Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Ouder-Amstel

Uitwerkingsbesluit betaald parkeren Ouder-Amstel 2014

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieOuder-Amstel
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingUitwerkingsbesluit betaald parkeren Ouder-Amstel 2014
CiteertitelUitwerkingsbesluit Parkeren 2014
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 225 van de Gemeentewet
  2. Besluit gemeentelijke parkeerbelastingen
  3. http://decentrale.regelgeving.overheid.nl/cvdr/xhtmloutput/Historie/Ouder-Amstel/CVDR320311/CVDR320311_1.html
  4. http://decentrale.regelgeving.overheid.nl/cvdr/xhtmloutput/Historie/Ouder-Amstel/CVDR320307/CVDR320307_1.html
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2015Nieuwe regeling

19-09-2013

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Uitwerkingsbesluit betaald parkeren Ouder-Amstel 2014

Gelet op:

  • -

    artikel 225 van de Gemeentewet

  • -

    het Besluit gemeentelijke parkeerbelastingen

  • -

    de vigerende verordening parkeerbelastingen

  • -

    de vigerende parkeerverordening

Paragraaf 1. Algemeen

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    parkeren: hetgeen daaronder wordt verstaan in lid 2 van artikel 225 van de Gemeentewet.

  • b.

    bedrijf: elk in de maatschappij als zelfstandige eenheid optredend organisatorisch verband waarin krachtens arbeidsovereenkomst of krachtens publiekrechtelijke aanstelling arbeid wordt verricht c.q. de zelfstandige die voor de voorziening in het bestaan is aangewezen op arbeid in het eigen bedrijf of zelfstandig beroep, c.q. een niet-commerciële organisatie die hieraan door het college van burgemeester en wethouders is gelijkgesteld; alles met dien verstande dat bedrijven en beroepen worden beschouwd als één beroep indien de vestigingsadressen dezelfde zijn of het een aaneengesloten bebouwing betreft, dan wel sprake is van een (juridische) constructie waaruit moet worden geconcludeerd dat het in wezen één bedrijf of beroep betreft, tenzij het tegendeel wordt aangetoond.

  • c.

    college: het College van Burgemeester en Wethouders van gemeente Ouder-Amstel.

  • d.

    RVV 1990: het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens van 26 juli 1990, Stb. 459.

  • e.

    houder van een motorrijtuig: degene op wiens naam het voor het motorvoertuig opgegeven kenteken in het register krachtens de Wegenverkeerswet 1994 is ingeschreven of degene die het motorvoertuig op grond van een contract van huurkoop of vruchtgebruik (lease) onder zich heeft.

  • f.

    motorvoertuigen: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het RVV 1990.

  • g.

    openbare weg: alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten.

  • h.

    parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten met inbegrip van verzamelparkeermeters en hetgeen naar maatschappelijke opvatting onder parkeerapparatuur wordt verstaan.

  • i.

    parkeervergunning: een door Burgemeester en Wethouders verleende vergunning, krachtens welke het is toegestaan een motorvoertuig te parkeren op daartoe aangewezen parkeerplaatsen op de openbare weg.

  • j.

    parkeerbelasting: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 225 van de Gemeentewet.

  • k.

    vergunninghouder: de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een vergunning is verleend.

  • l.

    vergunningperiode: een periode waarin de parkeervergunning geldig is.

  • m.

    zelfstandige woonruimte: woonruimte achter één eigen afsluitbare toegang, die door één huishouden wordt bewoond zonder afhankelijk te zijn van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte. Voor deze verordening wordt onder zelfstandige woonruimte tevens verstaan: woonboten op een reguliere plaats.

  • n.

    werkdag: maandag, dinsdag, woensdag, donderdag, vrijdag.

Artikel 2. Tijden van parkeerregulering

  • 1.

    De tijden dat betaald parkeren van toepassing is, als bedoeld in artikel 2 onderdeel a van de vigerende verordening parkeerbelastingen, zijn samengesteld uit een of meerdere van de in lid 2 genoemde venstertijden.

  • 2.

    Als tijden van regulering als bedoeld in het eerste lid van dit artikel geldt de navolgende venstertijd:

    • a.

      op maandag tot en met vrijdag van 09.00 uur tot 18.00 uur;

  • 3.

    De tijden dat betaald parkeren van kracht is zijn in ieder geval vermeld op de parkeerautomaat.

  • 4.

    Het parkeren op parkeerplaatsen, welke bij of krachtens de vigerende Parkeerverordening zijn aangewezen als parkeerplaatsen waar uitsluitend met parkeervergunningen mag worden geparkeerd, is slechts toegestaan met vergunning gedurende maandag tot en met zondag van 00.00 uur tot 24.00 uur.

  • 5.

    In afwijking van het 4e lid van dit artikel gelden de op het onderbord vermelde tijden, indien deze is aangebracht onder het (zonaal) bord E9 Bijlage I van het RVV 1990.

Artikel 3. Geldigheid van de parkeervergunningen en vergunningperiode

Voor parkeerplaatsen op de openbare weg, welke zijn aangewezen als plaatsen waar parkeerbelasting als bedoeld in art. 2 van de vigerende verordening parkeerbelastingen is een parkeervergunning geldend voor:

  • 1.

