Organisatie | Opsterland |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Algemene subsidieverordening Opsterland 2017 |
Citeertitel | Algemene subsidieverordening Opsterland 2017 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-08-2017 | 01-07-2017 | gewijzigde regeling | 17-07-2017 Gemeenteblad, 2017, nr. 128366, 25-7-2017 | 2017-17125 |
ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING OPSTERLAND 2017
De raad van de gemeente Opsterland;
Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 27 juni 2017 inzake de
Algemene subsidieverordening Opsterland 2017;
Gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;
Besluit vast te stellen de volgende verordening:
Algemene subsidieverordening Opsterland 2017
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
Algemene groepsvrijstellingsverordening: verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU L 127), dan wel later daarvoor in de plaats tredende Europese regelgeving;
De-minimisverordening: verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun (PbEU L 352), verordening (EU) nr. 1408/2013 van de Commissie van 18 december 2013 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun in de landbouwproductiesector (PbEU L 352/9) en verordening (EU) nr. 717/2014 van de Commissie van 27 juni 2014 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun in de visserij- en aquacultuursector (PbEU L 190/45), dan wel later daarvoor in de plaats tredende Europese regelgeving;
Rechtspersoon: rechtspersoon in de zin van artikel 3:1 en 3:2 Burgerlijk Wetboek die voor de wet op een soortgelijke manier kan handelen als een mens; de Staat en lagere overheden, andere overheidslichamen, kerkgenootschappen en verenigingen, stichtingen, onderlinge waarborgmaatschappijen, naamloze vennootschappen, besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid.
Deze verordening is van toepassing op de verstrekking van subsidies door burgemeester en wethouders, met uitzondering van subsidies waarvoor bij afzonderlijke verordening een uitputtende regeling is getroffen en subsidies als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is).
Het college is bevoegd te besluiten over het verstrekken en weigeren van subsidies met in achtneming van deze verordening en de in de gemeentebegroting opgenomen financiële middelen of het subsidieplafond en – indien de begroting nog niet is vastgesteld, dan wel goedgekeurd – onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld door de raad.
Burgemeester en wethouders kunnen bij nadere regeling (hierna te noemen: subsidieregeling) vaststellen welke activiteiten in aanmerking kunnen komen voor subsidie. Voor zover van toepassing, wordt hierin tevens bepaald welke doelgroepen voor subsidie in aanmerking komen, hoe de subsidie wordt berekend en hoe de subsidiebedragen worden uitbetaald.
Artikel 4. Europees steunkader
1. Voor zover dat ten behoeve van het voldoen aan een Europees steunkader noodzakelijk is, kunnen burgemeester en wethouders bij subsidieregeling afwijken van deze verordening en deze aanvullen.
2. Bij subsidieregelingen waarbij is bepaald dat toepassing kan worden gegeven aan een Europees steunkader, verwijst de subsidieregeling naar het desbetreffende steunkader.
3. Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, verwijst de verleningsbeschikking naar de toepasselijke bepalingen van het steunkader.
4. Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen alleen de activiteiten, doelstellingen, resultaten en kosten voor vergoeding in aanmerking die voldoen aan de eisen van het desbetreffende steunkader.
5. Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen ondernemingen alleen in aanmerking voor zover de subsidieverstrekking voldoet aan de voorwaarden van het desbetreffende steunkader.
Artikel 6. Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud
1. De raad kan subsidieplafonds vaststellen.
2. In dat geval bepalen burgemeester en wethouders bij subsidieregeling de wijze van verdeling van de betrokken subsidie.
3. De raad kan een subsidieplafond verlagen als:
a. het wordt vastgesteld voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd; en
b. de subsidieaanvragen waarop het subsidieplafond betrekking heeft, moeten worden ingediend voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd.
4. Bij de bekendmaking van een subsidieplafond dat kan worden verlaagd overeenkomstig het vorige lid, wordt gewezen op de mogelijkheid van verlaging en de gevolgen daarvan voor reeds ingediende aanvragen.
5. Een subsidie ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende middelen op de begroting beschikbaar zullen worden gesteld. Bij de verleningsbeschikking wordt daarop gewezen.
