Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Zoetermeer

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zoetermeer houdende regels omtrent jeugdhulp (Beleidsregels jeugdhulp gemeente Zoetermeer 2016)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieZoetermeer
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zoetermeer houdende regels omtrent jeugdhulp (Beleidsregels jeugdhulp gemeente Zoetermeer 2016)
CiteertitelBeleidsregels jeugdhulp gemeente Zoetermeer 2016
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Bij de wijziging is tevens de aanhef van de regeling aangepast.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Jeugdwet
  2. https://decentrale.regelgeving.overheid.nl/cvdr/XHTMLoutput/Historie/Zoetermeer/343271/343271_2.html
  3. https://decentrale.regelgeving.overheid.nl/cvdr/XHTMLoutput/Historie/Zoetermeer/404484/404484_3.html
  4. titel 4.3 van de Algemene wet bestuursrecht
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-202009-01-2020artikel 1.1, 1.2, 1.3, 2.1, 3.1, 3.2, 3.3, 4.2.2, 4.2.3, 4.3, 4.4.1, 4.4.3, 4.8, hoofdstuk 5, bijlage 1, 2

29-10-2019

gmb-2019-316566

01-01-201801-01-2020artikel 4.8, bijlage 1

21-11-2017

gmb-2017-211409

2017-000852
01-01-201701-01-2018artikel 4.1, 4.2, 4.2.1, 4.2.2, 4.2.3, 4.3, 4.4, 4.4.1, 4.4.2, 4.4.3, 4.5, 4.6, 4.7, 4.8

08-11-2016

Gemeenteblad 2016, 187338

.
10-05-201601-01-2017nieuwe regeling

08-03-2016

Elektronisch Gemeenteblad, 26-04-2016

2015-000999

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zoetermeer houdende regels omtrent jeugdhulp (Beleidsregels jeugdhulp gemeente Zoetermeer 2016)

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zoetermeer,

 

gelet op de Jeugdwet, de Verordening jeugdhulp gemeente Zoetermeer 2015, de Nadere regels jeugdhulp gemeente Zoetermeer 2019 en hoofdstuk 4 titel 4.3 van de Algemene wet bestuursrecht;

 

overwegende dat het noodzakelijk is om beleidsregels vast te stellen inzake het uitwerken van de uitoefening van de bevoegdheid van het college inzake de jeugdhulp,

 

besluit vast te stellen:

 

de Beleidsregels jeugdhulp gemeente Zoetermeer 2016

 

HOOFDSTUK 1 ALGEMEEN

1.1 Definities en begrippen

Alle definities die in deze beleidsregels worden gebruikt, hebben dezelfde betekenis als in de Jeugdwet en de Verordening jeugdhulp gemeente Zoetermeer 2015 (hierna: de verordening) en de Nadere regels jeugdhulp gemeente Zoetermeer 2019 (hierna: de nadere regels).

1.2 Algemene inleiding

De Verordening jeugdhulp gemeente Zoetermeer 2015 geeft uitvoering aan de Jeugdwet. Deze wet maakt onderdeel uit van de bestuurlijke en financiële decentralisatie naar gemeenten van de jeugdzorg, de jeugd-ggz, de zorg voor verstandelijk beperkte jeugdigen en de begeleiding en persoonlijke verzorging van jeugdigen. Daarnaast wordt met deze wet een omslag gemaakt van een stelsel gebaseerd op een wettelijk recht op zorg (aanspraak), naar een stelsel op basis van een voorzieningenplicht voor gemeenten (voorziening). Dit vindt plaats op een wijze zoals eerder is gebeurd met de Wet maatschappelijke ondersteuning (hierna: Wmo).

 

Het wettelijke recht op jeugdzorg en individuele aanspraken op jeugdzorg worden hierbij vervangen door een voorzieningenplicht waarvan de aard en omvang in beginsel door de gemeente worden bepaald (maatwerk).

 

Het doel van het jeugdzorgstelsel blijft echter onverminderd overeind: jeugdigen en ouders krijgen waar nodig tijdig bij hun situatie passende hulp, met als beoogd doel ervoor te zorgen de eigen kracht van de jeugdige en het zorgend en probleemoplossend vermogen van het gezin te versterken.

 

De Jeugdwet schrijft voor dat de gemeenteraad per verordening in ieder geval regels opstelt:

 

over de door het college te verlenen individuele voorzieningen en overige (jeugdhulp)voorzieningen:

 

  • met betrekking tot de voorwaarden voor toekenning, de wijze van beoordeling van en de afwegingsfactoren bij een individuele voorziening;

  • over de wijze waarop de toegang tot en de toekenning van een individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen op gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, werk en inkomen;

  • over de wijze waarop de hoogte van een persoonsgebonden budget (pgb) wordt vastgesteld;

  • voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een individuele voorziening of persoonsgebonden budget, alsmede van misbruik of oneigenlijke gebruik van de Jeugdwet;

  • over de wijze waarop ingezetenen worden betrokken bij de uitvoering van de Jeugdwet, en

  • ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit van jeugdhulp, kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, waar het college ten aanzien daarvan de uitvoering van de Jeugdwet door derden laat verrichten. Hierbij dient rekening gehouden te worden met de deskundigheid van de beroepskrachten en de toepasselijke arbeidsvoorwaarden.

In het Beleidsplan Wmo en Jeugdhulp “Zorg in Zoetermeer voor elkaar” is het door het gemeentebestuur te voeren beleid vastgesteld met betrekking tot preventie en jeugdhulp, de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering.

 

De verordening is vastgesteld door de raad. In de verordening wordt de mogelijkheid voor het college gecreëerd om via de nadere regels zaken uit te werken. Hierbij valt te denken aan: een nadere nuancering van de overige voorzieningen, de individuele voorzieningen, het pgb, het vervoer en het betrekken van ingezeten bij het beleid.

 

Het beleidsplan, de verordening, de nadere regels en de beleidsregels zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden.

 

In deze beleidsregels worden een aantal begrippen nader geduid en toegelicht.

1.3 Geen bekostiging met terugwerkende kracht

Het college bekostigt geen jeugdhulp met terugwerkende kracht, want dit ondermijnt de poortwachtersfunctie van de toegang tot jeugdhulp waarin beoordeeld wordt of jeugdhulp noodzakelijk is, wat de aard en omvang is en door wie de hulp wordt geboden alvorens de jeugdhulp start. De toegang geeft niet alleen sturing op de inzet van noodzakelijke jeugdhulp en op kwaliteit (first time right), maar is ook de gids die jeugdigen en ouders informeert en adviseert over de voor- en nadelen van de verschillende voorzieningen en over de plaats en persoon die dat moet doen.

Jeugdhulp die geboden is voorafgaand aan de datum van de verwijzing of voorafgaand aan de indicatiedatum in de toekenning door of namens het college is voor rekening en risico van de aanvrager.

1.4 Voorliggende voorziening

Een voorziening buiten de wet waarop de jeugdige aanspraak kan maken dan wel een beroep op kan doen heeft tot gevolg dat er geen jeugdhulp wordt afgegeven.