    Sector 1: het gebied waarvan de grenzen worden gevormd door: De spoorlijn Duivendrecht – Amsterdam Zuid, de A2, de metrolijn Amsterdam Centraal – Amstelveen en de spoorlijn Amsterdam centraal - Utrecht, het parkeerterrein metrostation Van der Madeweg alsmede de Joop Geesinkweg, de H.J.E. Wenkenbachweg, voor zover gelegen binnen de gemeente Ouder-Amstel, doch met uitzondering van de parkeerplaatsen zie zijn voorzien van het bord E9 bijlage I RVV1990 c.q. de zonale versie daarvan.

  • 2.

    Een standaard vergunningperiode is een periode van zes aaneengesloten maanden.

  • 3.

    In afwijking van het 2e lid kunnen burgemeester en wethouders een afwijkende vergunningperiode vast stellen.

Artikel 4. Maximaal aantal uit te geven parkeervergunningen per gebied

  • 1.

    Voor Amsterdam-Duivendrecht geldt voor de tweede vergunningperiode (november 2014 t/m april 2015) een absoluut maximum van 1200 uit te geven parkeervergunningen.

  • 2.

    Hierbij wordt als verhouding aangehouden dat maximaal 5 % van dit aantal (60 parkeervergunningen) beschikbaar zijn voor de uitgifte van bewonersvergun-ningen, en 95 % van dit aantal (1140 ) voor de uitgifte van bedrijfsvergunningen (waaronder buffervergunningen).

Artikel 5. Intrekken of wijzigen parkeervergunning

  • 1.

    Het college kan een parkeervergunning intrekken of wijzigen:

    • a.

      op verzoek van de vergunninghouder

    • b.

      of ambtshalve;

      • i.

        wanneer de vergunninghouder het gebied, waarvoor de vergunning is verleend, metterwoon verlaat of het daar uitgeoefende beroep of bedrijf beëindigt;

      • ii.

        wanneer er zich een wijziging voordoet in één van de omstandigheden die relevant zijn voor het verlenen van de vergunning;

      • iii.

        wanneer voor het betreffende gebied het stelsel van vergunningen komt te vervallen;

      • iv.

        wanneer de vergunninghouder handelt in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften;

      • v.

        wanneer blijkt dat bij de aanvraag van de vergunning onjuiste gegevens zijn verstrekt;

      • vi.

        om redenen van openbaar belang;

      • vii.

        bij niet tijdige betaling en geen reactie op de aanmaning

  • 2.

    Indien de parkeervergunning is ingetrokken op grond van lid 1 sub b onder iv of v wordt een aanvraag voor een parkeervergunning door dezelfde vergunninghouder, binnen 12 maanden na intrekking, geweigerd.

  • 3.

    Indien een parkeervergunning is ingetrokken op grond van lid 1 sub b onder vii wordt uitsluitend een nieuwe vergunning verstrekt na betaling van het achterstallige bedrag en voorts na het indienen van een nieuwe aanvraag.

  • 4.

    Een P+R Vergunning kan worden ingetrokken indien een wachtlijst voor de Bewonersvergunning en/of de Bedrijfsvergunning ontstaat.

  • 5.

    Indien de P+R Vergunning wordt ingetrokken op grond van het vierde lid van dit artikel wordt een opzegtermijn in acht genomen van minimaal 1 maand tot het einde van de vergunningtermijn.

     

Paragraaf 2. Soorten parkeervergunningen

Artikel 6. Bewonersvergunning

  • 1.

    Onverminderd het gestelde in artikel 4, kan het college aan een bewoner, op aanvraag een bewonersvergunning verlenen voor het vergunninggebied waarin hij woonachtig is, indien:

    • a.

      hij houder is van een motorvoertuig of brommobiel, en

    • b.

      hij in het bezit is van een geldig rijbewijs, en

    • c.

      hij woonachtig is in een zelfstandige woonruimte op een adres in een gebied waar parkeerregulering, zoals bedoeld in art. 2 onderdeel b van de vigerende verordening parkeerbelastingen, van kracht is en

    • d.

      aan hem niet reeds 2 bewonersvergunningen zijn verstrekt.

  • 2.

    Per zelfstandige woonruimte worden maximaal 4 bewonersvergunningen verstrekt.

  • 3.

    Indien het in het eerste lid van dit artikel bedoelde adres beschikt, zou kunnen beschikken of had kunnen beschikken over een eigen parkeervoorziening wordt dit aantal eigen parkeervoorzieningen in mindering gebracht op het aantal vergunningen waarop een persoon ten behoeve van het betreffende adres conform het eerste en tweede lid van dit artikel aanspraak zou kunnen maken.

  • 4.

    Onder een eigen parkeervoorziening wordt in ieder geval verstaan:

    • a.

      Een oprit op eigen terrein met een minimale lengte van 5,50 meter en een breedte van 2,50 meter;

    • b.

      Een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken op de openbare weg

    • c.

      een parkeerplaats - huur of koop - op het terrein of in de garage van een complex waarvan in de bouwvergunning, de huur- of koopovereenkomst of de erfpachtvoorwaarden is vastgelegd dat deze bedoeld is als parkeergelegenheid voor het adres van de aanvrager;

  • 5.

