Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Harderwijk

Samenwerkingsregeling Noordwest-Veluwe

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHarderwijk
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingSamenwerkingsregeling Noordwest-Veluwe
CiteertitelSamenwerkingsregeling Noordwest-Veluwe
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling is tevens vastgesteld door de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Elburg, Ermelo, Harderwijk, Nunspeet, Oldebroek en Putten. De gemeente Harderwijk is aangewezen als penvoerder.

Deze versie van de regeling is de 16e wijziging van de Samenwerkingsregeling Noordwest-Veluwe.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet
  2. Wet gemeenschappelijke regelingen
  3. Samenwerkingsregeling Noord-Veluwe

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

04-07-2015nieuwe regeling

01-06-2015

Staatscourant, 03-07-2015

Onbekend.

Tekst van de regeling

Intitulé

Samenwerkingsregeling Noordwest-Veluwe

De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Elburg, Ermelo, Harderwijk, Nijkerk, Nunspeet, Oldebroek, Putten en Zeewolde;

 

overwegende dat de Wet gemeenschappelijke regeling per 1 januari 2015 is gewijzigd;

 

dat op basis daarvan de Samenwerkingsregeling Noord-Veluwe moet worden aangepast;

 

gelezen het voorstel van het dagelijks bestuur van Regio Noord-Veluwe d.d. 11 maart 2015;

 

gelet op het bepaalde in de Gemeentewet, de Wet gemeenschappelijke regelingen en de Samenwerkingsregeling Noord-Veluwe;

 

b e s l u i t e n :

 

vast te stellen de navolgende regeling, houdende de zestiende wijziging van de Samenwerkingsregeling Noord-Veluwe.

 

 

Artikel 1

De Samenwerkingsregeling Noord-Veluwe komt na wijziging te luiden als volgt:

 

SAMENWERKINGSREGELING NOORD-VELUWE

 

De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Elburg, Ermelo, Harderwijk, Nijkerk, Nunspeet, Oldebroek, Putten en Zeewolde.

HOOFDSTUK I

BEGRIPSBEPALINGEN

ARTIKEL 1
  • 1.

    In deze regeling wordt verstaan onder:

a.

algemeen bestuur

het algemeen bestuur van het samenwerkingsverband;

b.

college

het college van burgemeesters en wethouders;

c.

dagelijks bestuur

het dagelijks bestuur van het samenwerkingsverband;

d.

Gedeputeerde Staten

Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland;

e.

Voorzitter

de voorzitter van het samenwerkingsverband;

f.

Samenwerkingsverband

het rechtspersoonlijkheid bezittend lichaam, bedoeld in artikel 2 van deze regeling;

g.

deelnemende gemeenten

de rechtspersoon, als bedoeld in artikel 1:1, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht waartoe een van de gemeenten Elburg, Ermelo, Harderwijk, Nijkerk, Nunspeet, Oldebroek, Putten of Zeewolde behoort;

h.

wet

de Wet gemeenschappelijke regelingen.

HOOFDSTUK II

HET RECHTSPERSOONLIJKHEID BEZITTEND LICHAAM

ARTIKEL 2
  • 1.

    Er is een openbaar lichaam, genaamd ‘Regio Noord-Veluwe’.

    Het openbaar lichaam bezit rechtspersoonlijkheid en is gevestigd te Harderwijk.

  • 2.

    Het rechtsgebied van het openbaar lichaam omvat het grondgebied van de deelnemende gemeenten.

  • 3.

    Het bestuur van het openbaar lichaam bestaat uit het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter.

HOOFDSTUK III

BELANGEN, TAKEN EN BEVOEGDHEDEN

ARTIKEL 3

Deze regeling wordt getroffen om een samenwerkingsverband in het leven te roepen met als doel de gemeenschappelijke belangen van de deelnemende gemeenten te behartigen en taken uit te voeren voor de deelnemende gemeenten en eventuele andere overheidsorganisaties, op het gebied van algemeen bestuurlijke aangelegenheden, ruimtelijke ordening, volkshuisvesting, sociaal-economische ontwikkeling, recreatie en toerisme, natuur en landschap, verkeer en vervoer, sociale zaken, arbeidsvoorziening, maatschappelijke zorg en welzijn, onderwijs en cultuur en milieuhygiëne en afvalstoffenverwijdering.

ARTIKEL 4
  • 1.

    Het samenwerkingsverband voert onder meer de volgende taken uit voor de deelnemende gemeenten op de terreinen, bedoeld in artikel 3:

    • a.

      de bevordering van overleg met en tussen de deelnemende gemeenten ter afstemming en coördinatie van gemeentelijke beleidsvoornemens en beleids- maatregelen;

    • b.

      de bevordering van gemeenschappelijke standpuntbepalingen;

    • c.

      het voeren van overleg met andere overheden en het vertegenwoordigen van de afzonderlijke deelnemende gemeenten, indien deze daarom verzoeken dan wel daarmee instemmen;

    • d.

      het verrichten van onderzoek en het verzamelen van gegevens;

    • e.

      het geven van voorlichting inzake de belangenbehartiging in de ruimste zin door het samenwerkingsverband.

  • 2.

    Het samenwerkingsverband voert daarnaast onder meer de volgende taken uit:

    • a.

      het planmatig stimuleren en begeleiden van de sociaal-economische ontwikkelingen en de werkgelegenheid in het gebied;

    • b.

      de begeleiding en coördinatie van het regionaal volkshuisvestingsbeleid van de deelnemende gemeenten, waaronder begrepen de regionale woningbouwprogrammering;

    • c.

      het planmatig stimuleren en begeleiden van de toeristisch-recreatieve ontwikkelingen in het gebied;

    • d.

      de instandhouding van een dienst sociale werkvoorziening;

    • e.

      het planmatig stimuleren, begeleiden, coördineren van ontwikkelingen op het gebied van afvalstoffenbewerking en -verwerking en het uitvoeren of zorgdragen voor uitvoering van afvalstoffenbewerking en -verwerking;

    • f.

      het in stand houden en coördineren van de onderlinge samenwerking van de deelnemende gemeenten bij de milieu-hygiënische taakuitoefening en de verdeling van de door het rijk en de provincie aan het samenwerkingsverband toegekende algemene en projectgebonden subsidies en structurele financieringsstromen en de daaruit voortvloeiende rapportages;

    • g.

      het coördineren en afstemmen van activiteiten op het terrein van de volwasseneneducatie;

    • h.

      de uitvoering van bijzondere controle ter opsporing van misbruik en fraude in de sociale zekerheid, voor zover deze uitvoering is opgedragen aan de deelnemende gemeenten;

    • i.

      de uitvoering van het taakveld leerlingzaken, inhoudende de uitvoering van de Leerplichtwet en de Regionale Meld- en Coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten.

  • 3.

    In afwijking van het eerste en het tweede lid kan het college van een deelnemende gemeente het samenwerkingsverband verzoeken een of meerdere taken, bedoeld in het eerste en tweede lid, voor hem niet uit te voeren. Op een dergelijk verzoek is artikel 26, tweede lid, tweede volzin en vijfde lid, van overeenkomstige toepassing.

