Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Alblasserdam

Algemene subsidieverordening gemeente Alblasserdam 2014

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieAlblasserdam
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingAlgemene subsidieverordening gemeente Alblasserdam 2014
CiteertitelAlgemene subsidieverordening gemeente Alblasserdam 2014
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Artikel 149 Gemeentewet

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

03-07-2014Onbekend

17-12-2013

De Klaroen, 2 juli 2014

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Algemene subsidieverordening gemeente Alblasserdam 2014

 

 

Algemene subsidieverordening gemeente Alblasserdam 2014

De raad van de gemeente Alblasserdam;

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 19 november 2013;

 

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

 

gezien het advies van de commissie Samenleving;

 

besluit vast te stellen de Algemene Subsidieverordening gemeente Alblasserdam 2014.

 

 

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    aanvrager: een natuurlijk persoon of rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid;

  • b.

    algemene groepsvrijstellingsverordening: verordening (EG) nr. 800/2008 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 6 augustus 2008 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard („de algemene groepsvrijstellingsverordening”) (PbEU L 214/3) , dan wel later daarvoor in de plaats tredende Europese regelgeving;

  • c.

    de-minimisverordening: verordening (EG) nr. 1998/2006 van de Commissie van Europese Gemeenschappen van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun (PbEU L379/5), verordening (EG) nr. 1535/2007 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 20 december 2007 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun in de landbouwproductiesector (PbEU L 337/35) en verordening (EG) nr. 875/2007 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 24 juli 2007 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun in de visserijsector en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1860/2004 (PbEU L 193/6), dan wel later daarvoor in de plaats tredende Europese regelgeving;

  • d.

    Europees steunkader: een mededeling, richtsnoer, kaderregeling, besluit of vrijstellingsverordening op het gebied van staatssteun die de Europese Commissie of de Raad van de Europese Unie, gelet op de artikelen 106, derde lid , 107, 108 en 109 van het Verdrag heeft vastgesteld;

  • e.

    onderneming: iedere eenheid, ongeacht haar rechtsvorm of wijze van financiering, die een economische activiteit uitoefent;

  • f.

    Verdrag: Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie;

  • g.

    subsidie: geldverstrekkingen, die een aanspraak op financiële middelen betreft, door een bestuursorgaan worden verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten;

  • h.

    subsidieplafond: het bedrag dat het college ten hoogste beschikbaar stelt voor de verstrekking van gemeentelijke subsidies voor een cluster van activiteiten binnen de door de raad vastgestelde begroting;

  • i.

    subsidieverlening: de voorlopige toekenning van subsidie aan de aanvrager voorafgaand aan de uitvoering van bepaalde activiteiten;

  • j.

    subsidievaststelling: de definitieve toekenning van subsidie aan de aanvrager na afloop van de uitvoering van bepaalde activiteiten;

  • k.

    directe subsidievaststelling: de definitieve toekenning van subsidie aan de aanvrager voorafgaand aan de uitvoering van bepaalde activiteiten zonder dat eerst subsidieverlening heeft plaatsgevonden.

     

Artikel 2 Reikwijdte verordening

  • 1.

    Deze verordening is van toepassing op de verstrekking van subsidies door burgemeester en wethouders, met uitzondering van subsidies waarvoor bij afzonderlijke verordening een uitputtende regeling is getroffen en subsidies als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is).

  • 2.

    Ten aanzien van subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is kunnen burgemeester en wethouders bepalen dat deze verordening geheel of gedeeltelijk van toepassing is.

     

Artikel 3 Subsidieregelingen

Burgemeester en wethouders stellen bij nadere regeling (hierna te noemen: subsidieregeling) vast welke activiteiten in aanmerking kunnen komen voor subsidie. Voor zover van toepassing, wordt hierin tevens bepaald welke doelgroepen voor subsidie in aanmerking komen, hoe de subsidie wordt berekend en hoe de subsidiebedragen worden uitbetaald.

 

Artikel 4 Europees steunkader

  • 1.

    Voor zover dat ten behoeve van het voldoen aan een Europees steunkader noodzakelijk is, kunnen burgemeester en wethouders bij subsidieregeling afwijken van deze verordening en deze aanvullen.

  • 2.

    Bij subsidieregelingen waarbij is bepaald dat toepassing kan worden gegeven aan een Europees steunkader, verwijst de subsidieregeling naar het toepasselijke steunkader.

  • 3.

    Bij subsidies waar een Europees steunkader op van toepassing is, verwijst de verleningbeschikking naar de toepasselijke bepalingen van het steunkader.

  • 4.

    Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen alleen de activiteiten, doelstellingen, resultaten en kosten in aanmerking die voldoen aan de eisen van het toepasselijke steunkader.

  • 5.

    Bij subsidies waarop de de-minimisverordening van toepassing is, komen ondernemingen alleen in aanmerking voor subsidies die voldoen aan de voorwaarden van de de-minimisverordening.

     

Artikel 5 Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen subsidieplafonds vaststellen. In dat geval bepalen zij bij subsidieregeling de wijze van verdeling van de betrokken subsidie.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen een subsidieplafond verlagen:

    • a.

      als het wordt vastgesteld voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd; of

    • b.

      als de subsidieaanvragen waarop het subsidieplafond betrekking heeft, moeten worden ingediend voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd.

  • 3.

    Bij de bekendmaking van een subsidieplafond dat kan worden verlaagd overeenkomstig het vorige lid, wordt gewezen op de mogelijkheid van verlaging.

  • 4.

    Een subsidie ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende middelen op de begroting beschikbaar zullen worden gesteld. Bij de verleningbeschikking wordt daarop gewezen.

     

Artikel 6 Aanvraag

  • 1.

    Een aanvraag om subsidie wordt schriftelijk ingediend bij burgemeester en wethouders.

  • 2.

    Bij de aanvraag overlegt de aanvrager de volgende gegevens:

    • a.

      een beschrijving van de activiteiten waarvoor de subsidie voor aangevraagd;

    • b.

      de doelen en resultaten welke met die activiteiten worden nagestreefd, en hoe de activiteiten daaraan bijdragen. In bijzonder ook in welke mate de activiteiten gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen;

    • c.

      een begroting van en een dekkingsplan voor de kosten van deze activiteiten. Het dekkingsplan bevat een opgave van bij anderen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan;

    • d.

      als de aanvrager een onderneming is:

  • 1.

    een opgave van subsidies, vergoedingen of tegemoetkomingen in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die al zijn of zullen worden ontvangen voor de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

  • 2.

    een verklaring als bedoeld in de de-minimisverordening (de-minimisverklaring);

    • e.

      als het een subsidie betreft die per boekjaar aan een rechtspersoon wordt verstrekt, de stand van de egalisatiereserve op het moment van de aanvraag.

  • 3.

    Een rechtspersoon die voor de eerste maal subsidie aanvraagt, voegt een exemplaar van de oprichtingsakte, de statuten, alsmede van het jaarverslag, de jaarrekening en de balans van het voorgaande jaar toe aan de aanvraag.

  • 4.

    Bij subsidieregeling kan van de voorgaande leden worden afgeweken.

     

Artikel 7 Aanvraagtermijn

  • 1.

    Een aanvraag om een subsidie die per kalenderjaar wordt verstrekt, wordt ingediend uiterlijk 15 september voorafgaand aan het jaar of de jaren waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 2.

    Een aanvraag om een subsidie die per boekjaar wordt verstrekt, wordt ingediend uiterlijk 12 weken voorafgaand aan dat boekjaar of de boekjaren waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 3.

    Andere aanvragen om subsidie worden ingediend tussen 8 en 12 weken voordat de aanvrager voornemens is te beginnen met de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd. Deze termijn geldt niet indien de subsidieaanvraag op verzoek van de gemeente wordt ingediend.

  • 4.

    Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden gesteld.

Artikel 8 Beslistermijn

  • 1.

    Burgemeester en wethouders beslissen op een aanvraag om een subsidie als bedoeld in artikel 7, eerste lid, uiterlijk op 31 december van het jaar waarin de aanvraag is ingediend.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders beslissen op een aanvraag om een subsidie als bedoeld in artikel 7, tweede en derde lid, binnen 13 weken nadat de volledige aanvraag is ingediend. dan wel, indien burgemeester en wethouders hiertoe regels hebben opgesteld, 13 weken gerekend vanaf de uiterste indieningtermijn voor het aanvragen van de subsidie.

  • 3.

    Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden gesteld.

  • 4.

