Organisatie | Oirschot |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Regeling commissie bezwaarschriften Intergemeentelijke Sociale Dienst de Kempen en Jeugdhulp 2015 |
Citeertitel | Regeling commissie bezwaarschriften Intergemeentelijke Sociale Dienst de Kempen en Jeugdhulp 2015 |
Vastgesteld door | gedelegeerde functionaris |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Deze regeling is vastgesteld door het Algemeen Bestuur van de Samenwerking Kempengemeenten.
Deze regeling vervangt de Regeling commissie bezwaarschriften Intergemeentelijke Sociale Dienst de Kempen 2011.
Artikel 22 bevat overgangsrecht.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
06-08-2015 | 06-08-2015 | nieuwe regeling | 16-06-2015 | Onbekend. |
Het Algemeen Bestuur van de Samenwerking Kempengemeenten;
gelezen het voorstel van het Dagelijks Bestuur van 16 juni 2015;
gelet op artikel 7:13 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 24 van de Wet gemeenschappelijke regelingen;
vast te stellen de volgende regeling:
Regeling commissie bezwaarschriften Intergemeentelijke Sociale Dienst de Kempen en Jeugdhulp 2015
Artikel 2 Inleidende bepaling commissie
Er is een commissie ter voorbereiding van de beslissing op bezwaren tegen:
Artikel 5a Hoogte vergoedingen
De voorzitter en de leden van de commissie ontvangen voor het bijwonen van de vergadering een vergoeding per vergadering, gebaseerd op het vergoedingsbedrag voor commissieleden, categorie tussen de 10.001 en 20.000 inwoners, zoals opgenomen in tabel IV behorend bij het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.
De commissie kan onderzoeken of laten onderzoeken of de zaak in der minne kan worden geschikt alvorens de zaak (verder) in behandeling wordt genomen. De secretaris verricht daartoe de nodige handelingen.
Artikel 8 Uitoefening bevoegdheden
De bevoegdheden ingevolge de hierna genoemde artikelen van de Algemene wet bestuursrecht worden voor de toepassing van deze regeling uitgeoefend door de voorzitter van de commissie:
Voor het houden van een zitting is vereist dat de meerderheid van het aantal leden, onder wie in elk geval de voorzitter, of zijn plaatsvervanger, aanwezig is.
Artikel 13 Niet-deelneming aan de behandeling
De voorzitter en de leden van de commissie nemen niet deel aan de behandeling van een bezwaarschrift indien daarbij hun onpartijdigheid in het geding kan zijn. Zij laten zich zo nodig vervangen.
Artikel 18 Uitbrengen advies en verdaging
Het advies wordt, onder medezending van het verslag, bedoeld in artikel 15 en eventueel door de commissie ontvangen nadere informatie en nader verslag, tijdig uitgebracht aan het Dagelijks Bestuur.
De commissie brengt jaarlijks aan het Dagelijks Bestuur verslag uit van haar werkzaamheden in het voorafgaande kalenderjaar.
Artikel 20 Onvoorziene omstandigheden
In gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslist het Dagelijks Bestuur.
Artikel 21 Intrekken oude regeling
De regeling commissie bezwaarschriften Intergemeentelijke Sociale Dienst de Kempen 2011 wordt ingetrokken.
De (her-)benoéming van de voorzitter en de (plaatsvervangende) leden van de commissie die is gebaseerd op de Regeling commissie bezwaarschriften Intergemeentelijke Sociale Dienst de Kempen 2011 blijft gehandhaafd. De periode dat zij als zodanig al benoemd zijn geweest, komt in mindering op de in artikel 5, eerste lid, genoemde zittingsduur van maximaal drie perioden van drie jaar. Hun (her-)benoeming eindigt echter eerder, van rechtswege, zodra de werkzaamheden van de commissie worden ondergebracht in een andere bezwaarschriftencommissie.
