Organisatie | Elburg |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | BOMENVERORDENING 2013 |
Citeertitel | 1e wijziging ‘Bomenverordening 2013 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | milieu |
Eigen onderwerp | kapverbod, kapvergunning, kappen |
Externe bijlage | exb-2017-18727 |
Inhoudelijke wijzigingen t.o.v. vorige versie.
Gemeentewet, art. 149
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
29-09-2015 | Nieuwe regeling | 14-09-2015 Gemeenteblad 2015, nr 86429 | Onbekend |
ARTIKEL 1: Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
Vellen: rooien; kappen; verplanten; afzetten; het snoeien van meer dan 20 procent van de kroon of het wortelgestel, met inbegrip van kandelaberen; het verrichten van handelingen, zowel boven- als ondergronds, die de dood, ernstige beschadiging of ernstige ontsiering van de houtopstand ten gevolge kunnen hebben;
Het in het eerste lid genoemde verbod geldt niet voor:
houtopstand, die deel uitmaakt van als zodanig bij het Bosschap geregistreerde bosbouwondernemingen en niet gelegen is binnen een bebouwde kom, tenzij deze houtopstand een zelfstandige eenheid vormt en ofwel geen grotere oppervlakte beslaat dan 10 are, ofwel in geval van rijbeplanting, gerekend over het totaal aantal rijen, niet meer bomen omvat dan 20;
De ontheffing moet schriftelijk en gemotiveerd worden aangevraagd door of namens dan wel met toestemming van degene, die krachtens zakelijk recht of door degene die krachtens publiekrechtelijke bevoegdheid gerechtigd is over de beschermde houtopstand te beschikken.
Het bevoegd gezag kan de ontheffing om te vellen weigeren dan wel onder voorschriften verlenen in het belang van de instandhouding van:
ARTIKEL 6: Intrekking of wijziging
De ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd indien:
ARTIKEL 7: Bijzondere voorschriften
Tot aan de ontheffing tot vellen te verbinden voorschriften kan het voorschrift behoren dat pas tot vellen van de beschermde houtopstand op en bij bouw- en aanlegwerken of andere ruimtelijke herinrichting of reconstructie mag worden overgegaan indien andere ontheffingen, vergunningen, toestemmingen of ruimtelijke ordeningsprocedures onherroepelijk geworden zijn en de feitelijke en financiële voortgang van de werken voldoende gewaarborgd is.
ARTIKEL 8: Herplant-/instandhoudingsplicht
Indien een beschermde houtopstand waarop het verbod tot vellen van toepassing is, zonder ontheffing van het bevoegd gezag is geveld, dan wel op andere wijze teniet is gegaan, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde tot de grond waarop zich de beschermde houtopstand bevond dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herplanten overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn.
Indien een beschermde houtopstand waarop het verbod tot vellen van toepassing is in het voortbestaan ernstig wordt bedreigd, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de beschermde houtopstand bevindt dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om:
Het bevoegd gezag beslist op een verzoek om schadevergoeding op grond van artikel 17 juncto artikel 13, vierde lid, van de Boswet.
ARTIKEL 10: Afstand tot de erfgrenslijn
De afstand als bedoeld in artikel 5:42 Burgerlijk Wetboek wordt vastgesteld op 1 meter voor bomen en op nihil voor heggen en heesters.
ARTIKEL 11: Bestrijding van boomziekten
Indien zich op een terrein één of meer bomen bevinden die naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders gevaar opleveren van verspreiding van een boomziekte of voor vermeerdering van de ziekteverspreiders zoals insecten, is de rechthebbende, indien hij daartoe door het college van burgemeester en wethouders is aangeschreven, verplicht binnen de bij de aanschrijving vast te stellen termijn:
ARTIKEL 12: Bescherming publieke houtopstand
Het is verboden om houtopstanden, die publiek eigendom zijn te beschadigen, te bekladden of te beplakken of daaraan snoeiwerk te verrichten, behoudens door personen ter uitoefening van de hun opgedragen boomverzorgende taak.
Hij die handelt in strijd met het bij of krachtens artikel 8, eerste lid, artikel 11, eerste lid en 12 bepaalde wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van een rechterlijke uitspraak. Bij de strafmaatbepaling kan rekening worden gehouden met de boomwaarde.
Aldus besloten door de raad der gemeente Elburg
in zijn vergadering van 14 september 2015.
de voorzitter, de griffier,
F.A. de Lange M.C. Luiting.
Nota-toelichting Bomenverordening 2013
TOELICHTING BOMENVERORDENING 2013
ARTIKEL 1: Begripsomschrijvingen
Houtopstand is het kernwoord van deze verordening voor boomzones, groenstructuren en solitairbomen, waarop de ontheffingplicht van toepassing is. Door dit begrip consequent centraal te stellen wordt duidelijk dat de bescherming betrekking heeft op meer dan enkel bomen.