    Bij aanvragen om een subsidie die overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag worden aangemeld bij de Europese Commissie wordt de termijn verdaagd totdat de Europese Commissie een eindbeslissing heeft genomen.

     

Artikel 9 Weigerings-, intrekkings- en terugvorderingsgronden

  • 1.

    Onverminderd de artikelen 4:25, tweede lid, en 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht weigeren burgemeester en wethouders de subsidie in ieder geval:

    • a.

      als de Europese Commissie overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie onverenigbaar is met de interne markt.

    • b.

      als het een aanvrager betreft tegen wie een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerdere beschikking van de Europese Commissie waarin de steun onrechtmatig en onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt is verklaard.

  • 2.

    Onverminderd het vorige lid kunnen burgemeester en wethouders de subsidie verder in ieder geval weigeren:

    • a.

      als de te subsidiëren activiteiten niet of niet in overwegende mate gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen of als ze onvoldoende ten goede komen aan de gemeente of haar ingezetenen;

    • b.

      als niet is aangetoond dat de subsidie noodzakelijk is voor het verrichten van de activiteiten waarvoor deze wordt gevraagd;

    • c.

      als er een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat de activiteiten niet of niet geheel zullen plaatsvinden;

    • d.

      in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur;

    • e.

      als de aanvraag niet voldoet aan regels die zijn gesteld om voor subsidie in aanmerking te komen;

    • f.

      als de subsidieverstrekking niet past binnen het beleid van de gemeente, dan wel de betreffende activiteiten in dat kader onvoldoende prioriteiten hebben;

    • g.

      als het beoogde doel of de voorgenomen activiteiten al op andere wijze in belangrijke mate is voorzien;

    • h.

      als de subsidieverstrekking in strijd zou zijn met een wettelijk voorschrift;

    • i.

      als de subsidieverstrekking niet is toegestaan totdat de Europese Commissie met toepassing van artikel 108, derde lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie verenigbaar is met de interne markt;

    • j.

      in de bij de betrokken subsidieregeling bepaalde gevallen.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders kunnen een subsidie in ieder geval intrekken in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.

  • 4.

    Burgemeester en wethouders vorderen een subsidie met rente terug als dit nodig is ter uitvoering van een terugvorderingbesluit van de Europese Commissie of een onherroepelijke rechterlijke uitspraak.

     

Artikel 10 Verantwoording

Voor zover dit niet is bepaald bij subsidieregeling, wordt bij de verleningbeschikking vermeld op welke wijze de subsidieontvanger de besteding van de subsidie dient te verantwoorden.

 

Artikel 11 Algemene verplichtingen van subsidieontvanger

  • 1.

    Als aannemelijk is dat een of meer van de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet of niet geheel zullen worden verricht of dat niet of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan, meldt de subsidieontvanger dat onverwijld aan burgemeester en wethouders.

  • 2.

    Een subsidieontvanger informeert burgemeester en wethouders onverwijld schriftelijk over:

    • a.

      beslissingen of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, of tot ontbinding van de gesubsidieerde rechtspersoon;

    • b.

      relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;

    • c.

      ontwikkelingen die ertoe kunnen leiden dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen of niet geheel zullen kunnen worden nagekomen;

    • d.

      wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van de gesubsidieerde rechtspersoon, de persoon van de bestuurder of bestuurders en het doel van de rechtspersoon.

       

Artikel 12 Aan een subsidie te verbinden bijzondere verplichtingen

  • 1.

    Aan een beschikking tot subsidieverlening kunnen verplichtingen worden verbonden met betrekking tot het beheer en gebruik van hetgeen met de subsidie tot stand is gebracht.

  • 2.

    Bij subsidies vanaf € 50.000, verleend voor activiteiten die meer dan een jaar in beslag nemen, kan de verplichting worden opgelegd tot het tussentijds afleggen van rekening en verantwoording over de tot dan verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten. De verantwoording wordt niet vaker dan één keer per jaar verlangd.

     

Artikel 13 Eindverantwoording subsidies tot 25.000 euro

  • 1.

    Subsidies tot 25.000 euro worden door burgemeester en wethouders direct vastgesteld of verleend en - tenzij toepassing wordt gegeven aan het volgende lid – binnen 13 weken nadat de activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht, ambtshalve vastgesteld.

  • 2.

    Bij een ambtshalve vaststelling als bedoeld in het vorige lid kan de aanvrager worden verplicht om op de daarbij aangegeven wijze aan te tonen dat de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen. In dat geval vindt de vaststelling plaats binnen 6 weken nadat de gevraagde inlichtingen zijn verstrekt.

  • 3.

    In geval van verlening van een subsidie tot € 25.000 wordt direct een voorschot verstrekt ter hoogte van de verleende subsidie.

     

Artikel 14 Eindverantwoording subsidies vanaf 25.000 tot 50.000 euro

  • 1.

    Bij subsidies van 25.000 euro of meer, maar minder dan 50.000 euro, dient de subsidieontvanger uiterlijk 13 weken nadat de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht, een aanvraag tot vaststelling in.

  • 2.

    De aanvraag bevat een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht.

  • 3.

    Bij subsidieregeling kan worden bepaald dat op een andere manier wordt aangetoond in hoeverre de activiteiten zijn verricht.

     

Artikel 15 Eindverantwoording subsidies vanaf 50.000 tot 100.000 euro

  • 1.

    Bij subsidies van 50.000 euro of meer, maar minder dan 100.000 euro, dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in:

    • a.

      in geval van een subsidie die per kalenderjaar wordt verstrekt uiterlijk op 30 juni van het jaar dat volgt op het betrokken kalenderjaar;

    • b.

      in geval van een subsidie die per boekjaar wordt verstrekt, uiterlijk 13 weken na afloop van het betrokken boekjaar;

    • c.

      in andere gevallen uiterlijk 13 weken nadat de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht.

  • 2.

    De aanvraag bevat:

    • a.

      een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht;

    • b.

      een overzicht van de gesubsidieerde activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening);

  • 3.

    Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden vastgesteld of andere gegevens worden verlangd.

     

Artikel 16 Eindverantwoording subsidies vanaf 100.000 euro

  • 1.

    Bij subsidies van 100.000 euro of meer dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in:

    • a.

      in geval van een subsidie die per kalenderjaar wordt verstrekt uiterlijk op 30 juni van het jaar dat volgt op het betrokken kalenderjaar;

    • b.

      in geval van een subsidie die per boekjaar wordt verstrekt, uiterlijk 13 weken na afloop van het betrokken boekjaar;

    • c.

      in andere gevallen uiterlijk 13 weken nadat de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht.

  • 2.

    De aanvraag bevat:

    • a.

      een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht;

    • b.

      een overzicht van de gesubsidieerde activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening);

    • c.

      een balans van het afgelopen subsidietijdvak met een toelichting daarop; en

    • d.

      een controleverklaring, opgesteld door een onafhankelijk accountant.

  • 3.

    Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden vastgesteld of andere gegevens worden verlangd.

     

Artikel 17 Subsidievaststelling

  • 1.

    Burgemeester en wethouders stellen de subsidie vast binnen 13 weken na de ontvangst van een aanvraag tot subsidievaststelling, tenzij bij subsidieregeling anders is bepaald.

  • 2.

    Deze termijn kan eenmaal voor ten hoogste 6 weken worden verdaagd.

  • 3.

    Bij subsidieregeling kunnen categorieën subsidieontvangers worden aangewezen waarvoor de subsidie direct wordt vastgesteld zonder dat een aanvraag tot subsidievaststelling hoeft te worden ingediend.

  • 4.

    Als een aanvraag tot subsidievaststelling niet voor het tijdstip, bedoeld in de artikelen 14, eerste lid, 15, eerste lid en 16, eerste lid is ingediend, kunnen burgemeester en wethouders de subsidieontvanger schriftelijk een nieuwe termijn stellen. Wordt de aanvraag niet binnen deze termijn ingediend dan kunnen zij overgaan tot ambtshalve vaststelling.

     

Artikel 18 Berekening van uurtarieven, uniforme kostenbegrippen

  • 1.

    Als bij de bepaling van de subsidiabele kosten gebruik wordt gemaakt van uurtarieven, worden deze door de subsidieaanvrager berekend met gebruikmaking van een bij de subsidieregeling of bij de subsidieverlening voorgeschreven berekeningswijze.

  • 2.

