Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Wierden

Notitie parkeerfonds 2009

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieWierden
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingNotitie parkeerfonds 2009
CiteertitelParkeerfonds 2009
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

10-11-2009Onbekend

10-11-2009

Onbekend

RAA-09-00112

Tekst van de regeling

Intitulé

Notitie parkeerfonds 2009

 

 

Artikel 0 Dit artikel moet nog worden gesplitst

NOTITIE PARKEERFONDS

Inleiding

Sinds 1999 kent de gemeente Wierden een parkeerfonds. Dit is destijds in het leven geroepen omdat de behoefte aan parkeervoorzieningen, met name in het centrum van Wierden, stelselmatig toenam als gevolg van bebouwingsuitbreiding en –verdichting. Met de introductie van het fonds is rekening gehouden met de bouwverordening. In artikel 2.5.30 van deze verordening (zie bijlage 1) wordt kort gezegd bepaald dat bij elk gebouw, wanneer de omvang of de bestemming van dat gebouw daartoe aanleiding geeft, op eigen erf voldoende parkeergelegenheid aanwezig moet zijn. Deze bepaling is nog steeds van kracht. Bij (nieuwe) uitbreidingsprojecten wordt bij de ontwikkeling al rekening gehouden met de parkeerbehoefte en zijn de kosten voor de aanleg ervan al in de grondprijs opgenomen.

Anders wordt het als het gaat om de bouw van nieuwe c.q. uitbreiding van bestaande panden in de bestaande bebouwing, meestal in de kern. De mogelijkheid voor aanleg van parkeergelegenheid op eigen terrein is dan vaak beperkt. In dergelijke gevallen biedt het parkeerfonds de oplossing. Het fungeert hierbij dus als instrument waarmee degenen met uitbreidingsplannen een financieel aandeel leveren bij de totstandkoming van voldoende parkeervoorzieningen, tenzij ze daarin zelf op eigen terrein kunnen voorzien. Het parkeerfonds is destijds alleen voor het centrum van Wierden vastgesteld. Afhankelijk van de nog uit te werken ruimtelijke ontwikkelingsvisie voor Enter, zou worden bezien of het parkeerfonds ook voor Enter zou kunnen gelden. Dit is nog niet gebeurd. Verder is bepaald dat indien binnen tien jaar geen parkeerplaatsen in de nabijheid van het object wordt gerealiseerd, de gemeente overgaat tot terugstorting van het gestorte bedrag (met rente).

Evaluatie

Het parkeerfonds bestaat nu dus 10 jaar. Gedurende deze periode is hierin niet bijzonder veel geld (globaal € 120.000,-) omgegaan. Het parkeerfonds is een beleidsregel. Als zodanig is het vooral een drukmiddel gebleken, waarmee de ontwikkelaar of initiator in de voorfase van zijn planvorming gedwongen werd mee te denken over de parkeerproblematiek die zijn plan tot gevolg kan hebben. Globaal werd er eens per 2 jaar een beroep gedaan op het parkeerfonds. In het kader van recente parkeerproblemen in Enter-centrum en als gevolg van actuele ontwikkelingen, zoals de nieuwe Wet ruimtelijke ordening en de daarmee samenhangende Grondexploitatiewet, is het parkeerfonds onder de loep genomen en geëvalueerd. Hierbij zijn de volgende conclusies en aanbevelingen ontstaan:

  • §

    Ondanks dat er niet veel gebruik van is gemaakt, is het parkeerfonds een effectief instrument (drukmiddel) gebleken. Onderzocht zou moeten worden hoe actueel het fonds nog is en of de introductie van de nieuwe Wro gevolgen heeft;

  • §

    Het aangewezen centrumgebied voor Wierden was voor de afgelopen periode voldoende, maar lijkt nu af. Onderzocht wordt voor welk gebied het parkeerfonds zou moeten gelden.

  • §

    Ook in Enter is de parkeerbehoefte de laatste jaren navenant toegenomen. Er zou nader onderzocht moeten worden of ook hier een parkeerfonds zou moeten gelden;

  • §

    De oorspronkelijke bijdrage per parkeerplaats dekt de werkelijke kosten niet. Onderzocht zou moeten worden welk bedrag actueel is en beter aansluit bij de realiteit. Hierbij zal rekening gehouden moeten worden met gestegen binnenstedelijke grondprijzen en met onvoorziene, kostenverhogende factoren;

  • §

    Er moet iemand eindverantwoordelijk zijn voor het parkeerfonds. Er zal onderzocht moeten worden bij wie of bij welke functie dit het meest voor hand ligt;

  • §

    Er zal nader bekeken worden of de 10 jaar verjaringstermijn nog actueel is en gehandhaafd kan blijven.