Een boomvormer is een houtig, opgaand gewas met ontwikkeling van één of meer hoofdtakken. Een boomvormer kan uitgroeien tot een boom, een meerstammige boom of een boomachtige struik. In het alledaagse spraakgebruik heeft een boom één of slechts enkele stammen. In de natuur bestaat er echter een geleidelijke overgang: struik - struikachtige boom - (meerstammige) boom.
Hakhout omvat één of meer bomen of boomvormers, die na te zijn geveld, opnieuw op de stronk uitlopen. Een groenstructuur is lijnvormige bosaanplant hoofdzakelijk bestaande uit inheemse, struiken en/of boomvormers.
Vanwege de grote ecologische waarde van (lint)begroeiingen (bijv. een meidoorn- of mispelhaag) is bescherming hiervan een noodzaak. Er staat "begroeiing" in plaats van beplanting om ook spontaan opgekomen groen bescherming te bieden in een beschermde groenstructuur.
Bosplantsoen is een aanplant van jong bos, bestaande uit hoofdzakelijk, inheemse struiken en boomvormers.
Op grond van artikel 1, vijfde lid, van de Boswet moet de bebouwde kom worden vastgelegd om de werkingssfeer van deze wet te bepalen. De bebouwde kom als gevolg van de Boswet is niet gelijk aan die als gevolg van de wegenverkeerswetgeving.
Er is een besluit vastgesteld tot vaststelling van de bebouwde kom waarin de werkingssfeer van deze verordening en de werkingssfeer van de Boswet duidelijk is vastgelegd. Dit is aangegeven op de zogenoemde begrenzingskaart van de bebouwde kom in de zin van artikel 2, vijfde lid, van de Boswet van de gemeente Elburg.
Een begrensd gebied van houtopstanden met een specifieke waarde of kwaliteit, dat een samenhangend geheel vormt. Bijvoorbeeld een bomenlaan, landschap, streek, stadsdeel, wijk, plantsoen, begraafplaats, park of buitenplaats.
Een verzameling houtopstanden die samen een -al dan niet onderbroken- lijn of andere verbindingsstructuur vormen als begrenzing langs wegen, cultuurgronden, watergangen, rond erven en/of gebouwen. Bijvoorbeeld lintbegroeiingen, houtwallen, oeverbeplanting, wegbeplanting of dijkbeplanting.
Een solitaire boom maakt in principe geen onderdeel uit van andere (waardevolle) landschapselementen. De boom is opzichzelfstaand waardevol te noemen. De bomen zijn geïnventariseerd aan de hand van onderstaande criteria en zijn op de Groene kaart opgenomen als zij een totaal aantal punten krijgt van 50 of meer.
Opmerking: Bij traaggroeiende soorten duurt het langer voor zij hun kenmerkende vorm krijgen. Niet alleen maken zij daardoor al langer onderdeel uit van het straatbeeld, het duurt ook langer voordat een aangeplante boom weer dezelfde waarde heeft voor haar omgeving als een volgroeide boom.
Opmerking: Bomen die uit kunnen groeien tot grote en hoge volwassen bomen worden hoger beoordeeld dan kleinere bomen. De meest voorkomende soorten worden als volgt ingedeeld: 1e grootte (> 15 m) is acacia, beuk, eik, es, esdoorn, iep, linde, plataan, populier, spar, tamme- en paardekastanje, tulpenboom, walnoot en wilg. 2e grootte (10-15 m) is berk, els, grove den en wilde kers. 3e grootte (< 10 m) is lijsterbes, meidoorn, taxus en veldesdoorn.
Opmerking: De diameter op 1,30 meter boven het maaiveld geeft een indicatie van de grootte van de boom.
Opmerking: Indien het gaat om een slechte/geen bijzondere groeivorm, dan is de natuurlijke omvang en bijbehorende kroonomvang van de boom in slechte staat of de kroonvorm is zeer algemeen. Bij een soorteigen habitus die is opgekroond is de natuurlijke vorm en bijbehorende kroonomvang van de boom aanwezig, maar is door opkroning geen goed beeld van de soorteigen habitus aanwezig. De soorteigen habitus heeft de natuurlijke vorm en de bijbehorende kroonomvang van de boom is aanwezig en daardoor geeft de boom een goed beeld van de soorteigen habitus.
Niet zichtbaar vanaf de openbare weg en ondersteunend bij
landschappelijke en of ecologische hoofdstructuur (6 punten)
Gedeeltelijk zichtbaar van de openbare weg (9 punten)
Gedeeltelijk zichtbaar van de openbare weg en of landschap en
ondersteunend bij de gemeentelijke groenstructuur (12 punten)
Vanaf 3 of meer zijden zichtbaar vanaf de openbare weg (15 punten)
Opmerking: Bomen die niet vanaf de openbare weg zichtbaar zijn dragen niet bij aan de instandhouding en kwaliteit van de openbare ruimte. Bomen die vanaf de openbare weg gedeeltelijk zichtbaar zijn dragen in een beperkte mate bij aan de kwaliteit van de openbare ruimte en verdienen daarom bescherming. Evenals bomen die van minimaal 3 zijden zichtbaar zijn en daardoor nog meer bijdragen aan de instandhouding en kwaliteit van de openbare ruimte.