    Bij het hanteren van kostenbegrippen bij de berekening van uurtarieven wordt uitgegaan van bij de subsidieregeling of bij de subsidieverlening voorgeschreven definities.

  • 3.

    Bij subsidie waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen alleen die tarieven en kostenbegrippen in aanmerking die voldoen aan de eisen van het toepasselijke steunkader.

     

Artikel 19 Hardheidsclausule

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen deze verordening, met uitzondering van de artikelen 2, 3 en 4, in individuele gevallen buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover de toepassing van die bepalingen voor de subsidieaanvrager of -ontvanger gevolgen zou hebben die onevenredig zijn in verhouding tot de met de betrokken bepalingen te dienen doelen.

  • 2.

    Toepassing van het vorige lid wordt gemotiveerd in het besluit en hiervan wordt periodiek verslag gedaan aan de raad.

     

Artikel 20 Slotbepalingen

  • 1.

    De Algemene Subsidieverordening gemeente Alblasserdam 2009 wordt ingetrokken.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag volgend op haar bekendmaking.

  • 3.

    Op aanvragen om subsidie die zijn ingediend voor deze datum zijn de bepalingen van de Algemene Subsidieverordening gemeente Alblasserdam 2009 van toepassing.

  • 4.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Algemene Subsidieverordening gemeente Alblasserdam 2014.

 

 

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Alblasserdamin de openbare vergadering d.d. 17 december 2013

 

DE RAAD VOORNOEMD

 

De griffier, De voorzitter,

 

I.M. de Gruijter A.B. Blase

 

 

Toelichting Algemene Subsidieverordening gemeente Alblasserdam 2014

 

Algemene toelichting

De Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kent in titel 4.2 een uitgebreide regeling voor subsidieverstrekking door bestuursorganen. Deze regeling in de Awb biedt gemeenten veel vrijheid bij de invulling van hun lokale subsidiebeleid.

 

Hoofdstuk 1 Grondslag verordening

In de Awb staat dat de subsidieverstrekking moet zijn gebaseerd op een wettelijk voorschrift (artikel 4:23, lid 1 Awb). Deze eis komt voort uit de wens van de wetgever, dat de rechtszekerheid van de subsidieaanvrager en subsidieontvanger voldoende is gewaarborgd. Hiermee wordt tevens een doelmatige besteding van overheidsuitgaven nagestreefd. Mogelijk onzorgvuldig of willekeurig handelen van het overheidsorgaan of nalatigheid van de subsidieontvanger is immers beter te toetsen aan de hand van een wettelijke regeling dan aan de hand van een op zichzelf staand besluit van een bestuursorgaan.

 

Voor de gemeente betekent dit, dat de subsidieverstrekking moet zijn gebaseerd op een verordening. Deze verordening moet de essentiële elementen van het proces van subsidieverstrekking bevatten, zoals een omschrijving of aanduiding van de te subsidiëren activiteiten, de bevoegdheid voor het vaststellen van een subsidieplafond en de bijbehorende verdelingsmaatstaf. Daarnaast moet het een grondslag bevatten voor de verplichtingen, die het bestuursorgaan aan de subsidieverlening kan verbinden (voor zover die grondslag niet reeds in de Awb is neergelegd; zie artikel 4:37 Awb).

 

In de Algemene subsidieverordening (hierna: ASV) staan de activiteiten waarvoor subsidie verkregen kan worden niet omschreven; daarom is een uitwerking in afzonderlijke subsidieverordeningen nodig voor deze grondslag. Zie hiervoor ook artikel 4:23 lid 1 Awb. In artikel 3 krijgen burgemeester en wethouders de bevoegdheid gedelegeerd om nadere regelingen vast te stellen waarin de activiteiten en de doelgroepen worden vastgelegd. Deze regelingen noemen we subsidieregelingen. De door burgemeester en wethouders vastgestelde subsidieregelingen zijn algemeen verbindende voorschriften (hierna: avv) en dienen net als ieder andere avv bekend gemaakt te worden én opgenomen te worden in de Centrale Voorziening Decentrale Regelgeving.

De opzet van de ASV is dusdanig dat alle algemene regels omtrent subsidieverstrekking in de ASV zijn opgenomen. Regels die alleen betrekking hebben op een speciaal beleidsterrein worden in subsidieregelingen uitgewerkt.

In de ASV is een onderscheid gemaakt om verschillende (standaard)beslistermijnen te kunnen vastleggen per subsidiesoort. Er is zodoende onderscheid gemaakt tussen subsidies die per boekjaar of kalenderjaar worden verstrekt en subsidies die voor een bepaalde activiteit worden verstrekt.

 

HOOFDSTUK 2 HET SUBSIDIEBEGRIP

 

2.1 Kenmerken subsidie

Subsidie is een materieel begrip en wordt omschreven in artikel 4:21, eerste lid Awb. Voldoet een geldverstrekking aan de daar genoemde voorwaarden, dan is het een subsidie. Er is sprake van een subsidie als het gaat om geldverstrekkingen, die aan de volgende kenmerken voldoen:

  • a.

    het betreft een aanspraak op financiële middelen;

  • b.

    die door een bestuursorgaan worden verstrekt;

  • c.

    met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager;

  • d.

    anders dan als betaling voor het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten.

    a.Een aanspraak op financiële middelen

    Het woord aanspraak geeft aan dat het niet de daadwerkelijke overhandiging van het geld hoeft te betreffen, maar dat een aanspraak daarop voldoende is. Deze aanspraak is rechtens afdwingbaar. Van belang is niet de daadwerkelijke beschikbaarstelling, maar het besluit van het bestuursorgaan dat de voorgenomen activiteiten worden gesubsidieerd. Voor het bestuursorgaan ontstaat na het toekennen van de aanspraak op financiële middelen de verplichting om aan de gesubsidieerde, na uitvoering van de activiteiten en nakoming van zijn overige opgelegde verplichtingen, tot betaling over te gaan.

    Het leveren van goederen of diensten door de gemeente om niet of onder de kostprijs valt niet onder het subsidiebegrip van de Awb. Dit betekent, dat de zogenaamde subsidies in natura (de niet-financiële verstrekkingen), zoals het beschikbaar stellen van gemeentelijke accommodaties voor sportbeoefening, niet aan de begripsomschrijving voldoen en dus geen subsidie zijn.

    b.Verstrekt door een bestuursorgaan

    Slechts wanneer de financiële middelen worden verstrekt door een bestuursorgaan in de zin van artikel 1:1 van de Awb kan er sprake zijn van een subsidie. De meeste subsidies worden door de reguliere bestuursorganen verstrekt. Het is echter van belang om in ogenschouw te nemen, dat ook particuliere fondsen en instellingen die op grond van een wettelijk voorschrift zijn belast met het geven van subsidies ten laste van openbare middelen, een bestuursorgaan zijn in de zin van artikel 1:1 van de Awb. Dergelijke privaatrechtelijke rechtspersonen kunnen op grond van art 1:1, lid 1, onder b van de Awb als bestuursorgaan worden aangemerkt.

    c.Met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager

    Een subsidie wordt altijd verstrekt met een bepaald doel, voor bepaalde activiteiten. De wetgever heeft bepaald dat er sprake moet zijn van bepaalde, duidelijk omschreven activiteiten van de ontvanger. De bestedingsrichting van de middelen moet dus duidelijk zijn.

    Om deze reden vallen bijvoorbeeld sociale uitkeringen niet onder de noemer ‘subsidie’. Het verschaffen van financiële middelen om te voorzien in de kosten van het bestaan gebeurt niet met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager. Het betreft een algehele of aanvullende inkomensvoorziening, bijvoorbeeld op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). Ook de algemene uitkeringen aan gemeenten en provincies uit het Gemeente- en Provinciefonds worden gekenmerkt door een bepaalde bestedingsvrijheid en vallen dus ook buiten de subsidiedefinitie.

    De activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen kunnen op verschillende manieren

    aangeduid worden. Een activiteit kan concreet worden omschreven en kan worden aangeduid in termen van het doel dat daarmee behaald moet worden. De te subsidiëren activiteit kan ook bestaan uit het nalaten van bepaalde handelingen.

    d.Anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten

    Commerciële transacties vallen buiten het subsidiebegrip. Er is geen sprake van subsidie als de overheid een marktconforme vergoeding betaalt voor aangeschafte goederen of aan haar geleverde diensten. Onder betaling wordt verstaan het leveren van een tegenprestatie, die is afgestemd op de waarde van de verkregen goederen of diensten in het economische verkeer. Dit betekent niet dat een marktprijs, die wat aan de hoge kant is, daarom meteen als subsidie zou zijn aan te merken. Dit geldt alleen in die gevallen waar de prijs onmiskenbaar zozeer boven de marktprijs ligt, dat redelijkerwijs niet meer van betaling kan worden gesproken.