Aldus vastgesteld in vergadering van het Algemeen Bestuur van 16 juni 2015
drs. E.L.C.M. Mol, mr. A.H.J.M. Swachten
Directie, Voorzitter
Algemene toelichting op de Regeling commissie bezwaarschriften ISD de Kempen en jeugdhulp 2015
Deze regeling geeft een uitwerking van de behandeling van bezwaarschriften door een adviescommissie. Om een volledig beeld te krijgen van de procedure die moet worden gevolgd bij de behandeling van een bezwaarschrift is het noodzakelijk om de bepalingen uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de regeling naast elkaar te plaatsen.
Sinds de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State, 19 maart 2003, LJN AF6023. is duidelijk dat de bezwaarschriftencommissie niet alleen een adviescommissie is maar ook een bestuursorgaan. In deze regeling zijn regels opgenomen met betrekking tot de adviestaak van de commissie. Het Dagelijks Bestuur van de GRSK stelt de commissie in en heeft daarmee zeggenschap over de wijze waarop de commissie haar adviestaak uitoefent. Zo kunnen afspraken met de commissie worden gemaakt over de termijnen waarbinnen de bezwaarschriftencommissie advies uitbrengt. In het kader van de Wet dwangsom en beroep is het van belang dat de commissie op tijd adviseert, zodat ook tijdig een beslissing op het bezwaar kan worden genomen.
Het Dagelijks Bestuur heeft geen zeggenschap over de uitoefening van de bevoegdheden door de commissie als bestuursorgaan.
Er zijn een aantal mogelijkheden denkbaar waarbij de commissie als bestuursorgaan optreedt. Dit is het geval als er een verzoek op grond van de Wet openbaarheid bestuur (Wob) of Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) wordt ingediend of indien er een klacht wordt ingediend.
Op grond van de Wob kan een ieder een verzoek om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf.
De commissie dient te beslissen op Wob verzoeken om documenten die onder haar berusten. Het gaat dan om documenten die vanuit de commissie worden verzonden en om documenten die aan de commissie zijn gericht. Persoonlijke gegevens van cliënten zijn op grond van de Wet bescherming van persoonsgegevens (Wbp) hiervan uitgezonderd.
Ook is de bezwaarschriftencommissie verantwoordelijk voor de verwerking van persoonsgegevens in de zin van de Wbp. De verwerking van persoonsgegeven in het kader van de behandeling van bezwaarschriften vindt plaats onder verantwoordelijkheid van de commissie. Voor het recht op inzage en het recht op verbetering, aanvulling, verwijdering en afscherming (artikel 35 en 36 Wbp) zal de belanghebbende zich tot de commissie moeten richten.
Op basis van artikel 9:1 Awb kan een ieder een klacht indienen over de wijze waarop het bestuursorgaan of een onder de verantwoordelijkheid van dat orgaan werkzame persoon zich in een concrete situatie jegens de klager of iemand anders heeft gedragen. Dit betekent dat niet alleen klachten over de commissie als geheel, over een commissielid maar ook klachten over de secretaris moeten worden afgedaan door de commissie zelf.
Eveneens kan een klacht over de commissie worden ingediend bij de Nationale Ombudsman.
Het is mogelijk dat de commissie zelf een regeling opstelt voor de werkwijze en besluitvorming in die gevallen dat zij optreedt als bestuursorgaan. Omdat dit relatief weinig voorkomt is het ook mogelijk om tijdens een vergadering van de gehele commissie hierover afspraken te maken.
Artikelsgewijze toelichting op de Regeling commissie bezwaarschriften ISD de Kempen en jeugdhulp 2015
In de aanhef van de regelgeving is bepaald dat het Algemeen Bestuur besluit de regeling vast te stellen. Op grond van artikel 24 van de WGR is het Algemeen Bestuur daartoe bevoegd.
In dit artikel zijn slechts de begripsbepalingen opgenomen die niet in de Awb voorkomen.
Artikel 2 Inleidende bepaling commissie
De commissie wordt via deze inleidende bepaling als zodanig geïntroduceerd. In artikel 1:5 van de Awb is omschreven wat onder het maken van bezwaar dient te worden verstaan.