    Een bewonersvergunning wordt verleend op kenteken.

  • 6.

    In afwijking van het gestelde in lid 1a en 1b, alsmede lid 5 van dit artikel, maar onverlet de overige bepalingen in de overige leden van dit artikel, kan per adres maximaal één bewonersvergunning op naam worden verstrekt.

  • 7.

    Een bewonersvergunning is een vergunningperiode geldig.

  • 8.

    Aan de Bewonersvergunning kunnen zowel beperkingen worden verbonden met betrekking tot de te gebruiken parkeerplaatsen als met betrekking tot de tijdstippen waarop de vergunning van kracht is.

  • 9.

    Burgemeester en Wethouders kunnen in bijzondere gevallen een vergunning ook verlenen aan eigenaren of houders van motorvoertuigen die niet voldoen aan één van de in het eerste lid genoemde voorwaarden, met dien verstande dat gelijke gevallen gelijk worden behandeld, waarbij gelijk hierbij betrekking heeft op het parkeergedrag annex parkeernoodzakelijkheid.

Artikel 7. Bedrijfsvergunning

  • 1.

    Onverminderd het gestelde in artikel 4, kan het college aan een rechtspersoon op aanvraag een bedrijfsvergunning verlenen voor het vergunninggebied waarin hij gevestigd is, indien:

    • a.

      deze houder van een motorvoertuig of brommobiel is of,

    • b.

      aangetoond wordt dat de houder van het motorvoertuig of brommobiel waarvoor door het bedrijf een vergunning wordt aangevraagd in loondienst is bij dat bedrijf en

    • c.

      de rechtspersoon gevestigd is in de een gebied waar parkeerregulering van kracht is, zoals bedoeld in art. 2 onderdeel a van de vigerende verordening parkeerbelastingen.

  • 2.

    Het maximale aantal bedrijfsvergunningen dat aan een rechtspersoon kan worden verleend bedraagt voor een adres 4 vergunningen en vervolgens 1 vergunning per 2 voltijd arbeidsplaatsen, met dien verstande dat er nooit meer vergunningen worden verstrekt dan het bedrijf FTE's heeft.

  • 3.

    Indien het in het eerste lid van dit artikel bedoelde adres beschikt, zou kunnen beschikken of had kunnen beschikken over een eigen parkeervoorziening wordt 50% van dit aantal eigen parkeervoorzieningen in mindering gebracht op het aantal vergunningen waarop een rechtspersoon ten behoeve van het betreffende adres conform het tweede lid van dit artikel aanspraak zou kunnen maken.

  • 4.

    Onder een eigen parkeervoorziening wordt in ieder geval verstaan:

    • a.

      Een oprit op eigen terrein met een minimale lengte van 5,50 meter en een breedte van 2,50 meter;

    • b.

      Een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken op de openbare weg

    • c.

      een parkeerplaats - huur of koop - op het terrein of in de garage van een complex waarvan in de bouwvergunning, de huur- of koopovereenkomst of de erfpachtvoorwaarden is vastgelegd dat deze bedoeld is als parkeergelegenheid voor het adres van de aanvrager;

  • 5.

    Indien op het betreffende adres reeds een of meerdere bewonersvergunning(en) is verstrekt worden deze vergunning(en) in mindering gebracht op het aantal vergunningen waarop een rechtspersoon ten behoeve van het betreffende adres conform het tweede lid van dit artikel aanspraak zou kunnen maken.

  • 6.

    Een bedrijfsparkeervergunning wordt verleend op naam.

  • 7.

    Een bedrijfsparkeervergunning is een vergunningsperiode geldig.

  • 8.

    Aan de bedrijfsvergunning kunnen zowel beperkingen worden verbonden met betrekking tot de te gebruiken parkeerplaatsen als met betrekking tot de tijdstippen waarop de vergunning van kracht is.

  • 9.

    Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen een vergunning ook verlenen aan eigenaren of houders van motorvoertuigen die niet voldoen aan één van de in het eerste lid genoemde voorwaarden, met dien verstande dat gelijke gevallen gelijk worden behandeld, waarbij gelijk hierbij betrekking heeft op het parkeergedrag annex parkeernoodzakelijkheid.

Artikel 8. Buffervergunning

  • 1.

    Onverminderd het gestelde in artikel 4, kan het college aan een rechtspersoon op aanvraag een bedrijfsvergunning verlenen voor het vergunninggebied waarin hij gevestigd is, indien:

    • a.

      De rechtspersoon een bedrijf is dat voertuigen verkoopt, verhuurt of repareert.

    • b.

      de rechtspersoon gevestigd is in de een gebied waar parkeerregulering van kracht is, zoals bedoeld in art. 2 onderdeel a van de vigerende verordening parkeerbelastingen.

  • 2.

    Per rechtspersoon worden maximaal 5 buffervergunningen verstrekt.

  • 3.

    Een buffervergunning wordt verstrekt op bedrijfsnaam.

  • 4.

    Een buffervergunning is een vergunningsperiode geldig.

  • 5.

    De buffervergunning is uitsluitend geldig op de daartoe aangewezen parkeerplaatsen die zijn voorzien van E9 bijlage I RVV 1990 c.q. de zonale versie daarvan.