    Uit de definitie van artikel 4:21 Awb volgt dat, als er sprake is van een betaling voor een opdracht (een financiële tegenprestatie), deze betaling dan niet kan worden aangemerkt als een subsidieverstrekking of omgekeerd. Oftewel: opdracht en subsidie sluiten elkaar uit.

    Als de gemeente op grond van de publieke taak diensten aan derden levert en de gemeente schakelt hiervoor een bedrijf in, dan is de betaling voor de levering van deze diensten door dat bedrijf aan derden eveneens geen subsidie.

     

    2.2Subsidie en Europese staatssteunregels

    Staatssteun is in principe verboden (artikel 107, eerste lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (hierna: VWEU)). Er is sprake van staatssteun als financiële steun aan een onderneming (subsidies, garanties, leningen, korting op de grondprijs, etc.) voldoet aan de hierna volgende criteria uit het staatssteunverbod:

    • -

      Er is sprake van staats- (dat wil zeggen: overheids-) middelen die aan een onderneming worden verleend. Een onderneming is een entiteit die economische activiteiten verricht. Eenheden die uitsluitend een typische overheidstaak zonder economisch karakter verrichten (activiteiten van puur sociale aard of het uitoefenen van overheidsgezag), zijn geen ondernemingen. Steun aan burgers houdt geen staatssteun in, mits de steun niet indirect alsnog bij een onderneming terechtkomt;

    • -

      De steun geeft de onderneming een economisch voordeel dat niet via de normale commerciële weg zou zijn verkregen (non-marktconformiteit);

    • -

      De steun is selectief: deze geldt voor één of enkele ondernemingen, een specifieke sector of regio; en

    • -

      De steun vervalst de mededinging (in potentie) en leidt of dreigt te leiden tot een ongunstige beïnvloeding van het handelsverkeer in Europa.

    Deze criteria zijn cumulatief. Als niet aan alle punten wordt voldaan, is er geen sprake van staatssteun.

     

Hoofdstuk 3 Vermindering van administratieve en bestuurlijke lasten

In de afgelopen jaren heeft deregulering en het daardoor verminderen van de administratieve en bestuurlijke lastendruk hoog in het vaandel gestaan, zowel op rijks- als op decentraal niveau. Door het Rijk is het “Rijksbrede subsidiekader” ontwikkeld met als doel te komen tot een efficiëntere en kleinere overheid. Het ontwikkelde subsidiekader uniformeert en vereenvoudigt de regels voor de verantwoording en het financiële beheer van subsidies.

Elementen hieruit zijn in aangepaste vorm toegepast op het gemeentelijke subsidieproces en de gemeentelijke organisatie. De gemeentelijke procedures sluiten, daar waar mogelijk, aan bij die op rijksniveau, zodat het zowel voor de burger als voor de gemeente duidelijker en eenvoudiger wordt.

 

Uitgangspunten en maatregelen

Het subsidiekader is ontwikkeld vanuit de volgende uitgangspunten:

  • -

    Het subsidiebedrag en de lasten, die met de subsidieverstrekking gepaard gaan, moeten proportioneel zijn;

  • -

    Er moet een betere sturing plaatsvinden op prestaties en hoofdlijnen;

  • -

    Regels en verplichtingen moeten meer worden geüniformeerd en vereenvoudigd;

  • -

    Er wordt gewerkt vanuit vertrouwen.

     

Proportionaliteit tussen subsidiebedrag en lasten

Het subsidiekader gaat uit van proportionaliteit tussen het subsidiebedrag en de administratieve lasten. Hoe lager het subsidiebedrag per ontvanger is, hoe minder of eenvoudiger voorwaarden worden gesteld en hoe efficiënter de verantwoording wordt ingericht.

Dit leidt tot de volgende verdeling:

Tot € 25.000

direct vaststellen of desgevraagd verantwoording over de prestatie.

Vanaf € 25.000 tot € 50.000

verantwoording over de prestatie.

Vanaf € 50.000

verantwoording over kosten en prestaties.

De omvang van de verantwoordingsverplichting is dus gekoppeld aan de hoogte van het subsidiebedrag (zie verder de toelichting bij de artikelen 13 tot en met 16). Voor subsidiebedragen, kleiner dan 25.000 euro, wordt de subsidie verleend op basis van vertrouwen; er wordt niet meer standaard om een verantwoording gevraagd. In plaats daarvan geldt een actieve meldingsplicht voor de ontvanger bij niet nakoming van de voorwaarden. Achteraf kan een risicogeoriënteerde controle plaatsvinden bij de ontvanger. De steekproefsgewijze controle richt zich op het aantonen dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend zijn verricht en dat is voldaan aan de verplichtingen, die aan de subsidie zijn verbonden. Hiertoe hoeft niet een gedetailleerd overzicht van inkomsten en uitgaven te worden bewaard, maar kan worden volstaan met het bewaren van een bewijs dat de activiteit heeft plaatsgevonden. Dat kan ook een foto van of een krantenartikel over bijvoorbeeld een gesubsidieerde bijeenkomst zijn.

 

Ook is het mogelijk om subsidie voor langere tijd te verlenen; zo hoeft de aanvrager niet jaarlijks een aanvraag in te dienen. Daarnaast levert het de ambtenaar tijd en geld op, doordat hij niet iedere keer opnieuw de aanvragen moet beoordelen. In de beschikking tot verlening kan worden aangegeven aan welke tussentijdse verantwoordingseisen moet worden voldaan. Als een subsidie voor meer jaren wordt verstrekt ligt het voor de hand dat er tussentijds verantwoording wordt afgelegd. Burgemeester en wethouders kunnen bepalen welke gegevens het in een tussentijdse rapportage verlangt.

De per (boek)jaar verstrekte subsidies worden voor een periode van ten hoogste vier jaren verstrekt. Na het verstrijken van die periode kan opnieuw worden besloten een jaarlijkse subsidie te verstrekken. Voor de periode van vier jaar is gekozen, omdat deze termijn aansluit bij de zittingstermijn van de raad (hoewel die termijnen uiteraard niet gelijk hoeven te lopen) én het een goede termijn lijkt om te bezien of eerder vastgestelde beleidsdoelen nog gelden en, zo ja, of die met de verstrekte subsidies worden gediend. Als deze subsidie voor langer dan drie jaar aan een instelling wordt verstrekt voor de uitvoering van dezelfde activiteit(en), ontstaat er een subsidierelatie zoals beschreven in artikel 4:51 van de Awb en dient bij weigering van de subsidie voor een nieuw tijdvak een redelijke termijn in acht te worden genomen.

 

Sturing op prestaties en hoofdlijnen

Er wordt meer gewerkt met prestatiesubsidiëring in plaats van de input op basis van werkelijke kosten. Prestatiesubsidiëring houdt in, dat er een vast bedrag wordt gesubsidieerd ten behoeve van een vooraf overeengekomen activiteit of prestatie. Door het afrekenen op basis van prestaties en het vervallen van de financiële verantwoording bij kleine subsidies worden de lasten verminderd.

 

Uniformering en vereenvoudiging van het subsidieproces

In het subsidiekader zijn processtappen, begrippen en verplichtingen, die bij iedere subsidie terugkeren, vereenvoudigd en geüniformeerd. Het gaat hierbij om gestandaardiseerde termijnen voor de subsidieaanvrager en subsidieverstrekker. Daarnaast worden de informatieverplichtingen voor de subsidieontvangers verminderd, doordat bijvoorbeeld de huidige tussentijdse rapportages voor kortlopende subsidies vervallen.

 

Werken vanuit vertrouwen

Er komt meer nadruk te liggen op de eigen verantwoordelijkheid van de subsidieontvanger;er zal niet in alle gevallen meer een uitgebreide verantwoordingsplicht gelden.

Aanvragers zoals vrijwilligersorganisaties hebben minder administratieve lasten, waardoor zij meer tijd kunnen besteden aan hun echte werk. Daarnaast zijn er minder bestuurlijke lasten, want de gemeente hoeft niet meer te wachten op de jaarrekening van meerdere kleine instellingen. Bovendien hoeft de gemeente niet meer te controleren en vaststellingsbrieven op te stellen. Dit scheelt veel tijd.