Bijzondere/cultuurhistorische betekenis Geen bijzondere betekenis (3 punten)
Streekeigen beplanting (6 punten)
Bijzondere/cultuurhistorische betekenis (9 punten)
Opmerking: Boombeplanting die kenmerkend is voor de streek hebben betekenis in de gemeente Elburg. Daarnaast kunnen bomen vanwege hun geschiedenis, locatie of aanleiding een bijzondere betekenis hebben. Voorbeelden zijn herdenkingsbomen, maar ook knotlindes voor een boerderij.
Opmerking: Boomsoorten die in Nederland dan wel in de gemeente Elburg beperkt aanwezig zijn kunnen vanwege hun zeldzaamheid van belangrijke betekenis zijn. Dergelijke bijzondere bomen zijn niet in enkele criteria te vatten omdat ze op verschillende gebieden zeldzaam kunnen zijn. Bomen die dendrologisch waardevol zijn, scoren op de andere criteria vaak minder hoog maar zijn zeker het behouden waard. Dit is terug te zien de puntenverdeling.
Beschermde houtopstanden zijn houtopstanden waarvoor een ontheffing voor het kappen moet worden aangevraagd. Die beschermde houtopstanden zijn te verdelen in houtopstanden die niet van de gemeente zijn, gemeentelijke houtopstanden, houtopstand in bostuinen en houtopstand die is geplant in het kader van een herplant- of instandhoudingsplicht.
Houtopstanden die niet van de gemeente zijn:
Dit zijn solitaire bomen, boomzones en groenstructuren die vallen onder de definitie als omschreven in deze verordening en zijn weergegeven op de Groene kaart. Al deze houtopstanden die zijn opgenomen op de Groene kaart zijn dus beschermd.
Het gaat om boomzones die niet in eigendom zijn van de gemeente en uit minimaal 10 bomen bestaan of meer. Dit criteria geldt niet bij groenstructuren, aangezien dergelijke begroeiingen uit diverse houtopstanden kan bestaan. Daarnaast zijn ook niet alle begrensde gebieden beschermde houtopstand, maar alleen de gebieden die zijn ingekleurd op de Groene kaart.
Een kleinere boomzone of groenstructuur die niet op de Groene kaart is aangegeven is vaak minder waardevol en vanwege deregulering heeft men ervoor gekozen deze kleine houtopstanden niet op te nemen. Indien deze kleine structuren of boomzones bomen bevatten die opzichzelfstaand het beschermen waard zijn, zijn deze als solitaire bomen opgenomen op de Groene kaart.
Gemeentelijke houtopstanden zijn niet weergegeven op de Groene kaart, maar voor het vellen van gemeentelijke boomzones en solitaire bomen met een stamomtrek van 65 centimeter of hoger moet wel een ontheffing worden aangevraagd. Iedere lijnvormige beplanting die onder de definitie van een groenstructuur valt of iedere begrensd gebied die onder de definitie van een boomzone valt en in eigendom is van de gemeente, valt onder ‘beschermde houtopstand’. Dat betekent dat voor het vellen van deze houtopstanden te allen tijde een ontheffing moet worden aangevraagd. Dit heeft een strenger beleid voor de gemeentelijke houtopstand tot gevolg. Hier is voor gekozen om de burgers inspraak te geven over het openbaar groen in hun directe omgeving.
In het kader van een betere afstemming van procedures dient bij het opstellen en/of wijzigen van bijvoorbeeld een bestemmingsplan een inventarisatie van alle aanwezige houtopstand gemaakt te worden. Daarna dient een integrale afweging gemaakt te worden over de te behouden en dus in te passen houtopstand. Deze integrale afweging vindt al plaats voor de activiteiten die onder de omgevingsvergunning vallen.
Indien het bestemmingsplan aangeeft dat op percelen de bestemming groenstroken rust, welke niet als waardevol worden beschouwd in de bomenverordening (groene kaart), dan is het bestemmingsplan leidend.
Op grond van artikel 15, derde lid van de Boswet is de gemeenteraad niet bevoegd regels te stellen ten aanzien van een bos die deel uitmaakt van een bosbouwonderneming die als zodanig bij het Bosschap geregistreerd staat. Onder een bos wordt verstaan; een rij of groep bomen met een bij volle wasdom intredende of ingetreden aaneengesloten kronendak, die meer dan 10 are oppervlakte beslaat of in het geval van rijbeplantingen bestaat uit meer dan 20 bomen, met uitzondering van erven en tuinen. Deze definitie sluit aan op de grenzen van het begrip ‘bos’ in de Boswet als bedoeld in artikel 5, tweede lid, en artikel 15, derde lid. Op de Groene kaart is aangegeven welke gebieden onder de Boswet vallen. Erven en tuinen die in een dergelijk gebied vallen zijn echter uitgezonderd van de werking van de Boswet. Door in dit artikel op te nemen dat bostuinen wel beschermde houtsopstand is, wordt duidelijk dat eigenaren voor het vellen van houtopstand in bostuinen verplicht zijn tot het aanvragen van een ontheffing.