De commissie bezwaarschriften ISD de Kempen adviseert over bezwaarschriften tegen besluiten op het gebied van werk, inkomen, schuldhulpverlening en zorg, vallende onder het takenpakket van de ISD de Kempen. Ook adviseert de commissie bezwaarschriften ISD de Kempen over bezwaarschriften tegen besluiten op het gebied van Jeugdhulp voor de gemeenten Bergeijk, Bladel, Eersel, Oirschot en Reusel-De Mierden.
Artikel 3 Samenstelling van de commissie
Het eerste lid verwijst naar de adviescommissie zoals bedoeld in artikel 7:13 Awb.
De wet stelt als minimale eisen aan de samenstelling van een adviescommissie:
Door de bepaling in het tweede lid delegeert de raad de benoeming van commissieleden aan het college. Het college heeft bevoegdheden overgedragen aan de GRSK. De GRSK is hiermee ook het orgaan dat indien nodig het functioneren van de leden van de commissie evalueert. Indien een lid van de commissie niet naar behoren functioneert, is het in eerste instantie de commissie die hierop actie zal ondernemen, het is immers een zelfstandig bestuursorgaan. De voorzitter zal hierbij een rol spelen. Mocht een commissielid niet zelf ontslag nemen dan is het uiteindelijk aan het Dagelijks Bestuur van de GRSK om op te treden. Het ligt voor de hand dat voordat een dergelijke stap wordt genomen er diverse gesprekken hebben plaatsgehad en dat er een dossier is gevormd. Bij de bevoegdheid van het Dagelijks Bestuur om een lid te schorsen kan gedacht worden aan een situatie waarbij het functioneren van een commissielid wordt onderzocht en deze, hangende het overleg hierover, wordt geschorst.
De bepaling omtrent het benoemen van plaatsvervangende leden is facultatief. Hierdoor is het mogelijk te kiezen voor een systeem waarbij de bezetting van de commissie plaats vindt vanuit een pool van vaste leden. In die gevallen is geen behoefte aan plaatsvervangende leden.
Hoewel in de Awb nergens over een secretaris wordt gesproken, is het gebruikelijk dat een commissie beschikt over een secretaris ter ondersteuning van de werkzaamheden.
Vanwege de personele capaciteit en de diverse rollen bij bezwaar is het wenselijk om meerdere plaatsvervangend secretarissen aan te wijzen.
Om de zittingsduur van de commissie niet gelijk met de raadsperiode te laten lopen is voor een zittingsduur van drie jaar gekozen, met de mogelijkheid van twee keer een herbenoeming. Daarnaast is rekening gehouden met de mogelijkheid om de werkzaamheden van de commissie in de toekomst onder te brengen in een regionale algemene bezwaarschriftencommissie. Om deze reden is opgenomen, dat de benoeming van de voorzitter en de leden van de commissie eerder, van rechtswege, eindigt, zodra de werkzaamheden van de commissie worden ondergebracht in een regionale algemene bezwaarschriftencommissie.
Door de wijziging is er een mate van continuïteit bij de commissie en is het niet meer zo dat op één moment de hele commissie opstapt, maar door natuurlijk verloop zal dit meer gespreid zijn.
Een lid kan bij zijn ontslag zelf het tijdstip van dat ontslag bepalen. Het kan ook een later tijdstip kiezen om zodoende eventueel nog bij de afhandeling van lopende zaken betrokken te kunnen zijn. De bepaling van het derde lid is van orde. Een ontslagnemend lid kan niet gedwongen worden ook feitelijk de functie te blijven vervullen.
Artikel 5a Hoogte vergoedingen
Bij de hoogte van de vergoeding is aangesloten bij de verordeningen van de algemene commissies bezwaarschriften in de vijf Kempengemeenten.
Het in dit artikel genoemde vergoedingsbedrag geldt per (bijgewoonde) vergadering (casu quo dagdeel) van de commissie. Tijdens een vergadering zullen in de meeste gevallen meerdere hoorzittingen worden gehouden.
