Artikel 1:1 Begripsbepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
- a.
bebouwde kom: het gebied binnen de grenzen die zijn vastgesteld op grond van artikel 20a van de Wegenverkeerswet 1994;
- b.
bevoegd gezag: bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een omgevingsvergunning als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
- c.
bouwwerk: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van de Bouwverordening van de gemeente Harlingen;
- d.
bromfiets: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, onder e, van de Wegenverkeerswet 1994;
- e.
college: het college van burgemeester en wethouders;
- f.
gebouw: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, van de Woningwet;
- g.
handelsreclame: iedere openbare aanprijzing van goederen of diensten, waarmee kennelijk beoogd wordt een commercieel belang te dienen;
- h.
motorvoertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;
- i.
openbaar water: wateren die voor het publiek bevaarbaar of op andere wijze toegankelijk zijn;
- j.
openbare plaats: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van de Wet openbare manifestaties;
- k.
parkeren: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;
- l.
rechthebbende: degene die over een zaak zeggenschap heeft krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht;
- m.
voertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, met uitzondering van kleine wagens zoals kruiwagens, kinderwagens en rolstoelen;
- n.
weg: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994.
- 2.
Artikel 2:1 wordt gewijzigd als volgt:
Bestaande tekst
Artikel 2:1 Samenscholing en ongeregeldheden
- 1.
Het is verboden op een openbare plaats deel te nemen aan een samenscholing, onnodig op te dringen of door uitdagend gedrag aanleiding te geven tot ongeregeldheden.
- 2.
Hij die op een openbare plaats aanwezig is bij een voorval waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan, of bij een tot toeloop van publiek aanleiding gevende gebeurtenis waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan, dan wel zich bevindt in of aanwezig is bij een samenscholing, is verplicht op bevel van een ambtenaar van politie zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen.
- 3.
Het is verboden zich te begeven of te bevinden op openbare plaatsen die door of vanwege het bevoegd gezag in het belang van de openbare veiligheid of ter voorkoming van wanordelijkheden zijn afgezet.
- 4.
De burgemeester kan ontheffing verlenen van het in het derde lid gestelde verbod.
- 5.
Het bepaalde in de voorgaande leden geldt niet voor betogingen, vergaderingen en godsdienstige en levensbeschouwelijke samenkomsten als bedoeld in de Wet openbare manifestaties.
Nieuwe tekst
Artikel 2:1 Samenscholing en ongeregeldheden
- 1.
Het is verboden op een openbare plaats deel te nemen aan een samenscholing, onnodig op te dringen of door uitdagend gedrag aanleiding te geven tot ongeregeldheden.
- 2.
Degene die op een openbare plaats aanwezig is bij een voorval waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan, of bij een tot toeloop van publiek aanleiding gevende gebeurtenis waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan, dan wel zich bevindt in of aanwezig is bij een samenscholing, is verplicht op bevel van een ambtenaar van politie zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen.
- 3.
Het is verboden zich te begeven of te bevinden op openbare plaatsen die door of vanwege het bevoegd gezag in het belang van de openbare veiligheid of ter voorkoming van wanordelijkheden zijn afgezet.
- 4.
De burgemeester kan ontheffing verlenen van het in het derde lid gestelde verbod.
- 5.
Het bepaalde in de voorgaande leden geldt niet voor betogingen, vergaderingen en godsdienstige en levensbeschouwelijke samenkomsten als bedoeld in de Wet openbare manifestaties.
- 3.
Artikel 2:3 wordt gewijzigd als volgt:
Bestaande tekst
Artikel 2:3 Melding betogingen op openbare plaatsen
- 1.
Hij die het voornemen heeft op een openbare plaats een betoging te houden, waaronder begrepen een samenkomst als bedoeld in artikel 3, eerste lid van de Wet openbare manifestaties, doet daarvan voor de openbare aankondiging en ten minste 48 uur voordat de betoging wordt gehouden, schriftelijk melding aan de burgemeester.
- 2.
- a.
naam en adres van degene die de betoging houdt;
- b.
het doel van de betoging;
- c.
de datum waarop de betoging wordt gehouden en het tijdstip van aanvang en van beëindiging;
- d.
de plaats en, voorzover van toepassing, de route en de plaats van beëindiging;
- e.
voorzover van toepassing, de wijze van samenstelling;
- f.
maatregelen die degene die de betoging houdt zal treffen om een regelmatig verloop te bevorderen.
- 3.
