Organisatie | Harlingen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Subsidieverordening godsdienst en levensbeschouwelijke vormingsonderwijs |
Citeertitel | Subsidieverordening godsdienst en levensbeschouwelijke vormingsonderwijs |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | onderwijs |
Eigen onderwerp |
Geen.
Wet op het Primair Onderwijs, art.51
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-03-2004 | 01-03-2003 | 01-03-2003 | Intrekken van de verordening van 11 april 2001 per 1 maart 2003. | 17-03-2004 Harlinger Courant 17-03-2004 | fysiek |
DE RAAD VAN DE GEMEENTE HARLINGEN;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 27 januari 2004;
gelet op de Algemene wet bestuursrecht;
vast te stellen de " Subsidieverordening godsdienst en levensbeschouwelijk vormingsonderwijs ”.
Artikel 2 Bevoegdheid burgemeester en wethouders
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd tot het nemen van besluiten als bedoeld in deze verordening.
Artikel 3 Reikwijdte verordening
Aan kerkelijke gemeenten, kerken en verenigingen, als bedoeld in artikel 51 van de Wet op het Primair Onderwijs alsmede aan rechtspersoonlijkheid bezittende organisaties op geestelijke grondslag, wordt door de gemeente subsidie verleend in de kosten, voortvloeiende uit het doen geven van godsdienstonderwijs of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs, waaronder humanistisch vormingsonderwijs aan leerlingen van gemeentelijke scholen voor basisonderwijs in de gemeente Harlingen.
De met het geven van godsdienstonderwijs of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs belaste personen onthouden zich van iets te leren, te doen of toe te laten wat in strijd is met de algemeen geldende wettelijke bepalingen. Zij volgen de aanwijzingen op van de schoolleider en verstrekken hem alle gewenste inlichtingen.
1. Voor het verkrijgen van het in artikel 3 bedoelde subsidie zenden de in artikel 3 bedoelde instanties binnen een maand na afloop van het kalenderjaar bij burgemeester en wethouders een opgave in, waarin voor elke school afzonderlijk vermeld staat:
a. de naam van de leerkracht(en) die met het geven van godsdienstonderwijs of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs was (waren) belast;
b. de dagen en uren, gedurende welke de lessen werden gegeven;
c. de klassen waarin de lessen werden gegeven;
d. de aantallen leerlingen als bedoeld in artikel 7 lid 3 van deze verordening.
2. De in het eerste lid bedoelde opgave wordt voor de inzending door de schoolleiding van de betreffende school gewaarmerkt.
Geen subsidie wordt verleend in de kosten van godsdienstonderwijs of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs, voor zo ver gegeven aan groepen, die -ook na combinatie van klassen en/of leerlingen van dezelfde school- uit gemiddeld minder dan 10 leerlingen bestaan. In bijzondere gevallen kunnen burgemeester en wethouders afwijken van dit aantal onder door hen te stellen voorwaarden.