Voor de reiskostenvergoeding is per (bijgewoonde) vergadering (casu quo dagdeel) van de commissie aansluiting gezocht bij de onbelaste reiskostenvergoeding van de belastingdienst. Bij de vorige verordening was aangesloten bij de tegemoetkoming voor het woon-werkverkeer van medewerkers van de Kempengemeenten en GRSK. De leden van de bezwaarschriftencommissie zijn onafhankelijk, niet in dienst van de Kempengemeenten of GRSK. Aansluiting bij de fiscale regeling is daarom meer passend.
Artikel 6 Ingediend bezwaarschrift en inschakeling bezwaarschriftencommissie
In de Awb wordt uitgebreid aandacht geschonken aan de wijze waarop een bezwaarschrift ingediend moet worden en de daarmee samenhangende ontvankelijkheidsvragen.
ISD de Kempen beziet bij een ingekomen bezwaarschrift eerst of een alternatieve geschillenbeslechting mogelijk is. Veel voorkomende vormen zijn (pre)-mediation of een andere aanpak. Bij de andere aanpak wordt vaak na ontvangst van het bezwaarschrift meteen gebeld naar de bezwaarde. Op deze manier kunnen misverstanden worden rechtgezet, het besluit nader worden toegelicht etc. Dit kan leiden tot intrekking van het bezwaarschrift.
Uit ervaringen van de ISD met deze pre-mediation of andere aanpak blijkt dat een groot deel van de bezwaarschriften wordt ingetrokken. De ISD brengt vervolgens alleen bezwaarschriften in de commissie die niet minnelijk worden afgehandeld (en dus niet worden ingetrokken).
Bezwaarschriften waarvan duidelijk is dat zij niet-ontvankelijk moeten worden geacht, worden eveneens niet ingebracht in de commissie.
Ook wanneer een bezwaarschrift in handen is gesteld van de commissie, blijft de mogelijkheid open om te komen tot een minnelijke schikking.
De keuze om al dan niet tot mediation over te gaan is aan het bestuursorgaan, dat ook de grenzen van de onderhandelingsruimte dient vast te stellen.
Het is de commissie die na ontvangst van een bezwaarschrift kan beoordelen of een bemiddelingspoging zinvol is. In de praktijk zal de secretaris een initiërende rol hebben om een bemiddelingsvoorstel zowel bij de commissie als de behandelende afdeling voor te leggen.
Door deze bepaling is procedureel vastgelegd dat een bemiddelingspoging mogelijk is in het bezwaarschriftenproces. Door de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen is het van belang dat, indien er gesproken wordt over mogelijke oplossingen buiten de bezwaarprocedure om, formeel wordt vastgelegd dat de beslistermijn van het bezwaarschrift wordt opgeschort tot het moment dat aan de secretaris wordt meegedeeld wat de uitkomst van de bemiddelingspoging is.
Artikel 8 Uitoefening bevoegdheden
Ingevolge artikel 7:13 Awb beslist de commissie over onder andere de toepassing van artikel 7:4, zesde lid, en 7:5, tweede lid. Dit uitdrukkelijke voorschrift maakt het niet mogelijk dat deze bevoegdheid door de voorzitter (of een ander lid) van de commissie wordt uitgeoefend. De hiervoor aangehaalde bepalingen zijn in dit artikel dan ook niet genoemd.
Een bestuursorgaan kan van een gemachtigde een schriftelijke machtiging verlangen.
Deze bepaling is facultatief geformuleerd: de voorzitter is dan ook vrij al dan niet van deze bevoegdheid gebruik te maken.
Indien iemand zich laat vertegenwoordigen, zendt het orgaan dat bevoegd is op het bezwaar te beslissen, de op de zaak betrekking hebbende stukken in elk geval aan de gemachtigde.
Deze bepaling spreekt voor zich. Voor zover het de behandeling door de commissie betreft, ligt deze taak bij de voorzitter.
Het is niet nodig om in de bezwaarfase ook de stukken aan de vertegenwoordigers van de belanghebbende toe te zenden die zijn geproduceerd in de fase tussen de aanvraag en het primaire besluit .