Grondexploitatiewet

Met ingang van 1 juli 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden met als onderdeel de Grondexploitatiewet. Deze wet regelt de verdeling van de kosten en opbrengsten bij de ontwikkeling van een bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) door projectontwikkelaars en particulieren en waarvoor een planologisch besluit noodzakelijk is. Het centrale begrip van het kostenverhaal is de grondexploitatie. Alle kosten van de grondexploitatie voor de realisatie van een bouwplan komen voor kostenverhaal in aanmerking. In de wet blijft vrijwillige samenwerking voorop staan, in welke vorm dan ook, omdat gebleken is dat gemeenten en particuliere eigenaren daar de voorkeur aan geven. Daarom is gekozen voor voortzetting van een gemengd stelsel voor grondexploitatie met zowel een privaatrechtelijk als publiekrechtelijk spoor. Als een gemeente er niet in slaagt om met alle particuliere eigenaren in een gebied een overeenkomst te sluiten over grondexploitatie, moet de gemeente publiekrechtelijk kosten verhalen bij partijen waarmee niet gecontracteerd is. Het publiekrechtelijk instrument voor het kostenverhaal is dus aanvullend en werkt als stok achter de deur.

Exploitatiegebied

Een ander belangrijk begrip bij kostenverhaal is het exploitatiegebied. Het exploitatiegebied is het gebied waarvoor het planologisch besluit wordt genomen en waarvoor de grondexploitatie wordt opgesteld. De begrenzing van het exploitatiegebied wordt bij het planologisch besluit en het exploitatieplan vastgesteld.

Kostensoorten

Bij grondexploitaties komen we verschillende schaalniveaus in kostensoorten tegen. Ze kunnen uiteen worden gerafeld in een aantal groepen:

  • ·

    Groep Een: werken, maatregelen en voorzieningen binnen de begrenzing van een exploitatiegebied uitsluitend ten dienste van dat exploitatiegebied.

  • ·

    Groep Twee: werken, maatregelen en voorzieningen buiten de grens van een exploitatiegebied, maar uitsluitend ten dienste van dat exploitatiegebied.

  • ·

    Groep Drie: werken, maatregelen en voorzieningen buiten of binnen het exploitatiegebied, die van belang zijn voor het exploitatiegebied en een of meer exploitatiegebieden of bestaande wijken buiten het exploitatiegebied (bovenwijkse en meerwijkse voorzieningen).

  • ·

    Groep Vier: werken, maatregelen en voorzieningen buiten het exploitatiegebied, waaraan kan worden bijgedragen op grond van een structuurvisie.

Omdat in de praktijk steeds zal moeten worden beoordeeld of de te maken kosten verhaald kunnen worden via het exploitatieplan, gelden drie toetsingscriteria:

  • ·

    Profijt: de grondexploitatie moet nut ondervinden van de te treffen voorzieningen en maatregelen. Veelal betreft het fysiek nut voor het exploitatiegebied. Bij maatregelen zoals het opheffen van stankcirkels en bij compensatie buiten het gebied schuilt het profijt in het feit dat dankzij deze ingrepen een groter gebied ontwikkeld kan worden;

  • ·

    Toerekenbaarheid: er bestaat een causaal verband (de kosten zouden niet gemaakt worden zonder het plan), of de kosten worden mede gemaakt ten behoeve van het plan. Ook kosten die op een andere grondslag gefinancierd worden zijn niet toerekenbaar. Dergelijke kosten doen zich onder andere voor bij nutsvoorzieningen voor gas, water en elektra en bij gebouwde parkeervoorzieningen;

  • ·

    Proportionaliteit: als meerdere locaties profijt hebben van een voorziening, worden de kosten naar rato verdeeld; naarmate een locatie er meer profijt van heeft, draagt deze meer bij aan de kosten.

