemeester kan op basis van artikel 13b Opiumwet overgaan tot het sluiten van woningen en lokalen, wegens geconstateerde drugscriminaliteit. Gelet op het ingrijpende karakter van sluiting is het gewenst om de bestuurlijke aanpak van de diverse vormen van drugscriminaliteit in beleid vast te leggen. Aan de hand van een inventarisatie in de regionale Eenheid Den Haag zijn afspraken gemaakt over de minimum eisen waar de bestuurlijke aanpak aan moet voldoen. Deze afspraken zijn gemaakt ter voorkoming van het zogeheten waterbedeffect. 1 De afspraken en de minimum eisen die zijn vastgesteld in de regionale Eenheid Den Haag vormen de basis voor het damoclesbeleid van gemeente Zoetermeer.

2. Doel

Het doel van artikel 13b Opiumwet is de preventie en beheersing van de uit drugscriminaliteit voortvloeiende risico’s voor de volksgezondheid en het voorkomen van nadelige effecten van drugs op het openbare leven en andere lokale omstandigheden. Door toepassing van artikel 13b Opiumwet kan de woning of het lokaal niet meer voor drugsgerelateerde activiteiten worden gebruikt en daarmee wordt aan de uit drugsproblematiek voorvloeiende risico’s een halt toegeroepen. De sluiting van de woning of het lokaal zorgt ervoor dat de bekendheid van de woning of het lokaal als drugsadres teniet wordt gedaan. Daarnaast wordt het signaal afgegeven dat de geconstateerde feiten onacceptabel zijn. De sluiting van de woning of het lokaal zorgt voor het wederkeren van de rust in de directe omgeving en voorkomt een nieuwe verstoring van de openbare orde alsmede een verdere aantasting van het woon- en leefklimaat.

 

Indien sprake is van drugscriminaliteit wordt de aantasting van de openbare orde zonder meer aangenomen en behoeft de aantasting van de openbare orde niet door middel van feiten en omstandigheden te worden aangetoond.

3. Afbakening toepasselijkheid beleidsregels

Uit een oogpunt van openbare orde en veiligheid, bescherming van het woon- en leefklimaat alsmede volksgezondheid wordt streng opgetreden tegen illegale handel in drugs en/of de productie van drugs (hennepkwekerijen, drugslaboratoria). Met name als het gaat om hennepkwekerijen/drugslaboratoria in woningen is al snel sprake van een aanzienlijk risico op brandgevaar. Bij de aanpak van de diverse vormen van drugscriminaliteit (waaronder handel en productie) kan gebruik worden gemaakt van de bevoegdheid van artikel 13b Opiumwet (Wet Damocles). Het betreft een aan de burgemeester toekomend bevoegdheid en is van toepassing ten aanzien van:

  • voor publiek toegankelijke lokalen en bijbehorende erven, inclusief horeca- en seksinrichtingen, tenzij gemeenten hiervoor een separaat handhavingsbeleid hanteren;

  • niet voor publiek toegankelijke lokalen en bijbehorende erven, bijvoorbeeld bedrijfsruimten of loodsen;

  • woningen en bijbehorende erven.

Dit beleid geldt niet voor de in de gemeente toegestane coffeeshop.

4. Definities en begripsbepalingen

  • A.

    Harddrugs Alle middelen die vermeld worden in lijst I van de Opiumwet.

  • B.

    Softdrugs Alle middelen die vermeld worden in lijst II van de Opiumwet.

  • C.

    Hennepkwekerij Een inrichting van welke aard dan ook, waarin anders dan voor strikt persoonlijk eigen gebruik (max. 5 planten) hennep wordt geteeld, bewaard, bereid, bewerkt of verwerkt.

  • D.

    Handel in drugs Het verkopen, afleveren of verstrekken van harddrugs of softdrugs

    dan wel de aanwezigheid daarvan.

  • E.

    Pand Een woning of een lokaal.

  • F.

    Lokaal Voor publiek toegankelijke lokalen en bijbehorende erven, inclusief horeca- en seksinrichtingen en niet voor publiek toegankelijke lokalen en bijbehorende erven, bijvoorbeeld bedrijfsruimten of loodsen.