De jeugdige en zijn ouders dienen naar aanleiding van een verzoek van het college binnen twee weken een aanvraag onder een andere wet of een declaratie op basis van de (aanvullende) verzekering in. Als aan het verzoek van het college niet binnen twee weken gevolg wordt gegeven, is de weigering om het verzoek in te willigen tezamen met de mening van het college dat er sprake is van een voorliggende voorziening een afwijzingsgrond voor de aanvraag voor een individuele voorziening jeugdhulp.

HOOFDSTUK 2 VERVOER

 

Op grond van artikel 2.3, tweede lid, van de Jeugdwet omvatten voorzieningen op het gebied van jeugdhulp ook het vervoer van een jeugdige van en naar de locatie waar de jeugdhulp wordt geboden. Het college heeft hiertoe nadere regels opgesteld.

 

De vraag om een vervoersvoorziening zal in de regel tegelijk met een aanvraag voor de desbetreffende voorziening aan de orde zijn en wordt dan meegenomen bij de besluitvorming. Het kan echter ook zo zijn dat een individuele voorziening is afgegeven en na verloop van tijd zich een vervoersvraag voordoet. In de nadere regels is daarom de mogelijkheid opgenomen om ook dan nog een vervoersvoorziening toe te kennen. Dan kan alsnog vervoer worden aangevraagd (zie artikel 6, derde lid, van de Nadere regels vervoer jeugdhulp gemeente Zoetermeer 2019).

 

Als het leerplafond van de jeugdige met betrekking tot zijn zelfredzaamheid nog niet is bereikt moet bij toekenning van een vervoersvoorziening aan het vergroten van de zelfredzaamheid in het verkeer worden gewerkt.

HOOFDSTUK 3 EIGEN KRACHT EN MANTELZORG

3.1 Algemeen

In dit artikel is opgenomen:

  • -

    een afwegingskader voor het bepalen van de eigen kracht van ouders bij het opheffen van een tekort aan zelfredzaamheid bij de algemene dagelijkse levensverrichtingen (ADL) en

  • -

    een nadere invulling van het begrip ‘mantelzorg’.

 

3.2 Afwegingskader eigen kracht bij ADL

Voldoende eigen kracht van het gezin betekent dat de eigen mogelijkheden en probleemoplossend vermogen van het gezin eventueel met inzet van andere personen uit het sociaal netwerk toereikend zijn om de noodzakelijke hulp te bieden. Het college onderzoekt bij de constatering van onvoldoende eigen kracht de mogelijkheden om met de inzet van een andere voorziening, overige voorziening of individuele voorziening te voorzien in de nodige hulp.

 

Als het college in een aanvraagprocedure voor hulp bij de ADL een naar aard en omvang bepaald tekort constateert, dan wordt bekeken of het gezin eventueel met andere personen in het sociaal netwerk voldoende eigen kracht heeft om dit tekort op te heffen. Hiervoor hanteert het college het onderstaand afwegingskader.

Het college baseert het afwegingskader op de zelfredzaamheid van de jeugdige en de draagkracht en draaglast verhouding bij de ouders eventueel met inzet van andere personen uit het sociaal netwerk. De zelfredzaamheid wordt bepaald door de (leeftijdsadequate) ontwikkelingstaken van de jeugdige versus de daarbij behorende opvoedingsopgaven van de ouders.

 

Ouders zijn verantwoordelijk voor het bieden van de dagelijkse hulp en zorg aan hun kind die past bij de leeftijd en ontwikkelingsfase van het kind. Dit houdt in: het zorgen voor hun geestelijk en lichamelijk welzijn en het bevorderen van de ontwikkeling. De opvoedopgaven van ouders kunnen intensief, complex en omvangrijk worden afhankelijk van de problematiek, de leeftijd en de ontwikkeling van het kind, maar ook van de draagkracht van de ouder(s);

 

  • 1.

    Het college stelt na een onderzoek (afname GIZ) vast of in het individuele geval de draagkracht en draaglast in balans is.

  • 2.

    Hiervoor wordt een afwegingskader gebruikt dat gebaseerd is op de volgende afwegingsvragen/elementen/onderwerpen:

    • a.

      De aard, frequentie en de omvang van de opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen van de jeugdige;

    • b.

      De ontwikkelingstaken, de leeftijd en de ontwikkelingsfase van de jeugdige

    • c.

      De opvoedingsopgaven voor de ouders van deze jeugdige en

    • d.

      De verhouding tussen de draagkracht en draaglast van de ouders.

De onderwerpen onder a tot en met d worden in samenhang beoordeeld.

 

Ontwikkelingstaken versus opvoedopgaven

 

Voor minderjarige kinderen (tot 18 jaar) geldt dat ouders hen behoren te verzorgen, op te voeden en toezicht aan hen te bieden, ook als er sprake is van een kind met een ziekte, aandoening of beperking. Ontwikkelingstaken (Spanjaard 2015) zijn de opgaven waar jeugdigen voor staan om zich te ontwikkelen tot goed functionerende volwassenen. Ouders hebben de taak om hen te ondersteunen bij het uitvoeren van de ontwikkelingstaken, door middel van een goede verzorging, disciplinering, steun geven, voorbeeldfunctie vervullen en experimenteerruimte bieden. Dit zijn de zogenaamde opvoedingsopgaven (Van Yperen, 2009) van ouders, die gedurende het opgroeien van jeugdigen verschillen.

Deze ontwikkeltaken en opvoedingsopgaven zijn opgenomen in bijlage 1 bij deze beleidsregels en zijn onderdeel van het afwegingskader.

 

Verhelderende vragen (komen tot oordeel balans draagkracht versus draaglast)

 

Het komt voor dat de noodzakelijke zorg op het gebied van verzorging en/of begeleiding van een jeugdige uitgaat boven de zorg die een jeugdige van dezelfde leeftijd zonder beperkingen redelijkerwijs nodig heeft. Als dit gevolgen heeft voor de balans tussen de draagkracht en draaglast van het gezin/gezinsleden met eventueel de inzet van andere personen uit het sociaal netwerk, kan samen met de gemeente gezocht worden naar mogelijkheden en passende oplossingen. Hierbij wordt gekeken naar de leeftijd van de jeugdige, de aard van de zorg, frequentie, duur en impact van deze handelingen op ouders. Het is belangrijk dat alle facetten van de situatie telkens in samenhang en gelet op de omstandigheden van het kind worden beoordeeld. Beoordeeld moet worden of ouders door de situatie zodanig belast worden dat het niet meer redelijk mee loopt in het dagelijkste patroon en dit impact heeft op de draagkracht van het gezin.

 

Wat is er aan de hand?

  • Waar heb je (als jeugdige/als ouder(s)) last van?

  • Wat zijn je ontwikkeltaken (jeugdige) / opvoedopgaven (ouders)?

    • v

      In hoeverre kan het probleemgedrag begrepen worden als een achterstand of belemmering van de ontwikkeling/ mismatch van opvoedopgaven. Voor welke ontwikkelingstaken /opvoedopgaven ontbreken de noodzakelijke vaardigheden?

    • v

      In hoeverre kunnen vaardigheden waarover de jeugdige / de ouder wel beschikt als compensatie worden versterkt en aangewend om het probleemgedrag te verminderen.