 

Beslistermijnen en Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen

Per 1 oktober 2009 is de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen in werking getreden. Het doel van de wet is waarborgen dat de overheid een betrouwbare partner is van burgers, bedrijven en maatschappelijke organisaties. In de wet staat dat de overheid dit onder andere moet doen door tijdig te beslissen op een aanvraag, dat wil zeggen: binnen de geldende termijn. Dat kan een wettelijke of een redelijke termijn zijn. Onder bepaalde voorwaarden kan de gemeente de beslistermijn verlengen. De wet omschrijft de volgende situaties:

  • 1.

    De gemeente verzoekt de aanvrager de aanvraag aan te vullen door meer informatie te verschaffen.

  • 2.

    Als de gemeente wacht op informatie uit het buitenland.

  • 3.

    Als de aanvrager schriftelijk instemt met uitstel.

  • 4.

    Als de vertraging de schuld is van de aanvrager, bijvoorbeeld als hij steeds opnieuw vraagt om uitstel van aan te leveren gegevens of de dag voor de beslistermijn afloopt een dik pak met aanvullende gegevens opstuurt.

  • 5.

    Als de gemeente door overmacht niet in staat is te beslissen. Er moeten dan wel abnormale en onvoorziene omstandigheden zijn, waarop de gemeente geen invloed heeft, zoals het volledig afbranden of onder water lopen van het gemeentehuis.

     

Sanctiebeleid

In de ASV zijn geen bepalingen opgenomen over de werkwijze en procedures indien subsidieontvangers zich niet houden aan de procedures en verplichtingen. De Awb geeft hiervoor voldoende handvaten. Bijvoorbeeld, indien aanvragen niet tijdig of onvolledig worden ingediend, dient de subsidieontvanger een termijn gegund te worden waarbinnen de aanvraag kan worden aangevuld, dit volgt uit artikel 4:5 Awb. Voldoet de aanvrager daar niet aan binnen de termijn, dan kan de gemeente de aanvraag op vereenvoudigde wijze afdoen. Dat betekent dat de gemeente niet op de inhoudelijke merites van de aanvraag hoeft in te gaan. Of, indien de aanvrager niet voldoet aan zijn verplichtingen kan de gemeente op grond van de artikelen 4:46 – 4:50 Awb de subsidieverlening intrekken of wijzigen.

 

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

 

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In dit artikel wordt een aantal begrippen verduidelijkt, dat in de verordening wordt gehanteerd. De omschrijvingen van college en raad zijn overbodig, dus weggelaten. College omdat simpelweg gesproken kan worden van burgemeester en wethouders, raad omdat deze term aansluit bij het normale spraakgebruik. De omschreven begrippen gelden niet alleen voor de ASV, maar ook voor de hierop te baseren subsidieregelingen. Er is aangesloten bij de relevante Europees rechtelijke bepalingen. Enkele begripsbepalingen volgen uit het staatssteunproof maken van de ASV.

 

Artikel 2 Reikwijdte verordening

Met het eerste lid krijgen burgemeester en wethouders de bevoegdheid gedelegeerd om te besluiten over het verstrekken van subsidies waarop de ASV van toepassing is. Aangezien het gaat om de bevoegdheid te besluiten over het verstrekken van subsidies, in plaats van verlenen van subsidies, omvat de delegatie de bevoegdheid om te besluiten over het gehele subsidieproces, dus ook het voorschot geven, lager vaststellen, terugvorderen en dergelijke. Burgemeester en wethouders nemen daarbij de gemeentebegroting en subsidieplafonds (artikel 4:25, tweede lid, van de Awb) in acht. Ook de bevoegdheid om subsidies te verlenen onder voorwaarde zoals bedoeld in de artikelen 4:33 en 4:34 van de Awb valt hier onder.

 

De toevoeging ‘met uitzondering van subsidies waarvoor bij afzonderlijke verordening eenuitputtende regeling is getroffen’ dient om subsidieregelingen waarin bewust een uitputtende, van de ASV afwijkende regeling is getroffen, van de werking van de ASV uit te zonderen.

 

Ten aanzien van subsidies waarvoor overeenkomstig artikel 4:23, derde lid, van de Awbgeen wettelijke grondslag nodig is, is een ASV in beginsel niet van toepassing. Het tweede lid geeft burgemeester en wethouders echter de bevoegdheid om de ASV (deels) van toepassing te verklaren als daartoe aanleiding bestaat.

 

Artikel 3 Subsidieregelingen

Om als wettelijke grondslag te kunnen dienen moeten in een subsidieverordening ten minste de te subsidiëren activiteiten staan vermeld. Deze uitwerking kan plaatsvinden in de per subsidie vast te stellen nadere regels. Met dit artikel verplicht de raad het college om in nadere regels, hier en verder subsidieregeling genoemd, de te subsidiëren activiteiten te bepalen. Voor zover het college iets wenst te regelen met betrekking tot de doelgroepen die voor subsidie in aanmerking komen, de berekening van de subsidie en de wijze van uitbetalen, dient dit eveneens in de subsidieregeling te gebeuren.

 

In andere artikelen van de ASV worden andere bevoegdheden gedelegeerd die betrekking hebben op de inhoud van de subsidieregeling: het afwijken van termijnen, het verbinden van bepaalde verplichtingen aan de subsidie en de wijze van verdelen van het subsidieplafond.

 

Artikel 4 Europees steunkader

Om subsidies onder een Europees steunkader te brengen moet de subsidie op het toepasselijke steunkader worden toegesneden. Daarbij kan het nodig zijn dat er afgeweken wordt van de ASV of dat deze aangevuld wordt. Het eerste lid maakt burgemeester en wethouders daartoe bevoegd; de ASV schrijft wel voor dat dit bij subsidieregelinggebeurt.

Het tweede en derde lid zijn een uitvloeisel van de eis van de Europese Commissie dat in subsidieregelingen en -beschikkingen die gebruik maken van het Europees steunkader, het toepasselijke kader expliciet wordt vermeld.

Als sprake is van steun die valt onder een Europees steunkader, kunnen uiteraard alleen de activiteiten, doelstellingen, resultaten en kosten voor subsidie in aanmerking komen voor zover die voldoen aan de eisen en voorwaarden van het betreffende steunkader (lid 4). Net zo goed als dat bij subsidies waarop de de-minimisverordening van toepassing is, ondernemingen alleen in aanmerking komen voor subsidies die voldoen aan de voorwaarden van de de-minimisverordening (lid 5).

 

Staatssteunregels gelden ook voor subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is. De ASV is op dergelijke subsidies echter niet van toepassing, tenzij burgemeester en wethouders besluiten de ASV (deels) wel van toepassing te verklaren. Voor zover het toesnijden van dergelijke subsidies op een toepasselijk Europees steunkader een andere regeling behoeft dan in de ASV is opgenomen, zal de ASV niet van toepassing verklaard worden. Daarmee is het niet nodig om expliciet te regelen dat er bij dergelijke subsidies van de ASV afgeweken kan worden.

 

Artikel 5 Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

Met het oog op de rechtszekerheid verlangt de Awb dat het subsidieplafond bekend wordt gemaakt, vóórdat de periode waarop het betrekking heeft, ingaat. Zo kunnen potentiële aanvragers tijdig weten hoeveel geld beschikbaar is. Maar vooral van belang is dat subsidieaanvragen zonder nadere motivering worden afgewezen op het moment dat het subsidieplafond bereikt is. Indien het voor subsidie beschikbare bedrag enkel op de begroting vermeld staat en de gemeente deze bedragen niet als zijnde subsidieplafonds heeft gepubliceerd, kan de gemeente subsidieaanvragen niet ongemotiveerd weigeren wegens het bereiken van het plafond.

 

Ingevolge het eerste lid stellen burgemeester en wethouders de subsidieplafonds vast en krijgen zij de bevoegdheid om bij subsidieregeling de wijze van verdelen van het subsidieplafond vast te stellen. Bij de bekendmaking van het subsidieplafond kunnen burgemeester en wethouders dan naar de desbetreffende subsidieregeling verwijzen. De raad stelt uiteraard nog steeds de financiële kaders vast (in de begroting). Het is binnen die kaders dat burgemeester en wethouders vervolgens de subsidieplafonds kunnen vaststellen.