Houtopstanden in het kader van herplant/instandhouding
Houtopstanden die in het kader van een herplant zijn opgelegd zijn niet op de Groene kaart gezet, omdat ze niet onder de criteria vallen als genoemd in de toelichting op sub f van dit artikel. Dat insinueert dat deze bomen zonder ontheffing geveld mogen worden. De bomen worden in het kader van de instandhoudingsplicht voor een bepaalde periode beschermd, maar zullen na die periode nog niet tot een dusdanige grootte zijn uitgegroeid om door middel van de Groene kaart beschermd te kunnen worden. Om deze bomen wel een kans te geven uit te kunnen groeien tot een boom welke uiteindelijk de functie van de eerder gevelde boom kan vervullen, is deze bepaling opgenomen.
De Groene kaart (en het bijbehorend register) is een weergave van alle solitaire bomen die onder de criteria vallen als omschreven in de toelichting op sub f van dit artikel en de groenstructuren en boomzones die onder de definitie vallen als bedoeld in sub d en e van dit artikel. Tevens is aangegeven welke percelen onder de werking van de Boswet vallen, om de burger duidelijk te maken welke regelgeving van toepassing is op de houtopstanden.
Er is bewust gekozen voor een topografische kaart en niet alleen voor een register van beschermde houtopstanden. Een kaart zorgt voor een coherent geheel (groene verbindingen vallen eerder op). De Groene kaart met het bijbehorend register zorgt voor meer structuurbescherming en ook voor betere randvoorwaarden voor ruimtelijke (groene) inrichting dan alleen een lijst met beschermde houtopstanden. Een Groene kaart sluit bovendien goed aan bij de systematiek van andere ruimtelijke instrumenten en daardoor is integraal omgevingsbeleid eenvoudiger te realiseren.
Elke wijze van het te gronde richten van een houtopstand ongeacht of dit gedeeltelijk is, bijvoorbeeld bij kappen, of volledig, zoals bij rooien (inclusief stobbe verwijderen). Ook ingrepen die een ingrijpende wijziging betekenen, zoals kandelaberen of het snoeien van meer dan 20 procent van het kroonvolume, vallen onder vellen. Dit om het ernstig beschadigen of ontsieren van een boomkroon tegen te kunnen gaan. Het instandhouden door periodieke snoei van de door kandelaberen of knotten ontstane kroonvorm is niet ontheffingplichtig. De eerste keer kandelaberen of knotten is wel ontheffingplichtig. Het verwijderen van hoofdwortels, waarvan kan worden aangenomen dat daardoor de houtopstand ernstige schade oploopt, valt eveneens onder het begrip vellen. Door de verordening ook van toepassing te laten zijn op het ernstig beschadigen of ontsieren van samengestelde verschijningsvormen, worden grootschalige ingrepen in houtopstand eveneens ontheffingplichtig.
Met deze begrippen wordt bedoeld het ondeskundig snoeien of afzetten van daarvoor ongeschikte bomen aanvullend te reguleren. In artikel 3, derde lid, onder e van deze verordening is het knotten of kandelaberen van reeds eerder afgezette bomen zonder ontheffing toegestaan. Het voor een eerste keer afzetten is ontheffingsplichtig, omdat het valt onder de definitie voor het begrip “vellen”.
De richtlijnen van de Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen en houtige gewassen (NVTB, Postbus 683, 7300 AK Apeldoorn, tel. 055-5999449) voor de monetaire boomwaarde worden jaarlijks vastgesteld aan de hand van de prijsindexcijfers van het CBS, marktprijsgemiddelden en andere kengetallen. De richtlijnen gelden als de meest deskundige methodiek voor de wijze van vaststellen van de geldwaarde van bomen en worden in de rechtspraak erkend. Het spreekt overigens voor zich dat bomen ook vele andere waarden dan monetaire waarde kunnen vertegenwoordigen.
Waardevolle houtopstanden worden regelmatig (ernstig) beschadigd of vernietigd door bouw en aanleg van huizen, wegen, rioleringen of kabels en leidingen. Vaak gebeurt dit ongewenst en onbedoeld, omdat er te laat is gekeken naar de gevolgen voor de bomen, waardoor ze niet ingepast of (onherstelbaar) beschadigd raken. De Bomen Effect Analyse (BEA) is de landelijke richtlijn van de Bomenstichting voor een nauwgezette en onafhankelijke beoordeling, voorafgaand aan de voorgenomen bouw of aanleg. Deze standaardisering waarborgt de boomtechnische kwaliteit en garandeert een goede beoordeling van alle effecten en mogelijke alternatieven. Een BEA dient uitgevoerd te worden door een deskundig boomverzorger of boomtechnisch adviseur. De resultaten van deze beoordeling kunnen vervolgens worden meegenomen in de besluitvorming rond bouw of aanleg.