  • 6.

    De kosten voor de aanleg van de parkeerplaatsen van de buffervergunning zijn voor rekening van de rechtspersoon van de vergunning.

Artikel 9. P+R Vergunning

  • 1.

    Het college kan op aanvraag, in een gebied waar parkeerbelasting moet worden betaald, zoals bedoeld in art. 2 van de vigerende verordening parkeerbelastingen, een vergunning verlenen ten behoeve van het parkeren door personen die niet woonachtig zijn in het gereguleerde gebied.

  • 2.

    Het college zal door middel van nadere besluitvorming vaststellen hoeveel, met ingang van welke datum en voor welke wegvakken er P+R vergunningen verstrekt gaan worden.

  • 3.

    Een P+R vergunning wordt verleend op kenteken.

  • 4.

    Een P+R vergunning is een kalenderkwartaal geldig.

  • 5.

    Aan een P+R vergunning kunnen zowel beperkingen worden verbonden met betrekking tot de te gebruiken parkeerplaatsen als met betrekking tot de tijdstippen waarop de vergunning van kracht is.

Artikel 10. Restitutie

In de volgende gevallen kan op aanvraag restitutie van via vergunningverlening reeds betaalde parkeerbelasting worden verleend:

  • 1

    – voor een bedrijfsvergunning: indien de bedrijfsvestiging op Amsterdam Duivendrecht aantoonbaar met zijn bedrijfsactiviteiten op Amsterdam Duivendrecht stopt.

  • 2

    – voor een buffervergunning: indien de bufferparkeerplaats, waarvoor de vergunning is verleend, wordt opgeheven.

  • 3

    – restitutie kan alleen plaats vinden indien de originele verleende vergunningen, waarop de aanvraag betrekking heeft, bij de aanvraag zijn gevoegd.

Paragraaf 3. Betalen bij parkeerapparatuur

Artikel 11. Voorschriften voor het in werking stellen van de parkeerapparatuur

  • 1.

    Bij het in werking stellen van de parkeerapparatuur moeten de aanwijzingen en voorschriften, aangegeven op of bij de parkeerapparatuur, in acht worden genomen. Van de verschuldigde belasting per tijdseenheid wordt op of bij de parkeerapparatuur kennisgegeven.

  • 2.

    De betaling aan de parkeerapparatuur kan worden gemaximaliseerd.

  • 3.

    Het in werking stellen van de parkeerapparatuur geschiedt door middel van:

    • a.

      een betaling met een door de parkeerautomaat geaccepteerde creditcard of

    • b.

      een betaling met ‘dip&go’

Artikel 12. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Dit besluit treedt in werking met ingang van 2014.

  • 2.

    Dit besluit kan worden aangehaald als "Uitwerkingsbesluit Parkeren 2014".

TOELICHTING OP HET UITWERKINGSBESLUIT

 

Het uitwerkingsbesluit vindt zijn grondslag in zowel de vigerende parkeerverordening (art. 2 en 3) en de vigerende verordening parkeerbelastingen (art. 7) en de in de verordeningen genoemde artikelen uit de Gemeentewet. Op basis van deze artikelen moet in het uitwerkingsbesluit het volgende worden geregeld:

  • De aanwijzing van de plaatsen waar tegen betaling van de belasting als bedoeld in art 2 lid a van de vigerende verordening parkeerbelastingen mag worden geparkeerd.

  • De tijden dat bovengenoemde belasting verschuldigd is

  • De wijze waarop bovengenoemde belasting moet worden betaald

  • De wijze waarop een parkeervergunning wordt verleend

  • Het maximaal aantal uit te geven parkeervergunningen per vergunninggebied

  • De aanwijzing van de plaatsen waar de vergunning geldig is

  • Het gebruik van de vergunningen

  • De geldigheidsduur van de vergunningen

Behoudens de aanwijzing van de plaatsen zijn deze elementen geregeld in dit uitwerkingsbesluit. De aanwijzing van de parkeerplaatsen is geregeld in het aanwijzingsbesluit.

Artikel 1. Definities

In de definities zijn de termen uitgelegd die in de parkeerregelgeving worden gebruikt. De meeste spreken voor zich. Een paar uitzonderingen daargelaten. Zo is de term vergunningperiode geïntroduceerd. De periode waarvoor een parkeervergunning wordt verleend valt niet samen met de start van een kalenderjaar. De start van een vergunningperiode is op 1 april en voorts op 1 oktober.

Ook de definitie van ‘houder van een motorvoertuig’ verdient enige aandacht. Deze is zo geformuleerd, dat uitsluitend kentekenhouders of leaserijders in aanmerking komen voor een parkeervergunning. Andere constructies om toch maar in aanmerking te komen voor een parkeervergunning worden zo uitgesloten.