Het is niet noodzakelijk dat de voorzieningen gelijktijdig worden gerealiseerd met het bouwplan. Soms is dat zelfs onmogelijk. Voorzieningen kunnen eerder of later worden gerealiseerd. Indien de gemeente kosten die vroegtijdig zijn gerealiseerd wenst te verhalen op een exploitant van een exploitatiegebied zal wel door middel van een beleidsstuk duidelijk moeten zijn dat die voorzieningen (mede) gerealiseerd zijn ten behoeve van het exploitatiegebied. Dit kan door middel van een structuurvisie, maar bijvoorbeeld ook door middel van een nota bovenwijkse voorzieningen, een verkeers- en vervoersplan of een parkeerplan.

Ook voor voorzieningen die later worden gerealiseerd heeft het de voorkeur dat middels een beleidsstuk duidelijk is dat de betreffende voorziening wordt gerealiseerd, echter het is mogelijk dat ten tijde van het tot stand komen van het beleidsstuk de ontwikkeling van een exploitatiegebied nog niet was voorzien. In dat geval dient uit de toelichting op het planologisch besluit blijken dat er aanvullende voorzieningen dienen te worden gerealiseerd.

Relatie naar parkeerfonds

De vraag is in hoeverre de Grondexploitatiewet het in stand houden van een parkeerfonds toestaat en noodzakelijk houdt. Om die vraag te kunnen beantwoorden is het belangrijk te definiëren wat de juridische status is van het parkeerfonds. Het parkeerfonds zelf kan worden aangemerkt als een administratief hulpmiddel. In het parkeerfonds worden financiële bijdragen gestort die door exploitanten verschuldigd zijn voor het realiseren van een parkeervoorziening. Uit het parkeerfonds worden te realiseren parkeervoorzieningen betaald. De juridische basis om overeenkomsten af te sluiten tot het storten van bijdragen in het parkeerfonds bestond tot 1 juli 2008 uit het artikel 2.5.30 van de Bouwverordening. Met de inwerkingtreding van de Wro kan echter worden geconcludeerd dat deze basis nu (mede) is terug te vinden in de Wro. Een gemeente kan op privaatrechtelijke wijze kosten verhalen en indien dat niet lukt op publiekrechtelijke wijze door middel van het exploitatieplan en het verbinden van voorschriften aan de bouwvergunning. In die zin kan worden beargumenteerd dat de positie van de gemeente is versterkt.

De Wro sluit het in standhouden van een administratief hulpmiddel niet uit. Er dient echter altijd relatie te blijven bestaan tussen de storting in het fonds en de te realiseren parkeervoorziening. Vooral de inhoudelijke argumentatie voor de realisatie van de voorziening en het verhaal van de kosten daarvan is belangrijk. Een belangrijke voorwaarde voor het verhalen van de kosten is dat voldaan wordt aan de drie criteria profijt, toerekenbaarheid en proportionaliteit. Belangrijk is dan ook dat die criteria geconcretiseerd worden. Dit kan bijvoorbeeld door middel van concrete parkeerlocaties in een ruimtelijke structuurvisie, maar ook door dit louter te verwoorden zoals in dit ontwerp parkeerfonds gedaan is. Enerzijds kan het kostenverhaal plaatsvinden door middel van het verhalen van de kosten op publiekrechtelijke wijze, anderzijds kan dat op privaatrechtelijke wijze door het sluiten van een overeenkomst. Deze laatste wijze heeft zelfs de voorkeur van de wetgever. De conclusie is dan ook dat het parkeerfonds in zijn huidige vorm kan blijven bestaan. Een aanvulling betreft echter wel dat het kostenverhaal (mede) zijn basis vindt in de Wro en dat, indien een exploitant geen overeenkomst wenst te sluiten, het kostenverhaal voor de aanleg van parkeervoorzieningen op publiekrechtelijke wijze dient plaats te vinden.

Terreinafbakening

Wierden

Zoals gezegd is het parkeerfonds destijds alleen voor het centrum van Wierden vastgesteld. Aangezien er hier nog steeds sprake is van uitbreidingsinitiatieven/ontwikkelingen waarvoor, door de aard ervan, in de regel geen parkeervoorzieningen op eigen erf kunnen worden gerealiseerd en het geheel nog altijd als dynamisch mag worden beschouwd, lijkt het volgende gebied ideaal: Appelhofstraat-Dikkensweg-Anjelierstraat-Spoorstraat-De Marke-Schoolstraat-Marktstraat-Kedingen-De Zwaan (zie bijlage 2).