Artikel 7:4, vierde lid Awb staat toe om leges te heffen voor het verstrekken van afschriften van de desbetreffende stukken aan de gemachtigde van een belanghebbende (HR 20 september 2000, JG 2001/30).
Het bestuursorgaan legt het bezwaarschrift en alle verder op de zaak betrekking hebbende stukken voorafgaand aan het horen gedurende ten minste één week voor belanghebbenden ter inzage.
Het inzagerecht is als een van de fundamentele waarborgen voor een goed verlopende bezwaarschriftprocedure te beschouwen. Het maakt het principe van hoor en wederhoor mogelijk. Het is gekoppeld aan de hoorzitting: wordt er niet gehoord, dan is er ook geen sprake van een verplichte ter-inzage-legging.
Stukken toezenden hoeft niet, maar een verzoek van een belanghebbende om stukken in te zien mag niet beperkt blijven tot de termijn van ter-inzage-legging .
Het bestuursorgaan kan, al dan niet op verzoek van een belanghebbende, toepassing van het derde lid achterwege laten, voor zover geheimhouding om gewichtige redenen is geboden [...].
Het derde lid van dit artikel luidt:
Wanneer belanghebbenden afzonderlijk zijn gehoord, wordt ieder van hen op de hoogte gesteld van het verhandelde tijdens het horen buiten zijn aanwezigheid.
In het tweede lid van artikel 7:6 wordt de mogelijkheid gegeven om de belanghebbenden afzonderlijk te horen. Een reden om dit te doen kan zijn dat tijdens het horen feiten of omstandigheden bekend zullen worden waarvan geheimhouding om gewichtige redenen is geboden. Het vierde lid geeft aan dat in dit geval de verschillende partijen niet geïnformeerd hoeven te worden over wat er in de afzonderlijke hoorzittingen is besproken.
Het spreekt voor zich dat de voorzitter van de commissie er zorg voor dient te dragen dat al het noodzakelijke wordt gedaan om de behandeling van het bezwaarschrift voldoende voor te bereiden. Dat geldt zowel intern bij de ISD - hij krijgt de bevoegdheid alle gewenste inlichtingen in te winnen - als extern.
Zo moet het mogelijk zijn om met de bezwaarde in contact te treden om nadere informatie in te winnen of bijvoorbeeld hem in overweging te geven het bezwaarschrift in te trekken.
De activiteiten van de commissie of haar voorzitter bij de voorbereiding van de te behandelen zaken kunnen kosten met zich meebrengen. Daarbij vallen gewone en bijzondere kosten te onderscheiden. Bij gewone kosten valt te denken aan bijvoorbeeld de vergoedingen voor de leden. Het inschakelen van externe deskundigen zal bijzondere kosten met zich meebrengen. Deze kosten komen ten laste van de ISD-begroting. Normaal gesproken is er in de begroting voorzien in de normale kosten van een commissie. Dat kan anders liggen als het om bijzondere kosten gaat.
Aangezien de ISD belast is met de uitvoering van haar begroting, ligt het voor de hand dat bijzondere kosten niet gemaakt worden voordat de ISD de gelegenheid heeft gehad dit te toetsen aan een begrotingspost.
In dit verband verdient ook artikel 3:7 Awb aandacht. Daarin is bepaald dat het bestuursorgaan waaraan advies wordt uitgebracht, al dan niet op verzoek, de gegevens ter beschikking stelt aan de adviseur die nodig zijn voor een goede vervulling van diens taak.
Voor het bepaalde in het eerste lid: zie de toelichting op artikel 8 van deze regeling.
Artikel 7:3 van de Awb geeft aan in welke gevallen van het horen van belanghebbenden kan worden afgezien. Voor een ingediend bezwaarschrift is dat indien:
Het ligt voor de hand dat indien het Dagelijks Bestuur aan het bezwaar van appellant volledig tegemoet denkt te kunnen komen, het daarover met de voorzitter van de commissie contact opneemt. In dit verband wordt ook gewezen op artikel 6:19 Awb. Een ingediend bezwaar heeft ook betrekking op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit.
