Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Terschelling

Herziene beleidsregels toepassen planologische afwijkingen

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieTerschelling
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingHerziene beleidsregels toepassen planologische afwijkingen
CiteertitelHerziene beleidsregels toepassen planologische afwijkingen
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Besluit Omgevingsrecht

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

22-12-201530-10-2015Wij hebben in overweging genomen dat het wenselijk is om in beleidsregels vooraf invulling te geven aan onze bevoegdheid om een afwijking van bestemmingsplanregels via een omgevingsvergunning te weigeren dan wel toe te staan

27-10-2015

Overheid.nl

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Herziene beleidsregels toepassen planologische afwijkingen

 

 

 Herziene beleidsregels toepassen planologische afwijkingen

 

 

 

 

Considerans

Wij hebben in overweging genomen dat het wenselijk is om in beleidsregels vooraf invulling te geven aan onze bevoegdheid om een afwijking van bestemmingsplanregels via een omgevingsvergunning te weigeren dan wel toe te staan zodat:

(1) terugkerende discussies over de invulling van de ‘kan-bepalingen’  in de afwijkingsregels binnen bestemmingsplannen worden voorkomen;

(2) dat burgers vooraf (meer) inzicht wordt gegeven in de haalbaarheid (en daarmee

vergunbaarheid) van zijn of haar bouwplan.

 

Verder is in de beleidsregels bepaald dat:

(3)  toepassing van artikel 4 Bor en toepassing van de buitenplanse omgevingsvergunning ex artikel 2.12, lid 1, onder a 3° Wabo zeer terughoudend worden toegepast;

De herziening van deze beleidsregels is tot stand gekomen in navolging van en in reactie op de wijziging van het Besluit omgevingsrecht, d.d. 1 november 2014 en 9 september 2015;

 

[1] Artikel 2.12, lid 1, aanhef, onder a, 1° Wabo

Burgemeester en wethouders van de gemeente Terschelling:

Besluiten: tot vaststelling van de Herziene beleidsregels toepassen planologische

afwijkingen.

Aldus besloten in vergadering van 27 oktober 2015door J.B. Wassink (burgemeester),

T.D. de Jong, J. Hoekstra-Sikkema en H.K. van der Wielen (wethouders), in het bijzijn van H.M. de Jong (secretaris).

___________________ _____________________

H.M. de Jong, J.B. Wassink,

Secretaris burgemeester

  • 1.

    Algemene bepalingen

    Artikel 1.1 Begripsbepalingen

    1.Niet voorziene activiteiten: ontwikkelingen waarover pas na de vaststelling van het

    betreffende bestemmingsplan voor het eerst op landelijk, regionaal of plaatselijk niveau

    discussies zijn ontstaan en uitmonden in activiteiten die kennelijk in een behoefte voorzien;

    2.Gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden:de mogelijkheden om gronden en

    daarop toegelaten bouwwerken overeenkomstig de daaraan toegekende bestemming te

    gebruiken.

    3.Mantelzorg: (vervallen).

    4. Straat- en bebouwingsbeeld: ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten

    gebruiksvormen, dient gestreefd te worden naar het instandhouden c.q. tot-stand-brengen

    van een, in stedenbouwkundig opzicht, samenhangend bebouwingsbeeld.

    In het algemeen zal bij bebouwing worden gestreefd naar:

    • -

      een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;

    • -

      een goede bouwhoogte-/breedte-verhouding tussen de bebouwing onderling;

    • -

      een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk

      op elkaar georiënteerd is.

    5.Woonsituatie:ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten bouwwerken,

    werken en andere gebruiksvormen, dient rekening te worden gehouden met het

    instandhouden c.q. garanderen van een redelijke lichttoetreding alsmede de aanwezigheid

    van voldoende privacy.

    6. Verkeersveiligheid: ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten

    gebruiksvormen, dient rekening te worden gehouden met het instandhouden c.q. tot-

    stand-brengen van een verkeersveilige situatie, door het garanderen van vrije

    uitzichthoeken bij kruisingen van wegen en bij uitritten.

    7.Sociale veiligheid: ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten

    gebruiksvormen, dient voorkomen te worden dat een ruimtelijke situatie ontstaat die niet

    sociaal controleerbaar, onoverzichtelijk en onherkenbaar is;

    8. Milieusituatie:ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen,

    dient rekening te worden gehouden met de milieuaspecten, zoals hinder voor

    omwonenden en een verkeersaantrekkende werking.

    In het bijzonder dient er bij de situering en omvang van milieubelastende functies op te

    worden gelet dat de uitbreiding of nieuwvestiging van milieugevoelige functies niet wordt

    beperkt. Omgekeerd dient er bij uitbreiding of nieuwvestiging van milieugevoelige functies

    op te worden gelet dat bestaande milieubelastende functies niet in hun functioneren

    worden beperkt.

    9. Brandveiligheid:ten aanzien van de situering van bouwwerken, dient rekening te worden

    gehouden met het instandhouden c.q. tot-stand-brengen van een brandveilige situatie;

    10. Gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden:ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen, dient rekening te worden gehouden met de gebruiksmogelijkheden binnen andere bestemmingen, indien deze daardoor onevenredig negatief kunnen worden beïnvloed.