Enter

Voor Enter is nog geen parkeerfonds van kracht, terwijl ook hier sprake is van een dynamisch geheel. Als gevolg van inbreiding, uitbreiding en bebouwingsverdichting, is ook hier de parkeerbehoefte in de loop der jaren navenant toegenomen. Ondermeer vanuit de ondernemershoek is aangegeven dat er een toenemende vraag is naar parkeergelegenheid, met name in het centrum. In dit kader zijn wij van mening dat ook voor het Enter-centrum een parkeerfonds zou moeten worden vastgesteld. Onze voorkeur gaat hierbij uit naar het centrumgebied dat de Dorpsstraat volgt vanaf de oude Pastoriestraat tot globaal het punt waar de Dorpsstraat de Boerdijk passeert (zie bijlage 3).

Hierbij wordt globaal aansluiting gezocht bij het centrumgebied van Enter zoals dat voor de structuurvisie is vastgesteld.

Kostenverhaal

Bij de introductie van het parkeerfonds werd een bijdrage van ƒ10.000,- (€ 4.538,-) gehanteerd. Dit bedrag was gebaseerd op de totale kosten (inclusief rijweg, trottoir, groen, afwatering, openbare verlichting etc.). Verder is destijds rekening gehouden met het feit dat eventuele aankoopkosten voor grond in het winkelgebied vaak hoger liggen dan daar buiten. Bovendien werd in het raadsvoorstel van 1999 aangetekend dat de bijdrage van ƒ10.000,- de werkelijke kosten zeker niet volledig zou dekken. Bij de invoering van de euro besloot de gemeenteraad, in tegenstelling tot het ambtelijk advies destijds, dat er geen prijsindexatie/verhoging toegepast zou gaan worden. De conclusie kan worden getrokken dat de huidige bijdrage per parkeerplaats op dit moment niet meer toereikend is.

Op basis van recente cijfers zouden de kosten per parkeerplaats navenant hoger uitvallen dan waarmee tot dusver is gerekend. Op basis van verschillende scenario’s is met actuele rekenmodellen berekend dat een gemiddelde parkeerplaats op dit moment ongeveer € 6.500,- zou moeten kosten. Hierbij is per scenario onderscheid gemaakt tussen maagdelijk en niet maagdelijk terrein, waarbij de gemeente in het ene geval wel en in het andere niet tot grondaankoop over zou moeten gaan. Ook is rekening gehouden met het al dan niet incalculeren van bijvoorbeeld kap- of sloopwerkzaamheden, het opruimen van bestaande verharding, bijkomende kosten voor openbare verlichting en eventuele kosten voor het verplaatsen van ondergrondse infrastructuur. Hierbij moet worden aangetekend dat in alle scenario’s rekening is gehouden met de aanleg van minstens 20 parkeerplaatsen. Hoe meer parkeerplaatsen worden gerealiseerd, hoe lager de uiteindelijke kosten voor de gemeente zullen zijn. Dit geldt uiteraard ook in omgekeerde richting: de kosten per parkeerplaats vallen evenredig hoger uit, naar mate het aantal parkeerplaatsen afneemt. Bij de totstandkoming van de nieuwe prijs per parkeerplaats, is ook hiermee rekening gehouden. In het verleden is er onvoldoende rekening gehouden met eventuele inbrengwaarden van grond. Op basis van artikel (6.13 lid 1 Wro) mogen deze inbrengwaarden verhaald worden op de initiator annex ontwikkelaar.

Alles in ogenschouw nemend achten wij in het geval niet voorzien kan worden in de parkeerbehoefte op eigen erf, een bijdrage van zo’n € 6.500,- per parkeerplaats reëel en verdedigbaar. Dit bedrag wordt jaarlijks in januari geïndexeerd op basis van de CBS-index voor de GWW-sector.

Verjaringstermijn

Bij de totstandkoming van het parkeerfonds in 1999 is aansluiting gezocht bij een landelijke norm. Hierin was het gebruikelijk dat als de gemeente binnen een bepaalde periode (vaak 10 jaar) geen parkeerplaatsen in de nabijheid van een object (meestal < 1000 m) heeft gerealiseerd, ze vervolgens overgaat tot terugbetaling van het gestorte bedrage met rente. Bij de totstandkoming van het parkeerfonds in 1999 is hier ook aansluiting bij gezocht. Destijds is voor wat betreft de rente relatie gezocht met de rentetoevoeging bij de fondsvorming (zijne 3%).