De bevoegdheid om van het horen af te zien wordt door de regeling toegekend aan de voorzitter van de commissie. Deze beslissing is dus niet aan het bestuursorgaan dat het bezwaarschrift heeft ontvangen. Dat zou overigens ook niet mogelijk zijn, gelet op artikel 7:13, vierde lid, waarin onder andere is bepaald dat de commissie, voor zover bij wettelijk voorschrift niet anders is bepaald, beslist over de toepassing van artikel 7:3.
Het bepaalde in het derde lid spreekt voor zich. Daarnaast zal in het uiteindelijk uit te brengen advies hier nogmaals op teruggekomen moeten worden. Dat is noodzakelijk omdat ingevolge artikel 7:12 Awb bij de beslissing op een bezwaarschrift, indien van het horen is afgezien, aangegeven moet worden op welke grond dat is geschied.
Artikel 11 Uitnodiging zitting
Ingevolge het eerste lid van deze bepaling wordt ook het Dagelijks Bestuur uitgenodigd voor de zitting. Het is van groot belang dat dit orgaan zich ook ter zitting laat vertegenwoordigen. Daarmee kan worden voorkomen dat er, vanwege de inbreng van bezwaarmaker, een eenzijdig beeld ontstaat. Voorts is het voor een externe commissie van groot belang om van bestuurlijke zijde te vernemen hoe een beslissing tot stand is gekomen. Anders kan het voor de commissie moeilijk worden om een goede afweging te maken.
Het verdient aanbeveling een termijn vast te stellen die ligt tussen de oproeping en de zitting zelf. In het algemeen moet gedacht worden aan een zodanige termijn dat de bezwaarde en de overige belanghebbenden voldoende gelegenheid krijgen om zich behoorlijk op de zitting voor te bereiden. Bezwaarden kunnen geattendeerd worden op de mogelijkheid om hun verweer op schrift te stellen dat bij het verslag wordt gevoegd.
Gekozen is voor een termijn van twee weken, mede in verband met de termijn van 12 weken waarbinnen, behoudens verdaging, op het bezwaar moet zijn beslist (zie artikel 7:10 Awb) en het bepaalde in artikel 7:4 Awb (zie hierna).
Voorts is een regeling opgenomen over het desgevraagd wijzigen van het tijdstip van de zitting. Uitstel hoeft overigens niet altijd te worden verleend. Betrokkene dient wel tijdig uitsluitsel over zijn verzoek om uitstel te krijgen. Met de inwerkingtreding van de wet Dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen is het verstandig om indien een bezwaarde verzoekt om uitstel en hiermee ingestemd wordt, af te spreken dat daarmee de béslistermijn met eenzelfde periode wordt opgeschort, en dit op papier te bevestigen.
De toelichting op dit artikel van deze regeling is ook de plaats om te wijzen op het bepaalde in artikel 7:4 en 7:8 van de Awb. Het verdient aanbeveling om van de inhoud van deze artikelen bij de uitnodiging van de hoorzitting mededeling te doen.
In de bezwaarschriftprocedure is aangaande inzage in en geheimhouding van stukken niet de Wob, maar artikel 7:4 Awb van toepassing .
Het aanwezig zijn van partijen bij het horen van getuigen in de bezwaarschriftprocedure is een beginsel van goede procesorde
Dit artikel spreekt voor zich.
Er is geen wettelijk bezwaar tegen het horen in het kader van de bezwaarprocedure door de voorzitter en één lid van de adviescommissie, terwijl advisering door de voltallige commissie heeft plaatsgevonden .
Artikel 13 Niet-deelneming aan de behandeling
Indien de onpartijdigheid van een commissielid in het geding kan zijn, laat hij zich vervangen door een plaatsvervangend lid. Zie ook artikel 2:4 Awb.
Ook al is de voorzitter formeel onafhankelijk, dan staat daarmee nog niet vast dat automatisch ook op inhoudelijk vlak van niet-vooringenomenheid sprake is
Artikel 14 Zitting niet openbaar
Zaken die aan de orde komen in deze commissie zijn altijd bijzonder persoonlijke zaken van familiaire, medische of financiële aard of andere zaken met een vertrouwelijk karakter. Om deze reden is ervoor gekozen de zittingen als ook de beraadslagingen achter gesloten deuren te doen plaatsvinden.