  • Hoe is de verhouding draagkracht en draaglast van de jeugdige en van de ouders?

 

Wat moet er gebeuren?

  • Wat is realistisch, wat is goed genoeg?

    • v

      Ligt het probleem bij de ontwikkelingstaken? (te moeilijk)

    • v

      Ligt het probleem bij de vaardigheden? (te weinig)

  • Wat is nodig de gewenst verandering te bereiken?

  • Hoe wordt de gewenste verandering bereikt (wie doet wat?)

    • v

      Wat kun je zelf doen (jeugdige en ouders)?

    • v

      Hoe kan het netwerk hierbij ondersteunen?

    • v

      Zijn er mogelijkheden vanuit het preventieve aanbod?

    • v

      Zijn er mogelijkheden om met de inzet van een andere voorziening, een overige voorziening of een individuele voorziening in nature te voorzien in de nodige ondersteuning, hulp en zorg?

 

Financiële draagkracht

De financiële draagkracht wordt getoetst waardoor beoordeeld kan worden of er een financiële noodzaak is om aan ouders voor hun inzet in de thuissituatie een pgb toe te kennen. Er wordt beoordeeld of de inzet thuis werken in de weg staat en of de ouders voldoende kunnen bijdragen aan het noodzakelijk gezinsinkomen. Als een ander persoon uit het sociaal netwerk wordt ingezet, dan worden naast de financiën van ouders ook de financiën van deze persoon beoordeeld. Het ‘persoonlijk budgetadvies’ van de NIBUD wordt gebruikt voor de vaststelling van het huishouden, de gezinsinkomsten en wat een vergelijkbaar huishouden minimaal nodig heeft voor de uitgaven van het huishouden.

College vraagt bij jeugdige en de ouders de gegevens en bescheiden op die voor het onderzoek naar de financiële draagkracht nodig zijn en waarover jeugdige en de ouders redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen.

3.3 Mantelzorg

Onder mantelzorg wordt verstaan: hulp ten behoeve van zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen, opvang, jeugdhulp, het opvoeden en opgroeien van jeugdigen en zorg en overige diensten als bedoeld in de Zorgverzekeringswet, die rechtstreeks voortvloeit uit een tussen personen bestaande sociale relatie en die niet wordt verleend in het kader van een hulpverlenend beroep (conform definitie artikel 1.1.1 Wmo).

 

Mantelzorg is vrijwillige, onbetaalde zorg. Het gaat daarbij om zorg die bovenop de gebruikelijke zorg wordt gegeven. Een mantelzorger wordt niet vanuit een persoonsgebonden budget betaald. Als de mantelzorger aangeeft de zorg niet (meer) te willen leveren, kan er een aanspraak bestaan op een voorziening jeugdhulp.

HOOFDSTUK 4 PERSOONSGEBONDEN BUDGET (PGB)

4.1 Definities en begrippen

In afwijking van artikel 1.1 van deze beleidsregels wordt in dit hoofdstuk met “hulpverlener” zowel bedoeld de jeugdhulpaanbieder uit artikel 1.1 van de Jeugdwet, als de persoon uit het sociaal netwerk die de hulp verleent. Met “gekwalificeerde hulpverlener” wordt uitsluitend de jeugdhulpaanbieder uit artikel 1.1 van de Jeugdwet bedoeld. Een “zelfstandig werkende gekwalificeerde hulpverlener” is ook een “gekwalificeerde hulpverlener”. Met “hulp” wordt jeugdhulp uit artikel 1.1 van de Jeugdwet bedoeld.

4.2 Voorwaarden PGB

In de Jeugdwet (artikel 8.1.1 lid 2) zijn de voorwaarden neergelegd, aan de hand waarvan het college de aanvraag beoordeelt. Het college moet zich bij het toekennen van een PGB ervan overtuigen dat aan deze voorwaarden wordt voldaan. De voorwaarden zijn cumulatief.

 

Een PGB kan niet worden ingezet bij een spoedeisende situatie.

4.2.1 Bekwaamheid

De jeugdige/ouders worden bekwaam geacht om een PGB te beheren als zij in staat zijn de eigen situatie te overzien, zelf de hulp te kiezen, te regelen en aan te sturen, de kwaliteit en voortgang van de hulp te bewaken, goed op de hoogte zijn van de rechten en plichten die horen bij het beheer van een PGB en de aan het PGB verbonden taken op een verantwoorde wijze kunnen uitvoeren. Deze taken omvatten onder andere het afsluiten van een zorgovereenkomst, het nakomen van werkgeversverplichtingen en het afleggen van verantwoording over de besteding van het PGB.

 

De volgende omstandigheden kunnen aanleiding vormen om geen PGB toe te kennen vanwege onbekwaamheid wanneer de jeugdige/ouders niet beschikken over een netwerk dat dit kan compenseren:

  • schuldenproblematiek

  • aangetoonde fraude, minder dan 5 jaar geleden

  • gok- of drugsverslaving

  • sterke vergeetachtigheid/verstandelijke beperking/psychische stoornis

  • analfabetisme of onvoldoende taal- of rekenvaardig

  • het leiden van een zwervend bestaan

Wanneer de jeugdige/ouders een vertegenwoordiger hebben om hun belangen ten aanzien van het PGB te behartigen en de aan het PGB verbonden taken uit te voeren, stelt het college aan deze persoon dezelfde eisen als aan de jeugdige/ouders.

 

Beheer van het PGB mag niet worden uitgevoerd door de hulpverlener die ook uit het PGB wordt betaald, tenzij dit eerste of tweedegraads familie is.

Artikel 4.2.2 Motivering

Het PGB wordt alleen verstrekt op verzoek van de jeugdigen en hun ouders. Een PGB biedt volgens de wetgevingsgeschiedenis de mogelijkheid een passende individuele voorziening waar aanspraak op kan worden gemaakt te ontvangen indien het gemeentelijk aanbod redelijkerwijs niet als passend kan worden gezien, mits aan alle PGB-voorwaarden is voldaan (artikel 8.1.1, eerste en tweede lid, van de Jeugdwet).

Eén van de voorwaarden is dat jeugdige en ouders zich gemotiveerd op het standpunt moeten stellen dat de individuele voorziening die wordt geleverd door een gecontracteerde jeugdhulpaanbieder niet passend is (artikel 8.1.1, tweede lid, onder b, van de Jeugdwet).

In de wetsgeschiedenis is aan deze motivering een specifiek belang verbonden. Deze moet het college handvatten bieden om de ingekochte voorziening aan te passen of alsnog een aanbieder te contracteren. Dit vereist dat jeugdigen en hun ouders moeten aantonen dat ze zich afdoende hebben verdiept in het gecontracteerde aanbod. De motivering dient vervolgens voldoende te zijn voor het college om in een dergelijke situatie in overleg te gaan met de gecontracteerde partij(en), zodat een passend arrangement aangeboden kan worden.

 

Het college hanteert hierbij de volgende regels:

1) Indien de zorg in natura redelijkerwijs als passend kan worden gezien of passend is gemaakt, is er gezien de wetgeving geen reden voor het verstrekken van de voorziening in de vorm van een PGB en wordt deze verstrekt in natura. Het belang van voeren van eigen regie bij een PGB is daarmee ondergeschikt aan het belang van de gemeente bij het behouden van inkoopvoordelen.