Artikel 7 Subsidiebevoegdheid, subsidieregelingen en subsidieplafond
Een subsidieregeling vermeldt in ieder geval:
a. de activiteiten en, in voorkomend geval, de rechtspersonen of instellingen die voor subsidie in aanmerking kunnen komen;
b. de begrotingspost of –posten die voor de subsidiëring wordt of worden aangewend;
c. indien van belang: het subsidieplafond en de wijze waarop de beschikbare gelden worden verdeeld;
Het college beslist op een aanvraag voor een jaarlijkse subsidie uiterlijk 31 december van het jaar waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft.
Artikel 11 Algemene weigeringsgronden
1. Onverminderd de artikelen 4:25, tweede lid, en 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht weigeren burgemeester en wethouders de subsidie in ieder geval:
a. als de Europese Commissie overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie onverenigbaar is met de interne markt.
b. als het betreft een aanvrager tegen wie een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerdere beschikking van de Europese Commissie waarin de steun onrechtmatig en onverenigbaar met de interne markt is verklaard.
2. Onverminderd het vorige lid weigeren burgemeester en wethouders de subsidie in ieder geval als de subsidieverstrekking in strijd zou zijn met een Europees steunkader omdat:
a. subsidie verstrekt zou worden aan een aanvrager die een onderneming drijft die in moeilijkheden verkeert als bedoeld in het desbetreffende steunkader, of
b. de subsidie geen stimulerend effect heeft als bedoeld in het desbetreffende steunkader.
3. Onverminderd de vorige leden kunnen burgemeester en wethouders de subsidie verder in ieder geval weigeren:
om strafbare feiten te plegen;
een en ander als bedoeld in artikel 3 van de Wet BIBOB;
c. voor zover activiteiten niet verenigbaar zijn met het gemeentelijke beleid;
d. voor zover activiteiten zich niet in hoofdzaak richten op de gemeente en haar inwoners, tenzij de subsidie wordt gedekt door een specifieke uitkering van het Rijk die mede is bestemd voor andere gemeenten;
e. voor zover activiteiten gericht zijn op het uitdragen van levensbeschouwelijke of politieke overtuigingen;
f. voor zover bepaalde groepen van deelname aan de activiteiten worden uitgesloten en daarmee naar het oordeel van het college niet een nuttig doel wordt gediend, zodat sprake is van ontoelaatbare discriminatie;
g. voor zover activiteiten zijn gericht op het maken van winst;
h. als de aanvrager een bij krachtens deze verordening gestelde verplichting niet nakomt of als hij niet voldoet aan een daar gestelde voorwaarde om voor de subsidie in aanmerking te kunnen komen;
i. voor zover de subsidie niet nodig is of als het college onvoldoende reden zien om de subsidie te verlenen.
4. Burgemeester en wethouders vorderen een subsidie met rente terug als dit nodig is ter uitvoering van een terugvorderingsbesluit van de Europese Commissie of een onherroepelijke rechterlijke uitspraak.
Voor zover dit niet is bepaald bij subsidieregeling, wordt bij de verleningsbeschikking vermeld op welke wijze de subsidieontvanger de besteding van de subsidie dient te verantwoorden.
Artikel 13 Aan een subsidie te verbinden bijzondere verplichtingen
1. Bij subsidies hoger dan € 50.000, verleend voor activiteiten die meer dan een jaar in beslag nemen, kan de verplichting worden opgelegd tot het tussentijds afleggen van rekening en verantwoording over de tot dan verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten. De verantwoording wordt niet vaker dan één keer per jaar verlangd.
2. Bij subsidieregeling of verleningsbeschikking kunnen aan de subsidieontvanger ook andere verplichtingen dan genoemd in artikel 4:37, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht worden opgelegd, voor zover deze strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie. In de toelichting wordt uiteengezet waarom daartoe wordt overgegaan.
3. Bij subsidieregeling kunnen verplichtingen die niet strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie aan de subsidie worden verbonden, voor zover deze verplichtingen betrekking hebben op de wijze waarop of de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteit wordt verricht.
