Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Zoetermeer

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zoetermeer houdende regels voor het verlagen van de bijstandsnorm Beleidsregels verlagen bijstandsnorm gemeente Zoetermeer

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieZoetermeer
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zoetermeer houdende regels voor het verlagen van de bijstandsnorm Beleidsregels verlagen bijstandsnorm gemeente Zoetermeer
CiteertitelBeleidsregels verlagen bijstandsnorm gemeente Zoetermeer
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Beleidsregels verlagen bijstandsnorm Zoetermeer 2015.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 27 Participatiewet
  2. artikel 28 Participatiewet
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-07-2017nieuwe regeling

04-04-2017

Gemeenteblad 2017, 107618

.

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels verlagen bijstandsnorm gemeente Zoetermeer

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zoetermeer;

 

Gelet op artikel 27 en artikel 28 Participatiewet;

 

Besluit vast te stellen de Beleidsregels verlagen bijstandsnorm Zoetermeer.

 

Artikel 1 - Begrippen

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • a.

    gehuwdennorm: de norm als bedoeld in artikel 21 onderdeel b Participatiewet;

  • b.

    woning: een woning zoals bedoeld in artikel 1 onderdeel j Wet op de huurtoeslag, alsmede een woonwagen of woonschip, zoals bedoeld in artikel 3 lid 6 Participatiewet;

  • c.

    woonkosten:

    • 1.

      indien een huurwoning wordt bewoond; de per maand geldende huurprijs zoals bedoeld in artikel 1 onderdeel d Wet op de huurtoeslag;

    • 2.

      indien een eigen woning wordt bewoond; de tot een bedrag per maand omgerekende som van de ten behoeve van de financiering van de woning verschuldigde hypotheekrente en de in verband met het in eigendom hebben van de woning te betalen zakelijke lasten en een naar omstandigheden vast te stellen bedrag voor onderhoud.

Artikel 2 - Doelgroep

De bepalingen van deze beleidsregels zijn uitsluitend van toepassing op belanghebbenden van 21 jaar of ouder, maar jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd. In geval van gehuwden gelden de bepalingen van deze beleidsregels alleen als beide echtgenoten 21 jaar of ouder zijn, maar de pensioengerechtigde leeftijd nog niet hebben bereikt.

Artikel 3 - Verlaging norm wegens ontbreken woonkosten

De verlaging in verband met de woonsituatie zoals bedoeld in artikel 27 Participatiewet bedraagt 20 procent van de gehuwdennorm indien een woning wordt bewoond waaraan voor belanghebbende geen woonkosten verbonden zijn.

Artikel 4 - Verlaging norm voor schoolverlaters

  • 1.

    De verlaging voor schoolverlaters zoals bedoeld in artikel 28 Participatiewet bedraagt 10 procent van de gehuwdennorm gedurende zes maanden, gerekend vanaf het tijdstip van het einde van de studie.

  • 2.

    Bij toepassing van de kostendelersnorm en de in 1 genoemde verlaging kan bij schrijnende gevallen worden afgezien van de toepassing van de schoolverlaterskorting.

Artikel 5 - Hardheidsclausule

Als toepassing van deze beleidsregels voor de belanghebbende en/of zijn één meer gezinsleden tot een onbedoeld onredelijk resultaat zou leiden, wijkt het college ten gunste van de belanghebbende af van de bepalingen van de beleidsregels. Hieronder worden in ieder geval situaties begrepen waarin het doel van de Participatiewet en/of de doelstellingen van de overige wet- en regelgeving in het sociale domein door een letterlijke toepassing van deze beleidsregels wordt of worden belemmerd.

Artikel 6 - Intrekken oude beleidsregels

De Beleidsregels verlagen bijstandsnorm Zoetermeer 2015 worden ingetrokken met ingang van de datum waarop deze beleidsregels in werking treden.

Artikel 7 - Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1.

    Deze beleidsregels treden in werking met ingang van 1 juli 2017.

  • 2.

    Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels verlagen bijstandsnorm gemeente Zoetermeer.

Artikelsgewijze toelichting

Alleen bepalingen die nadere toelichting nodig hebben worden hier behandeld.