  • G.

    Woning Een voor bewoning gebruikte ruimte. Onder woning kan derhalve ook een boot, caravan, woonwagen en dergelijke worden verstaan. Of een woning gebruikt wordt als woonruimte blijkt uit de Basisregistratie personen (BRP). Een persoon die incidenteel overnacht in een woning en niet op dit adres in de BRP staat ingeschreven wordt niet aangemerkt als bewoner. Een voor bewoning bestemde ruimte die niet gebruikt wordt als woning kan worden aangemerkt als lokaal.

  • H.

    Gebruik als woning Bewoning als bedoeld in artikel 8 van het Europees Verdrag voor de

    rechten van de Mens (EVRM).

  • I.

    Gebruikers-Hoeveelheid

    (Softdrugs) Een hoeveelheid van minder dan 5 gram. Bij paddo’s gaat het om 0,5 gram gedroogde paddo’s en 5 gram verse paddo’s.(Harddrugs) Een hoeveelheid/dosis, die doorgaans wordt aangeboden als gebruikershoeveelheid. Hierbij kan worden gedacht aan bijvoorbeeld één bolletje, één ampul, één wikkel, één pil/tablet (in elk geval een aangetroffen hoeveelheid van maximaal 0,5 gram); een consumptie-eenheid van 5 ml GHB

  • J.

    Handels-hoeveelheid

    (Softdrugs) Een hoeveelheid van meer dan 5 gram.

    (Harddrugs)Grotere hoeveelheden zoals meer dan één bolletje, één ampul, één wikkel, één pil/tablet en meer dan 5 ml GHB.

4.1 Last onder bestuursdwang

Gezien de effecten, die de handel in drugs en/of de productie van drugs in een woning of lokaal heeft op de directe leefomgeving alsmede de enorme winsten die met deze criminaliteitsvorm gepaard gaan, geniet feitelijk handelen de voorkeur boven het opleggen van een last onder dwangsom. Het opleggen van een last onder bestuursdwang in de vorm van sluiting van een pand wordt daarom als de meest effectieve maatregel beschouwd om de met de Opiumwet strijdige situatie te beëindigen en herhaling te voorkomen. Anders dan een last onder dwangsom leidt een last onder bestuursdwang vrijwel direct (afhankelijk van de begunstigingstermijn) tot beëindiging van de feitelijke overtreding.

4.2 Handelsvoorraad drugs

Indien er een handelshoeveelheid drugs aanwezig is in een pand is de burgemeester bevoegd om een last onder bestuursdwang op te leggen.

 

Bij de beoordeling of sprake is van een handelsvoorraad drugs gaat de burgemeester uit van de ‘Aanwijzing Opiumwet’ van het Openbaar Ministerie.

4.3 Onderscheid lokalen en woningen; hard-/softdrugs en hennepkwekerijen/drugslaboratoria

Bij de toepassing van artikel 13b Opiumwet wordt een onderscheid gemaakt tussen de aangetroffen hoeveelheid hard- en softdrugs of de aanwezigheid van een hennepkwekerij/drugslaboratorium in resp. een lokaal of woning. In de handhavingsmatrix in paragraaf 7 is dit onderscheid verder uitgewerkt met betrekking tot de sluitingsduur van een lokaal of woning. De in de handhavingsmatrix genoemde minimale sluitingsduur is gerelateerd aan de aangetroffen hoeveel hard- en softdrugs, de aanwezigheid van een hennepkwekerij/drugslaboratorium en de mate van recidive.

5. Beleidsuitgangspunten

5.1 Algemeen

Uit vaste jurisprudentie blijkt dat de enkele aanwezigheid van een handelshoeveelheid drugs de bevoegdheid geeft tot toepassing van artikel 13b Opiumwet. Voor toepassing van artikel 13b Opiumwet hoeft dus geen bewijs voor handen te zijn dat daadwerkelijk drugs wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt in of vanuit het betreffende pand.