Artikel 2. Tijden van parkeerregulering

Artikel 2 regelt de tijden dat betaald parkeren van kracht is. Hierbij is onderscheid gemaakt naar de verschillende vormen van betaald parkeren, zoals die in de Verordening Parkeerbelastingen zijn gedefinieerd. Voor het parkeren uitsluitend met parkeervergunningen geldt een regime van 24 uur per dag en 7 dagen per week, tenzij op de bebording anders is aangegeven. Voor de plaatsen waar ook bezoekers mogen parkeren zonder vergunning levert de gemeente maatwerk, rekening houdend met de aard van het gebied. Om te voorkomen dat in de stad een veelheid van verschillende regimes van kracht is, hanteert de gemeente een drietal venstertijden die zij in combinatie met elkaar kan gebruiken. De tijden worden in ieder geval zichtbaar gemaakt op de parkeerautomaten die betrekking hebben op de gereguleerde plaatsen ter plekke. Aanvullend kan op bebording informatie worden geplaatst.

Artikel 3. Geldigheid van de parkeervergunningen

Het enige deel in de gemeente waar nu “betaald parkeren” geldt, Amsterdam-Duivendrecht, vormt thans één vergunninggebied. Houders van een bewoners- of bedrijfsvergunning mogen op alle parkeerplaatsen parkeren in dit gebied sector, tenzij sprake is van een gereserveerde parkeerplaats (gehandicapte op kenteken) of als de plaats is voorzien van het bord E9. Deze plaatsen zijn aangewezen voor specifieke doelgroepen, zoals voor de houders van ‘buffervergunningen’. De standaard-vergunningperiode voor bewoners- en bedrijfsvergunningen is in principe 6 maanden.

Er kunnen in bijzondere gevallen ook korter durende bedrijfsvergunningen worden verleend. Dit kan bijvoorbeeld zijn bij de uitvoering van werken door een aannemer, bij een evenement dat door een in het gebied gevestigde ondernemer wordt georganiseerd, waarbij er tijdelijk behoefte is aan extra parkeervergunningen, die korter geldig zijn dan zes maanden, of voor een bedrijf dat zich gedurende de lopende vergunningperiode zich nieuw vestigt op Amsterdam Duivendrecht.

Verder kan een langere of kortere vergunningperiode worden ingesteld om administratieve redenen, bijvoorbeeld om de periode waarin de inkomsten van de parkeerbelastingen door de gemeente worden ontvangen, af te stemmen op het gemeentelijke boekjaar. Krachtens de verordening heffing en invordering parkeerbelastingen zijn altijd ten minste de leges van een vergunningperiode van één maand verschuldigd.

De P + R vergunning uit artikel 9 is slechts een kwartaal geldig en de geldigheid kan tot bepaalde wegvakken worden beperkt. P +R vergunningen worden namelijk alleen uitgegeven indien in delen van Amsterdam Duivendrecht er sprake is van een ruim parkeeroverschot.

Artikel 4. Maximaal uit te geven vergunningen

Amsterdam-Duivendrecht wordt nu beschouwd al één gebied, maar desgewenst kan in de toekomst een indeling in meer gebieden plaats vinden. Hiertoe kan bijvoorbeeld aanleiding bestaan, indien blijkt dat er binnen Amsterdam Duivendrecht erg grote verschillen in de parkeerdruk bestaan. Per gebied kan een vergunningenplafond worden opgenomen. Dit plafond is gerelateerd aan het feitelijk gebruik van de parkeerplaatsen door de vergunninghouders. Deze aantallen worden aangepast na uitbreiding of inkrimping van het aantal openbare parkeerplaatsen in een gebied, of bij uitbreiding van parkeerregulering in een vergunninggebied of indien noodzakelijk na parkeertellingen.

Uit het rapport “Parkeercapaciteit Duivendrecht”, zoals dat is opgeteld door O+S in 2010 is bekend dat er in het openbaar gebied 1.730 beschikbare parkeerplaatsen in Amsterdam Duivendrecht zijn. Voor geheel Amsterdam Duivendrecht wordt voorlopig een maximum van in totaal 1200 vergunningen vastgesteld. Hiervan is 95 % bestemd voor de bedrijven en 5 % (60 stuks) voor de bewoners. Op basis van de praktijk tot nu toe wordt verwacht dat dit maximum toereikend zal zijn.

Er moet voorkomen moet worden dat door te veel vergunningen af te geven, er weer parkeeroverlast op Amsterdam Duivendrecht optreedt.

De parkeerregulering heeft mede als doel om de beschikbare parkeerplaatsen zo optimaal mogelijk te benutten. Optimale benutting vindt plaats bij dubbelgebruik. Een en dezelfde parkeerplaats kan op verschillende momenten door verschillende personen worden gebruikt. Daarnaast zijn nooit alle bewoners of bezoekers/werknemers van gelijktijdig aanwezig. ’s Avonds zullen er meestal meer bewoners thuis zijn dan overdag, maar het totaal aantal bewoners van Amsterdam-Duivendrecht is zo gering, dat daar geen effect van uit gaat. Voor werknemers geldt het omgekeerde. Als het gebruik van de parkeerplaatsen in een gefiscaliseerde situatie bekend is, kan het aantal te verstrekken vergunningen daarop worden afgestemd.