Artikel 15 Schriftelijke verslaglegging
Artikel 7:7 Awb vereist zeer kort en bondig dat van het horen een verslag wordt gemaakt. De wijze waarop en de inhoudelijke vereisten aan het verslag worden niet door de Awb geregeld. Dit staat er overigens niet aan in de weg dat in de regeling een vaste procedure wordt opgenomen.
Uit het verslag moet duidelijk blijken wie namens welke partij aanwezig was en wat door hen naar voren is gebracht.
Gezien de betekenis van de hoorzitting in het kader van de besluitvorming in de bezwaarschriftfase, ligt het voor de hand (hoewel niet voorgeschreven in de Awb) dat het verslag van de zitting uiterlijk gelijktijdig met de beslissing op het bezwaar aan belanghebbenden wordt toegezonden. Ook is het mogelijk het verslag van de hoorzitting vóór het nemen van het bestreden besluit aan de belanghebbenden te zenden. Hierdoor krijgen belanghebbenden de gelegenheid te reageren indien het verslag een onjuiste weergave bevat van de hoorzitting. Uit oogpunt van een zorgvuldige voorbereiding zal dit vaak de voorkeur genieten .
Het verslag speelt ook een rol in de raadkamer en bij het advies. Als een lid afwezig is geweest bij het horen en de stemmen staken in de adviescommissie, dan hoeft bij de hernieuwde behandeling in de commissie niet opnieuw gehoord te worden .
Een nader onderzoek kan feiten of omstandigheden aan het licht brengen die op het moment van de zitting nog niet bekend waren. Dit kan aanleiding zijn om belanghebbenden en het Dagelijks Bestuur opnieuw te horen. De onderhavige bepaling voorziet in de mogelijkheid de commissie te verzoeken daartoe een nieuwe zitting te houden. In artikel 7:9 Awb wordt bepaald dat indien het in het hier bedoelde geval feiten of omstandigheden betreft die voor de op bezwaar te nemen beslissing van aanmerkelijk belang kunnen zijn, dit aan belanghebbenden wordt meegedeeld en dat zij opnieuw in de gelegenheid worden gesteld te worden gehoord (rechtsbeginsel hoor en wederhoor). Is de nieuwe informatie niet van aanmerkelijk belang dan kan er voor gekozen worden om de belanghebbenden in de gelegenheid te stellen schriftelijk te reageren. Na de hoorzitting gehouden telefoongesprekken kunnen gezien worden als nader onderzoek . Een zorgvuldige procedure houdt ook in dat het bestuursorgaan zich niet rechtstreeks tot de adviescommissie kan wenden zonder dat de andere belanghebbenden in de gelegenheid worden gesteld om hun standpunt dienaangaande kenbaar te maken .
Artikel 17 Raadkamer en advies
Zie ook de toelichting bij artikel 14. De hoorzitting is niet openbaar en ook de hier bedoelde beraadslaging vindt achter gesloten deuren plaats.
Het tweede lid, onder b, is opgenomen voor die gevallen waarin het vergaderquorum wel aanwezig is, maar de commissie door afwezigheid van een of meer leden dan wel hun plaatsvervangers (of als gevolg van de toepassing van artikel 13) tijdens de besluitvorming uit een even aantal personen bestaat.
Het horen kan plaatsvinden door een niet-voltallige commissie (zie onder 12); de advisering dient plaats te vinden door een commissie die voldoet aan de eisen van artikel 7:13, eerste lid, onder a van de Awb. Hoe het advies tot stand komt, is niet voorgeschreven. Schriftelijke consultatie is mogelijk.
Advisering door de voorzitter en één lid van de hoorcommissie is in strijd met artikel 7:13, eerste lid, onder a Awb (Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak 19-10-98, JB 1998/257). Uit het derde lid van dit artikel (mogelijkheid voor de commissie om het horen op te dragen aan de voorzitter of een lid dat geen deel uitmaakt van en niet werkzaam is onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan) volgt niet dat de gehele advisering kan worden opgedragen aan de voorzitter en één lid.