2) Argumenten zoals het hebben van een klik met de door de ouders beoogde jeugdhulpaanbieder of een vertrouwensband tussen het kind en de door ouders beoogde aanbieder zijn geen reden om een PGB voorrang te geven boven redelijkerwijs passende ingekochte hulp. Niet valt in te zien, dat deze aanbieder noodzakelijkerwijs de enige is die de hulp kan bieden.

3) Het college verstrekt alleen een PGB voor de gewenste jeugdhulpaanbieder als de te treffen individuele voorziening in aard en of omvang dermate uniek is dat er geen passend arrangement in natura kan worden gemaakt, dat de beoogde aanbieder zich niet in wenst te kopen of onderaannemer wenst te zijn. Er moet in een dergelijk geval aan de overige PGB voorwaarden zijn voldaan.

4) Uitsluitend aanbieders die niet voor jeugdhulp gecontracteerd zijn komen in aanmerking om met een PGB ingekocht te worden.

Artikel 4.2.3 Kwaliteit

Wanneer de gekwalificeerde hulpverlener zich niet geregistreerd heeft in het Kwaliteitsregister Jeugd wordt beoordeeld of de hulp van goed niveau is. Beoordeeld wordt of de hulpverlener beschikt over de juiste kwalificaties die relevant zijn voor het verlenen van de betreffende hulp. Onder juiste kwalificaties kan worden verstaan: in het bezit van relevante diploma’s en aangesloten zijn bij een beroepsvereniging.

 

Voor elke gekwalificeerde hulpverlener geldt:

  • a.

    voert de norm van verantwoorde werktoedeling uit;

  • b.

    maakt gebruik van een hulpverleningsplan en stelt dit periodiek bij;

  • c.

    heeft een systeem voor het bewaken, beheersen en verbeteren van de kwaliteit;

  • d.

    beschikt over een VOG voor alle medewerkers;

  • e.

    houdt zich aan de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling;

  • f.

    heeft een meldplicht calamiteiten en geweld;

  • g.

    stelt een vertrouwenspersoon in de gelegenheid zijn taak uit te oefenen;

  • h.

    beschikt over een klachtenregeling;

  • i.

    verleent veilige, doeltreffende, doelmatige en cliëntgerichte hulp en

  • j.

    beschikt over een Kamer van Koophandel nummer.

Deze kwaliteitseisen komen voort uit de Jeugdwet en gelden ook voor gekwalificeerde hulpverleners die door middel van een PGB worden ingezet.

 

Bij de uitvoering van jeugdhulptaken als bedoeld in de Jeugdwet dienen alle wettelijke voorschriften te worden nageleefd die bij of krachtens deze regelgeving zijn opgesteld en die zien op de norm van verantwoorde werktoedeling. Deze norm is in het leven geroepen om verantwoorde hulp aan jeugdigen te kunnen garanderen. Hieronder valt de plicht om de hulp uit te laten voeren door of onder verantwoordelijkheid van een SKJ of BIG geregistreerde professional.

 

Het Kwaliteitsregister Jeugd is een uitwerking van de kwaliteitseis uit de Jeugdwet dat de gekwalificeerde hulpverlener verantwoorde hulp moet bieden. Registratie in dit register betekent dat verantwoorde hulp wordt geboden. Als de gekwalificeerde hulpverlener niet is geregistreerd, moet beoordeeld worden of hij hulp van goed niveau biedt: is de hulp veilig, doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht en afgestemd op de reële behoefte van de jeugdige/ouders. Dat betekent dat aan de hand van bijvoorbeeld diploma’s of het al dan niet lid zijn van een beroepsvereniging wordt beoordeeld of de gekwalificeerde hulpverlener beschikt over kwalificaties die relevant zijn voor het verlenen van de betreffende hulp en passen bij de doelen die met de hulp zouden moeten worden bereikt.

 

Van alle hulpverleners die uit het PGB worden betaald, gekwalificeerd of uit het sociale netwerk, wordt verwacht dat zij afstemmen en samen werken met andere hulpverleners die betrokken zijn bij de jeugdigen en hun ouders. Dit hoort bij het bieden van hulp van goed niveau.

 

Bij inzet van een persoon uit het sociaal netwerk of van een niet-gekwalificeerde professional is de kwaliteitseis sub e (in dit geval een vermoeden melden bij Veilig Thuis) van toepassing.

 

Nieuwe zorgaanbieders worden door het college gemeld bij het inspectieloket Sociaal Domein en Jeugd.

Artikel 4.3 Budgetplan

Wanneer de jeugdige/ouders de individuele voorziening in de vorm van een PGB wensen te ontvangen, wordt met een budgetplan gewerkt. In het budgetplan onderbouwen de jeugdige/ouders waarom zorg in natura niet passend is. In het budgetplan geven de jeugdige/ouders tevens aan hoe zij het budget willen gaan besteden, hoe de kwaliteit van de hulp gewaarborgd wordt en hoe de hulp wordt gecontinueerd bij afwezigheid van de hulpverlener door bijvoorbeeld ziekte of verlof. Het budgetplan wordt dus ook gebruikt om vast te kunnen stellen of de jeugdige/ouders voldoen aan de voorwaarden voor een PGB.

 

Het budgetplan bevat:

  • a.

    een motivering waarom het aanbod van zorg in natura niet passend is;

  • b.

    een omschrijving van de hulp die wordt ingekocht en de doelen waaraan met deze hulp wordt gewerkt;

  • c.

    de wijze waarop de kwaliteit en de effectiviteit van de hulp wordt gewaarborgd;

  • d.

    de wijze waarop de hulp wordt gecontinueerd bij afwezigheid van de hulpverlener door bijvoorbeeld ziekte en verlof;

  • e.

    de verwachte omvang en duur van de hulp;

  • f.

    een begroting waaruit blijkt welk bedrag per hulpverlener wordt besteed

Indien meerdere personen uit een huishouden ondersteuning nodig hebben en hiervoor een PGB wensen, wordt er een budgetplan voor het gehele huishouden gemaakt en wordt bekeken hoe bepaalde ondersteuningsvormen gecombineerd en afgestemd kunnen worden.

Artikel 4.4 PGB sociaal netwerk

Onder het sociaal netwerk wordt verstaan: personen uit de huiselijke kring of andere personen met wie de jeugdige/ouders een sociale relatie onderhouden.

 

Een PGB kan worden besteed aan het inhuren van iemand uit het sociaal netwerk als is voldaan aan onderstaande voorwaarden en de voorwaarden elders in deze regels opgenomen:

  • de inzet van het sociaal netwerk leidt tot minimaal gelijkwaardige ondersteuning;

  • de personen uit het sociaal netwerk die de hulp gaan verlenen, hebben zich voldoende op de hoogte gesteld van de verantwoordelijkheden die aan het bieden van de hulp verbonden zijn;

  • er is bij de personen uit het sociaal netwerk die de hulp gaan verlenen geen sprake van dreigende overbelasting.