    11. Onevenredige afbreuk: wanneer een activiteit niet kan voldoen aan de nadere

    precisering en concretisering van de algemene toetsingscriteria, zijnde de leden 4 tot en

    met 10.

    12. Bestemmingsplan: bestemmingsplan, zoals bedoeld in hoofdstuk 3 Wet ruimtelijke

    ordening, of beheersverordening, zoals bedoeld in hoofdstuk 3A Wet ruimtelijke ordening.

    Artikel 1.2 Beleidsnotities waaraan moet worden getoetst

    Een aanvraag voor een omgevingsvergunning wordt aan de relevante beleidsnotitie(s)

    getoetst, zoals:

    a. Beleidsnotitie Telecommunicatie-antennemasten Terschelling;

    b. Beleidsregels kamperen;

    c. Horecabeleid Terschelling;

    d. Landschapsontwikkelingsplan;

    e. Strandnotitie;

    f. Toeristische toekomstvisie;

    g. Welstandsnota;

    h. Woonplan Terschelling 2008-2016;

    i. overige relevante beleidsnotities van de gemeente Terschelling.

  • 2.

    De binnenplanse planologische afwijking (artikel 2.12, lid 1, onder a, 1o Wabo)

    Artikel 2.1 Binnenplanse planologische afwijking verlenen, tenzij…

    Binnenplanse planologische afwijking wordt verleend als aan de voorwaarden wordt

    voldaan, genoemd in de binnenplanse afwijkingsregels van het vigerende

    bestemmingsplan.

  • 3.

    De buitenplanse planologische afwijking, artikel 4 bijlage II Besluit omgevingsrecht (artikel 2.12, lid 1 onder a, 2o Wabo)

    Artikel 3.1 Geen toepassing artikel 4 bijlage II Bor, tenzij …

    1.Artikel 4, bijlage II Bor wordt in beginsel niet toegepast binnen een termijn van zeven jaar

    na vaststelling van een bestemmingsplan.

    2. Lid 1 geldt niet als het een activiteit betreft genoemd in de artikelen 3.2 tot en met 3.7.

    3. De activiteit, genoemd in artikel 3.2 tot en met 3.7 mag geen onevenredige afbreuk doen

    aan:

    a. het straat- en bebouwingsbeeld ter plaatse;

    b. de woonsituatie, brandveiligheid en milieusituatie van het perceel en omliggende

    percelen;

    c. de sociale veiligheid en verkeersveiligheid op het perceel en de openbare weg én

    d. de gebruiksmogelijkheden van het eigen perceel en de aangrenzende percelen.

    Artikel 3.2 Niet voorzienbare activiteit

    Artikel 4, bijlage II Bor wordt slechts toegepast indien:

    a. de activiteit op het tijdstip van vaststelling van een bestemmingsplan nog niet voorzien kon

    zijn of zelden voorkomt en daarom niet in het bestemmingsplan is geregeld en

    b. voldoet aan het gestelde in artikel 3.1, lid 3.

    Artikel 3.3 Geen toepassing van artikel 4, lid 1, bijlage II Bor, tenzij…

    1. Aan artikel 4, lid 1, bijlage II Bor wordt in beginsel geen toepassing gegeven.

    2. Lid 1 geldt niet in de gevallen genoemd in artikel 3.4a (vervallen) , 3.4b en 3.4c.

    3. Als bebouwde kom in de zin van artikel 4, lid 1, bijlage II Bor geldt het gearceerde gebied

    op de als bijlage toegevoegde kaart met onderwerp “Bebouwde kom (behorende bij de

    beleidsregels toepassen planologische afwijking, aanvulling 2015)”.

    Artikel 3.4a Bijbehorend bouwwerk: mantelzorg

    (vervallen)

    Artikel 3.4b Bijbehorend bouwwerk: bestaande goothoogtes en dakhellingen

    1. Artikel 4, lid 1, bijlage II Bor wordt slechts toegepast als de strijdigheid met de

    bestemmingsplanregels ten aanzien van goothoogte en dakhelling wordt veroorzaakt doordat aansluiting wordt gezocht bij bestaande goothoogtes en dakhellingen van een hoofdgebouw en of bijgebouw.

    2. Als de bestaande dakhelling van een hoofdgebouw afwijkt van de bestemmingsplanregels

    mag een uitbreiding van dat hoofdgebouw dezelfde dakhelling bedragen.

    3. Als de bestaande dakhelling van een bijgebouw afwijkt van de bestemmingsplanregels

    mag een uitbreiding van dat bijgebouw dezelfde dakhelling bedragen.

    4. Als de bestaande goothoogte van een hoofdgebouw afwijkt van de

    bestemmingsplanregels mag een uitbreiding van dat hoofdgebouw dezelfde goothoogte

    hebben.

    5. Als de bestaande goothoogte van een bijgebouw afwijkt van de

    bestemmingsplanregels mag een uitbreiding van dat bijgebouw dezelfde goothoogte

    hebben.

    6. Tevens moet de aanvraag voldoen aan het bepaalde in artikel 3.1, lid 3.

    Artikel 3.4c Bijbehorend bouwwerk: bouwen buiten het bouwvlak

    1. Artikel 4, lid 1, bijlage II Bor wordt slechts toegepast bij strijdigheid met de bestemmingsplanregels ten aanzien van het bouwen buiten het bouwvlak:

    a. indien het bestemmingsplan voorziet in een wijzigingsbevoegdheid voor het (deels)

    bouwen buiten het bouwvlak door het verschuiven of vergroten van dat bouwvlak én

    b. volledig wordt voldaan aan de voorwaarden van die wijzigingsbevoegdheid.