 

Het tweede en derde lid zijn opgenomen om te voldoen aan het bepaalde in artikel 4:28 van de Awb: Als het subsidieplafond moet worden vastgesteld of de aanvragen moeten worden ingediend voordat de begroting is vastgesteld, moet bij de bekendmaking van dat plafond gewezen worden op de mogelijkheid van verlaging. Alleen dan kan dat subsidieplafond namelijk worden ingeroepen tegen aanvragen die zijn ingediend voordat de verlaging is bekendgemaakt, althans als die verlaging het gevolg was van de vaststelling van de begroting. Als de gemeentebegroting nog niet door de raad is vastgesteld of door gedeputeerde staten is goedgekeurd wordt subsidie slechts verleend onder de voorwaarde dat voldoende middelen op de begroting beschikbaar zullen worden gesteld, het zogenoemde begrotingsvoorbehoud (lid 4).

 

Artikel 6 Aanvraag

In het eerste lid is bepaald dat een aanvraag voor subsidie schriftelijk dient te worden gedaan. Met schriftelijk is meer bedoeld dan ‘op papier geschreven’. Zo kan een aanvraag ook digitaal worden gedaan, zodra burgemeester en wethouders het door hen vastgestelde formulier ook in digitale vorm beschikbaar heeft gesteld.

 

Ingevolge artikel 4:29 Awb begint het subsidieproces doorgaans met een aanvraag. In het tweede en derde lid is bepaald welke stukken en gegevens bij de aanvraag overlegd dienen te worden. Bij subsidieregeling kunnen burgemeester en wethouders besluiten hiervan af te wijken (lid 4). De egalisatiereserve zoals genoemd in het tweede lid onder e, is gebaseerd op artikel 4:72 van de Awb. Dit artikel is alleen van toepassing op subsidies die per boekjaar aan een rechtspersoon worden verstrekt (artikel 4:58 van de Awb). Een verplichting tot vorming van een egalisatiereserve moet in de beschikking tot subsidieverlening worden opgenomen. Inzage in de financiële reserve van een instelling is alleen aan de orde voor de beoordeling van een jaarlijkse subsidieaanvraag van een grote instelling met overeenkomstige subsidiebehoefte.

 

Artikel 7 Aanvraagtermijn

Hier worden de termijnen genoemd, waarbinnen aanvragen voor subsidie dienen te zijn ingediend. De aanvraagtermijnen zijn afhankelijk van het soort subsidie. Er wordt onderscheid gemaakt tussen subsidies die per kalenderjaar of per boekjaar worden verstrekt, en andersoortige subsidies. Subsidies per boekjaar komen vaak voor bij activiteiten die met onderwijs of cultuur te maken hebben. Het schooljaar en het theaterseizoen lopen immers niet gelijk op met het kalenderjaar. Bij andersoortige subsidies gaat het om subsidies die worden verstrekt voor bepaalde concreet omschreven en vaak in de tijd nauwkeurig afgebakende activiteiten.

 

Een bijzondere vorm van subsidie betreft de waarderingssubsidies. Dit zijn subsidies die, zoals het woord al zegt, verstrekt worden om waardering voor de activiteiten van de ontvanger uit te drukken. Deze subsidies mogen naar eigen wens van de ontvanger worden besteed en kunnen dus zowel worden gestoken in de reguliere activiteiten van de ontvanger als in extra activiteiten. Hiermee wordt nog steeds recht gedaan aan de reden, dat subsidies worden verstrekt: het bevorderen van bepaalde voor de gemeente, dan wel haar ingezetenen positieve doelen. Een uiting van waardering voor degenen, die deze doelen bevorderen, draagt bij aan hun motivering en dus ook aan de wijze, waarop zij die doelen behartigen.

Bij subsidieregeling kunnen burgemeester en wethouders besluiten af te wijken van de aanvraagtermijnen die vastgesteld zijn in het eerste tot en met derde lid (lid 4).

 

In het eerste en tweede lid wordt slechts een uiterste indiendatum genoemd voor (meer)jaarlijkse subsidies. Aan grote instellingen worden bij voorkeur meerjarige subsidies verleend, die veelal betrekking hebben op voortdurende activiteiten van de instelling. Hierbij kan worden gedacht aan exploitatie- en loonkosten. Via de tussentijdse rapportage wordt de gemeente op de hoogte gesteld van de resultaten. Een jaarlijkse aanvraag is daarmee overbodig. De per (boek)jaar verstrekte subsidies worden voor een periode van ten hoogste vier jaren verstrekt. Na het verstrijken van die periode kan opnieuw worden besloten een jaarlijkse subsidie te verstrekken.

 

Artikel 8 Beslistermijn

Hier worden de termijnen gegeven waarbinnen burgemeester en wethouders gehouden is te beslissen op een aanvraag voor subsidie. In de Awb staan geen strikte beslistermijnen op een aanvraag om subsidie. Ook hierbij is onderscheid gemaakt tussen subsidies per kalenderjaar of boekjaar, en andere. Bij subsidieregeling kunnen burgemeester en wethouders besluiten af te wijken van de beslistermijnen die vastgesteld zijn in het eerste en tweede lid (lid 3). De beslistermijn bij aanvragen om een subsidie die bij de Europese Commissie aangemeld worden, wordt verdaagd totdat de Europese Commissie een eindebeslissing heeft genomen over de rechtmatigheid van de steun (lid 4). Dit om te voorkomen dat subsidie wordt verleend die niet in overeenstemming is met de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie en vervolgens teruggevorderd dient te worden.

 

Artikel 9 Weigerings-, intrekkings- en terugvorderingsgronden

In het eerste lid worden de algemeen geldende weigeringgronden van artikelen 4:25, tweede lid, en 4:35 van de Awb, met nadere verplichte gronden aangevuld.

Ondanks dat er sprake is van staatssteun is het soms mogelijk om steun te verstrekken op basis van een vrijstelling. Als dat niet mogelijk is, kan goedkeuring van de Europese Commissie gevraagd worden via een formele melding. Als de Europese Commissie de steun echter niet goedkeurt, dan moeten burgemeester en wethouders overgaan tot weigering (vandaar de verplichte weigeringgrond onder a). In aanvulling daarop wordt met onderdeel b bepaald dat ondernemingen waartegen een terugvorderingactie loopt niet in aanmerking komen voor subsidie.

 

In het tweede lid zijn nog enkele facultatieve weigeringgronden opgenomen. Burgemeester en wethouders kunnen in deze gevallen weigeren, maar zijn daartoe niet verplicht. Onderdelen a, c, e, f, g en h spreken voor zichzelf. Onderdeel b geeft de mogelijkheid de subsidie te weigeren als de aanvrager over voldoende eigen middelen beschikt.

 

Onderdeel d betreft het geval dat de aanvrager van een subsidie de toets van de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur (hierna: Wet Bibob) niet kan doorstaan. Bij deze weigeringgrond is niet van belang of de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd op zichzelf beoordeeld subsidiabel zijn. Het gaat hierbij louter om de integriteit van de persoon dan wel rechtspersoon van de aanvrager aan wie burgemeester en wethouders op grond van de Wet Bibob geen subsidie wensen te verlenen. Naast subsidie weigeren, kunnen burgemeester en wethouders in dergelijke gevallen ook een reeds verleende en vastgestelde subsidies intrekken (lid 3). De Wet Bibob is bedoeld als aanvulling op bestaande instrumenten die burgemeester en wethouders al ter beschikking hebben. De algemene weigeringgronden uit de Awb en de ASV zelf hebben voorrang boven de Wet Bibob. De Wet Bibob kan in beginsel op alle subsidiebeschikkingen worden toegepast. Met de wijziging van de Wet Bibob (per 1 juli 2013) is de verplichting losgelaten dat het toepassen van de Wet Bibob in de specifieke subsidieregeling of -verordening vastgelegd moet worden. Dit betekent dat de Wet Bibob toegepast kan worden op alle beschikkingen voor een subsidie. Ook is de verplichting losgelaten dat de subsidieverordening ter goedkeuring voorgelegd moet worden aan de Minister.

 

Onder i is een weigeringgrond opgenomen waarmee burgemeester en wethouders een aanvraag kunnen weigeren als subsidieverstrekking niet is toegestaan totdat deze overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het VWEU (de meldingsprocedure) is goedgekeurd door de Europese Commissie. Het gaat hier om subsidieverstrekking die in beginsel niet ongeoorloofd is vanwege strijdigheid met de toepasselijke cumulatieregels of overschrijding van het toegestane bedrag aan de-minimissteun. In deze gevallen kunnen burgemeester en wethouders óf weigeren de subsidie te verstrekken óf de subsidie melden bij de Europese Commissie om langs deze weg goedkeuring te verkrijgen. Een subsidie die is of kan worden goedgekeurd kan uiteraard ook op een andere grond worden geweigerd.