Uit de evaluatie van de eerste vergunningperiode (mei t/m oktober 2014) is gebleken dat het aantal beschikbare bewonersvergunningen voldoende is maar dat er bij bedrijven een behoefte bestaat aan meer bedrijfsvergunningen dan in de eerste periode zijn uitgegeven. Daarnaast is gebleken dat er nu sprake is van een aanzienlijk parkeeroverschot op Amsterdam Duivendrecht. Om die reden wordt een verruiming van het aantal bedrijfsvergunningen toegepast, waarbij er nog steeds voor gewaakt wordt dat er ook altijd voldoende parkeerplaatsen beschikbaar moeten zijn voor de bezoekers van de bedrijven, die bij de parkeermeter betalen.

Er is daarom voor de tweede vergunningperiode een maximum van 1200 uit te geven vergunningen vastgesteld, zodat er ten alle tijden er 530 parkeerplaatsen beschikbaar zijn voor bezoekers. Indien deze aantallen in de praktijk tot problemen blijken te leiden, hetzij voor de bedrijven, hetzij voor de bezoekers, dan kunnen ze in de volgende of eventueel gedurende de lopende vergunningperiode eventueel weer aangepast worden totdat de optimale situatie is bereikt. Dat dit aantal nog niet stabiel is, zal nadrukkelijk aan de bedrijven moeten worden gecommuniceerd, zodat zij zich daarvan bewust zijn bij het eventueel aangaan van langjarige leasecontracten voor auto’s e.d.

Artikel 5. Intrekken of wijzigen parkeervergunning

De inhoud van dit artikel is grotendeels evident. Het betreft de omstandigheden waarop de vergunningverlener (het College) kan besluiten om een vergunning in te trekken. Speciale aandacht voor de P+R Vergunning. Dit is een vergunning die wordt verstrekt als blijkt dat er nog parkeerplaatsen over zijn in het gebied. De vergunning heeft daarmee in tegenstelling tot de bewoners- en bedrijfsvergunningen een tijdelijk karakter. Wel moet de gemeente een redelijke termijn in acht nemen. Analoog aan het opzeggen van verzekeringen en abonnementen is daarvoor een termijn van 1 maand tot het einde van de vergunningperiode bedraagt. De vergunningperiode bedraagt om die reden niet een vergunning jaar, maar een regulier kwartaal (zie artikel 9).

Artikel 6. Bewonersvergunning

Als het maximaal aantal vergunningen voor bewoners, zoals vastgelegd in artikel 4 van het uitwerkingsbesluit, nog niet is bereikt, kan een bewoner een vergunning in bezit krijgen.

Als het maximum wel is bereikt, wordt geen vergunning verstrekt, maar wordt de aanvraag op een wachtlijst, als bedoeld in artikel 7 van de Parkeerverordening, geplaatst.

Om voor een bewonersvergunning in aanmerking te komen moet men aan een aantal eisen voldoen. Ten eerste moet men wonen in een straatdeel waar daadwerkelijk parkeerregulering van kracht is. Tevens moet men houder zijn van een motorvoertuig of brommobiel en een rijbewijs hebben. Overige voertuigen die geen motorvoertuig of brommobiel zijn komen niet in aanmerking voor een parkeervergunning. Men krijgt de vergunning voor het gebied waar men woonachtig is. Het is dus niet mogelijk om een vergunning voor een ander gebied aan te vragen.

Per persoon worden maximaal 2 vergunningen verleend. Per adres bedraagt het maximum 4 vergunningen. Met dergelijke aantallen worden bewoners ruim gefaciliteerd, terwijl de kans op grootschalige autoverkoop door een privépersoon wordt beperkt. Iemand met drie auto’s komt dus niet in aanmerking voor drie vergunningen. Het stallen van caravans op betaald parkeerplaatsen is toegestaan voor een maximum van drie dagen (Zie APV).

Dergelijke voertuigen mogen normaal niet op een betaald parkeerplaats worden geparkeerd zonder ontheffing. Anderzijds zit niemand erop te wachten om in vakantieperiodes een veelheid aan ontheffingen te behandelen, die wellicht allemaal worden toegewezen. Derhalve is ervoor gekozen om het plaatsen van caravans, zolang dit binnen het driedagen venster is, toe te staan.

Indien men beschikt over parkeerplaatsen op eigen terrein, wordt deze van het aantal te verkrijgen vergunningen afgetrokken. Als men bijvoorbeeld 3 auto’s heeft, en 1 parkeerplaats op eigen terrein, dan komt men in aanmerking voor 3 – 1 = 2 parkeervergunningen. Hiermee wordt voorkomen dat voor voorzieningen die in beginsel wel beschikken over eigen parkeercapaciteit de parkeerdruk wordt afgewenteld op de openbare weg.

Van had kunnen beschikken over een parkeerplaats is sprake indien iemand zijn parkeerplaats bijvoorbeeld heeft verbouwd tot keuken, of deze heeft verhuurd of wanneer de ruimte op een andere wijze niet meer te gebruiken is als parkeerplaats. Zo wordt voorkomen dat parkeerplaatsen te gelde worden gemaakt en de parkeerbehoefte wordt afgewenteld op de openbare weg.

In het 4e lid is omschreven wat in ieder geval wordt verstaan onder ‘eigen terrein’. Deze lijst is overigens niet limitatief.