 

Het toepassen van artikel 13b Opiumwet is een vorm van bestuursrechtelijk optreden. In beginsel is het voor het bestuursrechtelijk optreden niet van belang of de betrokkene(n) de overtreding heeft begaan. De feitelijke constatering van de overtreding van de Opiumwet is voldoende om over te gaan tot handhavend optreden. Daarnaast speelt de persoonlijke verwijtbaarheid van de betrokkene(n) van het pand waarin een handelshoeveelheid drugs wordt geconstateerd geen rol bij de vraag of zich een situatie voordoet die tot sluiting van het pand leidt.

5.2 Integrale aanpak

Het Damoclesbeleid is erop gericht om de handel in en productie van drugs integraal aan te pakken. De strafrechtelijke en fiscale aanpak richten zich primair op het subject, terwijl een bestuursrechtelijke aanpak in beginsel beoogt aan de ongewenste situatie een einde te maken. Met de inzet van strafrechtelijke, fiscale en bestuursrechtelijke instrumenten dan wel een combinatie daarvan wordt tegen drugscriminaliteit integraal opgetreden.

5.3 Juridisch kader

Ingevolge de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet is het verboden een middel als bedoeld in de bij deze wet behorende lijst I en II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid, binnen of buiten het grondgebied van Nederland te brengen, te telen, te bereiden, te bewerken, te verwerken, te verkopen, af te leveren, te verstrekken of te vervoeren, aanwezig te hebben en te vervaardigen.

 

Naast de inzet van het strafecht is de burgemeester op grond van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang, indien de in artikel 13b genoemde situatie zich voordoet.

 

Bij de toepassing van artikel 13b Opiumwet is de feitelijke constatering van een overtreding van de Opiumwet is voldoende om handhavend op te treden. Daarnaast dient er bij de toepassing te zijn voldaan aan de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit. Tevens moet worden voldaan aan de andere beginselen van behoorlijk bestuur. Hierbij is de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing. In het kader van een goede belangenafweging wordt de betrokkene(n) in de gelegenheid gesteld om zijn of haar zienswijze ten aanzien van de voorgenomen maatregel, binnen 24 uur, kenbaar te maken.

 

Naast het opleggen van een last onder bestuursdwang, door toepassing van artikel 13b Opiumwet, wordt er in beginsel bij woningonttrekking op basis van de huisvestingswet en huisvestingsverordening van gemeente Zoetermeer ook een bestuurlijke boete opgelegd. Dit is een punitieve sanctie. Gezien de effecten die drugshandel en andere facetten van hennepteelt hebben op de openbare orde en het woon- en leefklimaat kan er zowel bestuursdwang als een bestuurlijke boete worden opgelegd. Door het gelijktijdig opleggen van deze maatregelen wordt effectief opgetreden om de ongewenste situatie te beëindigen en herhaling te voorkomen.

5.4 Begunstigingstermijn

Bij het opleggen van een last onder bestuursdwang wordt aan betrokkene een begunstigingstermijn geboden, inhoudend dat betrokkene de mogelijkheid krijgt om binnen een bepaalde termijn vrijwillig het pand te ontruimen en af te sluiten. Doet betrokkene dit niet binnen de vastgestelde termijn, dan gaat de burgemeester over tot ontruiming en sluiting van het pand.

5.5 Aanwezigheid van handelsvoorraad hard- en softdrugs in woningen

Sluiting van een woning is voor de persoonlijke levenssfeer meer ingrijpend dan sluiting van een al dan niet voor het publiek toegankelijk lokaal. Op grond daarvan blijkt uit jurisprudentie (Nederlands recht en EVRM) dat ten aanzien van woningen meer terughoudend met de sluitingsbevoegdheid moet worden omgegaan. Bij de toepassing van artikel 13b Opiumwet zal dan ook nadrukkelijk worden getoetst of de situatie ernstig genoeg is om direct tot sluiting over te gaan, of dat - gelet op de feiten en omstandigheden van het specifieke geval – voor de eerste keer met een waarschuwing kan worden volstaan.

5.6 Aanwezigheid van handelsvoorraad hard- en softdrugs in lokalen

Bij lokalen waar het aannemelijk is dat in een middel als bedoeld in lijst I of II wordt verkocht , afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is, wordt overgegaan tot sluiting.