ARTIKEL 5
  • 1.

    Ten behoeve van de uitvoering van de in artikel 4 genoemde taken dragen de colleges van de deelnemende gemeente aan het bestuur van het samenwerkingsverband de bevoegdheden over uit de volgende wetten, voor zover het bevoegdheden van het college betreffen:

    • a.

      de Wet sociale werkvoorziening;

    • b.

      artikel 53a van de Participatiewet;

    • c.

      artikelen 3a, 3b, 6, 7, 15, 16, 18, 19, 21, 22 en 25 van de Leerplichtwet;

    • d.

      artikelen 28, 118 en 118i van de Wet op het voortgezet onderwijs;

    • e.

      artikelen 47a, 162b en 162c van de Wet op de expertisecentra;

    • f.

      artikelen 8.1.8, 8.3.2 en 8.3.3 van de Wet educatie en beroepsonderwijs.

  • 2.

    Ten behoeve van de uitvoering van de in artikel 4, tweede lid, onder i, genoemde taak kan aan het bestuur van het samenwerkingsverband in mandaat worden opgedragen de bevoegdheid, bedoeld in artikel 16, tweede lid, van de Leerplichtwet, indien de burgemeester van een deelnemende gemeente deze bevoegdheid in mandaat heeft opgedragen aan het college van de betreffende deelnemende gemeente.

  • 3.

    Het algemeen bestuur of een college van een deelnemende gemeente kan een voorstel doen voor verandering van de overgedragen bevoegdheden, bedoeld in het eerste lid, zonder dat hiertoe de regeling hoeft te worden gewijzigd. Een dergelijk voorstel treedt pas in werking nadat de colleges van de deelnemende gemeenten hierover bij unanimiteit positief hebben besloten en treedt vervolgens in de plaats van het eerste lid.

  • 4.

    Het algemeen bestuur kan, als feitelijk met de uitvoering van de taken in het kader van de sociale werkvoorziening belast orgaan, een private rechtspersoon aanwijzen als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de Wet sociale werkvoorziening. Het algemeen bestuur stelt daartoe een aanwijzingsbesluit op.

  • 5.

    De colleges van de deelnemende gemeenten verplichten zich ambtenaren van het samenwerkingsverband aan te wijzen als toezichthouders als bedoeld in artikel 76a van de Participatiewet.

  • 6.

    De deelnemende gemeenten verlenen hun medewerking aan de uitvoering van besluiten die de bestuursorganen van het samenwerkingsverband nemen in verband met de uitoefening van de aan hen toegekende bevoegdheden.

  • 7.

    Indien een deelnemende gemeente naar het oordeel van een bestuursorgaan, bedoeld in het zesde lid, de in dat lid bedoelde medewerking niet of niet in voldoende mate verleent, kan het bestuursorgaan namens en ten laste van de betrokken deelnemende gemeente een besluit uitvoeren of doen uitvoeren.

  • 8.

    Alvorens over te gaan tot toepassing van het zesde lid, wordt het bestuur van de betrokken deelnemende gemeente in kennis gesteld van het daarop gerichte voornemen.

HOOFDSTUK IV

HET ALGEMEEN BESTUUR

 

Paragraaf 1. DE SAMENSTELLING

ARTIKEL 6
  • 1.

    Het algemeen bestuur bestaat uit twee leden van het college van elke deelnemende gemeente, door elk college aan te wijzen. Het college van de deelnemende gemeente met de meeste inwoners wijst daarnaast de burgemeester aan als lid van het algemeen bestuur.

  • 2.

    Het college van elke deelnemende gemeente wijst uit zijn midden tevens een plaatsvervanger aan voor het lid van het algemeen bestuur dat geen zitting heeft in het dagelijks bestuur.

  • 3.

    Het lidmaatschap van het algemeen bestuur is onverenigbaar met de betrekking van ambtenaar, aangesteld door of vanwege een deelnemende gemeente of het samenwerkingsverband, met uitzondering van onderwijzend personeel. Met ambtenaar worden voor de toepassing van dit artikel gelijkgesteld zij, die op arbeidscontract naar burgerlijk recht werkzaam zijn.

ARTIKEL 7
  • 1.

    Het lidmaatschap van het algemeen bestuur eindigt op de dag waarop de zittingsperiode van het college van de deelnemende gemeente afloopt.

  • 2.

    De colleges van de deelnemende gemeenten beslissen zo mogelijk in de eerste vergadering van elke nieuwe zittingsperiode over de aanwijzing van de leden van het algemeen bestuur.

  • 3.

    Indien een college niet kan voldoen aan het tweede lid, blijven de aangewezen leden - zolang zij burgemeester of wethouder van de betreffende deelnemende gemeente zijn - als zodanig fungeren, totdat dat college in hun opvolging heeft voorzien.

  • 4.

    Het lid dat ophoudt lid van het college van een deelnemende gemeente te zijn, houdt daarmee tevens op lid van het algemeen bestuur te zijn.

  • 5.

    Indien tussentijds een plaats van een lid in het algemeen bestuur beschikbaar komt, wijst het college dat het aangaat, in zijn eerstvolgende vergadering of, zo dit niet mogelijk mocht zijn, zo spoedig mogelijk daarna, een nieuw lid aan.

  • 6.

    Van elke aanwijzing tot lid van het algemeen bestuur geven de colleges van de deelnemende gemeenten binnen 14 dagen kennis aan het algemeen bestuur.

  • 7.

    Het algemeen bestuur kan vertegenwoordigers van andere dan aan de regeling deelnemende gemeenten, alsmede vertegenwoordigers van andere instellingen, toelaten tot de vergaderingen van het algemeen bestuur. In de vergaderingen kunnen zij van hun gevoelens ten aanzien van de te behandelen onderwerpen doen blijken.

ARTIKEL 8
  • 1.

    Een lid van het algemeen bestuur kan te allen tijde ontslag nemen. Het ontslag wordt medegedeeld aan het algemeen bestuur en aan het college dat het lid heeft aangewezen.

  • 2.

    Een lid dat ontslag heeft genomen anders dan op grond van artikel 7, vierde lid, blijft zijn functie waarnemen totdat zijn opvolger is aangewezen en deze de aanwijzing heeft aanvaard.

Paragraaf 2. DE WERKWIJZE VAN HET ALGEMEEN BESTUUR

ARTIKEL 9
  • 1.

    Het algemeen bestuur vergadert jaarlijks ten minste tweemaal en voorts zo dikwijls als de voorzitter of het dagelijks bestuur dit nodig oordeelt, of ten minste een vijfde van het aantal leden van het algemeen bestuur dit, onder opgaaf van redenen, schriftelijk verzoekt.

  • 2.

    Voor zover in deze regeling niet anders is bepaald, worden besluiten van het algemeen bestuur genomen met volstrekte meerderheid van stemmen.

  • 3.

    Een stemming is alleen geldig, indien meer dan de helft van het aantal leden van het algemeen bestuur dat zitting heeft en zich niet van stemming moet onthouden, daaraan heeft deelgenomen.