Het is de bedoeling de 10 jaar verjaringstermijn gewoon te laten voor wat hij is. Allereerst is de houdbaarheid van een exploitatieplan ook vastgesteld op 10 jaar. Daarnaast ligt er aan het parkeerfonds altijd een (exploitatie)overeenkomst ten grondslag, waarin tussen gemeente en initiator afspraken zijn gemaakt over de aanleg van openbare parkeerplaatsen in de nabijheid van de voorgenomen bouw, verandering of uitbreiding. In privaatrechtelijke overeenkomsten is het gebruikelijk een tijdsbepaling op te nemen, waarin de werking van de rechtshandeling op een bepaald moment tot een einde komt (ontbindende tijdsvoorwaarde). Hierbij is 10 jaar een heel realistische, en vooral werkbare termijn. Bovendien sluit dit nog steeds aan bij de landelijke norm zoals destijds bedoeld. Ook de <1000 m begrenzing is goed werkbaar gebleken en blijft ook gehandhaafd.

Voor wat betreft de rente is in de laatste nota Reserves en voorzieningen van 2008 opgenomen dat er nog steeds een inflatiecorrectie van 3% gehanteerd wordt. Een rente van 3% is dus nog steeds actueel en kan gewoon gehandhaafd blijven.

Organisatorisch

Eventuele ontvangen gelden in het parkeerfonds kunnen apart worden geadministreerd door de afdeling Financiën. Hierbij verdient het aanbeveling om in de begroting/jaarrekening één parkeerfonds te houden. Nu geadviseerd wordt de verjaringstermijn van 10 jaar te handhaven, is het zaak hiervoor iemand verantwoordelijk te maken. De projectleider ligt wellicht voor de hand, maar aan de andere kant is het maar de vraag of een project na 10 jaar überhaupt nog loopt. Afdeling Financiën is in staat extra comptabel een overzicht bij te houden van welke bedragen, door wie en voor welk project zijn gestort in het parkeerfonds. Het is dan een kleine moeite om hierbij het stortingjaar en het jaar dat het bedrag besteed moet zijn, te vermelden en te bewaken. Afgesproken is dat de afdeling Financiën eindverantwoordelijk is voor de financiële bewaking en monitoring van het parkeerfonds en op haar beurt jaarlijks een overzicht verstrekt aan de projectleider.

Parkeernorm

Voor de vaststelling van het aantal benodigde parkeerplaatsen maakt de gemeente Wierden gebruik van de richtlijnen uit de ASVV (Aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom). Hierin wordt per inrichting (woning, appartement, winkel, bedrijf et cetera.) aangegeven welke parkeernorm moet worden gehanteerd. Deze norm kan afhangen van het aantal medewerkers, bewoners of bezoekers, maar ook bijvoorbeeld de grootte van de inrichting kan leidend zijn. Aan de hand hiervan wordt bepaald hoeveel parkeerplaatsen er bij een inrichting moeten worden gerealiseerd om geen parkeerproblemen te krijgen in de omliggende openbare ruimte. De gemeente Wierden hanteert de meest actuele richtlijnen, daterend uit 2004. Globaal verschijnt er iedere 8 à 9 jaar een nieuwe ASVV.

Samenvattend

  • §

    Het parkeerfonds kan, ook op basis van de nieuwe Wro en Grondexploitatiewet, in zijn huidige vorm blijven bestaan;

  • §

    In het huidige centrumgebied van Wierden is er nog steeds sprake van uitbreidingsinitiatieven en ontwikkelingen. Het volgende gebied lijkt hiervoor ideaal: Appelhofstraat-Dikkensweg-Anjelierstraat-Spoorstraat-De Marke-Schoolstraat-Marktstraat-Kedingen-De Zwaan.

  • §

    Omdat het centrum van Enter ook als dynamisch geheel mag worden beschouwd, wordt ook hiervoor een parkeerfonds vastgesteld;

  • §

    Een bijdrage van € 6.500,- per parkeerplaats is reëel en verdedigbaar en wordt jaarlijks geïndexeerd op basis van de CBS-index voor de GWW-sector;

  • §

    De 10 jaar verjaringstermijn en de 3% inflatiecorrectie blijft gehandhaafd;

  • §

    Afdeling Financiën is eindverantwoordelijk voor de financiële bewaking en monitoring van het parkeerfonds;

  • §

    De gemeente Wierden blijft de meest actuele richtlijnen ASVV-richtlijnen hanteren.