    2. Tevens moet de aanvraag voldoen aan het bepaalde in artikel 3.1, lid 3.

    Artikel 3.4d Geen toepassing van artikel 4, lid 3, bijlage II Bor, tenzij…

    1. Artikel 4, lid 3, bijlage II Bor wordt slechts toegepast in samenhang met een aanvraag voor een niet-ingrijpende herinrichting van openbaar gebied, zoals omschreven in de artikelgewijze toelichting bij artikel 3.5b ‘Geen toepassing van artikel 4, lid 8, bijlage II Bor’.

    2. Tevens moet de aanvraag voldoen aan het bepaalde in artikel 3.1, lid 3.

    Artikel 3.4e Geen toepassing van artikel 4, lid 4, bijlage II Bor, tenzij…

    1. Artikel 4, lid 4, bijlage II Bor wordt slechts toegepast ten behoeve van voorzieningen gericht op het isoleren van bestaande gebouwen, waarbij wegens aantoonbare bouwtechnische noodzaak de maximaal toegestane bouwoppervlakte wordt overschreden.

    2. Tevens moet de aanvraag voldoen aan het bepaalde in artikel 3.1, lid 3.

    Artikel 3.5 Geen toepassing van artikel 4, lid 5, bijlage II Bor, tenzij…

    1. Artikel 4, lid 5, bijlage II Bor wordt slechts toegepast als een antenne-installatie:

    a. is bedoeld voor algemene telecommunicatiedoeleinden waarbij sprake is van

    ‘site-sharing’ én

    b. past binnen de uitgangspunten in de Beleidsnotitie Telecommunicatie-

    antennemasten Terschelling.

    2. Tevens moet de aanvraag voldoen aan het bepaalde in artikel 3.1, lid 3.

    Artikel 3.5a Geen toepassing van artikel 4, lid 6, bijlage II Bor.

    1.Aan artikel 4, lid 6, bijlage II Bor wordt geen toepassing gegeven.

    Artikel 3.5b Geen toepassing van artikel 4, lid 7, bijlage II Bor.

    1.Aan artikel 4, lid 7, bijlage II Bor wordt geen toepassing gegeven.

    Artikel 3.5c Geen toepassing van artikel 4, lid 8, bijlage II Bor, tenzij…

    Artikel 4, lid 8, bijlage II Bor wordt slechts toegepast als:

    1. de herinrichting niet leidt tot het onttrekken van het gebied aan de openbaarheid.

    2. Tevens moet de aanvraag voldoen aan het bepaalde in artikel 3.1, lid 3.

    Artikel 3.6 Geen toepassing van artikel 4, lid 9, bijlage II Bor, tenzij…

    Artikel 4, lid 9, bijlage II Bor wordt slechts toegepast als:

    1. het gebruik met toepassing van een wijzigingsbevoegdheid in het geldende bestemmingsplan toegestaan zou kunnen worden, en aan de voorwaarden wordt voldaan die van toepassing zijn op die wijzigingsbevoegdheid.

    2. het gebruik de opvang van asielzoekers of andere categorieën vreemdelingen betreft.

    Artikel 3.6a Geen toepassing van artikel 4, lid 10, bijlage II Bor.

    1.Aan artikel 4, lid 10, bijlage II Bor wordt geen toepassing gegeven.

    Artikel 3.7 Geen toepassing van artikel 4, lid 11, bijlage II Bor, tenzij…

    Artikel 4, lid 11, bijlage II Bor wordt slechts toegepast als:

    1. sprake is van één of meer noodgebouwen voor vervanging van bestaande gebouwen die

    worden verbouwd of worden afgebroken en vervangen door nieuwbouw, mits:

    a. de aanvrager de benodigde termijn kan motiveren;

    b. een noodgebouw niet leidt tot onaanvaardbare belemmeringen voor omliggende

    bedrijven;

    c. een noodgebouw in het achtererfgebied binnen het bestemmingsvlak wordt geplaatst.

    2. sprake is van tijdelijke werkzaamheden ten behoeve van infrastructurele werken of

    openbare voorzieningen.

    3. Lid 1, onder c geldt niet indien de aanvrager aannemelijk kan maken dat het plaatsen van

    een noodgebouw slechts mogelijk is in het voorerfgebied.

    4. Lid 3 geldt niet indien de aanvrager aannemelijk kan maken dat het plaatsen van een

    noodgebouw slechts mogelijk is buiten het betreffende bestemmingsvlak.

    5. Tevens moet de aanvraag voldoen aan het bepaalde in artikel 3.1, lid 3.

    6. De vergunning wordt niet langer verleend dan strikt noodzakelijk; de termijn wordt gemotiveerd door de aanvrager.

  • 4.

    Projectomgevingsvergunning (artikel 2.12, lid 1, onder a, 3° Wabo)

    Artikel 4.1 Geen projectomgevingsvergunning, tenzij …

    1. Artikel 2.12, lid 1, aanhef, onder a, 3° Wabo wordt in beginsel niet toegepast binnen een

    termijn van 7 jaar na vaststelling van een bestemmingsplan.