5.7 Aanwezigheid van een hennepkwekerij of drugslaboratorium in woningen

De aanpak van hennepkwekerijen in woningen vindt plaats met behulp van handhavingsinstrumenten op het terrein van de bouw- en woonregelgeving en een waarschuwing op grond van art. 13b Opiumwet. Het kan vanuit het oogpunt van openbare orde, veiligheid en gezondheid nodig zijn om, in aanvulling op een bestuurlijke boete, ook de woning tijdelijk te sluiten. Hetzelfde is van toepassing ten aanzien van een drugslaboratorium.

5.8 Aanwezigheid van een hennepkwekerij of drugslaboratorium in lokalen

Bij het aantreffen van een hennepkwekerij/drugslaboratorium in een lokaal (al dan niet voor publiek toegankelijk) volgt altijd sluiting.

5.9 Artikel 8 EVRM

Het woonrecht wordt beschermd op grond van artikel 8 EVRM hierdoor is er voor woningen een zwaardere motivering nodig dan voor lokalen. Het doel dat wordt gediend met artikel 13b Opiumwet sluit aan bij het doel van artikel 8, tweede lid van het EVRM namelijk de voorkoming van strafbare feiten. Daarnaast worden ook de rechten van anderen (omwonende) beschermd doordat overlast en/of gevaar wordt weggenomen en aan eventuele intimidatiepraktijken een einde wordt gemaakt. Artikel 13b Opiumwet dient de door het EVRM gerechtvaardigde belangen.

Er is een aantal zwaarwegende argumenten geformuleerd die het direct sluiten van een woning noodzakelijk maken:

  • -

    de desbetreffende woningen worden vaak niet als zodanig gebruikt;

  • -

    er is sprake van bedrijfsmatige activiteiten;

  • -

    ter voorkoming van het verplaatsingseffect.

5.10 Spoedsluiting

Indien zich een spoedeisende situatie voordoet, kan een bevel tot sluiting worden gegeven voor een

periode van ten hoogste twee weken. Het bevel van de burgemeester kan mondeling worden

bekendgemaakt en wordt daarna zo spoedig mogelijk schriftelijk bevestigd. Deze maatregel is

bedoeld om de situatie te bevriezen, zodat gelegenheid ontstaat om gedegen onderzoek te doen

naar de exacte feiten en omstandigheden van de situatie. Tevens kan deze periode benut worden om de definitieve maatregel te bepalen.

5.11 Feitelijke sluiting

Bij de toepassing van bestuursdwang wordt gekozen voor het sluiten van de gehele woning of lokaal. Dit is de meest effectieve manier om de met de Opiumwet strijdige situatie te beëindigen en herhaling te voorkomen. Indien sprake is van handel in een woning, waarin kamerverhuur plaatsvindt en de handel in drugs slechts in één van de verhuurde kamers is geconstateerd, kan een gedeeltelijke sluiting van de woning worden overwogen. Het plaatsen van een nieuwe huurder of het verkopen van de woning/lokaal tast de sluitingsbevoegdheid niet aan. De sluiting is feitelijk van aard en brengt met zich mee dat de woning of het lokaal door niemand mag worden betreden gedurende de sluitingstermijn.

5.12 Overige bewoners

Indien er sprake is van minderjarige bewoner(s)/betrokkene(n) wordt een melding gedaan bij Veilig Thuis. Betrokkenen dienen in beginsel zelf voor hun huisraad, huisdieren of alternatieve huisvesting te zorgen.

5.13 Betreden gesloten verklaard pand

Als feitelijk tot sluiting wordt overgegaan zal het pand voor een ieder ontoegankelijk worden gemaakt. Het is op grond van artikel 2:31, van de Algemene plaatselijke verordening Zoetermeer (APV) een ieder verboden om een krachtens artikel 13b Opiumwet gesloten gebouw te betreden. Het gebouw mag alleen worden betreden als de burgemeester daartoe ontheffing heeft verleend, als bedoeld in artikel 2:31,lid 4, van de APV. In de regel wordt slechts ontheffing van het verbod verleend in geval van een dringende en/of zwaarwichtige reden. Om voor een ontheffing in aanmerking te komen zal een schriftelijk verzoek om ontheffing moeten worden ingediend, waaruit in ieder geval duidelijk blijkt voor wie de ontheffing geldt en voor welk doel en welke periode.