De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht geeft de term “bevoegd gezag” weer. Nu de aanvraag tot vergunning of ontheffing tot het vellen van houtopstanden voortaan een aanvraag tot een omgevingsvergunning is, dient de term “bevoegd gezag” gehanteerd te worden i.p.v. Burgemeester en wethouders. De Wabo schrijft voor dat de omgevingsvergunning wordt verleend door één bevoegd gezag en dat één procedure wordt doorlopen met één procedure van rechtsbescherming mogelijkerwijs in twee instanties. Het college van burgemeester en wethouders is niet altijd het bevoegd gezag om te oordelen over een aanvraag. De verantwoordelijkheid voor het besluit en de handhaving op grond van de verordening ligt bij hetzelfde bevoegd gezag. Ook wijziging of intrekking van de omgevingsvergunning ligt dan bij datzelfde bevoegd gezag.
Dit artikel regelt de gevallen in welke gevallen een ontheffing moet worden aangevraagd voor het kappen. Voor alle beschermde houtopstanden moet een ontheffing worden aangevraagd. Op de Groene kaart is in één oogopslag duidelijk welke particuliere boomzones, groenstructuren en solitaire bomen ontheffingplichtig zijn. Daarnaast moet voor alle houtopstand die in het kader van een herplant- en instandhoudingsplicht is opgelegd ook een ontheffing worden aangevraagd. Alle boomzones en groenstructuren die in eigendom zijn van de gemeente, alle gemeentelijke solitaire bomen met een stamomtrek van 65 centimeter of meer en alle erven en tuinen die vallen in het gebied dat onder de Boswet valt, vallen ook onder het kapverbod.
Er is bewust gekozen voor een ontheffingenstelsel in plaats van een vergunningenstelsel om aan te geven dat in beginsel een ontheffing slechts bij hoge uitzondering wordt verleend. Ook bij interpretatieverschillen, bij gerede twijfel of bij tegenstrijdige deskundigenadviezen en vergelijkbare randgevallen geldt dat de ontheffing niet wordt verleend. Een ontheffing is dus een uitdrukking van een juridisch voorzorgsbeginsel. Dit in tegenstelling tot een vergunning die bij twijfelgevallen in beginsel wel verleend wordt.
De bevoegdheid tot het instellen van een verbod tot vellen bij gemeentelijke verordening wordt in artikel 15 van de Boswet beperkt. Deze beperking heeft inhoudelijk betrekking op de in artikel 15 lid 2 Boswet genoemde houtopstand en zijn niet opgenomen op de Groene kaart:
De zinsnede “die aantoonbaar op bedrijfseconomische wijze worden geëxploiteerd” bedoelt alle hiervoor genoemde uitzonderingen conform de Memorie van Toelichting op de Boswet te beperken tot bomen met een aantoonbare economisch doel en te onderscheiden van sierbomen. Bij vrucht- of fruitbomen, zijn sierbomen die vruchten dragen dus wel ontheffingplichtig. Het houden en de economische exploitatie van (vrucht)bomen valt niet onder het kapverbod.
Aanvragers kunnen slechts zijn: eigenaren van of zakelijk gerechtigden tot een houtopstand. Zakelijk gerechtigden zijn in beginsel degenen die een notariële akte kunnen overleggen inzake een recht van erfpacht, pacht, opstal, erfdienstbaarheid, vruchtgebruik of pootrecht betreffende de houtopstand.
Huurders hebben een persoonlijk en geen zakelijk recht. Zij moeten dus de schriftelijke toestemming voor kapaanvraag van de verhuurder, die eigenaar van de houtopstand is, overleggen. De eigenaar van een houtopstand kan bij (huur)overeenkomst of bij machtiging zijn huurders het recht tot omgevingsvergunningaanvraag verlenen. Na ontbinding van de huurovereenkomst is de omgevingsvergunning voor het vellen van een houtopstand die altijd zaak gebonden is, nog van toepassing op het project. Voorschriften van de omgevingsvergunning dienen dan door de eigenaar van het perceel nagekomen te worden.
De indieningsvereisten voor een omgevingsvergunning zijn in de Ministeriële regeling omgevingsrecht (Mor) verplicht voorgeschreven. De algemene indieningsvereisten staan in artikel 1.3 Mor. De specifieke indieningsvereisten ten aanzien van een aanvraag om omgevingsvergunning voor de activiteit kappen staan in artikel 7.5 Mor.
De omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden is in artikel 2.2 eerste lid onder g. van de
Wabo aangewezen. Tezamen met een mogelijke vergunning, ontheffing of vrijstelling op grond van de Flora- en faunawet of de natuurbeschermingswet- die kunnen aanhaken bij de omgevingsvergunning vellen- wordt één omgevingsvergunning verleend.