Artikel 4.4.1 Minimaal gelijkwaardige ondersteuning

Met deze voorwaarde is bedoeld nadere invulling te geven aan de kwaliteit van de hulp die door een persoon uit het sociale netwerk kan worden verleend. Het uitgangspunt is dat het PGB voor het sociaal netwerk beperkt moet blijven tot die gevallen waarin dit leidt tot minimaal gelijkwaardige ondersteuning aan de individuele voorziening in natura die het college zou kunnen aanbieden.

Bij de beoordeling van deze voorwaarde weegt het college mee hoe de jeugdige/ouders hun keuze om een persoon uit het sociaal netwerk in te zetten - in het budgetplan - motiveren.

 

Begeleiding en persoonlijke verzorging

Alleen de individuele voorzieningen van begeleiding en persoonlijke verzorging lenen zich voor inzet van een persoon uit het sociale netwerk. Omdat de hulp die de persoon uit het sociale netwerk verleent van minimaal gelijkwaardige ondersteuning moet zijn, kan deze persoon alleen worden ingezet voor doelen zoals ontlasting van de gezinssituatie en participatie en zelfredzaamheid van de jeugdige. Alleen bij begeleiding en persoonlijke verzorging kan het zijn dat aan dit soort doelen wordt gewerkt en hoeft dat niet noodzakelijkerwijs door een gekwalificeerde hulpverlener te gebeuren. Er is namelijk geen specifieke kennis en deskundigheid nodig om deze doelen te bewaken, beheersen en bij te stellen en uiteindelijk behalen.

 

Begeleiding is een uitwerking van de individuele voorziening ‘ambulante begeleiding’, zoals opgenomen in de nadere regels. Begeleiding kan zowel individueel als in groepsverband worden verleend. Met de begeleiding wordt dan bijvoorbeeld gewerkt aan de deelname van de jeugdige aan het maatschappelijk verkeer en het ondersteunen bij of het overnemen van alledaagse levensverrichtingen-activiteiten. Persoonlijke verzorging is een uitwerking van de individuele voorziening ‘verzorging’ uit de nadere regels. De persoonlijke verzorging heeft dan bijvoorbeeld als doel het ondersteunen bij of het overnemen van activiteiten op het gebied van persoonlijke verzorging vanwege een tekort aan zelfredzaamheid van de jeugdige.

 

Anders dan bij de Wmo wordt bij de Jeugdwet vanuit het ontwikkelperspectief van de jeugdige beoordeeld welke hulp nodig is om in zijn zorgbehoefte voorzien. Voor een optimale ontwikkeling van een jeugdige is vaak van belang dat er aan meer dan alleen doelen zoals ontlasting van de gezinssituatie en participatie en zelfredzaamheid van de jeugdige worden gewerkt. Hierin kan alleen een gekwalificeerde hulpverlener - die voldoet aan de kwaliteitseisen uit de Jeugdwet - worden voorzien.

 

Dat betekent overigens niet dat in voorkomende gevallen – gelet weer op de zorgbehoefte van de jeugdige – juist door een gekwalificeerde hulpverlener aan doelen zoals ontlasting van de gezinssituatie en participatie en zelfredzaamheid van de jeugdige zou moeten worden gewerkt. Factoren als de noodzaak tot meer zelfstandigheid van een jeugdige ten opzichte van zijn ouders kunnen daarbij een rol spelen.

 

Voor de andere individuele voorzieningen is wel specifieke kennis en deskundigheid nodig die alleen door gekwalificeerde hulpverleners geboden kunnen worden. Dit geldt in het bijzonder voor kortdurend verblijf/logeeropvang. Hoewel kortdurend verblijf/logeeropvang vaak wordt ingezet om de gezinssituatie te ontlasten, gaat het hier om het verblijven of logeren in een beschermende woonomgeving waar samenhangende hulp zoals persoonlijke verzorging, verpleging, begeleiding of behandeling wordt geboden. Dit kan een persoon uit het sociaal netwerk doorgaans niet bieden.

 

Omdat bij kortdurend verblijf/logeeropvang, vanwege de ernst van de gezins-, opvoed of kind gebonden problemen, bovendien de totale zorg voor de jeugdige van de ouders tijdelijk wordt overgenomen, raakt kortdurend verblijf/logeeropvang in het sociale netwerk nauw aan de zogenaamde netwerkpleegzorg. Dat is opvang in de omgeving van het gezin: het ‘netwerk’. Het kind wordt structureel - bijvoorbeeld elk weekend - opgevangen in een gezin waarmee het eigen gezin van het kind een familie- of andere sociale relatie onderhoudt (of onderhield). Netwerkpleegzorg kent veel waarborgen om de veiligheid en ontwikkeling van het kind te verzekeren. Bijvoorbeeld een uitgebreide screening van alle gezinsleden boven de 12 jaar en begeleiding door een gekwalificeerde hulpverlener zowel aan het netwerkpleeggezin als aan de jeugdige en zijn eigen gezin. Om deze redenen is het door middel van een PGB inzetten van een persoon uit het sociaal netwerk niet geschikt voor kortdurend verblijf/logeeropvang.

Artikel 4.4.2 Verantwoordelijkheden PGB

De persoon die vanuit het sociaal netwerk hulp biedt moet zich bewust zijn van de verantwoordelijkheden die hij langdurig op zich neemt. Zo moet hij kunnen aangeven hoe de hulp wordt geleverd als hij bijvoorbeeld ziek is of op vakantie gaat. Dit hoort ook bij het bieden van minimaal gelijkwaardige ondersteuning.

Artikel 4.4.3 Dreigende overbelasting

Om vast te stellen of sprake is van (dreigende) overbelasting kan het college gebruik maken van de Opvoedingsbelasting Vragenlijst (OBVL). Een instrument dat landelijk gebruikt wordt om de belasting in te schatten die ouders bij het opvoeden ervaren.

Artikel 4.5 Besteding PGB

Er is geen verantwoordingsvrij bedrag.

 

De volgende uitgaven mogen niet worden betaald uit het PGB:

  • Feestdagenuitkering;

  • Kosten voor bemiddeling;

  • Kosten voor het voeren van een PGB-administratie;

  • Reiskosten voor een hulpverlener;

  • Kosten voor het aanvragen van een VOG;

  • Kosten voor het deelnemen aan overleggen in het kader van afstemmen en samenwerken met andere hulpverleners;

  • Kosten voor ondersteuning bij het aanvragen en beheren van het PGB;

  • Kosten voor het lidmaatschap van Per Saldo;

  • Kosten voor het volgen van cursussen over het PGB;

  • Kosten voor het bestellen van informatiemateriaal;

  • Alle hulp en ondersteuning die onder een andere wet dan de Jeugdwet of de Wmo vallen;

  • Alle hulp en ondersteuning die onder een algemene voorziening en/of algemeen gebruikelijke voorzieningen vallen;

  • Eigen bijdragen.

Het PGB mag alleen worden uitgegeven aan de directe hulp aan de jeugdige/ouders.

 

Betaling vanuit een PGB is alleen op declaratiebasis mogelijk.