5.14 Opheffing sluiting

Op verzoek van belanghebbende(n), mits schriftelijk en gemotiveerd, kan de sluiting worden

ingetrokken. Absolute voorwaarde voor opheffing van de sluiting is dat het aannemelijk moet zijn dat

de situatie zich niet herhaalt/kan herhalen.

5.15 Tijdsverloop

Gelet op de ingrijpende strekking van het besluit en de gehoudenheid van de burgemeester om een besluit tot sluiting zorgvuldig voor te bereiden kan er sprake zijn van enig tijdsverloop tussen de constatering van de overtreding en het besluit tot het opleggen van een last onder bestuursdwang.

Dit tijdsverloop doet in beginsel niet af aan de aard en de ernst van hetgeen dat aan de sluiting ten grondslag wordt gelegd en het belang van het daarmee beoogde doel.

5.16 Registratie op grond van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken (WKPB)

Na sluiting van de woning of van het lokaal wordt dit verwerkt in het WKPB-register. In dit register worden genoemde beperkingen opgenomen. Indien de sluiting wordt opgeheven of de sluitingstermijn afloopt, wordt dit in het register aangepast.

5.17 Toepassing en inwerkingtreding

Deze beleidsregel geldt niet voor zover in dit onderwerp wordt voorzien door het handhavingsbeleid met betrekking tot horeca-inrichtingen of het handhavingsbeleid met betrekking tot seksinrichtingen en escortbedrijven.

 

Deze beleidsregel treedt in werking op de eerste dag na de datum van bekendmaking.

6. Partners en aansprakelijkheid

6.1 Convenantpartners

Met oog op het bestrijden van drugscriminaliteit heeft gemeente Zoetermeer afspraken gemaakt met externe partners zoals politie, woningbouwcorporaties en Stedin. In het kader van deze integrale aanpak hennepkwekerijen is er een convenant informatie-uitwisseling opgesteld.

Indien bij het aantreffen van een hennepkwekerij blijkt dat de hennepkwekerij zich bevindt in een pand of huurwoning van een woningbouwcorporatie of andere verhuurder die partner is in het convenant ‘Informatie-uitwisseling integrale aanpak van hennepkwekerijen wordt gehandeld in overleg met betreffende verhuurder. De politie stelt de verhuurder en/of eigenaar op de hoogte van de geconstateerde overtreding. De verhuurders zijn dan, op basis van het geldende huurcontract, gerechtigd om het huurcontract te ontbinden.

6.2 Aansprakelijkheid eigenaar, huurder en overtreder

De last onder bestuursdwang wordt bekendgemaakt aan de overtreder en aan de rechthebbenden op het gebruik van het pand. De last onder bestuursdwang rust op het pand en hierdoor is het in beginsel voor het bestuursrechtelijk optreden niet van belang of de eigenaar, de huurder, bewoner of een derde de overtreding heeft begaan. De feitelijke constatering van overtreding van de Opiumwet is voldoende om over te gaan tot handhavend optreden.

6.3 Wijziging huursituatie of eigendomsrecht

Het onderbrengen van (een) andere huurder(s) in een pand of de eigendomsoverdracht van een pand nadat een bestuursdwangmaatregel is opgelegd betekent niet dat er van bestuursdwang wordt afgezien. Bij een wisseling van huurder(s)/verandering van eigenaar wordt, vanwege de bekendheid van het betreffende pand als drugspand, toepassing van bestuursdwang onverminderd noodzakelijk geacht, behalve als de omstandigheden van het geval tot een andere conclusie moeten leiden.

7 Handhavingsmaatregelen

7.1 Indicatorenlijst

Voor de toepassing van de maatregel last onder bestuursdwang moet eerst worden gekeken of voldaan wordt aan de criteria van artikel 13b Opiumwet en de voorwaarden zoals gesteld in dit beleid. Bij de toepassing van artikel 13b Opiumwet wordt nadrukkelijk getoetst of de situatie ernstig genoeg is om direct tot sluiting over te gaan, of dat – gelet op de feiten en omstandigheden van het specifieke geval – voor de eerste keer kan worden volstaan met een waarschuwing.