    2. Lid 1 geldt niet als:

    a. de activiteit op het tijdstip van vaststelling van het geldende bestemmingsplan nog niet

    voorzien kon zijn en/of een algemeen of maatschappelijk belang vertegenwoordigt dat

    afwijking van het geldend bestemmingsplan rechtvaardigt én

    b.past in een door de raad of het college vastgesteld beleidsplan én

    c. niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening én

    d. een procedure tot herziening van het geldende bestemmingsplan op het tijdstip van

    indiening van de vergunningaanvraag nog niet is gestart.

    3.De activiteit, bedoeld in lid 2, onder a, moet voldoen aan de voorwaarden genoemd in

    artikel 4.2.

    4. De aanvrager van een projectomgevingsvergunning wordt verzocht de aanvraag om te

    zetten naar een aanvraag tot het gewijzigd vaststellen van het geldende

    bestemmingsplan.

    Artikel 4.2 Activiteiten van algemeen of maatschappelijk belang

    1. Een activiteit, bedoeld in artikel 4.1, lid 2, onder a, is van algemeen of maatschappelijk

    belang als het een ruimtelijk, sociale én economische kwaliteit in zich heeft.

    2. De activiteit dient aan alle drie kwaliteitscategorieën gezamenlijk een positieve bijdrage te

    leveren door minimaal aan één subthema uit elke categorie, als bedoeld in artikel 4.3 tot

    en met 4.5, te voldoen.

    3. De aanvrager motiveert het algemeen of maatschappelijk belang van de activiteit op grond

    van de categorieën en subthema’s genoemd in de artikelen 4.3 tot en met 4.5.

    Artikel 4.3 Categorie ‘ruimtelijke kwaliteit’

    De categorie ‘ruimtelijke kwaliteit’ kent de subthema’s:

    a. landschap;

    b. ecologie;

    c. water en bodem of

    d. beeldkwaliteit.

    Artikel 4.4 Categorie sociale kwaliteit’

    De categorie ‘sociale kwaliteit’ kent de subthema’s:

    a. leefbaarheid;

    b. cultuurhistorie;

    c. belevingswaarde of

    d. verantwoordelijkheid.

    Artikel 4.5 Categorie economische kwaliteit’

    De categorie ‘economische kwaliteit’ kent de subthema’s:

    a. werkgelegenheid;

    b. duurzaamheid;

    c. innovatie of

    d. promotie/marketing/naamsbekendheid Terschelling.

5.Tijdelijke omgevingsvergunning (artikel 2.12, lid 2 Wabo)

(vervallen).

6.Slotbepalingen

6.Artikel 6.1 Bevoegdheid om van de beleidsregels af te wijken

6.Gehandeld wordt overeenkomstig de beleidsregels 2.1 tot en met 5.1 tenzij dat voor de aanvrager gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met deze beleidsregels te dienen doelen.

6.Artikel 6.2 Citeertitel

6.Deze beleidsregels worden aangehaald als: Herziene beleidsregels toepassen planologische afwijkingen.

Algemene toelichting

0.Waarom herziening beleidsregels

Het Besluit omgevingsrecht (hierna: Bor) is per 1 november 2014 gewijzigd. Deze wijziging van het Bor is van invloed op de eerder vastgestelde beleidsregels “planologische afwijking”. In het Bor zijn onderdelen komen te vervallen, zijn onderdelen aangepast of gewijzigd en zijn nieuwe artikelen toegevoegd. In navolging van deze wijziging zijn de eerder vastgestelde beleidsregels “planologische afwijking” tegen het licht gehouden en zijn onderdelen komen te vervallen, zijn onderdelen aangepast of gewijzigd, en zijn nieuwe artikelen toegevoegd.

Het Bor is per 9 september 2015 opnieuw gewijzigd ten behoeve van de opvang van asielzoekers en vluchtelingen. Ook deze wijziging is opgenomen om adequaat te kunnen handelen indien de situatie aan de orde komt.

  • 1.

    Waarom beleidsregels

    1.1 Duidelijkheid vooraf voor onze medewerkers

    Terugkerende discussies over de vraag hoe om te gaan met de ‘kan-bepalingen’ in de bestemmingsplannen, moeten worden voorkomen. Tot nu toe ontstaan deze telkens opnieuw. Veel overleg is nodig om bij individuele vergunningaanvragen te komen tot een gezamenlijk beeld van de wijze waarop bestemmingsplanregels uitgelegd moeten worden. Vooraf keuzes maken welke beslissing wij in een bepaald geval nemen biedt onze mede-werkers meer inzicht in de vraag welk besluit moet volgen op de ingediende vergunning-aanvraag. Onder verwijzing naar de beleidregels kunnen motivaties waarom wel of niet via vergunning van het bestemmingsplan worden afgeweken, eenvoudiger gegeven worden. Daarmee wordt efficiënt werken bevorderd en de waarborg vergroot dat vergunning-aanvragen op dezelfde manier worden beoordeeld.