Artikel 4.6 Verantwoording PGB

Als uitgangspunt geldt dat de jeugdige/ouders het PGB gebruiken voor hulp zoals beoordeeld en vastgesteld in het ondersteunings- en/of budgetplan en neergelegd in de uiteindelijke beschikking. Uitruil tussen voorzieningen en hulpverleners (ook al gaat het om dezelfde soort voorziening en/of dezelfde hulpverlener) is alleen mogelijk als hierover vooraf afspraken zijn gemaakt in het budgetplan. Wel kan gedurende de looptijd van de beschikking binnen een bepaalde voorziening voor een bepaalde hulpverlener worden geschoven.

 

Op basis van het ondersteunings- en budgetplan sluiten de jeugdige/ouders een zorgovereenkomst af met de hulpverlener. Het college controleert deze zorgovereenkomst inhoudelijk.

Artikel 4.7 Inlichtingenplicht

Uit eigen beweging en op verzoek moeten de jeugdige/ouders alle feiten en omstandigheden die aanleiding zouden kunnen zijn om een beschikking te herzien of in te trekken doorgeven aan het college. Dit is bijvoorbeeld het geval als de jeugdige/ouders een andere hulpverlener willen inzetten.

Artikel 4.8 Berekening hoogte PGB

De wijze waarop de hoogte van een PGB door het college wordt vastgesteld moet in de verordening geregeld worden (artikel 2.9, aanhef en onder c, van de Jeugdwet). In artikel 7, tweede lid, van de verordening is hier uitvoering aan gegeven door middel van het vastleggen van de substantiële materiële norm- en kaderstelling, in de vorm van een berekeningswijze voor het bepalen van de hoogte van PGB’s. Een op basis van deze berekeningswijze vastgesteld PGB moet de jeugdige of zijn ouders in staat stellen de jeugdhulp die tot de benodigde individuele voorziening behoort van derden te betrekken (artikel 8.1.1, eerste lid, van de Jeugdwet). Er is daarom bewust gekozen geen tarieven in de verordening op te nemen. Het hanteren van vaste tarieven zou er immers toe kunnen leiden dat weliswaar gehandeld wordt overeenkomstig de berekeningswijze en tarieven van de verordening, maar dat de uitkomst een PGB-hoogte is waarmee de jeugdige of zijn ouders niet in staat zijn de benodigde jeugdhulp van derden te betrekken. Uit het oogpunt van transparantie en duidelijkheid wordt in deze beleidsregel uiteengezet hoe het college – in lijn met de Jeugdwet en overeenkomstig de berekeningswijze zoals deze is bepaald in de verordening – uitvoering zal geven aan de bevoegdheid om de hoogte van PGB’s vast te stellen.

 

Berekeningswijze

 

De berekeningswijze is als volgt omschreven:

 

De hoogte van een PGB:

  • a.

    is gebaseerd op een door de jeugdige of zijn ouders opgesteld plan (inclusief begroting) over hoe zij het PGB gaan besteden;

  • b.

    is toereikend om effectieve en kwalitatief goede zorg in te kopen, en

  • c.

    bedraagt ten hoogste de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate individuele voorziening in natura met dien verstande dat:

    • I.

      als de jeugdhulp betrokken wordt van een gekwalificeerde zorgaanbieder, het PGB 90% bedraagt van het tarief waarvoor het college zorgaanbieders heeft gecontracteerd, en

    • II.

      als de jeugdhulp betrokken wordt van een zelfstandig werkende gekwalificeerde zorgaanbieder, het PGB 75% bedraagt van het tarief waarvoor het college zorgaanbieders heeft gecontracteerd, en.

    • III.

      als de jeugdhulp betrokken wordt van een persoon die behoort tot het sociale netwerk of aan een persoon die als niet-gekwalificeerde zorgaanbieder wordt aangemerkt, het tarief per uur het wettelijk minimumloon per uur (inclusief vakantiegeld) bij een werkweek van 36 uur bedraagt.

Met het hanteren van deze berekeningswijze wordt de hoogte van een PGB in belangrijke mate bepaald door wat het de gemeente zou kosten als het de betreffende individuele voorziening in natura zou verstrekken (‘de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate individuele voorziening in natura’, onderdeel c, aanhef).

 

Tarieven

 

Bij het berekenen van de kostprijs ten behoeve van het bepalen van de hoogte van een PGB worden twee situaties onderscheiden met betrekking tot het daarbij te hanteren tarief:

 

1. Voor veel individuele voorzieningen is een tarief bepaald dat als uitgangspunt genomen wordt voor het berekenen van de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate voorziening in natura (en dus – op basis daarvan – de hoogte van het PGB). Voor zover het betreft jeugdhulp die wordt geleverd door (zelfstandig werkende) gekwalificeerde zorgaanbieders (onderdeel c, onder I en II) zijn deze opgenomen in de tarieventabel in bijlage 2 bij deze beleidsregels. Deze tarieven zijn gebaseerd op – voor zover daar sprake van is – de toepasselijke, dan wel best vergelijkbare tarieven die worden gehanteerd in relatie tot de door de gemeente ge(raam)contracteerde jeugdhulpaanbieders (ten hoogste 90%, respectievelijk 75% daarvan). Die tarieven zijn in eerste instantie vastgesteld ten behoeve van de aanbesteding van inkoop van jeugdhulp vanaf 1 januari 2020. Aanbieders hebben zich hierop in kunnen schrijven, waarna met diverse aanbieders die aan de voorwaarden konden voldoen raamcontracten zijn gesloten. Overeenkomstig die raamcontracten worden de vastgestelde tarieven gehanteerd als de gemeente – via deze jeugdhulpaanbieders – de betreffende voorzieningen in natura ter beschikking stelt aan jeugdigen of hun ouders.

2. Niet voor alle individuele voorzieningen zijn er op voorhand tarieven bepaald die als uitgangspunt gelden voor het berekenen van de kostprijs (en dus – op basis daarvan – de hoogte van het PGB). Als er voor deze individuele voorzieningen een PGB wordt aangevraagd, dan vraagt het college – indien mogelijk bij meerdere jeugdhulpaanbieders – om een kosteninschatting van het leveren van de betreffende zorg in natura. Vervolgens neemt het college hiervan ten hoogste het laagst toepasselijke, kennelijk realistische tarief als uitgangspunt voor het berekenen van het PGB. Zo wordt dan in individuele gevallen de kostprijs bepaald van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate voorziening in natura.

 

Tariefsdifferentiatie

 

Daarnaast wordt tariefsdifferentiatie toegepast. Er wordt gewerkt met een drietal categorieën:

 

I. Jeugdhulp die betrokken wordt van een ‘gekwalificeerde zorgaanbieder’

Wanneer hier sprake van is, dan wordt een tarief gehanteerd dat ten hoogste 90% bedraagt van de tarieven zoals deze zijn overeengekomen met de ge(raam)contracteerde jeugdhulpaanbieders. De reden om in dit geval ten hoogste 90% te hanteren is erin gelegen dat het aannemelijk wordt geacht dat gekwalificeerde zorgaanbieders die met een PGB worden ingekocht over het algemeen minder administratie hebben dan bij zorg in natura, omdat een deel van de administratie van de aanbieder naar de budgethouder verschuift. In de praktijk levert het hanteren van dit tarief geen probleem op.