Hieronder volgt een overzicht van indicatoren, die relevant zijn voor de afweging:

  • a.

    De hoeveelheid aangetroffen middelen als bedoeld in lijst I en/of II van de Opiumwet. Uit het aantreffen van een handelshoeveelheid drugs in een pand mag het ernstige vermoeden worden ontleend, dat de daar aanwezige drugs bestemd zijn voor verkoop, aflevering of verstrekking. Uitgangspunt is dat bij de aanwezigheid van een handelsvoorraad sprake is van een ernstige situatie en tot sluiting kan worden overgegaan. Dit laatste gebeurt in ieder geval, indien sprake is van een handelsvoorraad harddrugs. Bij het aantreffen van een hoeveelheid softdrugs van 30 gram of minder wordt in beginsel volstaan met een waarschuwing, tenzij er sprake is van een of meer van de hieronder genoemde verzwarende omstandigheden. Bij een grotere hoeveelheid softdrugs dan 30 gram in de woning is er sprake van een ernstige situatie en kan tot sluiting worden overgegaan.

  • b.

    De mate waarin de woning betrokken is bij, dan wel bekend staat als pand waar drugshandel of drugsbezit aanwezig is. Hierbij kan worden gedacht aan (waarnemingen van) aanloop van personen, die met drugshandel en/of drugsgebruik in verband kunnen worden gebracht; het aantreffen van attributen, die op handel in verdovende middelen wijst zoals weegschalen, grote hoeveelheden cash geld, versnijdingsmiddelen en verpakkingsmaterialen.

  • c.

    Er is sprake van gewelds- of andere openbare orde delicten.

  • d.

    Er is sprake van één of meer (vuur)wapen (s)/verboden wapenbezit als bedoeld in de Wet Wapens en Munitie.

  • e.

    Er is een vermoeden dat de bewoner(s)/betrokkenen verkeert/verkeren in kringen van personen met antecedenten (hierbij kan worden gedacht aan antecedenten in het kader van de Opiumwet of de Wet Wapens en Munitie, maar ook antecedenten op het gebied van geweld jegens personen of zaken, zoals mishandeling en bedreiging kunnen een rol spelen.

  • f.

    Er is sprake van recidive (binnen 3 jaar na de vorige overtreding);

  • g.

    Er is sprake van een combinatie van middelen als bedoeld in lijst I en lijst II van de Opiumwet.

  • h.

    De mate van overlast, gevaar voor de omgeving en risico voor omwonenden.

  • i.

    Aannemelijkheid dat de woning of het lokaal niet overeenkomstig de functie wordt gebruikt.

  • j.

    Aannemelijkheid dat behalve de woning of het daarbij behorende erf nog een of meer locaties betrokken is/zijn bij drugshandel.

  • k.

    Overige feiten of omstandigheden die duiden op drugshandel in georganiseerd verband. Dit kunnen bijvoorbeeld verklaringen of meldingen zijn van getuigen, omwonenden, gebruikers, handelaren e.d.

Op grond van de bovengenoemde overwegingen kan er op basis van één of meer indicatoren van de indicatorenlijst worden afgeweken van de handhavingsmatrix en hierdoor is het mogelijk dat er een zwaardere sanctie wordt opgelegd.

7.2 Handhavingsmatrix

Het Regionaal Samenwerkingsverband Integrale Veiligheid (RSIV) heeft op basis van een inventarisatie uit de regionale eenheid Den Haag een handhavingsmatrix opgesteld. Gemeente Zoetermeer hanteert variant 1 van deze handhavingsmatrix. In variant 1 wordt onderscheid gemaakt tussen harddrugs, softdrugs en hennepkwekerijen/productie drugs. Op grond van de voorgaande overwegingen is de onderstaande handhavingsmatrix opgesteld ten aanzien van het gebruik van de bevoegdheid van artikel 13b Opiumwet.

Deze handhavingsmatrix is uitgewerkt ten behoeve van lokalen en woningen.