Hij die de melding doet, ontvangt daarvan een bewijs waarin het tijdstip van de melding is vermeld.
- 4.
Indien het tijdstip van de schriftelijke kennisgeving valt op een vrijdag na 12.00 uur, een zaterdag, een zondag of een algemeen erkende feestdag, wordt de melding gedaan uiterlijk 12.00 uur op de aan de dag van dat tijdstip voorafgaande werkdag.
- 5.
De burgemeester kan in bijzondere omstandigheden de in het eerste lid genoemde termijn verkorten en een mondelinge melding in behandeling nemen.
Nieuwe tekst
Artikel 2:3 Melding betogingen op openbare plaatsen
- 1.
Degene die het voornemen heeft op een openbare plaats een betoging te houden, waaronder begrepen een samenkomst als bedoeld in artikel 3, eerste lid van de Wet openbare manifestaties, doet daarvan voor de openbare aankondiging en ten minste 48 uur voordat de betoging wordt gehouden, schriftelijk melding aan de burgemeester.
- 2.
- a.
naam en adres van degene die de betoging houdt;
- b.
het doel van de betoging;
- c.
de datum waarop de betoging wordt gehouden en het tijdstip van aanvang en van beëindiging;
- d.
de plaats en, voorzover van toepassing, de route en de plaats van beëindiging;
- e.
voorzover van toepassing, de wijze van samenstelling;
- f.
maatregelen die degene die de betoging houdt zal treffen om een regelmatig verloop te bevorderen.
- 3.
Degene die de melding doet, ontvangt daarvan een bewijs waarin het tijdstip van de melding is vermeld.
- 4.
Indien het tijdstip van de schriftelijke kennisgeving valt op een vrijdag na 12.00 uur, een zaterdag, een zondag of een algemeen erkende feestdag, wordt de melding gedaan uiterlijk 12.00 uur op de aan de dag van dat tijdstip voorafgaande werkdag.
- 5.
De burgemeester kan in bijzondere omstandigheden de in het eerste lid genoemde termijn verkorten en een mondelinge melding in behandeling nemen.
- D.
Artikel 2:26 wordt gewijzigd als volgt:
Bestaande tekst
Artikel 2:26 Ordeverstoring
Het is verboden bij een evenement de orde te verstoren.
Nieuwe tekst
Artikel 2:26 Ordeverstoring
- 1.
Het is verboden bij een evenement de orde te verstoren.
- 2.
Het is verboden enig gereedschap, voorwerp of middel te vervoeren of bij zich te hebben met de kennelijke bedoeling daarmee bij een evenement de orde te verstoren.
- 3.
Het is verboden bij een evenement zichtbaar goederen te dragen, bij zich te hebben of te vervoeren die uiterlijke kenmerken zijn van een organisatie die bij rechterlijke uitspraak of bestuurlijk besluit verboden is verklaard of is ontbonden vanwege een doel of werkzaamheid in strijd met de openbare orde.
- 4.
Het verbod van lid 3 geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht.
- E.
Artikel 2:27 wordt gewijzigd als volgt:
Bestaande tekst
Artikel 2:27 Begripsomschrijvingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
- a.
horecabedrijf: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt. Onder een horecabedrijf wordt in ieder geval verstaan: een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis of clubhuis. Onder horecabedrijf als bedoeld in het eerste lid wordt mede verstaan: een bij dit bedrijf behorend terras en andere aangehorigheden.
- b.
droge horeca: openbare inrichtingen waar bedrijfsmatig etenswaren voor directe consumptie worden verstrekt, niet alcoholhoudende dranken worden geschonken en licht alcoholische dranken voor gebruik elders worden aangeboden.
- c.
terras: een buiten de besloten ruimte van een inrichting liggend deel van het horecabedrijf waar zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid of verstrekt.
- d.
bezoeker: degene die aanwezig is in een inrichting, met uitzondering van:
- 1.
de gezinsleden van de houder, alsmede zijn elders wonende bloed- en aanverwanten, in de rechte lijn onbeperkt, in de zijlijn tot en met de derde graad;
- 2.
de personen die voorkomen in het register als bedoeld in artikel 438 van het Wetboek van Strafrecht, alsmede personen bedoeld in artikel 438, derde lid van het Wetboek van Strafrecht;
- 3.
de personen wier aanwezigheid in de inrichting wegens dringende redenen noodzakelijk is.