    1.2 Duidelijkheid vooraf voor de burgers

    Vergroting van de voorspelbaarheid van onze besluitvorming stelt burgers vooraf meer in staat hun bouwplannen hierop af te stemmen. Beleidsregels geven de burger vooraf (meer) inzicht in de haalbaarheid (en daarmee vergunbaarheid) van zijn of haar bouwplan. Dat heeft op zijn beurt weer invloed op de snelheid waarmee een vergunningaanvraag behandeld kan worden. De burger noch wij hebben belang bij zinloze of kwalitatief slechte vergunning-aanvragen. Wij verwachten bovendien dat meer helderheid tot een afname van het aantal bezwaar- en beroepsprocedures leidt.

    1.3 Met beleidsregels kunnen beslissingen worden verdedigd

    Over onze besluiten kunnen tussen ons en belanghebbenden geschillen ontstaan. In die gevallen moeten wij de in onze besluitvorming gemaakte keuzes verdedigen. Het (kunnen) verwijzen naar beleidsregels op grond waarvan keuzes zijn gemaakt, vereenvoudigt de verdediging van besluiten tot verlening of weigering van een omgevingsvergunning. Door te verwijzen naar de beleidsregel wordt indirect door ons een beroep gedaan op de waarde van gelijkheid tussen burgers.

  • 2.

    De juridische betekenis van beleidsregels

Bij het nemen van besluiten op aanvraag om een omgevingsvergunning zijn wij aan onze eigen beleidsregels gebonden . Deze regels moeten wij toepassen op elke nieuwe vergunningaanvraag. Wat voor ons geldt, geldt ook voor onze medewerkers. Tot slot kunnen degenen die een omgevingsvergunning willen indienen aan de beleidsregels aanspraken ontlenen. In deze regels geven wij immers aan welke gevallen wij welk type besluit nemen. Slechts in gevallen die nu door ons niet kunnen worden voorzien, is het mogelijk om van de beleidsregel af te wijken als onverkorte toepassing daarvan tot een onredelijke uitkomst leidt.

Dit moet wel uitzondering blijven. Wordt te gemakkelijk een uitzondering op beleidsregels gemaakt, dan rijst al snel de vraag of die beleidsregels zelf wel deugdelijk zijn.

3.Geen buitenplanse afwijking van bestemmingsplanregels, tenzij…

Wij verlenen zo weinig mogelijk een omgevingsvergunning om van het geldend bestemmignsplan af te wijken. De in bestemmingsplannen vastgelegde afwijkingsregels bieden voldoende ruimte aan burgers om ontwikkelingen mogelijk te maken. Volstaan kan dan worden met een ‘binnenplanse’ omgevingsvergunning. Zijn bepaalde activiteiten toch niet geregeld dan heeft de raad, uit oogpunt van een goede ruimtelijke ordening, daar haar redenen voor gehad. De bestemmingsplannen bevatten de meest recente ruimtelijke inzichten die de weerslag vormen van een goede ruimtelijke ordening. De wetgever heeft bepaald dat de houdbaarheid van een bestemmingsplan maximaal 10 jaar is. Na uiterlijk 7 jaar dient de procedure voor herziening van een bestemmingsplan worden aangevangen. De actualiteit van het bestemmingsplan ten aanzien van het geldend beleid en veranderde wet- en regelgeving dient te worden onderzocht en daarmee of er sprake is van veranderde inzichten in een goede ruimtelijke ordening. De termijn van zeven jaar om in beginsel niet af te wijken van een bestemmingsplan is gemotiveerd vanuit deze optiek. Alleen voor de niet in bestemmingsplannen geregelde activiteiten - omdat deze niet voorzienbaar waren of weinig voorkomen – verlenen wij ‘buitenplanse’ omgevingsvergunning, mits de activiteit niet strijdig is met een goede ruimtelijke ordening en voldaan wordt aan de in de beleidsregels gestelde beperkingen.

Artikelgewijze toelichting

  • 1.

    Algemene bepalingen

    Artikel 1.1 Begripsbepalingen

    Met de begripsbepalingen wordt éénheid gebracht in de uitleg van voorkomende vage begrippen bij de beoordeling van omgevingsvergunningen.

    Het begrip ‘Mantelzorg’ is vervallen omdat dit begrip niet meer voorkomt in de beleidsregels. Om de onderhavige beleidsregelsregels ook te laten gelden voor de recent vastgestelde beheersverordeningen is het begrip ‘bestemmingsplan’ in de begripsbepalingen opgenomen met de uitleg dat waar in de regels ‘bestemmingsplan’ staat dit ook gelezen kan worden als ‘beheersverordening’.

    Artikel 1.2 Beleidsnotities waaraan moet worden getoetst

    Achterliggende gedachte van dit artikel is te voorkomen dat omgevingsvergunning wordt verleend of geweigerd in strijd met gemeentelijk beleid. De beleidsregel geeft

    het bereiken van een consequente toetsting aan geldend gemeentelijk beleid dat zijn concrete uitwerking krijgt in omgevingsvergunningen of weigeringen daartoe.

  • 2.

    De binnenplanse planologische afwijking (artikel 2.12, lid 1, onder a, 1o Wabo)

    Artikel 2.1 Binnenplanse omgevingsvergunning verlenen, tenzij …

    De in bestemmingsplannen vastgelegde afwijkingsregels bieden voldoende ruimte aan burgers om ontwikkelingen mogelijk te maken. Volstaan kan dan worden met een binnenplanse omgevingsvergunning. Er kunnen zich gevallen voordoen waarin de aangevraagde activiteit de omgeving onevenredig nadelig kan beïnvloeden. Omgevingsvergunning weigeren is dan de voor de hand liggende beslissing. Bescherming van de omgeving tegen onevenredig nadelige gevolgen van een activiteit is het achterliggende doel geweest bij de invoering van de omgevingsvergunning.

