Organisatie | Opsterland |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de heffing en invordering van toeristenbelasting Opsterland 2017 |
Citeertitel | Verordening toeristenbelasting Opsterland 2017 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Deze regeling is vervangen door de Verordening toeristenbelasting Opsterland 2018.
Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2017 onder gelijktijdige intrekking van de “Verordening Toeristenbelasting Opsterland 2016”, vastgesteld op 30 november 2015.
Gemeentewet, art. 147, art. 224
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2017 | 01-01-2018 | nieuwe regeling | 21-11-2016 Gemeenteblad, 2016, 167782, 30-11-2016 | 2016-35574 |
Verordening toeristenbelasting Opsterland 2017
De raad van de gemeente Opsterland;
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 8 november 2016
gelet op artikel 224 van de Gemeentewet;
besluit vast te stellen de volgende verordening:
Verordening op de heffing en invordering van toeristenbelasting Opsterland 2017
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
kampeermiddel: tent, tentwagen, kampeerauto, caravan dan wel enig ander onderkomen of ander voertuig of gewezen voertuig of een gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde waarvoor een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel a, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist; een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
niet-beroepsmatig verhuurde ruimten: woningen en andere verblijven of gedeelten daarvan, niet zijnde mobiele kampeeronderkomens of stacaravans, welke niet in hoofdzaak bestemd zijn als verblijf voor vakantie- en andere recreatieve doeleinden, doch wel in bepaalde perioden van het jaar voor die doeleinden worden verhuurd dan wel te huur aangeboden;
verblijfseenheid: vaste onderkomens waarvan de oppervlakte ten minste 20 m2 moet en niet meer dan 50 m² mag bedragen.
1. Ter zake van het houden van verblijf met overnachten binnen de gemeente in hotels, pensions, vaste onderkomens, mobiele onderkomens, niet beroepsmatig verhuurde ruimten en op vaste standplaatsen tegen vergoeding in welke vorm dan ook door personen, die niet als ingezetenen met een adres in de Gemeente in de Basisregistratie Personen van de gemeente zijn opgenomen, wordt onder de naam "toeristenbelasting" een directe belasting geheven.
2. Belastingplichtig is degene die gelegenheid biedt tot verblijf in hem ter beschikking staande ruimten dan wel op hem ter beschikking staande terreinen.
3. De belastingplichtige is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene, ter zake van wiens verblijf de belasting verschuldigd wordt.
4. Indien met toepassing van het tweede lid geen belastingplichtige is aan te wijzen, is belastingplichtig degene die, verblijf houdt.
De belasting wordt niet geheven voor het verblijf van degene die verblijft in een toegelaten instelling als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Wet Toelating Zorginstellingen, alsmede verblijf in zorgboerderijen e.d. waarbij het verblijf wordt vergoed uit de AWBZ of een PGB.
1. De belastingplichtige bedoeld in artikel 2, tweede lid, is gehouden, voordat hij voor de eerste maal na het in werking treden van deze verordening gelegenheid tot overnachten verschaft, zulks schriftelijk te melden aan de door het college van burgemeester en wethouders aangewezen gemeenteambtenaren, bedoeld in artikel 231, tweede lid, onderdelen b en d, van de Gemeentewet.
2. De belastingplichtige dient elk jaar vóór 1 mei bij de gemeente zijn omzet in het voorafgaande jaar op te geven.
Tot de omzet wordt gerekend alle vergoedingen die zijn gedaan ter zake van het verblijf en de standaard bij het verblijf behorende diensten en leveringen, waaronder het gebruik van een standplaats of (hotel)kamer of verblijfsruimte en van gas, stroom en water, ongeacht of de vergoeding hiervoor afzonderlijk in rekening wordt gebracht of niet.
Tot de omzet wordt niet gerekend de vergoeding die wordt betaald voor extra diensten, die in beginsel los van het bedrijf kunnen worden genoten, zoals het gebruik van fitnessruimte, sauna, tennisbaan, zwembad en/of maaltijden. Indien het gebruik van genoemde extra diensten als een all-in-pakket in de prijs van het verblijf is inbegrepen, dan wordt de totale vergoeding tot de verblijfsomzet gerekend.
Tot de omzet wordt tevens niet gerekend de boekingskosten (commissie). Dit is het jaarlijkse totaal aan commissies voor boekingen dat moet worden afgedragen aan commissiepartijen als Booking.com en vergelijkbare partijen.
Artikel 6 Maatstaf van heffing
1. De belasting wordt berekend over de omzet, zoals die is opgegeven in de zin van artikel 5, tweede lid.
2. In afwijking van het eerste lid wordt de belasting, indien geen opgave plaats vindt in de zin van artikel 5, tweede lid, berekend over de geschatte omzet, met een minimum bedrag van:
3. Aanslagen van € 10 of lager worden niet opgelegd.
Het tarief bedraagt 4 % van de heffingsmaatstaf.
Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.
In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in één, drie of zes termijnen. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens één maand later.
De machtiging voor automatische incasso zoals genoemd in het derde lid, wordt geacht niet te zijn verleend indien gedurende de looptijd van de automatische incasso twee termijnen worden gestorneerd, ofwel indien de incassomachtiging door de belastingschuldige of rekeninghouder wordt ingetrokken. De termijnen genoemd in het eerste lid worden in dat geval direct van toepassing.
Na de aanvang van het belastingjaar kan aan de belastingplichtige een voorlopige aanslag worden opgelegd tot ten hoogste het bedrag waarop de aanslag over dat jaar vermoedelijk zal worden vastgesteld.
Artikel 12 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nader regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de toeristenbelasting.
Bij de invordering van de toeristenbelasting wordt geen kwijtschelding verleend.
Artikel 14 Inwerkingtreding/citeertitel