  • 4.

    Het derde lid is niet van toepassing ingeval opnieuw wordt gestemd over een voorstel of over een benoeming, voordracht of aanbeveling van een of meer personen ten aanzien van wie in een vorige vergadering een stemming op grond van dat lid niet geldig was.

  • 5.

    Artikel 19 van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de openbare kennisgeving op verzoek van de voorzitter geschiedt door de burgemeesters van de deelnemende gemeenten op de aldaar gebruikelijke wijze. De voorzitter draagt er voorts zorg voor dat, spoedeisende gevallen uitgezonderd, het tijdstip en de plaats van de vergadering in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in het werkgebied van het samenwerkingsverband worden verspreid, worden bekend gemaakt.

ARTIKEL 10
  • 1.

    Het algemeen bestuur vergadert in het openbaar.

  • 2.

    De deuren worden gesloten, wanneer een vijfde gedeelte der aanwezige leden het verzoekt of de voorzitter het noodzakelijk acht. Het algemeen bestuur beslist vervolgens of met gesloten deuren zal worden vergaderd.

  • 3.

    In een besloten vergadering kan niet worden beraadslaagd, noch een besluit worden genomen ter zake van de begroting, de wijzigingen daarvan en de jaarrekening.

  • 4.

    In een besloten vergadering kan evenmin worden beraadslaagd, noch een besluit worden genomen omtrent het ontslag van leden van het dagelijks bestuur en de voorzitter.

  • 5.

    In een besloten vergadering kan geen besluit worden genomen ter zake van:

    • a.

      het aangaan van geldleningen, het uitlenen van gelden en het aangaan van rekeningcourantovereenkomsten;

    • b.

      het kopen, ruilen, vervreemden, bezwaren en verpanden van eigendommen;

    • c.

      het doen van een uitgaaf voordat de begroting of de begrotingswijziging waarbij deze uitgaaf is geraamd, is goedgekeurd.

ARTIKEL 11
  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt voor zijn vergaderingen een reglement van orde vast.

  • 2.

    Een exemplaar van het reglement van orde wordt ter kennisneming toegezonden aan Gedeputeerde Staten en aan de raden van de deelnemende gemeenten.

ARTIKEL 12

De artikelen 20, 22, 26 en 28 tot en met 33 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing, met inachtneming van artikel 22 van de wet.

Paragraaf 3. DE BEVOEGDHEDEN VAN HET ALGEMEEN BESTUUR

ARTIKEL 13
  • 1.

    Alle bevoegdheden in het kader van deze regeling, die niet aan een ander orgaan zijn opgedragen, behoren aan het algemeen bestuur.

  • 2.

    Het algemeen bestuur besluit slechts tot oprichting van en de deelneming in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen, indien dat in het bijzonder aangewezen moet worden geacht voor de behartiging van het daarmee te dienen belang. Het besluit wordt niet genomen dan nadat de raden van de deelnemende gemeenten in de gelegenheid zijn gesteld hun wensen en bedenkingen ter kennis van het algemeen bestuur te brengen. Het besluit wordt genomen bij meerderheid van twee derde van de uitgebrachte stemmen.

  • 3.

    Het algemeen bestuur kan aan het dagelijks bestuur bevoegdheden van het algemeen bestuur overdragen, tenzij de aard van de bevoegdheid zich tegen overdracht verzet.

  • 4.

    Het algemeen bestuur kan voor uitoefening van de overgedragen bevoegdheden als bedoeld in het derde lid beleidsregels geven aan het dagelijks bestuur, overeenkomstig artikel 4:81 en artikel 10:16, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Het algemeen bestuur kan het dagelijks bestuur niet overdragen de bevoegdheid tot:

    • a.

      het vaststellen of wijzigen van de begroting;

    • b.

      het vaststellen van de jaarrekening.

HOOFDSTUK V

HET DAGELIJKS BESTUUR

 

Paragraaf 1. DE SAMENSTELLING VAN HET DAGELIJKS BESTUUR

ARTIKEL 14
  • 1.

    Het dagelijks bestuur bestaat, naast de voorzitter, uit ten hoogste het aantal leden dat gelijk is aan het aantal deelnemende gemeenten dat alle taken, bedoeld in artikel 4, eerste en tweede lid, juncto artikel 4, derde lid, heeft opgedragen aan het samenwerkingsverband. Daarbij geldt dat het aantal leden van het dagelijks bestuur nimmer de meerderheid van het algemeen bestuur kan uitmaken.

  • 2.

    De leden van het dagelijks bestuur worden door het algemeen bestuur uit zijn midden benoemd, met dien verstande dat elke deelnemende gemeente die alle taken, bedoeld in artikel 4, eerste en tweede lid, heeft opgedragen aan het samenwerkingsverband, is vertegenwoordigd in het dagelijks bestuur, voor zover het aantal leden van het dagelijks bestuur dan niet de meerderheid in het algemeen bestuur uitmaakt.

  • 3.

    Een lid van het dagelijks bestuur kan, in geval van verhindering of ontstentenis, worden vervangen door een daartoe door het college aangewezen ander lid van dat college.

ARTIKEL 15
  • 1.

    De leden van het dagelijks bestuur treden af op de dag waarop de zittingsperiode van de leden van het algemeen bestuur eindigt. Zij zijn terstond herbenoembaar.

  • 2.

    Indien tussentijds een plaats in het dagelijks bestuur vacant komt, wijst het algemeen bestuur een nieuw lid aan. Gaat het openvallen van een plaats in het dagelijks bestuur gepaard met het openvallen van een plaats in het algemeen bestuur, dan stelt het algemeen bestuur het aanwijzen van een nieuw lid van het dagelijks bestuur uit, totdat de opengevallen plaats in het algemeen bestuur wederom zal zijn bezet, doch voor niet langer dan drie maanden.

  • 3.

    Een lid van het dagelijks bestuur kan te allen tijde zijn ontslag nemen.

  • 4.

    Degene, die als lid van het dagelijks bestuur ontslag heeft genomen, of overeenkomstig het in het eerste lid bepaalde moet aftreden, blijft de functie waarnemen, totdat de opvolger is aangewezen en deze de aanwijzing heeft aanvaard.

  • 5.

    Degene, die tussentijds ophoudt lid van het algemeen bestuur te zijn, houdt tevens op lid van het dagelijks bestuur te zijn.

  • 6.

    Indien er sprake is van langdurige verhindering van een lid, hetgeen ter beoordeling staat van het algemeen bestuur, wijst het algemeen bestuur een plaatsvervangend lid aan.

Paragraaf 2. DE WERKWIJZE VAN HET DAGELIJKS BESTUUR

ARTIKEL 16
  • 1.

    Het dagelijks bestuur vergadert zo dikwijls als de voorzitter of ten minste twee leden dit nodig oordelen.

  • 2.

    De vergaderingen van het dagelijks bestuur zijn niet openbaar.

  • 3.

    Ieder lid heeft één stem.

  • 4.

