Organisatie | Harlingen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2010 |
Citeertitel | Verordening rioolheffing 2010 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen.
artikel 228a van de Gemeentewet
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2010 | 01-01-2011 | Verordening rioolrechten 2009 wordt ingetrokken | 11-11-2009 HC | Onbekend. |
Artikel 2 Aard van de belasting
Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:
a de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater, alsmede de
zuivering van huishoudelijk afvalwater; en
b de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater,
alsmede het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de
grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te
Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht
a van degene die bij het begin van het belastingjaar het genot heeft krachtens eigendom, bezit of
beperkt recht van een perceel dat direct of indirect is aangesloten op de gemeentelijke riolering,
verder te noemen: eigenarendeel; en
b van de gebruiker van een perceel van waaruit water direct of indirect op de gemeentelijke
riolering wordt afgevoerd, verder te noemen: gebruikersdeel.
2 Met betrekking tot het eigenarendeel wordt, ingeval het perceel een onroerende zaak is, als
genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van
het belastingjaar als zodanig in de kadastrale registratie is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat
tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.
3 Met betrekking tot het gebruikersdeel, wordt als gebruiker aangemerkt:
a degene die naar de omstandigheden beoordeeld het perceel al dan niet krachtens eigendom,
bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt;
b ingeval een gedeelte van een perceel -niet een gedeelte als bedoeld in artikel 4- voor gebruik is
afgestaan: degene die dat gedeelte voor gebruik heeft afgestaan.
Artikel 4 Zelfstandige gedeelten
Indien gedeelten van een in artikel 3 bedoeld perceel blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, wordt de belasting geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als één geheel worden gebruikt, deze als één perceel worden aangemerkt.
1. Het eigenarendeel bedraagt € 175,44;
2. Het gebruikersdeel bedraagt voor elke volle eenheid van 150 kubieke meters water, bij een hoeveelheid water:
a. van 0 m3 tot en met 250 m3 nihil
Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel voor het gebruikersdeel in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde gebruikersdeel als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel voor het gebruikersdeel in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde gebruikersdeel als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
Het gebruikersdeel wordt niet geheven van percelen niet groter dan een inhoud van 60 m3 en voor zover de bij die percelen behorende aansluitpunten uitsluitend dienen voor de afvoer van hemelwater.
Artikel 11 Termijnen van betaling
In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a, worden betaald in zes gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
2. In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt ingeval de gemeente is gemachtigd tot automatische incasso moeten de aanslagen worden betaald in acht gelijke termijnen waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
3. In afwijking van in zoverre van het eerste en tweede lid geldt ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen rioolheffingen of andere heffingen of belastingen gelijk of minder is dan € 80,-- of gelijk of meer is dan € 4.540,-- dat de aanslagen moeten worden betaald in één termijn welke vervalt twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet.
4. De aanslagen als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel b, moeten worden betaald uiterlijk op de laatste dag van de twee maand volgend op die welke in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.
5 De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.
Artikel 12 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de rioolheffing.