 

Een gekwalificeerde zorgaanbieder is een jeugdhulpaanbieder die:

  • -

    personeel in dienst heeft;

  • -

    personeel in dienst heeft dat beschikt over de juiste kwalificaties voor het verlenen van hulp;

  • -

    is ingeschreven in het handelsregister als zijnde hulpverlener en

  • -

    aanzienlijke overheadkosten maakt, bijvoorbeeld in de vorm van huur van een kantoorruimte en personeelskosten.

 

II. Jeugdhulp die betrokken wordt van een ‘zelfstandig werkende gekwalificeerde zorgaanbieder’

Wanneer hier sprake van is, dan wordt een tarief gehanteerd dat ten hoogste 75% bedraagt van de tarieven zoals deze zijn overeengekomen met de ge(raam)contracteerde jeugdhulpaanbieders. De reden om in deze gevallen ten hoogste het 75%-tarief te hanteren is erin gelegen dat het aannemelijk wordt geacht dat zelfstandig werkende gekwalificeerde zorgaanbieders over het algemeen onder andere aanzienlijk lagere overheadkosten hebben. In de praktijk levert het hanteren van dit tarief geen probleem op.

Een zelfstandig werkende gekwalificeerde zorgaanbieder is een jeugdhulpverlener die een beroepskracht is die niet in loondienst is bij een gekwalificeerde zorgaanbieder en beschikt over de juiste kwalificaties voor het verlenen van hulp. Daaronder wordt in ieder geval verstaan dat hij is geregistreerd in het Kwaliteitsregister Jeugd.

 

III. Jeugdhulp die betrokken wordt van een persoon die behoort tot het sociale netwerk (als bedoeld in artikel 8.1.1, derde lid, van de Jeugdwet) of aan een persoon die als niet-gekwalificeerde zorgaanbieder wordt aangemerkt

Wanneer hier sprake van is, dan bedraagt het tarief per uur het wettelijk minimumloon per uur (inclusief vakantiegeld) bij een werkweek van 36 uur. In de praktijk blijkt dit voldoende.

In artikel 7, vierde lid, van de verordening worden verder enkele aanvullende voorwaarden gesteld aan het kunnen betrekken van jeugdhulp bij iemand uit het eigen sociale netwerk.

 

Een zelfstandig werkende gekwalificeerde zorgaanbieder die tot het sociale netwerk van jeugdige/ouders behoort, ontvangt het tarief voor een persoon uit het sociale netwerk als voor de hulp die deze als jeugdhulpverlener biedt geen kwalificaties nodig zijn.

 

Tarieven en tariefsdifferentiatie als uitgangspunt

 

De in de tarieventabel in bijlage 2 bij deze beleidsregels opgenomen tarieven voor het berekenen van de hoogte van PGB’s – evenals de tariefdifferentiatie – dienen altijd enkel als uitgangspunt. Als in een individueel geval aantoonbaar is dat berekeningswijze van de verordening – met toepassing van deze tarieven – leidt tot een PGB-hoogte waarmee de jeugdige of zijn ouders niet in staat zijn de benodigde jeugdhulp van derden te betrekken, dan wordt er in dat geval van de tarieven afgeweken. Echter, als dat niet aantoonbaar het geval is, dan wordt bij de berekening altijd aangesloten bij de tarieven van bijlage 2 of bij het ten hoogste laagst toepasselijke, kennelijk realistische tarief. Zo wordt ruimte geboden voor maatwerk waar dat nodig is, transparantie en duidelijkheid geboden waar dat op voorhand mogelijk is en de rechtsgelijkheid gewaarborgd.

 

Het PGB is inclusief alle kosten zoals salaris of tarief voor het verlenen van hulp – daaronder begrepen het deelnemen aan overleggen in het kader van afstemmen en samenwerken met andere hulpverleners-, vervanging tijdens vakantie of ziekte, verzekeringen, reiskosten en overhead, in het tarief zijn opgenomen.

 

De maximale hoogte van een PGB is in de verordening begrensd op de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate door het college ingekochte individuele voorziening in natura. De jeugdige of zijn ouders en de hulpverlener komen met elkaar een tarief overeen. Wanneer het overeengekomen tarief leidt tot een hoger bedrag dan het vastgestelde PGB, moeten de jeugdige of zijn ouders het verschil zelf aanvullen.

HOOFDSTUK 5 OVERGANGSRECHT. INWERKINGTREDING EN CITEERTITEL

Artikel  

  • 1.
    • a.

      Aanvragen voor individuele voorzieningen, die op basis van de Beleidsregels jeugdhulp gemeente Zoetermeer 2016 zijn ingediend en waarover bij de inwerkingtreding van de wijziging van de beleidsregels op 1 januari 2020 nog niet is beslist, worden geacht op basis van de gewijzigde beleidsregels te zijn ingediend.

    • b.

      Jeugdigen en ouders houden recht op een individuele voorziening verstrekt op grond van de Beleidsregels jeugdhulp gemeente Zoetermeer 2016, totdat het college een nieuw besluit heeft genomen waarbij het besluit, waarmee deze eerdere voorziening is verstrekt, wordt ingetrokken of totdat de looptijd van de oorspronkelijke beschikking is verstreken.

    • c.

      Een beslissing op bezwaarschriften tegen een besluit op grond van de Beleidsregels jeugdhulp gemeente Zoetermeer 2016 geschiedt op grond van de Beleidsregels jeugdhulp gemeente Zoetermeer 2016 die ten aanzien van de betreffende zaak zijn rechtskracht behoudt.

  • 2.

    Deze beleidsregels treden in werking op het tijdstip waarop de wijziging van de Verordening jeugdhulp gemeente Zoetermeer 2015 in werking treedt.

  • 3.

    Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels jeugdhulp gemeente Zoetermeer 2016.

Aldus vastgesteld in de vergadering van 8 maart 2016

de secretaris,

de burgemeester,

Bijlage 1 - Ontwikkelingstaken en opvoedopgaven

 

Ontwikkelingstaken 0-1 jaar:

  • Gehechtheid: het zoeken van nabijheid bij een ouder of opvoeder, het ervaren van continuïteit, het gebruiken van ouders en opvoeders als veilige basis.

  • Uitvoering van lichamelijke functies: zien, horen, eten, drinken, objecten vastpakken, zitten, kruipen, lopen en klauteren.

  • Ouder(s) en familie: onderscheid maken tussen ouder en een vreemde, zonder paniek alleen kunnen zijn.

  • Spelen: doelgericht spelen met voorwerpen, spelen naast andere kinderen.

  • Verkenning van de omgeving: voorwerpen verkennen en gebruiken, de vloer/grond en ruimtes verkennen.

Opvoedopgaven

  • 1.

    Dagelijkse verzorging (soepel ritueel)

  • 2.

    Veilige hechting (sensitieve en responsieve interactie)

  • 3.

    Structuur (beschikbaar zijn)

  • 4.

