Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Zoetermeer

Parkeerverordening 1994

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieZoetermeer
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingParkeerverordening 1994
CiteertitelParkeerverordening 1994
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerpeconomie, volkshuisvesting en milieu

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Parkeerverordening 1985, vastgesteld bij raadsbesluit van 24 juni 1985.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wegverkeerswet 1994, art. 2a

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

1.Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

09-07-199423-01-2020nieuwe regeling

27-06-1994

Streekblad 31-06-1994

-
09-07-1994nieuwe regeling

27-06-1994

Streekblad 31-06-1994

-

Tekst van de regeling

Intitulé

Parkeerverordening 1994

 

 

Hoofdstuk I

Definities en begripsomschrijvingen

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    het RVV 1990: het Reglement verkeersregels en verkeerstekens van 26 juli 1990, Stb. 459;

  • b.

    motorvoertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990;

  • c.

    parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor ervoor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

  • d.

    houder: degene die naar de omstandigheden als houder van een voertuig moet worden beschouwd, met dien verstande dat voor een motorvoertuig dat is ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet (Stb. 1935, 544) aangehouden register van opgegeven kentekens als houder wordt aangemerkt degene op wiens naam het voor het motorvoertuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren in het register was ingeschreven;

  • e.

    parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan;

  • f.

    parkeerplaats bij parkeerapparatuur: een parkeerplaats gelegen en/of behorende bij parkeerapparatuur;

  • g.

    vergunninghouderplaats: een parkeerplaats die

    • 1.

      is aangeduid met bord E9 uit bijlage 1 van het RVV 1990, of

    • 2.

      gelegen is binnen een zone aangeduid met bord E9 (= parkeren voor vergunninghouders) uit bijlage 1 van het RVV 1990 met het opschrift zône, voor zover deze plaats niet is uitgezonderd.

  • h.

    vergunning: een door burgemeester en wethouders verleende vergunning, krachtens welke het is toegestaan een motorvoertuig te parkeren op daartoe aangewezen parkeerapparatuurplaats en plaats voor vergunninghouders;

  • i.

    vergunninghouder: de natuurlijke of rechtspersoon aan wie een vergunning is verleend;

  • j.

    aanvraag; een verzoek van een belanghebbende, een besluit te nemen;

  • k.

    besluit: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling;

  • l.

    beschikking: een besluit dat niet van algemene strekking is, met inbegrip van de afwijzing van een aanvraag daarvan.

Hoofdstuk II.

Plaatsen voor vergunninghouders, vergunningen en vergunningbewijzen

Artikel 2
  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen, bij openbaar te maken besluit, weggedeelten aanwijzen, als bedoeld in artikel 1, letter f en g, na daaromtrent de desbetreffende vaste commissie van advies en bijstand te hebben gehoord.

  • 2.

    In een in het eerste lid bedoeld besluit stellen burgemeester en wethouders vast op welke dagen en gedurende welke uren:

    • a.

      Parkeren op een parkeerplaats bij parkeerapparatuur slechts tegen betaling van parkeergeld is toegestaan;

    • b.

      Parkeren op een vergunninghoudersplaats slechts is toegestaan aan degene aan wie een parkeervergunning als bedoeld in deze verordening is verleend.

  • 3.

    Met inachtneming van hetgeen bij deze verordening is bepaald, stellen burgemeester en wethouders voor de onderscheidene parkeerplaatsen bij parkeerapparatuur de maximale parkeerduur vast.

  • 4.

    Besluiten als bedoeld in de voorgaande leden, worden door burgemeester en wethouders openbaar bekend gemaakt

  • 5.

    Indien het verkeersbelang of andere dringende omstandigheden zulks noodzakelijk maken, zijn burgemeester en wethouders bevoegd tijdelijk van een in het eerste en tweede lid bedoeld besluit afwijkende maatregelen te treffen.

  • 6.

    Burgemeester en wethouders dragen er zorg voor, dat op of bij parkeerplaatsen bij parkeerapparatuur en op of bij vergunninghouderplaatsen op een voor het publiek duidelijke wijze de voorwaarden worden kenbaar gemaakt waarop krachtens deze verordening gelegenheid tot parkeren wordt geboden.

Artikel 3
  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen op aanvraag een vergunning verlenen voor parkeren op vergunninghoudersplaatsen of parkeerplaatsen bij parkeerapparatuur;

  • 2.

    Een vergunning kan worden verleend aan de eigenaar of houder van een motorvoertuig wanneer deze

    • a.

      woont in een gebied waar vergunninghouderplaatsen en mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerplaatsen bij parkeerapparatuur aanwezig zijn, dan wel

    • b.

      een beroep of bedrijf uitoefent in een gebied waar vergunninghouderplaatsen en mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerplaatsen bij parkeerapparatuur aanwezig zijn en aantoont dat het in het belang van diens beroeps- of bedrijfsuitoefening noodzakelijk is in dat gebied een motorvoertuig te parkeren.

  • 3.

    De eigenaar of houder van een motorvoertuig die voldoet aan beide in het tweede lid gestelde voorwaarden wordt, voor wat betreft de eerste aangevraagde vergunning, geacht te beantwoorden aan de onder a genoemde voorwaarde.

  • 4.

    Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen een vergunning ook verlenen aan eigenaren of houders van motorvoertuigen die niet voldoen aan één van de in het tweede lid genoemde voorwaarden.

  • 5.

    Aan de vergunning kunnen zowel beperkingen worden verbonden met betrekking tot de te gebruiken parkeerplaatsen als met betrekking tot de tijdstippen waarop de vergunning van kracht is.