3.De buitenplanse planologische afwijking, artikel 4 bijlage II Besluit omgevingsrecht (artikel 2.12, lid 1 onder a, 2o Wabo)

3.Artikel 3.1 Geen toepassing artikel 4 bijlage II Bor, tenzij …

3.Lid 1

3.Voor onze keuze voor een terughoudende toepassing van artikel 4, bijlage II Bor verwijzen wij naar onderdeel 3 in de algemene toelichting. In artikel 3 zijn voor de buitenplanse planologische afwijking, artikel 4 bijlage II Bor, ook wel “kruimellijst” genaamd, per lid aangegeven voor welke onderdelen onder welke voorwaarden wel medewerking wordt verleend. Aan artikel 4 lid 2 bijlage II Bor hoeft geen medewerking verleend omdat de bestemmingsplannen veelal ruimere regels kennen en de vergunningvrije regeling in artikel 2 lid 18 bijlage II Bor afdoende is.

3.Lid 2

3.Er kunnen zich gevallen voordoen die bij de voorbereiding en vaststelling van een bestemmingsplan niet voorzienbaar waren en/of een maatschappelijke relevantie hebben.

3.Lid 3

3.Voor de beoordeling van het a-criterium (het straat en bebouwingsbeeld ter plaatse) wordt ondermeer aansluiting gezocht bij de Welstandsnota, beeldkwaliteitsplan en de landschappelijke inpassing.

3.Artikel 3.2 Niet voorzienbare activiteit

3.De keuze om artikel 4, bijlage II Bor niet toe te passen kan soms tot onevenredige uitkomsten leiden. Het kan dan bijvoorbeeld gaan om gevallen die bij het vaststellen van het bestemmingsplan niet voorzien konden worden. In zo’n geval moet het mogelijk zijn om toch een buitenplanse omgevingsvergunning te verlenen, mits wordt voldaan aan de beperkingen die daarbij zijn gesteld.

3.Artikel 3.3 Geen toepassing van artikel 4, lid 1, bijlage II Bor, tenzij …

3.Voor onze keuze voor een terughoudende toepassing van artikel 4, bijlage II Bor verwijzen wij naar onderdeel 3 in de algemene toelichting.

3.Artikel 3.4a Bijbehorend bouwwerk: Mantelzorg,

3.De regeling ten aanzien van mantelzorgwoningen is komen te vervallen omdat in het Bor mantelzorgwoningen vergunningsvrij zijn gesteld.

3.Artikel 3.4b Bijbehorend bouwwerk: bestaande goothoogtes en dakhellingen

3.Bij uitbreidingen van hoofdgebouwen of bestaande (aangebouwde) bijgebouwen kan dezelfde goothoogte dan wel dakhelling als het uit te breiden bouwwerk worden aangehouden indien dit uit praktische, technische of esthetische overwegingen wenselijk is.

3.Artikel 3.4c Bijbehorend bouwwerk: bouwen buiten het bouwvlak

3.Lid 1

3.Artikel 4, lid 1, bijlage II Bor kan worden toegepast als een hoofdgebouw (deels) buiten het bouwvlak gesitueerd wordt én als in het bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid is opgenomen voor het (deels) buiten het bouwvlak bouwen van een hoofdgebouw door het verschuiven of vergroten van dat hoofdgebouw, op voorwaarde dat de aanvraag voldoet aan de voorwaarden die worden gesteld aan de wijzigingsbevoegdheid in het bestemmingsplan én aan het bepaalde in artikel 3.1, lid 3 van deze beleidsregels.

3.Artikel 3.4d Geen toepassing van artikel 4, lid 3, bijlage II Bor, tenzij …

3.De regelgeving met betrekking tot bouwwerken, geen gebouw zijnde, is ons inziens afdoende geregeld in de bestemmingsplannen. Wij willen echter wel ruimte bieden aan verruiming van deze regels indien de aanvraag samenhangt met een aanvraag voor een niet-ingrijpende herinrichting van openbaar gebied, zoals omschreven in de toelichting bij artikel 3.5b van deze beleidsregels.

3.Artikel 3.4e Geen toepassing van artikel 4, lid 4, bijlage II Bor, tenzij …

3.Artikel 4, lid 4, bijlage II Bor kan worden toegepast als bij een bestaand gebouw wegens aantoonbare bouwtechnische noodzaak (bijvoorbeeld omdat het gebouw spouwloze buitenmuren heeft) aan de buitenzijde moet worden geïsoleerd en door deze isolerende renovatiemaatregelen (deels) buiten het bouwvlak valt of de maximaal toegestane bouwoppervlakte overschrijdt.