    Het dagelijks bestuur besluit bij volstrekte meerderheid van stemmen.

  • 5.

    Het dagelijks bestuur stelt een reglement van orde voor zijn vergaderingen vast.

  • 6.

    De artikelen 28, eerste, tweede en derde lid, 29, 30, 56 en 59 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 7.

    In de eerste vergadering van elke zittingsperiode regelen de leden van het dagelijks bestuur onderling de werkzaamheden. Deze taakverdeling geschiedt op een zodanige wijze, dat voor ieder onderdeel van de taak een plaatsvervanger wordt aangewezen. Deze taakverdeling wordt medegedeeld aan het algemeen bestuur en aan de deelnemende gemeenten.

Paragraaf 3. DE BEVOEGDHEDEN VAN HET DAGELIJKS BESTUUR

ARTIKEL 17
  • 1.

    Aan het dagelijks bestuur is opgedragen:

    • a.

      het voorbereiden van al hetgeen aan het algemeen bestuur ter overweging en beslissing zal worden voorgelegd;

    • b.

      het uitvoeren van de besluiten van het algemeen bestuur;

    • c.

      het voeren van het dagelijks bestuur van het samenwerkingsverband;

    • d.

      het voorstaan van de belangen van het samenwerkingsverband bij andere overheden en andere instellingen, diensten of personen waarmee contact voor het samenwerkingsverband van belang is;

    • e.

      de coördinatie van de werkzaamheden van de commissies als bedoeld in de artikelen 23 en 24 van deze regeling, ter bevordering en bewaking van de eenheid van het bestuur;

    • f.

      het beheer van de vermogenswaarden;

    • g.

      de zorg, voor zover deze niet aan anderen toekomt, voor de controle op het beheer van de vermogenswaarden en de boekhouding;

    • h.

      het houden van een gedurig toezicht op al wat het samenwerkingsverband aangaat;

    • i.

      het nemen van alle conservatoire maatregelen, zowel in als buiten rechte en het doen van alles wat nodig is ter voorkoming van verjaring en verlies van recht en bezit;

    • j.

      regels vast te stellen over de ambtelijke organisatie van het samenwerkingsverband en de uitvoering van de voor het personeel van het samenwerkingsverband geldende rechtspositieregelingen, één en ander met inachtneming van het bepaalde in artikel 34;

    • k.

      ambtenaren te benoemen, schorsen en ontslaan;

    • l.

      het doen van een beroep, zo nodig, op ambtelijke bijstand van één of meer deelnemende  gemeenten;

    • m.

      te besluiten tot privaatrechtelijke rechtshandelingen, met uitzondering van een besluit tot deelneming in een maatschap, vennootschap of rechtspersoon, bedoeld in artikel 31a van de wet;

    • n.

      te besluiten namens het samenwerkingsverband, het dagelijks bestuur of het algemeen bestuur rechtsgedingen, bezwaarprocedures of administratief beroepsprocedures te voeren of handelingen ter voorbereiding daarop te verrichten, tenzij het algemeen bestuur, voor zover het het algemeen bestuur aangaat, in voorkomende gevallen anders beslist.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur kan een of meer leden van het dagelijks bestuur machtigen tot uitoefening van een of meer van zijn bevoegdheden, tenzij de regeling waarop de bevoegdheid steunt zich daartegen verzet.

HOOFDSTUK VI

DE VOORZITTER

ARTIKEL 18
  • 1.

    Als voorzitter van het samenwerkingsverband wijst het algemeen bestuur uit zijn midden de burgemeester van de deelnemende gemeente met de meeste inwoners aan.

  • 2.

    Bij verhindering of ontstentenis van de voorzitter wordt deze vervangen door een lid van het dagelijks bestuur, door het algemeen bestuur aan te wijzen.

  • 3.

    Het voorzitterschap eindigt, indien betrokkene ophoudt lid van het algemeen bestuur te zijn. Het algemeen bestuur voorziet ten spoedigste in de vervanging.

  • 4.

    De voorzitter van het samenwerkingsverband is voorzitter van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur.

ARTIKEL 19
  • 1.

    De voorzitter tekent alle stukken die van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur uitgaan.

  • 2.

    De voorzitter vertegenwoordigt het samenwerkingsverband in en buiten rechte. Indien hij behoort tot het bestuur van een deelnemende gemeente die partij is in een geding waarbij het samenwerkingsverband is betrokken, wordt hij vervangen overeenkomstig artikel 18, tweede lid. De voorzitter kan de vertegenwoordiging aan een door hem aan te wijzen gemachtigde toevertrouwen.

  • 4.

    Artikel 15 is van overeenkomstige toepassing op de voorzitter.

HOOFDSTUK VII

INLICHTINGEN, VERANTWOORDING EN TERUGROEPING

 

Paragraaf 1. RELATIES DAGELIJKS BESTUUR - ALGEMEEN BESTUUR

ARTIKEL 20
  • 1.

    De leden van het dagelijks bestuur zijn, tezamen en ieder afzonderlijk, aan het algemeen bestuur verantwoording verschuldigd voor het door hen gevoerde bestuur, op een nader in het reglement van orde voor de vergaderingen van het algemeen bestuur te bepalen wijze.

  • 2.

    Zij geven - tezamen dan wel afzonderlijk - aan het algemeen bestuur, wanneer dit bestuur of één of meer leden daarvan hierom verzoekt, alle gevraagde inlichtingen, op een nader in het reglement van orde voor de vergaderingen van het algemeen bestuur te bepalen wijze.

  • 3.

    De leden van het dagelijks bestuur, de voorzitter inbegrepen, kunnen door het algemeen bestuur worden ontslagen, indien deze leden het vertrouwen van het algemeen bestuur niet meer bezitten.

  • 4.

    Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op de voorzitter.

Paragraaf 2. RELATIES BESTUUR - RADEN VAN DE DEELNEMENDE GEMEENTEN

ARTIKEL 21
  • 1.

    Het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur verstrekken aan de raden van de deelnemende gemeenten alle inlichtingen die door één of meer leden van die raden worden verlangd, op een nader bij verordening door het algemeen bestuur te bepalen wijze.

  • 2.

    Het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur geven aan de raden van de deelnemende gemeenten ongevraagd alle informatie die voor een juiste beoordeling van het door het bestuur gevoerde en te voeren beleid nodig is, op een nader bij verordening door het algemeen bestuur te bepalen wijze.

Paragraaf 3. RELATIES LEDEN VAN HET ALGEMEEN BESTUUR - DEELNEMENDE GEMEENTEN.

ARTIKEL 22
  • 1.

    Een lid van het algemeen bestuur verschaft het college van zijn gemeente alle inlichtingen die door dat college, of door één of meer leden daarvan, worden verlangd, op een door het college van die deelnemende gemeente te bepalen wijze.

  • 2.

    Een lid van het algemeen bestuur is verantwoording verschuldigd aan het college dat hem heeft aangewezen, voor het door hem in dat bestuur gevoerde beleid.

    Het college dat hem heeft aangewezen bepaalt de wijze waarop dit zal geschieden.