Nieuwe tekst
Artikel 2:27 Begripsomschrijvingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
- a.
horecabedrijf: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt. Onder een horecabedrijf wordt in ieder geval verstaan: een hotel, restaurant, pension, café, waterpijpcafé, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis of clubhuis. Onder horecabedrijf als bedoeld in het eerste lid wordt mede verstaan: een bij dit bedrijf behorend terras en andere aangehorigheden.
- b.
droge horeca: openbare inrichtingen waar bedrijfsmatig etenswaren voor directe consumptie worden verstrekt, niet alcoholhoudende dranken worden geschonken en licht alcoholische dranken voor gebruik elders worden aangeboden.
- c.
terras: een buiten de besloten ruimte van een inrichting liggend deel van het horecabedrijf waar zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid of verstrekt.
- d.
bezoeker: degene die aanwezig is in een inrichting, met uitzondering van:
- 1.
de gezinsleden van de houder, alsmede zijn elders wonende bloed- en aanverwanten, in de rechte lijn onbeperkt, in de zijlijn tot en met de derde graad;
- 2.
de personen die voorkomen in het register als bedoeld in artikel 438 van het Wetboek van Strafrecht, alsmede personen bedoeld in artikel 438, derde lid van het Wetboek van Strafrecht;
- 3.
de personen wier aanwezigheid in de inrichting wegens dringende redenen noodzakelijk is.
- F.
Na artikel 2:30 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Nieuwe tekst
Artikel 2:30a Sluiting gebouw
- 1.
De burgemeester kan de sluiting bevelen van een voor publiek toegankelijk gebouw, inrichting of ruimte als daar:
- a.
is gehandeld in strijd met artikel 1 van de Wet op de kansspelen;
- b.
door misdrijf verkregen zaken voorhanden, bewaard of verborgen zijn dan wel zijn verworven of overgedragen;
- c.
discriminatie heeft plaatsgevonden op grond van ras, geslacht, seksuele gerichtheid of op welke grond dan ook;
- d.
wapens als bedoeld in artikel 2 van de Wet wapens en munitie aanwezig zijn waarvoor geen ontheffing, vergunning of verlof is verleend of
- e.
zich andere feiten of omstandigheden hebben voorgedaan die de vrees wettigen dat het geopend blijven van het gebouw, de inrichting of de ruimte ernstig gevaar oplevert voor de openbare orde.
- f.
de zichtbare aanwezigheid van goederen die uiterlijke kenmerken zijn van een organisatie die bij rechterlijke uitspraak of bestuurlijk besluit verboden is verklaard of is ontbonden vanwege een werkzaamheid of doel in strijd met de openbare orde.
- 2.
De burgemeester trekt het sluitingsbevel in als naar zijn oordeel de in het eerste lid genoemde belangen voortzetting van de sluiting niet langer vereisen.
- 3.
De burgemeester draagt zorg voor het aanbrengen van het bevel tot sluiting bij de toegang van het gebouw, de inrichting of de ruimte, of in de directe nabijheid daarvan.
- 4.
De rechthebbende laat toe dat een afschrift van het sluitingsbevel wordt aangebracht.
- 5.
Het is verboden een gebouw, inrichting of ruimte te betreden waarvan de sluiting is bevolen.
- 6.
Het is de rechthebbende verboden zonder toestemming van de burgemeester bezoekers toe te laten of zelf het gebouw, de inrichting of de ruimte te betreden.
Het derde, vierde, vijfde en zesde lid zijn van overeenkomstige toepassing als de burgemeester krachtens artikel 174a van de Gemeentewet of artikel 13b van de Opiumwet heeft besloten tot sluiting van een woning, een lokaal of een bij de woning of dat lokaal behorend erf.
- G.
Na artikel 2:30b wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Nieuwe tekst
Artikel 2:31 Handel binnen openbare inrichtingen
De exploitant van een openbare inrichting staat niet toe dat een handelaar, aangewezen bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, of een voor hem handelend persoon in die inrichting enig voorwerp verwerft, verkoopt of op enige andere wijze overdraagt.
H Artikel 2:47a wordt gewijzigd als volgt:
Bestaande tekst
Artikel 2:47a
Het is verboden in het openbaar gebied lachgas te gebruiken als daardoor hinder ontstaat voor personen of de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu in gevaar komt.
Nieuwe tekst
Artikel 2:47a
Het is verboden in het openbaar gebied lachgas of drugs te gebruiken als daardoor hinder ontstaat voor personen of de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu in gevaar komt.