    Stimulans (ruimte en steun geven)

Normale problemen

Voedingsproblemen

Slaapproblemen

Scheidingsangst

Angst voor vreemden, donker en geluid

 

 

Ontwikkelingstaken 2-5 jaar:

  • Ouder(s) en familie: gezinsnormen eigen maken, je houden aan regels.

  • Omgang met leeftijdgenoten: samen spelen, initiatief nemen, voor jezelf opkomen, iets delen.

  • Taal: gesproken taal begrijpen, zinnen maken, een boodschap overbrengen, iets vertellen.

  • Taakgerichtheid: langere tijd met een taakje bezig zijn.

  • Zelfverzorging: met bestek eten, zichzelf wassen, zichzelf aan- en uitkleden.

  • Zelfstandigheid: dingen zelf doen, zindelijkheid, weten dat je een individu bent met eigen wensen en voorkeuren, verschuiving van externe regulatie (door opvoeders) naar zelfcontrole.

  • Sekse-rol: identificatie met de rol als jongen en meisje.

Opvoedopgaven

  • 1.

    Verzorgen en beschermen

  • 2.

    Stimuleren ontwikkeling

  • 3.

    Stimuleren van communicatie (sensitief zijn voor het cognitieve niveau van het kind)

  • 4.

    Vertrouwen geven en positief bekrachtigen (omgaan met ambiguïteit van het kind)

  • 5.

    Disciplinering (grenzen stellen en consequent zijn)

  • 6.

    Sekse specifieke benadering

Normale problemen

Angst voor vreemden, donker, geluid

Koppigheid, driftbuien, agressie

Ongehoorzaam, druk gedrag, overactief

Angst i.s.m. sekse rol en identiteit

Niet zindelijk

 

 

Ontwikkelingstaken 6-11 jaar:

  • Vergroten zelfstandigheid t.o.v. ouders/opvoeders: privacy, een eigen mening en verantwoordelijkheid.

  • Herkennen en bijsturen van emoties: herkennen en benoemen van eigen gevoelens, risicovolle impulsen opmerken, beheersen of bijsturen.

  • Deelname aan basisonderwijs: luisteren, in groepsverband functioneren; concentreren op taken, schoolse vaardigheden (lezen, schrijven, rekenen) eigen maken.

  • Nemen van deelverantwoordelijkheden thuis: uitvoeren van kleine taakjes, zorgen voor huisdieren.

  • Relaties met leeftijdsgenoten: aanknopen en onderhouden van wederkerige vriendschappen, geven en nemen in spel, eenvoudige conflicten oplossen, laten merken dat je de ander aardig vindt.

  • Gebruik van basale infrastructuren: vervoer, geld, vrije tijd, digitale apparaten en de digitale wereld (internet en sociale media) gebruiken.

  • Zich verplaatsen in anderen: je inleven in situaties die je niet zelf meemaakt, de bedoelingen en belangen kunnen inschatten van andere kinderen en van volwassenen, rekening houden met wensen/belangen van anderen.

  • Veiligheid en gezondheid: omgaan met fysieke gevaren (verkeer, vuur/ hitte, water, elektriciteit).

Opvoedopgaven

  • 1.

    Verzorgen en begeleiden

  • 2.

    Stimuleren spel en taalontwikkeling (waarderen schoolse prestaties)

  • 3.

    Bieden van emotionele steun (warme opvoedingsstijl)

  • 4.

    Bevorderen autonomie

  • 5.

    Stimuleren sociale ontwikkeling (gelegenheid geven voor omgang leeftijdgenoten)

Normale problemen

Ruzies

Concentratieproblemen

Laagprestatieniveau

Schoolweigering

Stelen of vandalisme als incident

Ritualistisch gedrag

 

 

Ontwikkelingstaken 12-17 jaar:

  • Positie ten opzichte van de ouders: minder afhankelijk worden van de ouders en het bepalen van een eigen plaats binnen de veranderende relaties in het gezin en de familie.

  • Onderwijs of werk: kennis en vaardigheden opdoen om later een beroep uit te kunnen oefenen en een keuze maken ten aanzien van werk.

  • Vrije tijd: ondernemen van activiteiten in de vrije tijd; zinvol doorbrengen van tijd zonder verplichtingen.

  • Eigen woonsituatie: zorgdragen voor je eigen kamer en spullen, omgaan met je huisgenoten.

  • Autoriteit en instanties: accepteren dat er instanties en personen boven je gesteld zijn, binnen geldende regels en codes opkomen voor eigen belang.

  • Gezondheid en uiterlijk: zorgen voor goede voeding en een goede lichamelijke conditie, een uiterlijk waar je je prettig bij voelt en het inschatten en vermijden van risico’s.

  • Sociale contacten en vriendschappen: contacten leggen en onderhouden, oog hebben voor wat contacten met anderen kunnen opleveren, je openstellen voor vriendschap, vertrouwen geven en nemen, wederzijdse acceptatie.

  • Sociale media en internet: smartphone, computer gebruiken, informatie vinden, delen en wegen, onderscheid tussen de virtuele en de reële werkelijkheid maken, gevaren onderkennen.

  • Intimiteit en seksualiteit: seksualiteit integreren in je persoonlijkheid, ontdekken wat mogelijkheden, wensen en grenzen zijn in intieme en seksuele relaties bij jezelf en bij anderen.

  • Bij cultuurverschillen: normen van verschillende culturen kennen, inschatten welke vaardigheden in welke culturele context passend zijn.

Opvoedopgaven

  • 1.

    Bieden van waardevrije positieve aandacht  (emotionele steun bieden)

  • 2.

    Werken aan een symmetrische relatie tussen ouder en kind

  • 3.

    Gepast toezicht houden (leeftijdsadequaat grenzen stellen)

  • 4.

    Goede voorbeeld geven  

  • 5.

    Klankbord bieden (tolerantie voor experimenten)

Normale problemen

Gebruikt psychoactieve stoffen (alcohol, drugs)

Twijfels over identiteit en/of toekomst

Problemen met uiterlijk

Problemen met autoriteit

Incidenteel spijbelen

 

 

Bijlage 2 - Tarieventabel als bedoeld in artikel 4.8 van de Beleidsregels jeugdhulp gemeente Zoetermeer 2016

 

 

Voorziening

Eenheid

Tarief geldend vanaf 1 januari 2020 voor een gekwalificeerde zorgaanbieder

Tarief geldend vanaf 1 januari 2020 voor een zelfstandig werkende gekwalificeerde zorgaanbieder

 

 

 

 

Persoonlijke verzorging

Per uur

€ 42,12

€ 35,10

Individuele begeleiding, licht

Per uur

€ 47,52

€ 39,60

Individuele begeleiding, middel

Per uur

€ 64,80

€ 54,00

Individuele begeleiding, zwaar

Per uur

€ 98,82

€ 82,35

Groepsbegeleiding, licht

Per uur

€ 27,35

€ 22,79

Groepsbegeleiding, zwaar

Per uur

€ 47,10

€ 39,25

Kortdurend verblijf, licht

Per etmaal

€ 99,77

€ 83,15

Kortdurend verblijf, middel

Per etmaal

€ 227,84

€ 189,87

Kortdurend verblijf, zwaar

Per etmaal

€ 304,88

€ 254,07