Voor de bepaling met betrekking tot eigen terrein is de datum van invoering van betaald parkeren maatgevend. Uitzonderingen vormen de situaties waarbij uit de bouwvergunning of anderszins blijkt dat de betreffende ruimte specifiek is bedoeld voor het stallen van één of meerdere auto’s. Het doel hiervan is ervoor te zorgen dat de omvang van het parkeerareaal geborgd blijft en er voor te zorgen dat parkeervoorzieningen worden gebruikt waarvoor zij zijn bedoeld.

Deze situatie doet recht aan de uitgangspunten van het bestemmingsplan van het Amstel Business Park, waarin is bepaald dat het parkeren op eigen terrein dient plaats te vinden.

De vergunning wordt verstrekt op kenteken. Daarmee wordt bewerkstelligd dat de vergunning altijd is gekoppeld aan een motorvoertuig van iemand die binnen het gereguleerde gebied aanwezig is.

Daarnaast is het mogelijk dat bewoners, in aanmerking komen voor één vergunning op naam per adres. Deze vergunning kan verstrekt worden aan bezoekers, of worden gebruikt voor de eigen auto. Deze mogelijkheid geldt ook voor bewoners die geen houder zijn van motorvoertuig of een brommobiel, dan wel geen rijbewijs in hun bezit hebben. De overige voorwaarden blijven van kracht. Dat betekent dat rekening wordt gehouden met het aantal parkeerplaatsen op eigen terrein en het maximale aantal vergunningen van 2 per persoon en 4 per adres.

De bewonersvergunning is in principe een periode van zes aaneengesloten maanden geldig. Dat betekent niet altijd, dat na een deze periode een nieuwe aanvraag hoeft worden gedaan. Bij ongewijzigde omstandigheden kan de geldigheid van de vergunning (na betaling) telkens met een standaardperiode van zes maanden verlengd.

De reikwijdte van de hardheidsclausule (lid 9) is beperkt omdat sprake is van belastingen, waarbij het gelijkheidsbeginsel leidend is. Parkeerbelastingen zijn een zakelijke belasting, die onafhankelijk is van de omstandigheden.

Artikel 7. Bedrijfsvergunning

Aan bedrijven binnen het gereguleerde gebied kunnen bedrijfsvergunningen worden verstrekt. De regels hiervoor zijn vergelijkbaar met die voor de uitgifte aan bewoners.

De vergunning wordt verstrekt aan het bedrijf, dus niet aan de individuele werknemer. Het aantal vergunningen wat maximaal aan een bedrijf wordt verstrekt is gekoppeld aan het aantal fulltime arbeidsplaatsen.

Bij de eerste uitgifte begin 2014 werd per bedrijf 1 vergunning verstrekt en vervolgens 1 vergunning per 3 werknemers. Een bedrijf met 4 werknemers kwam zodoende in aanmerking voor (1 + 4/3 =) 3 vergunningen. Inmiddels is gebleken dat na het invoeren van “betaald parkeren” er sprake is van aanzienlijke leegstand van parkeerplaatsen op Amsterdam Duivendrecht.

Ook is gebleken dat bij een deel van de bedrijven de behoefte bestaat aan meer vergunningen, dan op basis van de bovenstaande toewijzingsregel mogelijk is.

Om hieraan tegemoet te komen wordt voor de tweede vergunningperiode zowel het “basis” aantal vergunningen als het aantal per werknemers verruimd. Een verruiming van het basisaantal vergunning is vooral gunstig voor kleinere bedrijven, maar kan weer te weinig zijn voor de behoefte van grotere bedrijven.

Voor de tweede vergunningperiode wordt de volgende formule gehanteerd: per bedrijf vier vergunningen en vervolgens 1 vergunning per 2 werknemers, dus in het voorbeeld : (4 + 4/2) = 6 vergunningen. Omdat een bedrijf dan zou kunnen beschikken over meer parkeervergunningen dan dat het formatie eenheden heeft,

Aan de hand van de praktijkervaringen kan worden bezien hoe dit uitwerkt. In ieder geval geldt het maximumaantal vergunningen uit artikel 5. Bij meer aanvragen worden deze op een wachtlijst geplaatst, zoals bedoeld in artikel 7 van de Parkeerverordening.

Speciale aandacht daarbij voor de definitie van ‘bedrijf’. Het is met name de vestiging die leidend is. Juridische constructies, waarbij een kerstboom van bedrijven is opgetuigd, zal niet helpen om meer vergunningen te krijgen. De verzameling bedrijven wordt dan gezien als één bedrijf.

Evenals het aantal uit te geven bewonersvergunningen in een gebied, kent het aantal te verstrekken Bedrijfsvergunningen in een gebied een maximum. Dit is vastgelegd in artikel 5 van het Uitwerkingsbesluit.

Ook bij bedrijfsvergunningen wordt de parkeercapaciteit verrekend met het aantal vergunningen waar men zonder plaatsen op eigen terrein aanspraak op kan maken. De methodiek die daarbij wordt gehanteerd is vergelijkbaar met die van bewoners. Dus stel dat het bedrijf uit het vorige voorbeeld 2 parkeerplaatsen op eigen terrein heeft, komt deze in aanmerking voor (3 – 2 =) 1 vergunning.

Zoals in de verordening op de parkeerbelastingen (artikel 7) is beschreven, wordt de vergunning op volgorde van aanvraag verleend.