  • 3.

    Het college dat een vertegenwoordiger in het algemeen bestuur heeft aangewezen, heeft de bevoegdheid om dit door hem aangewezen lid te ontslaan, indien dit lid het vertrouwen van dat college niet meer bezit.

  • 4.

    Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de raad van de deelnemende gemeente waar het betreffende lid vandaan komt.

HOOFDSTUK VIII

COMMISSIES

ARTIKEL 23
  • 1.

    Het algemeen bestuur kan commissies van advies ten behoeve van dit orgaan instellen. Het regelt de bevoegdheden, de samenstelling en de werkwijze. Artikel 94 van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.

  • 2.

    De instelling van vaste commissies van advies aan het dagelijks bestuur of aan de voorzitter en de regeling van hun bevoegdheden en samenstelling, geschieden door het algemeen bestuur, op voorstel van het dagelijks bestuur onderscheidenlijk van de voorzitter.

  • 3.

    De voorzitter van een commissie als in het tweede lid bedoeld, is het lid van het dagelijks bestuur tot wiens portefeuille het belang behoort. Hij heeft in de commissie een adviserende stem. De commissie dient het dagelijks bestuur desgevraagd of uit eigen beweging van advies met betrekking tot de belangen waarvoor zij is ingesteld.

ARTIKEL 24
  • 1.

    Het algemeen bestuur kan commissies instellen met het oog op de behartiging van bepaalde belangen.

  • 2.

    Het algemeen bestuur gaat niet over tot instelling van een commissie als bedoeld in het eerste lid, dan nadat de raden van de deelnemende gemeenten van dit voornemen op de hoogte zijn gesteld en in de gelegenheid zijn gesteld hun wensen en bedenkingen ter kennis van het algemeen bestuur te brengen.

  • 3.

    Bij de instelling regelt het algemeen bestuur in elk geval:

    • a.

      de samenstelling;

    • b.

      de bevoegdheid;

    • c.

      de werkwijze;

    • d.

      de openbaarheid van vergaderingen;

    • e.

      de voorbereiding, de uitvoering en de openbaarmaking van besluiten alsmede de informatie aan en het overleg met de deelnemende gemeen­ten;

    • f.

      het toezicht van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur;

    • g.

      de verhouding van de toegekende bevoegdheden tot die van het alge­meen bestuur en het dagelijks bestuur;

    • h.

      de verantwoording aan het algemeen bestuur.

  • 4.

    De voorzitter van de commissie is het lid van het dagelijks bestuur tot wiens portefeuille het belang behoort.

  • 5.

    Een commissie als bedoeld in dit artikel wordt in elk geval ingesteld voor de uitoefening van bestuursbevoegdheden in het kader van de taak sociale werkvoorziening.

  • 6.

    De bevoegdheid tot het uitoefenen van rechten op aandelen van een private rechtspersoon, als bedoeld in artikel 5, tweede lid, kan op voordracht van het dagelijks bestuur worden overgedragen aan de commissie, bedoeld in het vijfde lid.

HOOFDSTUK IX

PORTEFEUILLEHOUDERSOVERLEG

ARTIKEL 25
  • 1.

    Het dagelijks bestuur kan, ter voorbereiding van besluiten, adviezen of standpunten, overgaan tot het instellen van overleg met de betreffende portefeuillehouders van de deelnemende gemeenten, aangaande één of meer belangen, genoemd in artikel 3 van deze regeling.

  • 2.

    Een dergelijk portefeuillehoudersoverleg bestaat uit de leden van de colleges van burgemeester en wethouders tot wier portefeuille het desbetreffende onderwerp of belang behoort.

  • 3.

    De voorzitter van het portefeuillehoudersoverleg is het lid van het dagelijks bestuur tot wiens portefeuille het belang behoort.

HOOFDSTUK X

UITOEFENING BEPERKT TAKENPAKKET

ARTIKEL 26
  • 1.

    Het college van een gemeente kan het algemeen bestuur verzoeken deel te nemen aan een bepaalde door het samenwerkingsverband uit te voeren taak, indien dit in verband met de aard van het te behartigen belang, of in verband met de schaal waarop dit belang behartigd moet worden, bijzonder aangewezen is.

  • 2.

    Een gemeente die een verzoek doet overeenkomstig het eerste lid, treedt toe tot de regeling overeenkomstig artikel 38. In aanvulling op de eerste volzin worden in een dienstverleningsovereenkomst de specifieke taak of taken en de inhoudelijke voorwaarden waaronder deze wordt uitgevoerd, vastgelegd.

  • 3.

    In afwijking van het tweede lid kan het algemeen bestuur besluiten dat dienstverlening aan een gemeente die niet deelneemt aan deze regeling plaatsvindt op basis van een dienstverleningsovereenkomst, zonder toetreding tot de regeling.

  • 4.

    Het algemeen bestuur draagt er zorg voor dat het merendeel van de taken van het samenwerkingsverband wordt uitgeoefend voor de deelnemende gemeenten.

  • 5.

    Het algemeen bestuur beslist over de financiële en overige voorwaarden waaronder de uitoefening van de taak, bedoeld in het eerste lid, conform het tweede of derde lid plaatsvindt.

HOOFDSTUK XI

DIENSTONDERDEEL

ARTIKEL 27
  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt ten aanzien van de in artikel 4, tweede lid, onder d, genoemde overgedragen taak een zelfstandig dienstonderdeel in.

  • 2.

    Voor het in het eerste lid bedoelde dienstonderdeel wordt door het algemeen bestuur een begroting vastgesteld.

    De bepalingen van deze regeling betreffende de begroting van het openbaar lichaam zijn van overeenkomstige toepassing op de begroting van het dienstonderdeel.

  • 3.

    Aan het algemeen bestuur wordt, onder overlegging van een jaarrekening en jaarverslag, verantwoording afgelegd over het gevoerde beheer binnen het dienstonderdeel als bedoeld in het eerste lid.

    De bepalingen van deze regeling betreffende de vaststelling van de jaarrekening van het openbaar lichaam zijn van overeenkomstige toepassing op de jaarrekening van het dienstonderdeel.

HOOFDSTUK XII

VERGOEDINGEN

ARTIKEL 28
  • 1.

    Het algemeen bestuur kan bij verordening een tegemoetkoming in de kosten vaststellen voor de leden van het algemeen bestuur, de voorzitter, de leden van het dagelijks bestuur en de leden van commissies als bedoeld in de artikelen 23 en 24.

  • 2.

    Het algemeen bestuur kan bij verordening een vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen toekennen aan de leden van een commissie als bedoeld in artikel 23, voor zover zij niet zijn burgemeester, wethouder, of lid van de raad van een deelnemende gemeente.

  • 3.

    Het algemeen bestuur kan bij verordening een vergoeding vaststellen voor de werkzaamheden van de in het eerste lid bedoelde personen, voor zover die niet de functie van wethouder, burgemeester of secretaris vervullen.