 

Handhavingsmatrix (variant 1): Harddrugs, softdrugs en hennepkwekerij/productie drugs

 

Tabel 1. Lokalen

 

 

 

Overtredingsvorm

Harddrugs

Softdrugs

Hennepkwekerij/drugslaboratorium

1e overtreding

Sluiting voor 3 maanden.

Sluiting voor 3 maanden.

Sluiting voor 6 maanden.

2e overtreding

Binnen 3 jaar, sluiting voor 6 maanden.

Binnen 3 jaar, sluiting voor 6 maanden.

Binnen 3 jaar, sluiting voor 12 maanden.

3e overtreding

Binnen 3 jaar, sluiting voor onbepaalde tijd.

Binnen 3 jaar, sluiting voor 12 maanden.

Binnen 3 jaar, sluiting voor onbepaalde tijd.

  

Tabel 2. Woningen

 

 

 

Overtredingsvorm

Harddrugs

Softdrugs

Hennepkwekerij/ drugslaboratorium

1e overtreding

Sluiting voor 3 maanden.

Waarschuwing.

Toepassing bouw- en woonregelgeving (en zo nodig waarschuwing art. 13b). Indien aanleiding hiertoe, bestuurlijke boete en/of sluiting 3 maanden.

2e overtreding

Binnen 3 jaar, sluiting voor 6 maanden.

Binnen 3 jaar, sluiting voor 3 maanden.

Binnen 3 jaar, sluiting voor 6 maanden.

3e overtreding

Binnen 3 jaar, sluiting voor 12 maanden.

Binnen 3 jaar, sluiting voor 6 maanden.

Binnen 3 jaar, sluiting voor 12 maanden.

 

Zoetermeer, 27 januari 2017

De burgemeester van Zoetermeer,

Ch.B. Aptroot

Bijlage: Bouw- en woonregelgeving

Het uitvoeren van drugsactiviteiten in een woning of bedrijfsruimte impliceert (niet limitatief) dat een woning geheel of gedeeltelijk aan de woningvoorraad wordt onttrokken, dat in een groot aantal gevallen ernstige schade aan de bouwtechnische staat van de woning c.q. bedrijfsruimte wordt toegebracht en dat brandgevaarlijke situaties kunnen ontstaan. Kortom, alle reden om handhavend op te treden. Het college van B&W is belast met de handhaving van de bouw- en woonregelgeving en beschikt over diverse middelen om een ongewenste situatie te beëindigen/herstellen, te voorkomen en/of te bestraffen.

Om uitvoering te kunnen geven aan de verschillende bestuurlijke maatregelen zijn er beleidsuitgangspunten opgesteld.

Beleidsuitgangspunten

Met betrekking tot het reparatoire traject:

 

  • Omdat drugscriminaliteit grote gevolgen heeft voor de leefbaarheid en veiligheid van de (directe) woonomgeving, wordt – waar mogelijk - op basis van de bouw- en woonregelgeving bestuursrechtelijk opgetreden.

  • De bestuursrechtelijke maatregelen worden opgelegd aan de overtreder en indien deze niet bekend is, aan degene, die het in zijn macht heeft om aan de onrechtmatige situatie een einde te maken.

  • Bovenstaand uitganspunt betekent dat de overtreder wordt gelast om binnen een bepaalde periode, de zgn. begunstigingstermijn, aan de onrechtmatige situatie een einde te maken (bv. door de schade aan de woning/lokaal te herstellen). Zo niet, dan verbeurt een dwangsom: last onder dwangsom.

  • Indien de last onder dwangsom geen dan wel onvoldoende effect sorteert met als gevolg dat de onrechtmatige situatie na het verstrijken van de begunstigingstermijn in stand blijft of er is geen overtreder bekend, dan kan de gemeente hieraan zelf een einde maken. Indien de overtreder bekend is, kunnen de kosten worden verhaald: last onder bestuursdwang.

  • Indien snel handelen noodzakelijk is, wordt aan de last onder bestuursdwang een korte begunstigingstermijn gegeven (bijvoorbeeld enkele uren tot maximaal één week) om de onrechtmatige situatie te beëindigen.