  • 6.

    burgemeester en wethouders kunnen aan een vergunning ook andere voorschriften en beperkingen verbinden. Deze voorschriften en beperkingen mogen alleen strekken tot bescherming van het belang van een goede verdeling van de beschikbare parkeerruimte.

Artikel 4
  • 1.

    Burgemeester en wethouders besluiten binnen 8 weken na ontvangst van een aanvraag voor een vergunning.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen de in het eerste lid genoemde termijn met ten hoogste 8 weken verlengen en doen daarvan mededeling aan degene die de aanvraag heeft ingediend.

  • 3.

    Een beschikking tot afwijzing is met redenen omkleed en wordt de aanvrager schriftelijk bekendgemaakt.

Artikel 5
  • 1.

    Een vergunning wordt verleend voor een bepaalde termijn.

  • 2.

    De vergunning vermeldt tenminste:

    • a.

      de naam, voorletters en adres van de vergunninghouder;

    • b.

      zo mogelijk het kenteken van het motorvoertuig of motorvoertuigen waarvoor de vergunning is verleend;

    • c.

      de datum van ingang van de vergunning;

    • d.

      de termijn waarvoor de vergunning is verleend;

    • e.

      het weggedeelte of de weggedeelten waarvoor de vergunning is verleend.

Artikel 6

1.Burgemeester en wethouders trekken de vergunning in:

  • a.

    op verzoek van de vergunninghouder;

  • b.

    wanneer de vergunninghouder het gebied, waarvoor de vergunning is verleend, metterwoon verlaat of het daar uitgeoefende beroep of bedrijf beëindigt;

  • c.

    wanneer voor het betreffende gebied het stelsel van vergunningen komt te vervallen.

Artikel 7

Burgemeester en wethouders kunnen een vergunning intrekken of wijzigen:

  • a.

    wanneer de vergunninghouder handelt in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften;

  • b.

    wanneer blijkt dat bij de aanvraag van de vergunning onjuiste gegevens zijn verstrekt;

  • c.

    wanneer het voor de vergunning verschuldigde bedrag niet of niet tijdig is voldaan;

  • d.

    wanneer er zich een wijziging voordoet in de een van de omstandigheden die relevant waren voor het verlenen van de vergunning;

  • e.

    om redenen van openbaar belang.

Artikel 8
  • 1.

    Een besluit van burgemeester en wethouders op grond van artikel 6 of 7 van deze verordening wordt zo spoedig mogelijk schriftelijk aan de vergunninghouder bekend gemaakt.

  • 2.

    Een beschikking tot intrekking of wijziging van een vergunning treedt niet eerder in werking dan een week na bekendmaking van die beschikking.

     

Hoofdstuk III Verbodsbepalingen
Artikel 9
  • 1.

    Het is verboden om enig voorwerp, niet zijnde een motorvoertuig te plaatsen of te laten staan:

    • a.

      op een parkeerplaats bij parkeerapparatuur;

    • b.

      op een vergunninghouderplaats.

  • 2.

    Het is verboden een fiets, een bromfiets of enig ander voorwerp op zodanige wijze tegen of bij parkeerapparatuur te plaatsen of te laten staan, dat daardoor een normaal gebruik ervan wordt belemmerd of verhinderd.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel.

Artikel 10
  • 1.

    Het is verboden parkeerapparatuur op andere wijze of met andere middelen, dan wel met andere munten dan die welke in de kennisgeving op de parkeerapparatuur staan aangegeven in werking te stellen.

  • 2.

    Het is verboden op een parkeerplaats bij parkeerapparatuur gedurende de tijden waarop het parkeren daar slechts tegen betaling is toegestaan:

    • a.

      een motorvoertuig te parkeren indien de parkeerapparatuur niet in werking is gesteld of niet onmiddellijk na aanvang van het parkeren in werking wordt gesteld;

    • b.

      een motorvoertuig geparkeerd te houden indien de parkeerapparatuur aangeeft dat de parkeertermijn is verstreken.

  • 3.

    Het in het tweede lid vervatte verbod geldt niet wanneer aan de eigenaar of houder van het motorvoertuig een vergunning is verleend voor het parkeren op de betreffende categorie parkeerplaatsen bij parkeerapparatuur, het motorvoertuig duidelijk zichtbaar is voorzien van een vergunning en niet gehandeld wordt in strijd met de aan de vergunning verbonden voorwaarden.

  • 4.

    Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in het tweede lid van dit artikel.

Artikel 11
  • 1.

    Het is verboden gedurende de tijden waarop het parkeren op een vergunninghouderplaats slechts aan vergunninghouders is toegestaan aldaar een motorvoertuig te parkeren of geparkeerd te houden:

    • a.

      zonder vergunning;

    • b.

      zonder dat het motorvoertuig duidelijk zichtbaar is voorzien van de vergunning;

    • c.

      in strijd met de aan de vergunning verbonden voorwaarden.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel.

Hoofdstuk IV Strafbepaling
Artikel 12

Overtreding van het bepaalde in afdeling III van deze verordening wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de eerste categorie.

Hoofdstuk V Overgangs- en slotbepalingen
Artikel 13

Met de opsporing van overtredingen van deze verordening zijn, behalve de in artikel 141 van het Wetboek van strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, de door burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren belast.

Artikel 14

Deze verordening kan worden aangehaald als : Parkeerverordening 1994.

Artikel 15
  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die waarop zij is bekend gemaakt.

  • 2.

    Met ingang van die datum vervalt de Parkeerverordening 1985, vastgesteld bij het raadsbesluit van 24 juni 1985.

  • 3.

    Vergunningen welke zijn verleend krachtens de Parkeerverordening 1985 worden geacht te zijn verleend krachtens deze Verordening.

 

Vastgesteld in de raad van 27 juni 1994,

In werking getreden op 9 juli 1994.