    De hoogte van de vergoeding staat in redelijke verhouding tot de aan het lidmaatschap verbonden werkzaamheden, mede rekening houdende met de vergoeding voor werkzaamheden welke het bestuurslid ontvangt uit hoofde van zijn lidmaatschap van het gemeentebestuur, dan wel met de bezoldiging die hij ontvangt als secretaris.

  • 4.

    Artikel 99 van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.

  • 5.

    Een verordening als bedoeld in dit artikel wordt aan Gedeputeerde Staten gezonden.

HOOFDSTUK XIII

HET AMBTELIJK APPARAAT

 

Paragraaf 1. DE SECRETARIS

ARTIKEL 29
  • 1.

    Het algemeen bestuur besluit omtrent benoeming, schorsing en ontslag van de secretaris.De secretaris wordt benoemd uit een door het dagelijks bestuur op te stellen voordracht.

  • 2.

    Het algemeen bestuur regelt de rechtspositie en de bezoldiging van de secretaris.

  • 3.

    De secretaris is secretaris van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur.

  • 4.

    De secretaris woont de vergaderingen bij van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur. In de vergaderingen van het dagelijks bestuur heeft hij een adviserende stem.

  • 5.

    De secretaris is directeur. De directeur is het hoofd van de ambtelijke organisatie van het samenwerkingsverband.

  • 6.

    Het dagelijks bestuur regelt de vervanging van de secretaris bij zijn verhindering of ontstentenis.

  • 7.

    Het algemeen bestuur stelt voor de secretaris een instructie vast.

ARTIKEL 30
  • 1.

    De secretaris staat het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur, de voorzitter en de commissies bij de uitoefening van hun taak terzijde.

  • 2.

    Hij zorgt voor aantekening van het verhandelde in de vergaderingen van het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de commissies.

  • 3.

    Alle stukken die van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur uitgaan, worden door hem mede ondertekend.

Paragraaf 2. ARCHIEFBEPALINGEN

ARTIKEL 31
  • 1.

    Het bestuur van het samenwerkingsverband is verplicht de onder hem berustende archiefbescheiden in goede, geordende en toegankelijke staat te brengen en te bewaren, alsmede zorg te dragen voor de vernietiging van daarvoor in aanmerking komende archiefbescheiden.

  • 2.

    Overeenkomstig een door het algemeen bestuur vast te stellen verordening, welke aan Gedeputeerde Staten wordt medegedeeld, draagt het dagelijks bestuur zorg voor de archiefbescheiden van de organen van het samenwerkingsverband.

  • 3.

    De kosten, verbonden aan de uitoefening van de in het eerste lid bedoelde zorg, komen ten laste van het samenwerkingsverband.

  • 4.

    Voor de bewaring van de op grond van artikel 12, eerste lid, en artikel 13, eerste lid, van de Archiefwet 1995, over te brengen archiefbescheiden van de organen van het samenwerkingsverband, wijst het algemeen bestuur een archiefbewaarplaats van de gemeente Harderwijk aan.

  • 5.

    Ten aanzien van het beheer van de archiefbescheiden van de organen van het samenwerkingsverband, voor zover deze archiefbescheiden niet zijn overgebracht naar een archiefbewaarplaats, is, onder leiding van het dagelijks bestuur, met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de Archiefwet 1995 belast de archivaris. Met betrekking tot dit toezicht stelt het algemeen bestuur een verordening vast, die aan Gedeputeerde Staten wordt medegedeeld.

  • 6.

    De archivaris wordt door het dagelijks bestuur benoemd, geschorst en ontslagen.

  • 7.

    In geval van toetreding als bedoeld in artikel 38, of uittreding als bedoeld in artikel 39, of opheffing van de regeling als bedoeld in artikel 43, draagt het dagelijks bestuur zorg voor het treffen van voorzieningen voor de archiefbescheiden.

HOOFDSTUK XIV

FINANCIELE BEPALINGEN

 

Paragraaf 1. ALGEMEEN

ARTIKEL 32
  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt bij verordening regels vast met betrekking tot de organisatie van de administratie en van het beheer van vermogenswaarden van de algemene dienst.

  • 2.

    Ten aanzien van de controle op de administratie en op het beheer van vermogenswaarden van de algemene dienst is artikel 213 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur draagt zorg voor een verzekering van eigendommen en gelden van het samenwerkingsverband.

Paragraaf 2. DEKKING TEKORTEN

ARTIKEL 33
  • 1.

    De deelnemende gemeenten zullen er, met inachtneming van artikel 35, eerste lid, steeds zorg voor dragen dat het samenwerkingsverband te allen tijde over voldoende middelen beschikt om aan al zijn verplichtingen jegens derden te kunnen voldoen.

  • 2.

    De kosten van de werkverbanden van de sociale werkvoorziening, bedoeld in artikel 4, tweede lid, onder d, worden verdeeld onder de deelnemende gemeenten waar werknemers wonen die zijn geplaatst in het kader van de Wet sociale werkvoorziening, naar rato van het aantal werkdagen in het betreffende kalenderjaar. Bij de berekening van het nadelig saldo wordt rekening gehouden met een jaarlijks te bepalen aandeel van subsidie, dat betaalbaar wordt gesteld voor de sociale werkvoorziening.

  • 3.

    De kosten van bestuur en beheer van de dienst sociale werkvoorziening worden verdeeld over de deelnemende gemeenten naar rato van het aantal inwoners per gemeente op 1 januari van het betreffende kalenderjaar.

  • 4.

    De kosten van de milieu-hygiënische taakuitoefening, bedoeld in artikel 4, tweede lid, onder f, worden voor wat betreft de technische dienstverlening op uurtarief doorberekend aan de deelnemende gemeenten. Bij onderbezetting van deze technische dienstverlening staan de gemeenten elk voor een gelijk deel garant voor de ontbrekende uren.

  • 5.

    De kosten van de bijzondere controle, bedoeld in artikel 4, tweede lid, onder h, waaronder begrepen de personele kosten en huisvestingskosten, worden betaald door de deelnemende gemeenten, naar rato van de op 31 december van het voorafgaande kalenderjaar bestaande verhouding tussen het aantal uitkeringsgerechtigden van een deelnemende gemeente enerzijds en van de gemeenten tezamen anderzijds.

  • 6.

    De kosten voor de uitvoering van de Leerplichtwet, bedoeld in artikel 4, tweede lid, onder i, waaronder begrepen de personele kosten en huisvestingskosten, worden betaald door de deelnemende gemeenten, op basis van het aantal leerplichtige leerlingen.

  • 7.

    De kosten voor de taak, bedoeld in artikel 4, tweede lid, onder e, worden verdeeld onder de deelnemende gemeenten op basis van werkelijke kosten, zoals vastgelegd in een voor die taak af te sluiten dienstverleningsovereenkomst tussen elke deelnemende gemeente en het samenwerkingsverband.

  • 8.

    De overige kosten, die niet behoren tot het tweede tot en met zesde lid, worden betaald naar rato van de verhouding tussen het aantal inwoners van een deelnemende gemeente enerzijds en van de gemeenten tezamen anderzijds. Het betreft hierbij de aantallen inwoners per 1 januari van het betreffende jaar. Voor de vaststelling van de aantallen inwoners worden aangehouden de door het Centraal Bureau voor de Statistiek openbaar gemaakte bevolkingscijfers.