Een adviescommissie mag alleen adviseren: ze kan geen (gedelegeerde) beslisbevoegdheid krijgen, (Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak 06-01-1997).
Deze Algemene wet bestuursrecht bevat een regeling voor de vergoeding van de kosten die een belanghebbende maakt bij de behandeling van een door hem ingediend bezwaar- of administratief beroepschrift. De bepalingen zijn opgenomen in art. 7:15, 7:28 en 8:75 Awb. Een verzoek om vergoeding van de kosten moet worden gedaan voordat het bestuursorgaan op het bezwaar of administratief beroep heeft beslist. Doorgaans zal een dergelijk verzoek in het bezwaarschrift of mondeling tijdens de hoorzitting worden gedaan. De bezwaarschriftencommissie adviseert in dat geval ook over dit verzoek en zal aangeven of er recht is op een vergoeding en zo ja over de hoogte van het vergoedingsbedrag. Dit laatste kan worden ontleend aan het Besluit proceskosten bestuursrecht.
Volgens artikel 7:13, zesde lid Awb maakt in de bezwaarschriftprocedure het verslag van de hoorzitting deel uit van het advies van de commissie en wordt het schriftelijk uitgebracht.
In de praktijk blijkt dat de bezwaarschriftencommissie jaarlijks verslag uitbrengt aan het Dagelijks Bestuur over haar werkzaamheden. De invulling van dit verslag is aan de commissie gelaten. Voor de hand ligt dat wordt aangegeven welke aantallen bezwaren zijn ingediend, wat de werkvoorraad was bij aanvang van het kalenderjaar, hoeveel adviezen zijn uitgebracht, wat de adviezen inhielden (niet-ontvankelijk, (deels) gegrond etc.) of het bestuursorgaan contrair heeft besloten, in welke gevallen beroep wordt ingediend en wat de uitkomst van dit beroep is.
In geval er een klacht is ingediend tegen de bezwaarschriftencommissie wordt dit in het jaarverslag vermeld.
Het jaarverslag is ook een instrument voor de commissie om aan het bestuursorgaan adviezen te geven over de verbeterpunten op het gebied van juridische kwaliteit.
Artikel 20 Onvoorziene omstandigheden
Het is denkbaar dat de commissie wordt geconfronteerd met omstandigheden, waarin niet is voorzien. Het Dagelijks Bestuur is dan bevoegd daarover een beslissing te nemen.
Artikel 21 Intrekken oude regeling
De regeling uit 2011 wordt ingetrokken.
De overgangsbepaling treft een regeling voor de bezwaarschriften die zijn ingediend vóór de inwerkingtreding van deze regeling, maar waarover nog geen advies is uitgebracht door de commissie.
In de nieuwe regeling is een beperking van de maximale zittingsduur opgenomen. Er is een overgangsregeling getroffen wat betreft maximale zittingsduur voor de voorzitter en leden die eventueel worden herbenoemd.
In artikel 139 tot en met 144 Gemeentewet zijn de bekendmaking en inwerkingtreding van besluiten die algemeen verbindende voorschriften inhouden geregeld. De bepalingen over bekendmaking en mededeling van besluiten zoals opgenomen in afdeling 3.6 Awb zijn niet van toepassing op algemeen verbindende voorschriften (zie artikel 3:1 Awb dat aangeeft dat op besluiten, die algemeen verbindende voorschriften inhouden, van dat hoofdstuk slechts afdeling 2 tot en met 4A van toepassing zijn en wel voor zover de aard van de besluiten zich daartegen niet verzet). Besluiten van het bestuursorgaan die algemeen verbindende voorschriften inhouden, verbinden niet dan wanneer ze bekendgemaakt zijn. De bekendmaking geschiedt door plaatsing in het Gemeenteblad.
Deze regeling kan worden aangehaald als: Regeling commissie bezwaarschriften gemeente ISD de Kempen en jeugdhulp 2015.