De ontheffing kan worden geweigerd als één van de weigeringsgronden van toepassing is. De criteria genoemd in dit artikel worden in het concrete geval getoetst aan:
In algemene zin wordt de natuurwaarde afgelezen aan de ecologische functies die de boom vervult of de natuurwetenschappelijke functie als een belangrijke genenbron. Een boom is ecologisch waardevol als deze wat extra’s toevoegt aan het ecosysteem of essentieel onderdeel vormt van een bepaalde biotoop. Als een dergelijke boom wegvalt zijn er directe gevolgen voor de omgeving. Bijvoorbeeld door het wegvallen van nestelplaatsen voor (zeldzame) vogels, verstoring van foerageerroutes van vleermuizen, onderbreking van een ecologische verbindingszones of de teloorgang van symbiose met andere flora.
Voorbeelden van landschappelijke waarden zijn als volgt. De houtopstand accentueert een karakteristiek landschappelijk element of structuur of vormt een herkenningspunt in het landschap. De houtopstand maakt onderdeel uit van de landschappelijke beplanting die het oorspronkelijke landschapstype karakteriseert (zie Landschapsontwikkelingsplan). Of de houtopstand vormt een onderdeel van een boomgroep of uniforme laan- of wegbeplanting die een karakteristieke structuur in het landschap zichtbaar maakt. Indien de houtopstand wordt verwijderd ontstaat een ongewenste doorbreking van de structuur.
Hieronder worden ten eerste begrepen houtopstanden die onderdeel uitmaken van een beschermd stads- of dorpsgezicht (zie bestemmingsplan) of houtopstanden die een directe relatie hebben met een bouwkundig, gemeentelijk of rijksmonument (bijvoorbeeld leibomen bij boerderij). Hieronder worden ook begrepen herdenkingsbomen en markeringsbomen. Sommige bomen komen voor in lokale verhalen en legenden of hebben een bijzonder gebruik. Andere bomen hebben een duidelijk verband met de geschiedenis van een plaats of belangrijk persoon of zijn geplant ter herdenking aan een bepaalde gebeurtenis of persoon.
Waarden van stads- en dorpsschoon
Hierbij kan gedacht worden aan houtopstanden die beeldbepalend zijn voor de gemeente, voor de kern of voor de wijk.
Waarden voor recreatie en leefbaarheid
De houtopstand vormt een eenheid met de omringende bomen. De resterende houtopstand zal schade ondervinden bij verwijdering van de houtopstand. Er wordt in ieder geval gekeken naar/of:
de houtopstand een onlosmakelijk onderdeel van het geheel vormt (stabiliteit). Met betrekking tot de waarden voor recreatie worden de volgende voorbeelden genoemd. De houtopstand maakt onderdeel uit van (recreatie)bossen. De houtopstand staat langs (fiets/wandel)paden buiten de kernen. Of de houtopstand maakt onderdeel uit van natuurgebieden.
ARTIKEL 6: Intrekking of wijziging
In dit artikel zijn de gronden aangegeven voor intrekking, wijziging van de omgevingsvergunning die gelden voor ontheffing van deze verordening (art. 2.31 lid 2 Wabo).
De intrekking van de omgevingsvergunning voor het vellen van een houtopstand indien sprake van sanctie is geregeld in hoofdstuk 5 van de Wabo. Het gezag dat bevoegd is een omgevingsvergunning te verlenen kan deze dan geheel of gedeeltelijk intrekken indien:
Tevens is het mogelijk op grond van artikel 2.33, eerste lid onder e Wabo de omgevingsvergunning die van rechtswege is verleend in te trekken indien deze betrekking heeft op een activiteit die ontoelaatbaar ernstige nadelige gevolgen voor de fysieke leefomgeving heeft of dreigt te hebben en het opleggen van voorschriften daar geen oplossing voor biedt (art. 2.31, eerste lid, aanhef en onder c, Wabo).
Bij wijziging of intrekking van de omgevingsvergunning dient wederom de reguliere of- indien voorgeschreven- de uitgebreide procedure te worden gevolgd.
ARTIKEL 7: Bijzondere voorschriften
De voorschriften moeten concreet en precies worden uitgewerkt, bijvoorbeeld naar locatie, boomsoort of grootte. Uit de rechtspraak naar aanleiding van de herplantplicht blijkt dat beleidsmatige uitwerking van aard en omvang van de herplantplicht noodzakelijk is.
De omgevingsvergunning heeft een zaaksgebonden karakter (art. 2.25 Wabo). Om die reden is de omgevingsvergunninghouder niet degene aan wie de omgevingsvergunning is verleend, maar degene die verantwoordelijk is voor uitvoering. De naleving van de voorschriften m.b.t. herplant, valt daarom tevens onder zijn verantwoording. Wanneer de omgevingsvergunning gelding krijgt voor een ander dan de aanvrager of houder van de omgevingsvergunning moet tenminste een maand van tevoren dit aan het bevoegd gezag worden mee gedeeld. Zie hiervoor het Besluit omgevingsrecht artikel 4.8 (Bor). Dit onder vermelding van:
ARTIKEL 8: Herplant-/instandhoudingsplicht
Herplantvoorschriften zijn concreet en eenduidig en mogen zeer gedetailleerd soort, locatie en plantwijze voorschrijven mits dit in het gangbare beleid past. Factoren die daarbij een rol spelen, zijn de ernst van de overtreding, de mate van (on)verantwoordelijkheid die aan de overtreder kan worden toegekend en de feitelijke mogelijkheden tot uitvoering van een herplant.