I Na artikel 2:47a wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Nieuwe tekst
Artikel 2:47b venten
Het is verboden om te venten indien daardoor de openbare orde, de openbare veiligheid en de volksgezondheid in gevaar komt.
J Na artikel 2:50 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Nieuwe tekst
Artikel 2:50a Verbod op zichtbare uitingen van verboden organisaties
- 1.
Het is verboden op openbare plaatsen of in voor het publiek toegankelijke openstaande gebouwen en daarbij behorende erven zichtbaar goederen te dragen, bij zich te hebben of te vervoeren die uiterlijke kenmerken zijn van een organisatie die bij rechterlijke uitspraak of bestuurlijk besluit verboden is verklaard of is ontbonden vanwege een werkzaamheid of doel in strijd met de openbare orde.
- 2.
Het verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht.
K Artikel 4:13 wordt gewijzigd als volgt:
Bestaande tekst
Artikel 4:13 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen enz.
- 1.
Het is verboden op een door het college aangewezen plaats buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, in de openlucht en buiten de weg gelegen in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast dan wel voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, de volgende voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben:
- a.
onbruikbare of aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voer- of vaartuigen of onderdelen daarvan;
- b.
bromfietsen en motorvoertuigen of onderdelen daarvan;
- c.
kampeermiddelen als bedoeld in artikel 4:17 of onderdelen daarvan, indien het plaatsen of aanwezig hebben daarvan geschiedt voor verkoop of verhuur of anderszins voor een commercieel doel;
- d.
mestopslag, gierkelder of andere verzamelplaatsen van vuil, een verzameling ingekuild gras, loof of pulp of ingekuilde landbouwproducten, afbraakmaterialen en oude metalen.
- 2.
Het college kan bij de aanwijzing als bedoeld in het eerste en tweede lid nadere regels stellen.
- 3.
Het in dit artikel bepaalde geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet ruimtelijke ordening of de Provinciale Verordening.
Nieuwe tekst
Artikel 4:13 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen enz.
- 1.
Het is verboden op een door het college aangewezen plaats buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, in de openlucht en buiten de weg gelegen in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast dan wel voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, de volgende voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben:
- a.
onbruikbare of aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voer- of vaartuigen of onderdelen daarvan;
- b.
bromfietsen en motorvoertuigen of onderdelen daarvan;
- c.
kampeermiddelen als bedoeld in artikel 4:17 of onderdelen daarvan, indien het plaatsen of aanwezig hebben daarvan geschiedt voor verkoop of verhuur of anderszins voor een commercieel doel;
- d.
mestopslag, gierkelder of andere verzamelplaatsen van vuil, een verzameling ingekuild gras, loof of pulp of ingekuilde landbouwproducten, afbraakmaterialen en oude metalen.
- 2.
Het college kan bij de aanwijzing als bedoeld in het eerste lid nadere regels stellen.
- 3.
Het in dit artikel bepaalde geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet ruimtelijke ordening of de Provinciale Verordening.
- L.
Artikel 5:6 wordt gewijzigd als volgt:
Bestaande tekst
Artikel 5:6 Kampeermiddelen, aanhangwagens, e.a.
- 1.
Het is verboden een voertuig of aanhangwagen dat voor recreatie of anderszins voor andere dan verkeersdoeleinden wordt gebruikt zoals een caravan, een kampeerwagen, een aanhangwagen, een keetwagen of ander dergelijk voertuig langer dan op drie achtereenvolgende dagen zonder wezenlijke tijdsonderbreking te plaatsen of te hebben op een door het college aangewezen weg binnen de bebouwde kom:
- 2.
Het college kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid, aanhef en onder a, gestelde verbod.
- 3.
Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Provinciaal wegenreglement of de Provinciale landschapsverordening.
Nieuwe tekst
Artikel 5:6 Kampeermiddelen, aanhangwagens, e.a.
- 1.
Het is verboden een voertuig of aanhangwagen dat voor recreatie of anderszins voor andere dan verkeersdoeleinden wordt gebruikt zoals een caravan, een kampeerwagen, een aanhangwagen, een keetwagen of ander dergelijk voertuig langer dan op drie achtereenvolgende dagen zonder wezenlijke tijdsonderbreking te plaatsen of te hebben op een door het college aangewezen weg binnen de bebouwde kom:
- 2.
Het college kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod.
- 3.
Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Provinciaal wegenreglement of de Provinciale landschapsverordening.