4. Bij subsidieregeling of verleningsbeschikking kan worden bepaald dat de subsidieontvanger, voor zover het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, daarvoor aan burgemeester en wethouders een vergoeding verschuldigd is als zich een gebeurtenis als bedoeld in artikel 4:41, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht voordoet. Daarbij wordt tevens aangegeven hoe de hoogte van de vergoeding wordt bepaald.
In een subsidieregeling kan worden bepaald dat aan een subsidieontvanger verplichtingen kunnen worden opgelegd die niet strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie. In de toelichting wordt uiteengezet waarom daartoe wordt overgegaan. Het ontwerp van zo’n subsidieregeling wordt gepubliceerd op de gemeentelijke website; daarbij wordt aan ieder de gelegenheid geboden gedurende een maand na de publicatie wensen en zienswijzen ter kennis van het college te brengen. Gelijktijdig met deze publicatie wordt het ontwerp aan de raad overgelegd.
1. Bij verleningsbeschikking kan worden bepaald dat de subsidieontvanger van een per kalender- of boekjaar verstrekte subsidie die meer dan [bedrag (bijvoorbeeld € 50.000)] bedraagt een egalisatiereserve als bedoeld in artikel 4:72, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht vormt.
2. De ontvanger van een andere subsidie dan bedoeld in het eerste lid kan burgemeester en wethouders verzoeken een egalisatiereserve te mogen vormen. In dat geval is artikel 4:72 van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing.
Het college schort de uitbetaling van voorschotten op de subsidie op, zodra het kennis heeft genomen van het besluit tot ontbinding van de rechtspersoon waaraan subsidie is verleend, dan wel conservatoir beslag op (een deel van) het vermogen van een aanvrager is gelegd, of er sprake is van een ten aanzien van een aanvrager verleende surséance van betaling dan wel uitgesproken faillissement.
Ter uitvoering van een besluit tot subsidieverlening kan een uitvoeringsovereenkomst tussen de gemeente en de aanvrager worden gesloten. In de uitvoeringsovereenkomst worden specifieke bepalingen opgenomen over de verplichtingen van de subsidieontvanger tot het leveren van producten en prestaties en de kosten die daarmee samenhangen.
Bij de ambtshalve vaststelling als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, kan het college de aanvrager verplichten om op de door haar aangegeven wijze aan te tonen dat de activiteiten, waarvoor de subsidie wordt verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.
Bij subsidies van meer dan € 5.000 doch ten hoogste € 50.000 dient de subsidieontvanger uiterlijk 13 weken na het verrichten van de activiteiten een aanvraag tot vaststelling in bij het college met daarbij een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht. Het college kan bij de subsidieverlening bepalen dat op een andere manier wordt aangetoond in hoeverre de activiteiten zijn verricht.
Bij het hanteren van kostenbegrippen bij de berekening van uurtarieven wordt uitgegaan van bij de subsidieregeling of bij de subsidieverlening voorgeschreven definities.
Artikel 20 Subsidiëring mede door andere bestuursorganen
Als het college subsidie verstrekt voor activiteiten, die ook door andere bestuursorganen worden gesubsidieerd, kan het college afwijken van de bij of krachtens deze ASV aan de subsidie te verbinden verplichtingen. Het college kan dit doen met het oog op een goede afstemming met die andere bestuursorganen over de opgelegde of op te leggen verplichtingen. Het belang van de gemeente mag door het achterwege laten van de eigen op te leggen verplichtingen niet onevenredig worden geschaad.
1. Als een bij of krachtens deze verordening gestelde termijn voor een subsidieaanvrager of -ontvanger gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zouden zijn tot de daarmee te dienen belangen, kan het college een andere termijn vaststellen.
2. In een subsidieregeling kan worden bepaald dat door het college van een of meer bepaalde artikelen of artikelleden van die regeling kan worden afgeweken als daaraan vasthouden voor een subsidieaanvrager of -ontvanger gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zouden zijn tot de daarmee te dienen belangen.
3. Toepassing van de vorige leden wordt gemotiveerd in het besluit en hiervan wordt periodiek verslag gedaan aan de raad.