Organisatie | Harlingen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de heffing en invordering van watertoeristenbelasting |
Citeertitel | Verordening watertoeristenbelasting 2004 |
Vastgesteld door | |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen.
artikel 224 van de Gemeentewet
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2005 | 31-12-2009 | Onbekend. | 14-08-2004 Harlinger Courant | Onbekend. |
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
a. pleziervaartuig: een vaartuig dat is bestemd of wordt gebruikt voor vakantie- of andere
b. zeilend bedrijfsvaartuig: een vaartuig, geen passagiersschip zijnde, dat overwegend of geheel
met behulp van zeilen wordt voortgestuwd en dat is bestemd of wordt gebruikt voor het
bedrijfsmatig vervoer van personen;
c. lengte: de lengte over alles;
d. vaste ligplaats: een ligplaats die naar plaatselijk gebruik, zulks ter beoordeling van het college
van burgemeester en wethouders, is bestemd voor het regelmatig afmeren of ter anker leggen
e. etmaal: een aaneengesloten tijdvak van 24 uren, aanvangende om 21.00 uur;
f. maand: een aaneengesloten tijdvak van 30 etmalen;
g. seizoen: het tijdvak van 1 april tot en met 31 oktober;
h. kapitein: de gezagvoerder van een vaartuig of degene die deze vervangt.
Terzake van het houden van verblijf binnen de gemeente op vaartuigen waarvoor wegens de
aanwezigheid in het watergebied van de gemeente in welke vorm dan ook een vergoeding wordt
betaald door personen, die niet als ingezetene in de gemeentelijke basisadministratie
persoonsgegevens van de gemeente zijn ingeschreven, wordt onder de naam “watertoeristenbelasting”
1. Belastingplichtig is degene die tegen vergoeding gelegenheid biedt tot verblijf als bedoeld in artikel 2 aan hem ter beschikking staande ligplaatsen dan wel op hem ter beschikking staande vaartuigen.
2. De belastingplichtige is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene ter zake van wiens verblijf de belasting verschuldigd wordt.
3. Indien met toepassing van het eerste lid geen belastingplichtige is aan te wijzen, is
belastingplichtig de kapitein, de eigenaar of de gebruiker van een vaartuig als in artikel 2
bedoeld dan wel een andere persoon die werkelijk verblijf houdt aan boord van een dergelijk
De belasting wordt niet geheven terzake van het verblijf:
1. door degenen die verblijf houden aan boord van:
een vaartuig dat is ingericht en wordt gebruikt tot verpleging of verzorging van zieken,
van gebrekkigen, van hulpbehoevenden of van bejaarden;
motor- en zeilboten met een lengte van ten hoogste 4 meter;
een vaartuig dat zich op last of bevel van de overheid in het gemeentelijke watergebied
2. waarvoor de gemeente belasting heft ingevolge de verordening op de heffing en invordering van toeristenbelasting;
3. van een asielzoeker, zijnde een vreemdeling als bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de
Vreemdelingenwet, die een asielverzoek heeft ingediend waarover nog geen onherroepelijke
beslissing is genomen, van degene die een asielverzoek heeft ingediend waarop negatief is
beslist en van een verblijfsgerechtigde, die op basis van artikel 9, 10 of 15 van voornoemde
wet een verblijfsvergunning heeft, voor zover deze personen verblijf houden in een
gelegenheid als bedoeld in artikel 2, in het kader van de centrale opvang onder
verantwoordelijkheid van het ZBO Centrale Opvang Asielzoekers.
Artikel 5 Maatstaf van heffing
De belasting wordt geheven naar het aantal etmalen dat verblijf is gehouden. Voor de toepassing van dit artikel wordt een gedeelte van een etmaal voor een vol etmaal gerekend.
Artikel 6 Forfaitaire berekeningswijze van de maatstaf van heffing
1. Ter zake van vaartuigen met een vaste ligplaats voor 3 maanden en langer wordt, indien een
belastingplichtige als bedoeld in artikel 3, eerste lid, is aangewezen:
a.het aantal personen dat verblijf heeft gehouden, bepaald op:
2,6 bij een pleziervaartuig met een lengte tot 7 meter;
3,2 bij een pleziervaartuig met een lengte van 7 meter en meer, doch tot 10 meter;
3,8 bij een pleziervaartuig met een lengte van 10 meter en meer, doch tot 15 meter;
tweederde van het aantal slaapplaatsen bij zeilende bedrijfsvaartuigen.
b. het aantal etmalen dat door de onder a bedoelde personen verblijf is gehouden bepaald
22 voor pleziervaartuigen met een lengte tot 7 meter;
26 voor pleziervaartuigen met een lengte van 7 meter en meer, doch tot 15 meter,
alsmede voor zeilende bedrijfsvaartuigen.
2. Ter zake van vaartuigen met een vaste ligplaats voor korter dan drie maanden wordt, indien een belastingplichtige als bedoeld in artikel 3, eerste lid, is aangewezen:
a.het aantal personen dat verblijf heeft gehouden bepaald overeenkomstig het gestelde in het eerste lid, onder a;
b. het aantal etmalen dat door de onder a bedoelde personen verblijf is gehouden bepaald
3 voor pleziervaartuigen met een lengte tot 15 meter met een ligplaats uitgegeven
8 voor pleziervaartuigen met een lengte tot 7 meter met een ligplaats uitgegeven
9 voor vaartuigen met een lengte van 7 meter en meer doch tot 15 meter met een
Artikel 7 Opteren voor niet-forfaitaire maatstaf van heffing
1. In afwijking van het bepaalde in artikel 6 wordt op een door de belastingplichtige bij de
aangifte gedane aanvraag de maatstaf van heffing vastgesteld op het werkelijke aantal
etmalen dat verblijf is gehouden indien blijkt dat dit aantal lager is dan het op de voet van
2. Het in het eerste lid bedoelde verzoek kan desgewenst per ligplaats worden gedaan.
Artikel 12 Termijnen van betaling
De aanslagen moeten betaald worden in twee gelijke termijnen waarvan de eerste ve rvalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.
Artikel 13 Kwijtschelding van belastingen
Bij de invordering van de watertoeristenbelasting wordt geen kwijtschelding verleend.
Artikel 14 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de watertoeristenbelasting.
Ieder die gelegenheid tot verblijf biedt in de zin van deze verordening is verplicht aan
verblijfhoudenden op vaartuigen, ten aanzien waarvan de belasting verschuldigd is, een doorlopend
genummerd bewijs uit te reiken dat terzake belasting is verschuldigd.
Daartoe kan de gemeente deze bewijzen beschikbaar stellen. Burgemeester en wethouders geven
nadere voorschriften omtrent de inrichting en het gebruik van de bewijzen.
De belastingplichtige bedoeld in artikel 3, eerste lid, is gehouden, voordat hij voor de eerste maal na het in werking treden van deze verordening gelegenheid tot verblijf verschaft, zulks schriftelijk te melden aan de door het college van burgemeester en wethouders aangewezen gemeenteambtenaren, bedoeld in artikel 231, tweede lid, onderdelen b en d van de Gemeentewet.
Onverminderd het bepaalde in artikel 247, eerste lid, van de Gemeentewet wordt op overtreding van deze belastingverordening een geldboete gesteld van de eerste categorie.
Artikel 18 Inwerkingtreding en citeertitel
1. Deze verordening treedt in werking op de achtste dag na die van de bekendmaking.
2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2005.
3. Deze verordening kan worden aangehaald als “Verordening watertoeristenbelasting 2004”.
Vastgesteld door de raad in zijn