  • 9.

    Indien na afloop van een jaar sprake is van een tekort of overschot op de jaarrekening, worden tekorten bijbetaald of overschotten uitbetaald op basis van inwoneraantal, als bedoeld in het achtste lid.

Paragraaf 3. DE BEGROTING

ARTIKEL 34

Het dagelijks bestuur zendt voor 15 april van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, de algemene financiële en beleidsmatige kaders aan de raden van de deelnemende gemeenten.

ARTIKEL 35
  • 1.

    Het dagelijks bestuur biedt jaarlijks het algemeen bestuur een ontwerp aan voor de begroting met toelichting van het samenwerkingsverband en een meerjarenraming met toelichting voor ten minste drie op het begrotingsjaar volgende jaren.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur, daarin geadviseerd door de portefeuillehouders van de deelnemende gemeenten, zendt de ontwerpbegroting, vergezeld van een aanbiedingsbrief, waarin het voorgenomen beleid voor het komende begrotingsjaar in grote lijnen wordt uiteengezet, acht weken voordat deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden toe aan de aan de raden van de deelnemende gemeenten.

  • 3.

    In de ontwerpbegroting wordt de raming van de door elke deelnemende gemeente voor het komende begrotingsjaar verschuldigde bijdrage aangegeven. Deze bijdrage wordt berekend zoals is aangegeven in artikel 33.

  • 4.

    De deelnemende gemeenten betalen bij wijze van voorschot jaarlijks vóór 16 januari en vóór 16 juli telkens de helft van de in het derde lid bedoelde bijdrage.

  • 5.

    De ontwerpbegroting met de bijbehorende stukken wordt bij de deelnemende gemeenten en het samenwerkingsverband voor een ieder ter inzage gelegd en tegen betaling van de kosten algemeen verkrijgbaar gesteld. Het dagelijks bestuur doet van de terinzagelegging mededeling in één of meer dag- en nieuwsbladen, die in het gebied worden verspreid. Artikel 190, tweede en derde lid, van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.

  • 6.

    Het dagelijks bestuur zendt de opmerkingen van de raden van de gemeenten, alsmede, indien deze opmerkingen het dagelijks bestuur daartoe aanleiding geven, een nota van wijzigingen, terstond toe aan het algemeen bestuur.

  • 7.

    Het dagelijks bestuur zendt de vastgestelde begroting binnen twee weken na vaststelling, doch in ieder geval voor 1 augustus van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, aan Gedeputeerde Staten.

  • 8.

    Terstond na de vaststelling van de begroting wordt hiervan schriftelijk mededeling gedaan aan de raden van de gemeenten. De begroting wordt, zo nodig, ter kennisneming gezonden aan de raden van de deelnemende gemeenten. De raden kunnen Gedeputeerde Staten van hun gevoelen omtrent de vastgestelde begroting doen blijken.

  • 9.

    De artikelen 189, lid 4 en 208 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 10.

    Het tweede, zesde, zevende en achtste lid zijn van overeenkomstige toepassing op besluiten tot wijziging van de begroting, met uitzondering van die wijzigingen waarbij geen verandering wordt gebracht in de bijdragen van een of meerdere deelnemende gemeenten in de kosten, bedoeld in artikel 33. Artikel 192 van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.

Paragraaf 4. DE JAARREKENING

ARTIKEL 36
  • 1.

    De daartoe door het algemeen bestuur aangewezen functionaris dient de jaarrekening over het afgelopen jaar vóór 1 maart in bij het dagelijks bestuur. Het dagelijks bestuur, daarin geadviseerd door de portefeuillehouders van de deelnemende gemeenten, zendt de voorlopige jaarrekening, na toevoeging van een verslag van het onderzoek naar de deugdelijkheid van de jaarrekening, ingesteld door de overeenkomstig artikel 32, tweede lid, aangewezen deskundige en van hetgeen het dagelijks bestuur te zijner verantwoording dienstig acht, met alle bijbehorende bescheiden jaarlijks vóór 15 april aan de raden van de deelnemende gemeenten.

  • 2.

    De jaarrekening wordt met de overige in het eerste lid bedoelde stukken, overeenkomstig het bepaalde in artikel 35, vijfde lid, voor een ieder ter inzage gelegd en algemeen verkrijgbaar gesteld.

  • 3.

    Het algemeen bestuur onderzoekt de jaarrekening en stelt haar vast in het jaar volgende op het jaar waarop deze betrekking heeft.

  • 4.

    Het dagelijks bestuur zendt de jaarrekening met de bijbehorende stukken binnen twee weken na vaststelling, doch in ieder geval voor 15 juli van het jaar volgende op het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft, aan Gedeputeerde Staten.

  • 5.

    Behoudens later in rechte gebleken onregelmatigheden, ontlast het besluit tot vaststelling van de jaarrekening de leden van het dagelijks bestuur ten aanzien van het daarin verantwoorde financieel beheer.

  • 6.

    In de jaarrekening wordt het door elk der deelnemende gemeenten over het desbetreffende jaar werkelijk verschuldigde bedrag opgenomen.

  • 7.

    Verrekening van het verschil tussen het op grond van artikel 35, derde lid, betaalde en het werkelijk verschuldigde vindt plaats terstond na de in het derde lid bedoelde vaststelling van de jaarrekening.

Paragraaf 5. GARANTIE

ARTIKEL 37
  • 1.

    De deelnemende gemeenten staan gezamenlijk garant voor de juiste betaling van rente, aflossing, boeten en kosten van de door het samenwerkingsverband gesloten en af te sluiten kasgeldleningen, langlopende leningen en in rekening-courant opgenomen kredieten, voor zover ter zake door andere overheidsorganen geen garantie is of wordt gegeven.

  • 2.

    Het in het eerste lid bedoelde garant staan door de deelnemende gemeenten geschiedt volgens de verdeelsleutel van artikel 33, met dien verstande dat uitgegaan wordt van 1 januari van het jaar waarin de verplichting tot het nakomen van de garantie in feite van kracht is geworden.

  • 3.

    De deelnemende gemeenten doen ter zake van de in dit artikel bedoelde garantie afstand van de door de wet aan borgen toegekende of nog toe te kennen voorrechten ten behoeve van geldschieters.

HOOFDSTUK XV

TOETREDING, UITTREDING, WIJZIGING EN OPHEFFING

 

Paragraaf 1. TOETREDING

ARTIKEL 38
  • 1.

    De toetreding door andere gemeenten kan plaatsvinden wanneer blijkt dat de colleges van ten minste twee derde der deelnemende gemeenten daarmee instemmen, onverminderd artikel 1, tweede en derde lid, van de wet.

  • 2.

    Het algemeen bestuur regelt de gevolgen van de toetreding. Aan de toetreding door andere gemeenten kunnen voorwaarden worden verbonden.

  • 3.