3.De duurzaamheidsambitie van de gemeente Terschelling om in 2020 zelfvoorzienend te zijn in energie en water dwingt het college tot het nemen van maatregelen die daaraan substantieel kunnen bijdragen. Woningisolatie is een belangrijke maatregel in het terugdringen van energieverbruik. Voor nieuwbouw geldt de wettelijke EPC*-norm. Het zijn de bestaande oude (recreatie)woningen waar grote winst te behalen is in het reduceren van het energieverbruik. Voor het college weegt de energiereducerende maatregel van woningisolatie van bestaande (recreatie)woningen zwaar op tegen de minimale ruimtelijke impact van de vergroting van het bouwoppervlakte. Deze maatregel is uitsluitend van toepassing bij de warmte-isolatie van bestaande gebouwen, die tevens voldoen aan het bepaalde in artikel 3.1, lid 3 van deze beleidsregels.

3.*energieprestatiecoëfficiënt

3.Artikel 3.5 Geen toepassing van artikel 4, lid 5, bijlage II Bor, tenzij …

3.In de beleidsnota Telecommunicatie-antennemasten Terschelling is aangegeven onder welke voorwaarden de plaatsing van antennemasten binnen Terschelling is toegestaan. Hierin wordt een terughoudend beleid gevoerd. Artikel 3.5 sluit hier op aan.

3.Artikel 3.5b Geen toepassing van artikel 4, lid 6, bijlage II Bor, tenzij …

3.Aan artikel 4 lid 6 bijlage II Bor wordt geen toepassing gegeven omdat op Terschelling geen glastuinbedrijf aanwezig is en niet kan worden toegestaan.

3.Artikel 3.5a Geen toepassing van artikel 4, lid 7, bijlage II Bor

3.Het bestemmingsplan Buitengebied Polder kent een zeer ruime regeling voor (bedrijfseigen) mest-, en organische (bij)productvergisting die ruimer is dan de gegeven regeling van artikel 4, lid 7, bijlage II Bor. Een aanvraag moet binnenplans verleend kunnen worden.

3.Artikel 3.5b Geen toepassing van artikel 4, lid 8, bijlage II Bor

3.Dit onderdeel ziet op een niet-voorziene herinrichting van openbaar gebied die bovendien niet-ingrijpend mag zijn. De openbaarheid maakt dat hiermee het algemeen belang gemoeid is. Het algemeen belang weeg zwaar. De aanvraag mag evenwel geen onevenredige afbreuk doen aan algemene en private belangen zoals gegeven in artikel 3.1, lid 3 van deze beleidsregels. De herinrichting mag niet leiden tot het onttrekken van het gebied aan de openbaarheid omdat dan geen sprake meer is van openbaar gebied en daarmee feitelijk de grondslag van deze regeling vervalt.

3.Artikel 3.6 Geen toepassing van artikel 4, lid 9, bijlage II Bor, tenzij…

3.Dit onderdeel ziet op het gebruik van bouwwerken anders dan de bestemming toestaat. In deze beleidsregels is aangesloten bij de mogelijkheden die in het bestemmingsplan liggen besloten in de wijzigingsbevoegdheden. Door de wijzigingsbevoegdheid is ingestemd met een andere bestemming mits voldaan kan worden aan de aangegeven voorwaarden. Voor gebruik dat past binnen een bestemming waarvoor het bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid heeft opgenomen, zal het college medewerking verlenen indien de aanvraag kan voldoen aan zowel de voorwaarden van artikel 4, lid 9, bijlage II Bor als de voorwaarden van de wijzigingsbevoegdheid. Bij herziening van het bestemmingsplan zal de bestemming worden gewijzigd conform het vergunde gebruik.

3.Uitzondering op het voorgaande wordt gemaakt voor de recente wijziging van dit artikelonderdeel ten gunste van de noodopvang van asielzoekers en vluchtelingen buiten de bebouwde kom. Wij zijn van mening dat als noodopvang aan de orde komt, dit ook snel geformaliseerd moet kunnen worden.

3.Artikel 3.6a Geen toepassing van artikel 4, lid 10, bijlage II Bor, tenzij …

3.Aan artikel 4 lid 10 bijlage II Bor wordt geen toepassing gegeven, omdat het gebruiken van een recreatiewoning voor permanente bewoning in de bestemmingsplannen voor alle situaties is geregeld. Van deze bestemmingsplanregels wordt niet afgeweken.

3.Artikel 3.7 Geen toepassing van artikel 4, lid 11, bijlage II Bor, tenzij…

3.Artikel 4, lid 11, bijlage II Bor is een nieuw onderdeel ter vervanging van de vervallen tijdelijke omgevingsvergunning, artikel 2.12, lid 2 Wabo.

3.Een tijdelijke vergunning in afwijking van het bestemmingsplan voor een ander gebruik van gronden en bouwwerken dan bedoeld in de onderdelen 1 tot en met 10 van artikel 4, bijlage II Bor betreft ons inziens uitsluitend noodgebouwen en tijdelijke opslag van materialen voor openbare, infrastructurele werken.

3.Voor noodgebouwen is de regeling zo vormgegeven dat voor een geschikte locatie van deze noodgebouwen eerstens in het achtererfgebied van de bouwlocatie wordt gezocht, vervolgens in het voorerfgebied en pas in uiterste geval buiten het betreffende bestemmingsvlak op een andere locatie.

3.Bij de tijdelijke werkzaamheden ten behoeve van infrastructurele werken of openbare voorzieningen is het openbaar belang gemoeid bij een snelle afhandeling van de werkzaamheden.

3.De vergunning wordt verleend voor de duur van de werkzaamheden en niet langer dan strikt noodzakelijk. De aanvrager geeft de benodigde termijn aan, motiveert deze en na toetsing wordt deze termijn opgenomen in de omgevingsvergunning.