Als houtopstand wordt geveld zonder ontheffing voor het vellen van houtopstanden, en legalisatie is niet mogelijk, dan wordt door burgemeester en wethouders een herplantplicht opgelegd. In beginsel wordt altijd een proces-verbaal opgemaakt als houtopstand wordt geveld zonder ontheffing.
Onder vellen zonder ontheffing wordt tevens verstaan, vellen zonder dat er een besluit is genomen op een aanvraag om ontheffing. Ook wanneer houtopstand moet worden geveld op aanschrijven van burgemeester en wethouders vanwege een gevaarlijke situatie, kan er een herplantplicht worden opgelegd.
Bij het opleggen van een herplantverplichting wordt het aantal, de soort, de maat en de locatie van de herplant aangegeven, waarbij in beginsel wordt uitgegaan van een herplant van inheemse soorten. Als herplant op eigen terrein niet mogelijk is, kan deze ook worden uitgevoerd op openbaar terrein.
Artikel 5:18 Wabo biedt de mogelijkheid- indien sprake is van een herstel,- of instandhoudingssanctie van het velverbod- onder oplegging van last onder bestuursdwang of dwangsom, bij het besluit tot herplantverplichting tevens te bepalen dat de uitvoering van het besluit tevens geldt voor de rechtsopvolger.
Op grond van constante jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State is het opleggen van de rekenmethode NVTB (tot 1 april 2005 Methode Raad genoemd) van de Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen bij een herplantplicht “niet onredelijk”. Een externe beëdigde boomtaxateur waarborgt de onafhankelijkheid van de waardebepaling wanneer hier behoefte aan is, bijvoorbeeld in het geval van een geschil.
Bij het vellen van houtopstand zonder ontheffing, waarvoor in beginsel ook geen ontheffing zou zijn verleend, wordt een herplantverplichting opgelegd van 50% van de boomwaarde. Deze eis, die al een aantal jaren in de gemeente Elburg wordt gehanteerd, wordt door de rechter als “niet onredelijk” beschreven.
Het verrichten van handelingen in de omgeving van houtopstand waardoor de in dit lid bedoelde schade kan oplopen, is niet toegestaan. Hierbij valt te denken aan vraatschade door vee, waarvoor een deugdelijke afscheiding kan worden verlangd.
Dit standaardartikel wordt voorgeschreven door de Boswet en maakt in bijzondere gevallen een schadeloosstelling wegens nadeel door het vellen van houtopstand mogelijk. Dit is door de rechter voor zover bekend zelden of nooit toegekend en lijkt voor een theoretisch geval bedacht. Helaas schrijft de formele wet (Boswet) nog steeds opname van dit schijnbaar overbodige artikel voor.
ARTIKEL 10: Afstand tot de erfgrenslijn
Artikel 5:42, eerste en tweede lid van het Burgerlijk Wetboek geeft weliswaar het bekende rooirecht voor bomen binnen twee meter en heesters en heggen binnen een halve meter van de erfgrenslijn. Maar in artikel 5:42, tweede lid, van dit wetboek is toegevoegd: “tenzij ingevolge een verordening of een plaatselijke gewoonte een kleinere afstand is toegelaten”. Daarom is in deze verordening dit artikel toegevoegd dat de erfgrensafstand voor bomen verkleind. Er is naar een tussenmaat gezocht, die aan de ene kant zo min mogelijk problemen en overlast teweegbrengt bij de buren en aan de andere kant ook genoeg mogelijkheden biedt voor de burger voor het planten van een boom in hun achtertuin. Deze maat sluit dan ook goed aan op de praktijk van de steeds kleiner wordende tuinen, zeker in nieuwbouwwijken. De afstand wordt berekend vanaf de erfgrens tot het hart van de (boom)stam. Met “nihil” voor heggen en heesters is bedoeld deze natuurlijke wijze van erfbegrenzing te beschermen en tot de normale standaard te maken. Deze nihil-afstand is al eerder door de rechter toegestaan. Vele bomen en heesters zullen door deze afstandverkleining beter beschermd, misschien wel gespaard worden. De juridische mogelijkheden voor burenruzies zijn hiermee enigszins verminderd.
ARTIKEL 11: Bestrijding van boomziekten
Dit artikel geeft de specifieke bevoegdheid aan burgemeester en wethouders tot het direct opleggen van dwingende maatregelen om allerlei plantenziekten te beteugelen. Dit om deze besmettelijke boomziekten, zoals de iepziekte, adequaat te kunnen bestrijden en verspreiding van potentieel broedhout en de besmetting wordt voorkomen. Wanneer er een kapverplichting op grond van dit artikel wordt opgelegd, kunnen er voorschriften aan worden verbonden. Zo moet ter bestrijding van de iepziekte de gehele bast worden verwijderd om verspreiding tegen te gaan.