 

Artikel 2 - Doelgroep

De werking van de beleidsregels is beperkt tot belanghebbenden die ouder zijn dan 21 jaar, maar de pensioengerechtigde leeftijd nog niet hebben bereikt. De jongerennormen voor 18, 19 en 20-jarigen (artikel 20 Participatiewet) zijn laag omdat de ouders nog onderhoudsplichtig zijn. De ouders kunnen voldoen aan hun wettelijke onderhoudsplicht door hun kind bij hen in te laten wonen, of de huur voor hen te betalen. Er zou sprake zijn van dubbele korting als de uitkering op grond van deze beleidsregels zou worden verlaagd. Mocht dit evenwel in individuele gevallen tot onredelijkheid leiden, dan is het college steeds bevoegd de norm van de 18, 19 en 20-jarigen hoger of lager vast te stellen met toepassing van artikel 18 lid 1 Participatiewet. Het college beschikt tevens over de mogelijkheid om een toeslag op de norm toe te kennen op grond van artikel 12 Participatiewet.

Als gevolg van de Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd wordt er geen maximale leeftijd genoemd voor rechthebbenden. De verhoging van de AOW-leeftijd zorgt er anders voor dat de beleidsregels iedere keer op dit punt aangepast moeten worden.

 

Artikel 3 - Verlaging norm wegens ontbreken woonkosten

In de situatie waarin een belanghebbende een woning bewoont waaraan voor hem geen woonkosten verbonden zijn, bijvoorbeeld omdat iemand anders, denk daarbij aan de voormalige echtgenoot, deze voldoet, bedraagt de verlaging 20 procent van de gehuwdennorm.

 

Artikel 4 - Verlaging norm voor schoolverlaters

Als belanghebbende recent deelname heeft beëindigd aan onderwijs of een beroepsopleiding dan geeft artikel 28 Participatiewet het college de mogelijkheid om gedurende zes maanden na het tijdstip van die beëindiging de norm te verlagen. Het moet dan wel gaan om onderwijs of een beroepsopleiding waarvoor aanspraak bestond op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 (WSF 2000) of op een tegemoetkoming in de onderwijsbijdrage en de schoolkosten op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (Wtos). De verlaging gaat in vanaf datum einde studie, niet vanaf datum einde studiefinanciering.

Van belang is dat de belanghebbende daadwerkelijk recht heeft op studiefinanciering en niet dat het volgen van de soort opleiding daar in theorie recht op geeft. Dit volgt uit de bedoeling van de wetgever zoals die blijkt uit de toelichting op artikel 28 Participatiewet. Daarnaast is van belang dat de belanghebbende zijn recht op studiefinanciering ontleent aan de WSF 2000 of de Wtos. Een extraneus valt niet onder de WSF 2000. Daarvoor is inschrijving als student vereist. Een voormalig extraneus is dus geen schoolverlater in de zin artikel 28 Participatiewet.

 

Indien het inkomen van belanghebbende voorafgaande aan de bijstand hoger is dan de bijstandsnorm omdat belanghebbende naast zijn studiefinanciering inkomsten uit bijvoorbeeld arbeid of stagevergoeding ontving (en de belanghebbende er bij bijstandsverlening dus op achteruit gaat in plaats van - zoals bij een overgang van alléén WSF 2000 naar bijstand - op vooruit), maakt niet dat de schoolverlatersverlaging in zo'n geval niet kan worden toegepast. De invloed van inkomsten naast de studiefinanciering van de belanghebbende spelen in het kader van de schoolverlatersverlaging geen rol.

 

Bij de alleenstaande ouder dient erop gelet te worden dat de inkomensterugval niet te groot is met toepassing van de schoolverlaterskorting. Alleen het bedrag dat méér ontvangen wordt in de uitkering ten opzichte van de studiefinanciering (met de tegemoetkoming alleenstaande ouder) dient verrekend te worden. Hierdoor komt het bedrag van de uitkering gelijk aan wat de cliënt ontving aan studiefinanciering en tegemoetkoming alleenstaande ouder.

 

Een cumulatie van kostendelersnorm en schoolverlaterskorting kan in sommige gevallen leiden tot een te hoge korting op de norm waardoor iemand financieel niet rond kan komen. In die gevallen kan van de schoolverlaterskorting worden afgezien.

 

Artikel 5 - Hardheidsclausule

De gemeente voert een groot aantal overheidstaken uit. De basis voor de uitvoering van deze taken ligt in verschillende wetten, zoals de Participatiewet, de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015), de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs) en de Jeugdwet. De integrale benadering voor groepen burgers in het sociaal domein wordt regelmatig belemmerd door strijdige wet- en regelgeving. Het gevolg hiervan is dat de burger niet of veel te weinig geholpen wordt bij zijn probleem en maatschappelijke kosten onnodig hoog op kunnen lopen.

 

Door het opnemen van de hardheidsclausule in alle verordeningen in beleidsregels wordt de mogelijkheid om in hierboven beschreven situaties onderbouwd af te wijken van de regels benadrukt.