4.Projectomgevingsvergunning (artikel 2.12, lid 1, onder a, 3° Wabo)

4.Ruimtelijke onderbouwing

4.Voor de beslissing om een projectomgevingsvergunning voor een planologische afwijking te verlenen, is een ruimtelijke onderbouwing op grond van artikel 3.1.6 Besluit ruimtelijke ordening noodzakelijk.

4.Een aanvraag voor planologische afwijkingen op grond van artikel 2.12, lid 1, onder a, sub 3 Wabo dient vergezeld te gaan van een ruimtelijke onderbouwing, waarin aangetoond wordt dat het project kan voldoen aan de eis van een goede ruimtelijke ordening.

4.In de ruimtelijke onderbouwing dient ten minste te worden ingegaan op de voorwaarden in hoofdstuk 4.

4.In de ruimtelijke onderbouwing dient tevens te worden aangegeven op welke wijze de voorgenomen ontwikkeling rekening houdt met de aanwezige functies en omgevingsaspecten, te weten:

  • 1.

    Archeologie en cultuurhistorie;

  • 2.

    Bodem;

  • 3.

    Duurzaamheid;

  • 4.

    Ecologie;

  • 5.

    Economische haalbaarheid en uitvoerbaarheid;

  • 6.

    Externe veiligheid;

  • 7.

    Geluid;

  • 8.

    Water;

  • 9.

    Overige.

4.Voor de volledigheid wordt verwezen naar de gestelde kaders en voorwaarden in het Besluit ruimtelijke ordening, waarin wordt aangegeven waaraan de toelichting van een plan dient te voldoen.

4.Artikel 4.1 Geen projectomgevingsvergunning voor onbepaalde tijd, tenzij …

4.Lid 1

4.Voor onze keuze voor een terughoudende toepassing van de projectomgevingsvergunning verwijzen wij naar onderdeel 3 in de algemene toelichting.

4.Lid 2

4.Bij onvoorziene ontwikkelingen kunnen wij gebruik maken van deze bevoegdheid.

4.Lid 2 [onder c]

4.De aanvraag wordt getoetst aan een goede ruimtelijke ordening en om aan te tonen dat daarmee geen strijd is moet de aanvraag projectomgevingsvergunning een goede ruimtelijke onderbouwing bevatten.

4.Lid 2 [onder d]

4.Zolang een procedure tot herziening van het bestemmingsplan nog niet is gestart kunnen wij, mits voldaan wordt aan de in het artikel gestelde voorwaarden, projectomgevingsvergunning verlenen. Activiteiten die bij de vaststelling van het geldende bestemmingsplan destijds ruimtelijk gezien niet wenselijk waren, kunnen op basis van voorschrijdend ruimtelijk inzicht nu als wenselijk worden gezien en daarmeen een plek krijgen in dat nieuwe bestemmingsplan. Daarom passen wij onze bevoegdheid om projectomgevingsvergunning te verlenen niet toe op het tijdstip waarop een procedure tot herziening van het geldende bestemmingsplan is gestart. Ook moet aan de overige voorwaarden zijn voldaan.

4.Lid 3

4.Voor de toelichting verwijzen wij naar artikel 4.2

4.Lid 4

4.De projectomgevingsvergunning wordt verleend in afwijking van het geldende bestemmingsplan, waarbij de bestaande bestemming en regeling blijft gehandhaafd. De projectomgevingsvergunning wordt pas in het bestemmingsplan opgenomen als het bestemmingsplan wordt vernieuwd. Iedere afwijking van de verleende vergunning moet opnieuw in afwijking van het bestemmingsplan worden vergund.

4.Een wijziging van het bestemmingsplan (postzegelplan) vervangt het geldende bestemmingsplan partiëel. De bestemming wordt gewijzigd met bijbehorende bouw- en gebruiksregels. Iedere afwijking van de vergunning kan vervolgens binnenplans worden verleend. Voor de aanvrager en belanghebbenden biedt een bestemmingsplanwijziging meer rechtszekerheid en een kortere (beroeps)procedure dan een projectomgevingsvergunning, en dezelfde indieningsvereisten. In onze optiek moet een bestemmingsplanwijziging de voorkeur genieten boven een projectomgevingsvergunning. Daarom zullen wij bij de aanvrager aandringen de aanvraag om te zetten naar een bestemmingsplanwijziging op aanvraag. De aanvrager staat echter vrij daarin zelf een keuze te maken.

4.Artikel 4.2 Activiteiten van algemeen of maatschappelijk belang

4.Met dit artikel wordt invulling gegeven aan de begrippen “algemeen belang” en “maatschappelijk belang”. Het biedt de vergunningverleners houvast bij de vraag wat onder deze belangen moet worden verstaan.

4.Artikel 4.3 t/m 4.5 Categorieën ‘ruimtelijke’, ‘sociale’ en ‘economische’ kwaliteit

4.Dit artikel geeft vergunningverleners houvast bij de vraag wat onder deze kwaliteiten moet worden verstaan.

5.Tijdelijke omgevingsvergunning (artikel 2.12, lid 2 Wabo)

Artikel 2.12, lid 2 Wabo is vervallen en daarmee artikel 5.1 van de onderhavige beleidsregels.