In lid 4 is een bijzondere bestuursdwang bevoegdheid in aanvulling op de algemene gemeentelijke bestuursdwang bevoegdheid opgenomen, vanwege de ernst van de zaak en de noodzaak snel te kunnen handelen.
ARTIKEL 12: Bescherming publieke houtopstand
Dit lid is soms voor lichte boomschade van belang. Het betreft immers een overtreding, maar de ernstige boomschade valt onder de definitie van artikel 1, onder d en daarmee onder artikel 2 van deze verordening. Desgewenst kan ernstige schade onder artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek vallen, maar dat is weer een heel ander verhaal buiten deze publiekrechtelijke context. Voor het vaststellen van schade aan gemeentelijke bomen kan de boomwaarde worden gehanteerd.
Het beschadigen van publieke houtopstanden is een breed begrip. Sommige mensen bevestigen bijvoorbeeld allerlei voorwerpen aan deze houtopstanden omdat zij van mening zijn dat dit geen kwaad kan, terwijl dit duidelijk wel zeer nadelig kan zijn voor de houtopstanden. Het uitgangspunt is in ieder geval dat men zorgvuldig met de openbare houtopstanden dient om te gaan, aangezien meerdere mensen hier belang bij hebben vanwege het publieke karakter.
ARTIKEL 13: Bescherming bosvegetatie
Juist de onderbegroeiing in een bosgebied is van een essentieel belang voor een evenwichtige ontwikkeling van bos en bosgrond en daarom afzonderlijk beschermingswaardig. Normaal bosbouwkundig onderhoud is een breed begrip en heeft betrekking op het onderhoud dat is gericht op de duurzame instandhouding van houtopstanden en onderbegroeiing. Wanneer bijvoorbeeld het afzetten van houtopstanden op een normaal bosbouwkundige wijze plaatsvindt, zal na verloop van tijd de houtopstand weer uitlopen. Bij twijfel over normaal bosbouwkundig onderhoud kan naast aansluiting bij de bosbouwvakliteratuur en het advies van het Bosschap ook verwezen worden naar jurisprudentie over de Boswet, waarbij het begrip “normaal bosbouwkundig onderhoud” nader is ingevuld.
Sommige soorten verstoring van de bosvegetatie kunnen vanwege hun tijdelijke en herstelbare karakter wel van een ontheffing worden voorzien. Dit is bijvoorbeeld van het belang voor het rooien van de onderbegroeiing en het afzetten van houtwallen/-singels.
De Wabo verbiedt in artikel 2.2, lid 1 aanhef en onder g is het verboden houtopstand te vellen of te doen vellen zonder een ontheffing van het bevoegd gezag. En in artikel 2.3, aanhef en onder c verbiedt de Wabo het handelen in strijd met een voorschrift uit een omgevingsvergunning. Dit is op grond van artikel 1a, aanhef en onder 3 van de Wet economische delicten (Wed) een economisch delict. Dit delict wordt ingevolge artikel 6, lid 1, aanhef en onder 4 van de Wed bestraft met een hechtenis van ten hoogste zes maanden, taakstraf of geldboete van de vierde categorie. Om die reden zijn de strafbepalingen van artikel 15 van deze verordening niet van toepassing op dergelijk handelen.
In het eerste lid is de verplichting om geboden uit te voeren opgenomen. Ten aanzien van overtredingen van verboden of geboden bij of krachtens deze verordening die niet zijn genoemd in artikel 1a, aanhef en onder 3 van de Wed, kan de boetecategorie niet meer zijn dan de tweede categorie als genoemd in artikel 154 van de Gemeentewet. Alleen in geval van recidive is een boete/hechtenis van de derde categorie mogelijk. Ten overvloede misschien moet opgemerkt worden, dat bij echte opzet en bij rechtspersonen een hogere boetecategorie kan gelden. Verder blijken meerdaderschap en/of medeplichtigheid regelmatig voor te komen.
Toegevoegd is de mogelijkheid tot openbaarmaking als extra straf, omdat vaak niet zulke hoge boetes (kunnen) worden opgelegd en de rechter (meestal) de straf oplegt in overeenstemming met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan en de persoonlijke omstandigheden van de dader, zoals daarvan tijdens de terechtzitting is gebleken. De boomwaarde is dan ook genoemd als één van de vele factoren die meewegen, maar wel expliciet om het financiële aspect te laten meewegen.
Ter toezicht op de naleving en het toezicht op de uitvoering en handhaving van het verbod een houtopstand te vellen of te doen vellen zonder omgevingsvergunning (art. 5.13 Wabo) zijn de aangewezen toezichthouders bevoegd, met medeneming van de benodigde apparatuur, een woning te betreden zonder toestemming van de bewoner. Hierbij dienen toezichthouders tevens te beschikken over een machtiging met toestemming tot betreden verstrekt door Burgemeester en wethouders.