  • Indien de situatie dermate gevaarlijk is, dat direct optreden noodzakelijk is, zal de woning / bedrijfsruimte – zonder voorafgaand schriftelijk besluit - direct worden gesloten. Achteraf wordt de toepassing van bestuursdwang in een schriftelijk besluit alsnog bevestigd: spoedeisende bestuursdwang.

  • De hoogte van de dwangsom wordt zodanig bepaald dat deze enerzijds in redelijke verhouding staat tot de ernst van de onrechtmatige situatie en anderzijds tot de beoogde werking van de last onder dwangsom. Ter voorkoming van tijdrovende rekenexercities kan ervoor worden gekozen om de dwangsommen in te delen in categorieën, bijvoorbeeld licht, middel en zwaar.

  • De begunstigingstermijn wordt onder meer bepaald door de periode dat het reëel is dat aan de onrechtmatige situatie een einde kan worden gemaakt met inachtneming van het belang voor de directe omgeving.

 

Met betrekking tot het punitieve traject:

  • Indien de ernst van de situatie hiertoe aanleiding geeft en het juridisch mogelijk is, kan aan de overtreder een bestuurlijke boete worden opgelegd. Dit kan zonder tussenkomst van de rechter.

  • Drugsgerelateerde activiteiten in een woning kunnen impliceren dat (een deel van) de woning aan de woningvoorraad is onttrokken en de Huisvestingswet wordt overtreden.

  • Een bestuurlijke boete kan worden opgelegd aan overtreders. In het Bestuursrecht worden twee vormen van daderschap onderscheiden, te weten plegers en medeplegers. Ten aanzien van dit laatste kan worden gedacht aan malafide makelaars en elektriciens, die rechtstreeks zijn te relateren aan de drugsactiviteiten in een woning/bedrijfsruimte.

  • Sinds 1 januari 2015 bestaat daarnaast de mogelijkheid om op grond van de Woningwet / Bouwbesluit een bestuurlijke boete op te leggen. Dit is mogelijk, indien sprake is van een tweede (bouwtechnische) overtreding door dezelfde eigenaar. De tweede overtreding behoeft niet dezelfde te zijn als de eerste overtreding, maar er moet wel sprake zijn van een tweede overtreding van de Woningwet en/of het Bouwbesluit. Bij iedere tweede overtreding van deze Wet en uitvoeringsbesluit, welke is gerelateerd aan drugs, wordt in beginsel een bestuurlijke boete opgelegd.

 

Wet Bibob

 

Naast de toepassing van artikel 13b Opiumwet en het handhavingsinstrumentarium op het terrein van de bouw- en woonregelgeving  heeft het college van B&W nog een aantal andere instrumenten ter beschikking met het oog op de aanpak van drugscriminaliteit. Als belangrijkste kunnen worden genoemd: Wet Bibob, terugvorderen van ten onrechte verstrekte uitkeringen en het maken van afspraken/sluiten van convenanten met private partijen.

 

Op grond van de wet Bibob kunnen het college van B&W en de burgemeester  vergunningen en/of subsidies weigeren of intrekken, indien een ernstig gevaar bestaat dat daarmee strafbare feiten worden gepleegd of uit strafbare feiten verkregen voordelen worden benut. De wet Bibob heeft betrekking op (niet limitatief) APV-vergunningen, aanbestedingen en subsidies (voor zover vallend onder de reikwijdte van deze wet). In het kader van de bestuurlijke aanpak van drugscriminaliteit biedt de wet Bibob een groot aantal mogelijkheden. Het college van B&W geeft in het kader van de bestuurlijke aanpak van drugscriminaliteit uitvoering aan de Wet Bibob.

  

Beëindiging en eventueel terugvorderen van ten onrechte verstrekte uitkeringen

Het hebben of verzwijgen van oncontroleerbare inkomsten uit drugscriminaliteit impliceert dat er sprake is van uitkeringsfraude, indien betrokkene een uitkering van de gemeente ontvangt. In die situatie kan het college de uitkering beëindigen en het teveel ontvangen bedrag terugvorderen.

 


1

Waterbedeffect: Als een probleem op één plek wordt aangepakt verplaatst het probleem zich vaak naar andere plaatsen.