Onderdeel j ten slotte geeft burgemeester en wethouders de bevoegdheid in een subsidieregeling nog andere weigeringgronden op te nemen, bijvoorbeeld weigeringgronden die specifiek met de te subsidiëren activiteiten samenhangen.

Als de Europese Commissie tot het oordeel is gekomen dat een subsidie niet in overeenstemming is met de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie, dan moet de verleende subsidie ingetrokken en teruggevorderd worden (inclusief rente). Het vierde lid geeft burgemeester en wethouders de bevoegdheid om hier uitvoering aan te geven.

 

Artikel 11 Algemene verplichtingen van subsidieontvanger

Dit artikel bevat een meldingsplicht (eerste lid) en informatieplicht (tweede lid) die voor alle subsidieontvangers geldt. De meldingsplicht van het eerste lid is een uitvloeisel van het vertrouwensbeginsel dat ten grondslag ligt aan onderhavige ASV en dat zich onder andere uit in het niet standaard verantwoording afleggen bij subsidies tot € 25.000 en het vragen van minder tussenrapportages.

 

De subsidieontvanger is verplicht onverwijld (zonder nodeloos tijdsverloop) te melden bij de gemeente als het aannemelijk is dat de gesubsidieerde activiteit niet, niet tijdig, niet geheel of niet volgens alle daaraan verbonden verplichtingen zal worden verricht (eerste lid). In dat geval kan de subsidie lager of op nihil worden vastgesteld of zullen nadere afspraken worden gemaakt over het aanpassen van de verplichtingen, bijvoorbeeld het geven van meer tijd voor de uitvoering van de activiteiten (zie artikel 4:48 van de Awb). Bij het niet voldoen aan deze meldingsplicht kan, als dat achteraf mocht blijken, met toepassing van artikel 4:49 van de Awb alsnog de subsidievaststelling worden ingetrokken, omdat de subsidieontvanger wist en behoorde te weten dat de vaststelling onjuist was. Terugvordering van de subsidie, inclusief wettelijke rente over het hele subsidiebedrag, kan in zo'n geval proportioneel worden geacht, omdat de subsidieontvanger dan misbruik maakte van het gegeven vertrouwen, dat ten grondslag ligt aan de ASV.

Op grond van het tweede lid is de subsidieontvanger verplicht schriftelijk melding te maken van omstandigheden die van invloed zijn op de hoogte van het verleende bedrag (zie artikel 4:48 van de Awb). De subsidieverstrekker kan vervolgens, indien nodig, door een wijziging van de verleningbeschikking het voorschotritme en de hoogte van de voorschotten aanpassen. Na vaststelling van de subsidie wordt het resterende bedrag (het vastgestelde bedrag verminderd met de verleende voorschotten) uitgekeerd aan de subsidieontvanger. Zie in dit verband artikel 4:95 van de Awb. Overigens moet schriftelijk hier niet al te letterlijk worden opgevat; een melding per e-mail kan ook voldoende zijn.

 

Niets belet de gemeente om bij twijfel direct contact op te nemen met de subsidieontvanger en om nadere stukken te vragen. Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat de meldingsplicht niet geldt na vaststelling van de subsidie.

 

Artikel 12 Aan een subsidie te verbinden bijzondere verplichtingen

Dit artikel bevat een bevoegdheidsgrondslag voor burgemeester en wethouders om aan de subsidie bepaalde bijzondere verplichtingen te verbinden, in aanvulling op wat reeds mogelijk is, direct op grond van de Awb. In artikel 4:37 van de Awb staan de standaardverplichtingen vermeld die burgemeester en wethouders bij de beschikking tot subsidieverlening aan de subsidieontvanger kunnen opleggen. Op grond van artikel 4:37, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb kunnen burgemeester en wethouders al in het besluit tot verlening van de subsidie aangeven op welke wijze de verantwoording van de ontvangen subsidies dient plaats te vinden. Hiermee wordt bereikt dat het degene aan wie de subsidie is toegekend van meet af aan duidelijk is aan welke voorwaarden en administratieve eisen hij dient te voldoen. De artikelen 4:38 en 4:39 van de Awb maken het verder mogelijk om nog andere verplichtingen aan een subsidie te verbinden, als de verordening daarvoor een grondslag biedt. Die grondslag is in het eerste lid gegeven met betrekking tot verplichtingen in het kader van het beheer en gebruik van datgene wat met de subsidie tot stand is gebracht. Het tweede lid maakt het mogelijk om aan subsidies vanaf € 50.000, die voor meer dan een jaar worden verstrekt, de verplichting te verbinden om jaarlijks een tussentijdse verantwoording te vragen. Burgemeester en wethouders moeten vooraf bepalen welke vereisten worden gesteld aan de tussentijdse inhoudelijke en financiële verantwoording.

 

Artikel 13 Eindverantwoording subsidies tot 25.000 euro

Kenmerkend voor subsidies tot 25.000 euro is dat deze op basis van vertrouwen worden verleend; er wordt niet meer standaard om verantwoording gevraagd. Dit leidt tot lastenbesparingen bij zowel de subsidieontvanger als de subsidieverstrekker. In plaats daarvan geldt een actieve meldingsplicht voor de subsidieontvanger bij niet nakoming van de voorwaarden (zie artikel 11). Achteraf kan een risicogeoriënteerde controle plaatsvinden bij de subsidieontvanger.

 

In het geval van directe vaststelling (eerste deel lid 1) worden de bewijsstukken van de prestatie direct met de aanvraag meegestuurd. In het geval van verlening, gevolgd door ambtshalve vaststelling (tweede deel lid 1), wordt in de subsidiebeschikking vermeld wanneer de gesubsidieerde activiteiten moeten zijn verricht. De subsidie wordt vervolgens, binnen 13 weken na de datum waarop de activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht, ambtshalve vastgesteld door de subsidieverstrekker. In het tweede lid is een afwijkende termijn opgenomen voor situaties waarin speciale rapportageverplichtingen worden opgelegd.

 

Door te kiezen voor het systeem van ambtshalve vaststelling is er juridisch meer mogelijkheid om op te treden als de gemeente bemerkt dat de activiteit niet (geheel) is gerealiseerd. De subsidie is immers niet bij verstrekking al vastgesteld. De subsidieontvanger dient desgevraagd, op een door burgemeester en wethouders in de beschikking aangegeven wijze, aan te tonen dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat is voldaan aan de verplichtingen die aan de subsidie zijn verbonden. De subsidieverstrekker zal steekproefsgewijs van deze bevoegdheid gebruik maken.

 

In het geval van verlening wordt het totaal verleende bedrag voorgeschoten (lid 3). Dit alles om de administratieve lasten zo veel mogelijk te beperken. Verder is in de Awb al bepaald dat als er voorschot wordt verleend, bepaald moet worden in welke termijnen dat gebeurt en welk bedrag (zie artikel 4:86, tweede lid, van de Awb) of eventueel alleen de manier waarop het voorschot wordt betaald: artikel 4:95 van de Awb. Voorschotten worden automatisch (ambtshalve) verstrekt volgens het in de subsidieregeling of de verleningbeschikking opgenomen voorschotritme. Omdat de bevoorschotting mede afhankelijk is van de aard van de te subsidiëren activiteit is er voor gekozen om de termijnen, waarop de (automatische) bevoorschotting plaats vindt, niet in de verordening te noemen. Het voorschotritme en de hoogte van de voorschotten worden in de verleningbeschikking vermeld.

 

Artikel 14 Eindverantwoording subsidies vanaf 25.000 tot 50.000 euro

In dit artikel is bepaald op welke wijze subsidieontvangers subsidie vanaf € 25.000 tot € 50.000 aan burgemeester en wethouders dienen te verantwoorden; er dient een aanvraag tot vaststelling ingediend te worden (eerste lid), deze bevat een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht (tweede lid). Ingevolge artikel 10 wordt de wijze van verantwoording al bij het besluit tot verlening van de subsidie aan de subsidieontvanger bekend gemaakt.

 

Met betrekking tot het inhoudelijk verslag kan vooraf bij de subsidieverlening al zijn aangegeven op welke manieren het aantonen kan plaatsvinden. Er kunnen daarbij verschillende instrumenten worden gebruikt, zoals bestuur- en activiteitenverslagen, een managementverklaring, een deskundigenverklaring of andere bewijsstukken (bijvoorbeeld een publicatie), enz. Het inhoudelijk verslag uit het tweede lid kan ook bestaan uit een algemeen jaarverslag van een rechtspersoon. Het gaat er om dat duidelijk is dat de verkregen subsidie is aangewend voor het doel waarvoor de subsidie werd verstrekt.