Er zijn een aantal bijzondere gevallen waarin een bedrijfsvergunning kan worden verleend, terwijl het bedrijf niet aan alle criteria voldoet. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn bij een aannemingsbedrijf, dat gedurende een periode bouwwerkzaamheden uitvoert. Ook kan de gemeente op grond hiervan een vergunning verlenen aan een bedrijf dat namens haar activiteiten uitvoert op Amsterdam Duivendrecht of aan zichzelf; in een dergelijk geval zijn worden de opbrengsten van de vergunning voor de gemeente ook weer als kosten aan de gemeente in rekening gebracht.

Artikel 8. Buffervergunning

De buffervergunning is een speciale bedrijfsvergunning, die in het leven is geroepen voor bedrijven die motorvoertuigen verkopen, verhuren en repareren. Voor deze bedrijven is niet zozeer het betalen voor parkeren bezwaarlijk, maar het steeds naar de meter lopen om een ticket te halen. Deze bedrijven hebben behoefte aan een ruimte die kan dienen als buffer.

Klanten zetten het voertuig op die plek neer, doen de administratieve handelingen die ze moeten doen. Vervolgens wordt het voertuig naar de reguliere parkeergelegenheid (reparatieruimte, verhuurruimte etc.) gereden.

Bedrijven die een dergelijke voorziening willen hebben moeten deze apart aanvragen. Voorwaarde is dat ze motorvoertuigen verhuren, verkopen of repareren. Per bedrijf worden maximaal 5 bufferplaatsen toegewezen. Dit is een geringe verruiming met de bepaling in de APV, waarin dergelijke bedrijven maximaal 3 voertuigen op straat mogen hebben staan.

De kosten voor de aanleg van de plaatsen zijn voor rekening van de aanvrager. Indien gebruik wordt gemaakt van bestaande plaatsen behelst de aanleg het plaatsen van de juiste bebording (E9). De plaatsen worden geen eigendom, noch verhuurd aan de bedrijven die gebruik maken van de buffervergunning. Om van de bufferplaats gebruik te kunnen maken is wel altijd het bezit van een geldige buffervergunning vereist.

Artikel 9. P+R vergunning

Zoals verwacht werd, heeft de invoering van parkeerbelastingen de parkeerdruk in Amstel Business Park sterk doen dalen. In verband hiermee wordt allereerst de verruiming van het aantal bedrijfsvergunningen doorgevoerd. Indien het college van mening is dat nadat deze verruiming is doorgevoerd, er teveel parkeerplaatsen ongebruikt blijven, dan kan in dat geval het gebruik van deze locatie voor parkeerders met bestemming elders, in beperkte mate worden toegestaan. Voor deze groep is de P+R vergunning in het leven geroepen. Zoals in de toelichting van artikel 6 is aangegeven heeft de P+R vergunning een tijdelijk karakter. Deze wordt uitsluitend verstrekt als blijkt dat er nog ruimte over is in Amstel Business Park. Vandaar ook de beperkte geldigheidstermijn van 1 kwartaal. Indien na de verruimde vergunningverlening aan op Amsterdam Duivendrecht gevestigde bedrijven er in sommige delen van Amsterdam Duivendrecht nog steeds sprake is van leegstand, kunnen er voor deze delen P + R vergunningen worden verstrekt. Hierover zal in de toekomst nog nadere besluitvorming plaats vinden.

Artikel 10. Restitutie

Bij het verlenen van bedrijfsvergunningen of buffervergunningen kunnen per bedrijf soms aanzienlijke bedragen zijn gemoeid. Vandaar dat in bijzondere gevallen op aanvraag restitutie (teruggave) van via een parkeervergunning vooruit betaalde parkeerbelasting mogelijk is. Een dergelijke aanvraag dient altijd vergezeld te gaan van de originele parkeervergunning, waarop de aanvraag betrekking heeft.

Tot restitutie kan worden overgegaan in het geval, dat een bedrijf met zijn bedrijfsactiviteiten op Amsterdam Duivendrecht stopt en daarom zeker geen gebruik zal maken van al verleende vergunningen. Indien een bufferparkeerplaats voor een autobedrijf wordt opgeheven, kan deze ook geen gebruik meer maken van de voor deze parkeerplaats verleende buffervergunning en ligt restitutie ook voor de hand. In andere gevallen is geen restitutie mogelijk.

Artikel 11. Voorschriften voor het in werking stellen van de parkeerapparatuur

In dit artikel is geregeld hoe het parkeergeld te betalen bij de parkeerapparatuur. Om het beheer en onderhoud van de automaten zo goedkoop mogelijk te houden kiest de gemeente ervoor om geen chartaal geld te accepteren en betalingen uitsluitend ‘langs elektronische weg’ te accepteren. De situatie per 1 januari 2015 is dan maatgevend. Chippen bestaat dan niet meer. De betaalmiddelen zijn dan Creditcard (Mastercard en Visa) en Dip & Go; de opvolger van chippen. Met Dip & Go wordt het parkeertarief afgerekend met een pinpas, zonder daarvoor de pincode te moeten intoetsen. Ook bij betaling met Visa of Mastercard hoeft geen pincode te worden ingevoerd.