 

Bij subsidies van een beperkte omvang of subsidies die aan een vertrouwde subsidieontvanger worden verstrekt is het niet altijd nodig om een inhoudelijk verslag conform het tweede lid in te dienen. Hetzelfde geldt voor subsidies die voor een doel worden aangewend dat nadere verantwoording van de besteding van het geld overbodig maakt, bijvoorbeeld de huurkosten van een gebouw. De verantwoorde besteding van de subsidie blijkt dan immers al uit het feit dat het betreffende gebouw in gebruik is bij de subsidieontvanger. Voor dit soort subsidies kunnen burgemeester en wethouders, overeenkomstig het derde lid, in een subsidieregeling aangeven andere bewijsmiddelen te verlangen dan een inhoudelijk verslag.

 

Artikel 15 en 16 Verantwoording subsidies vanaf 50.000 euro

Bij subsidies vanaf 50.000 euro wordt uitgegaan van de traditionele afrekening van subsidies, namelijk op basis van gerealiseerde kosten en baten. De vaststelling van de subsidie vindt plaats op basis van uitgevoerde activiteiten en gerealiseerde kosten. Bij de financiële verantwoording van subsidies vanaf 100.000 euro is inbegrepen een balans van het afgelopen subsidietijdvak met een toelichting daarop en een controleverklaring door een onafhankelijke accountant. Het is echter niet verplicht om in alle gevallen een door een accountant opgesteld stuk te vragen. Zekerheid kan ook worden verkregen door steekproefsgewijze controles van de uitvoeringsinstanties of door verantwoording in de jaarrekening van een instelling. Het derde lid biedt hiertoe de mogelijkheid bij subsidieregeling. Daarnaast kunnen burgemeester en wethouders bij subsidieregeling besluiten af te wijken van de aanvraagtermijnen die vastgesteld zijn in lid 1, onder a, b en c.

 

Artikel 17 Subsidievaststelling

Het eerste lid bevat, overeenkomstig artikel 4:13 van de Awb, de termijn waarbinnen de beschikking gegeven dient te worden. Het merendeel van de aanvragen zal binnen deze beslistermijn kunnen worden afgehandeld. Meer ingewikkelde aanvragen vergen soms meer tijd. De verdaging van de beslistermijn voor de duur van ten hoogste de in het tweede lid nader bepaalde termijn biedt dan uitkomst. Een besluit tot verdaging is appellabel. Ingevolge het derde lid kunnen burgemeester en wethouders bij subsidieregeling categorieën subsidieontvangers aanwijzen voor wie de subsidie wordt vastgesteld zonder dat hiervoor door de subsidieontvanger een aanvraag moet worden ingediend. Hierdoor kunnen de lasten voor zowel de subsidieaanvrager als de subsidieverstrekker worden beperkt.

 

Artikel 18 Berekening van uurtarieven, uniforme kostenbegrippen

Dit artikel schrijft voor dat als burgemeester en wethouders bij de bepaling van de subsidiabele kosten gebruik maken van uurtarieven, de berekeningswijze hiervan en de voorgeschreven definities in een subsidieregeling of bij de subsidieverlening vastgelegd dienen te worden. Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, zijn burgemeester en wethouders hierin beperkt tot tarieven en kostenbegrippen die voldoen aan de eisen van het toepasselijke steunkader.

Bij het bepalen van de standaardberekeningswijzen voor de berekening van uurtarieven kunnen burgemeester en wethouders aansluiten bij de berekeningswijzen, zoals die in het Rijksbrede subsidiekader worden gehanteerd (voor zover een van toepassing zijnd Europees steunkader geen aanleiding geeft om hiervan af te wijken):

  • a.

    berekening op basis van integrale kosten;

  • b.

    berekening op basis van kosten per kostendrager, vermeerderd met een forfaitair vastgestelde opslag voor indirecte kosten of

  • c.

    een forfaitair vastgesteld uurtarief.

     

Voor de toepassing van de berekeningswijze op basis van kosten per kostendrager wordt het daarin van toepassing zijnde opslagpercentage voor de indirecte kosten door burgemeester en wethouders voorgeschreven. Voor de toepassing van een forfaitair vastgesteld uurtarief wordt het van toepassing zijnde uurtarief per kostendrager door burgemeester en wethouders voorgeschreven. Forfaitaire elementen zijn een hulpmiddel om de bepaling van de subsidiabele kosten, en daarmee van het subsidiebedrag, te vereenvoudigen en te uniformeren. Voorbeelden van forfaitaire elementen zijn: het aantal werkbare uren op jaarbasis, het uurtarief voor kosten van eigen arbeid (niet zijnde loonkosten) en het uurtarief voor categorieën van loonkosten, bijvoorbeeld op basis van de Handleiding Overheidstarieven. Zo wordt voor de berekening van uurtarieven uitgegaan van een forfaitair vastgestelde standaard van 1.600 werkbare uren op jaarbasis.

 

Bij het bepalen van kostenbegrippen bij de berekening van uurtarieven kunnen burgemeester en wethouders aansluiten bij de volgende definities, zoals die in het Rijksbrede subsidiekader worden gehanteerd (voor zover een van toepassing zijnd Europees steunkader geen aanleiding geeft om hiervan af te wijken):

  • -

    Subsidiabele kosten: de kosten die bij het verlenen en vaststellen van de subsidie in aanmerking worden genomen, respectievelijk de feitelijke hoogte van die kosten.

  • -

    Kostendrager: kostenplaats of volume-eenheid voor kostenberekening, bijvoorbeeld personeels-/ arbeidsuren, apparaat-/machine-uren en overige kostendragers als output van apparaten en machines en verbruikte materialen.

  • -

    Afschrijvingskosten: kosten die de economische waardevermindering weergeven van een investering tegen historische kostprijs gedurende de economische levensduur (periode waarna de investering economisch verouderd is), de eventuele restwaarde na de economische levensduur behoren niet tot de subsidiabele kosten.

  • -

    Loonkosten: de optelsom van de bruto loonkosten, niet winstafhankelijke emolumenten, dan wel extra verdiensten naast het loon, werkgeverslasten, kosten van secundaire arbeidsvoorwaarden en, indien van toepassing, een evenredig deel van de begrote kosten voor een eventuele wachtgelduitkering na ontslag, voor personeel dat werkzaamheden verricht ten behoeve van subsidiabele activiteiten.

  • -

    Urenbasis: het aantal werkbare uren per fte per jaar.

  • -

    Directe kosten: kosten van een kostendrager en kosten derden, die rechtstreeks aan de subsidiabele activiteit worden toegerekend.

  • -

    Indirecte kosten of overhead: kosten die niet rechtstreeks aan een subsidiabele activiteit worden toegerekend, maar via toerekening van een kostendrager.

  • -

    Kosten derden: op factuur aantoonbare aan derden verschuldigde kosten die direct voor de subsidiabele activiteit worden gemaakt, bijvoorbeeld door uitbesteding van een deel van de subsidiabele activiteit en kosten van voor de subsidiabele activiteit geleverde goederen en diensten.

     

Artikel 19 Hardheidsclausule

In de hardheidsclausule is zo concreet en nauwkeurig mogelijk (dus door het benoemen van de specifiek uitgezonderde artikelen) aangegeven op welke onderdelen van de regeling deze clausule van toepassing is. De te treffen voorziening, die niet in de verordening is voorzien, dient altijd binnen de doelstellingen van de subsidie te passen. De toepassing van de hardheidsclausule dient beperkt te blijven tot individuele gevallen. Zodra de toepassing van een hardheidsclausule voor bepaalde gevallen voldoende is uitgekristalliseerd en daardoor een bestendig karakter heeft gekregen, dient dit beleid in de ASV of een subsidieregeling te worden neergelegd.

 

Artikel 20 Slotbepalingen

Met het derde lid is geregeld dat aanvragen die zijn ingediend voor inwerkingtreding van denieuwe ASV worden afgehandeld op grond van het oude recht. Dat geeft meer rechtszekerheid voor de aanvragers. Op subsidies die zijn verleend voor de datum van inwerkingtreding van de nieuwe ASV blijft het oude recht van toepassing; de vaststelling gebeurt dan volgens het oude recht.