    De toetreding gaat in op dezelfde dag als die waarop de voor de toetreding noodzakelijke wijziging van de regeling in werking is getreden.

Paragraaf 2. UITTREDING

ARTIKEL 39
  • 1.

    Een gemeente kan uittreden door toezending aan het algemeen bestuur en de colleges van het daartoe strekkende besluit van de deelnemende gemeente, waarin de gevolgen als bedoeld in het tweede lid worden aanvaard.

  • 2.

    Het algemeen bestuur regelt de financiële gevolgen alsmede de overige gevolgen van de uittreding.

  • 3.

    Tenzij het algemeen bestuur anders besluit, kan uittreding slechts plaatsvinden per 1 januari van het tweede jaar volgend op dat waarin de voor de uittreding noodzakelijke wijziging van de regeling in werking is getreden.

ARTIKEL 40
  • 1.

    Het algemeen bestuur kan al dan niet op verzoek van één of meer deelnemende gemeenten of toetredende gemeenten besluiten dat deze voor een nader te bepalen termijn zijn vrijgesteld van één of meer uit de regeling voortvloeiende rechten en verplichtingen.

  • 2.

    Het algemeen bestuur kan besluiten dat een uittredende gemeente gedurende een nader te bepalen termijn de uit de regeling voortvloeiende verplichtingen dient na te komen.

Paragraaf 3. WIJZIGING

ARTIKEL 41
  • 1.

    Zowel het dagelijks bestuur van het samenwerkingsverband als het college van een deelnemende gemeente kan voorstellen doen tot wijziging van de regeling.

  • 2.

    Indien het algemeen bestuur wijziging van de regeling wenselijk acht, doet het dagelijks bestuur het door het algemeen bestuur vastgestelde voorstel toekomen aan de colleges van de deelnemende gemeenten.

  • 3.

    Een wijziging van de regeling met betrekking tot de in artikel 4, eerste en tweede lid, genoemde taken is tot stand gekomen, wanneer blijkt dat de colleges tot deze wijziging hebben besloten, onverminderd artikel 1, tweede en derde lid, van de wet.

  • 4.

    Een wijziging van de regeling op overige onderdelen is tot stand gekomen, wanneer blijkt dat ten minste twee derde van het aantal colleges tot deze wijziging heeft besloten.

  • 5.

    Het dagelijks bestuur doet van de tot stand gekomen wijziging onverwijld mededeling aan de colleges van de deelnemende gemeenten.

  • 6.

    Een wijziging treedt in werking op de eerste dag van de maand volgend op die waarin de wijziging tot stand is gekomen en het besluit tot wijziging door het dagelijks bestuur is bekend gemaakt, tenzij het wijzigingsbesluit een latere datum van ingang bevat.

  • 7.

    Het college van een deelnemende gemeente die van mening is dat door een besluit tot wijziging van de regeling de belangen van die deelnemende gemeente ernstig zullen worden geschaad, kan binnen twee maanden na de in het vijfde lid bedoelde mededeling over zijn bezwaren de zienswijze van Gedeputeerde Staten vragen. Gedeputeerde Staten delen hun zienswijze mee aan het algemeen bestuur en aan de raad van de betrokken deelnemende gemeente.

Paragraaf 4. OPHEFFING

ARTIKEL 42
  • 1.

    De regeling wordt opgeheven wanneer blijkt dat ten minste twee derde van het aantal colleges tot deze opheffing heeft besloten.

  • 2.

    De opheffing gaat in op de eerste dag van de maand volgende op die waarop het

    besluit tot opheffing door het dagelijks bestuur is bekend gemaakt, tenzij het besluit tot opheffing een latere datum van ingang bevat.

  • 3.

    In geval van opheffing van de regeling besluit het algemeen bestuur tot liquidatie en stelt daarvoor de nodige regelen vast. Hierbij kan van de bepalingen van deze regeling worden afgeweken.

  • 4.

    Het liquidatieplan wordt door het algemeen bestuur, de colleges van de deelnemende gemeenten gehoord, vastgesteld. Het wordt toegezonden aan Gedeputeerde Staten.

  • 5.

    Het liquidatieplan voorziet in de verplichting van de deelnemende gemeenten tot deelneming in de financiële gevolgen van de opheffing.

  • 6.

    Het liquidatieplan bevat tevens een personeelsplan, dat voor zoveel mogelijk voorziet in herplaatsing van het personeel en voorts in de financiële gevolgen voor het personeel.

  • 7.

    Het dagelijks bestuur is belast met de liquidatie. Zo nodig blijven de organen van het samenwerkingsverband ook na het tijdstip van de opheffing in functie, totdat de liquidatie is voltooid.

HOOFDSTUK XVI

GESCHILLENREGELING

ARTIKEL 43
  • 1.

    Alvorens ten aanzien van een geschil, als bedoeld in artikel 28 van de wet, de beslissing van Gedeputeerde Staten wordt ingeroepen, wordt de zaak voorgelegd aan een geschillencommissie.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur benoemt deze commissie in overleg met de betrokken deelnemende gemeente of gemeenten.

  • 3.

    De geschillencommissie onderzoekt de mogelijkheden om partijen alsnog tot overeenstemming te brengen en brengt aan partijen advies uit.

HOOFDSTUK XVII

OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

ARTIKEL 44
  • 1.

    Het college van Harderwijk zendt deze regeling op verzoek van het dagelijks bestuur aan Gedeputeerde Staten.

  • 2.

    Het college van Harderwijk draagt zorg voor de bekendmaking van de regeling overeenkomstig artikel 26, tweede lid, van de wet.

  • 3.

    Het college van Harderwijk draagt zorg voor opname van de regeling in het register als bedoeld in artikel 27, eerste lid, van de wet.

  • 4.

    Het eerste tot en met derde lid zijn van toepassing op besluiten tot wijziging of opheffing van de regeling, alsmede op besluiten tot toetreding en uittreding.

ARTIKEL 45
  • 1.

    Deze gewijzigde regeling treedt, in werking een dag na bekendmaking, met inachtneming van het bepaalde in artikel 26 van de wet.

  • 2.

    Zij geldt voor onbepaalde tijd.

  • 3.

    Besluiten, van welke aard ook, door de bestuursorganen van de respectievelijke gemeenschappelijke regelingen en de deelnemende gemeenten genomen krachtens:

    -de ‘gemeenschappelijke regeling Intergemeentelijk Samenwerkingsverband Noordwest-

     Veluwe’, aangegaan in 1972 als gemeenschappelijke regeling Gewest Noordwest-Veluwe en

     gewijzigd in 1979 in gemeenschappelijke regeling Intergemeentelijk Samenwerkingsverband

     Noord­west-Veluwe;

    -de ‘gemeenschappelijke regeling Sociale Werkvoorziening Noord­west-Veluwe’, aangegaan in

     1970 en laatstelijk gewijzigd in 1985;

    worden geacht te zijn besluiten overeenkomstig deze regeling. Zij blijven in stand totdat zij door andere zijn vervangen c.q. zijn vervallen.

ARTIKEL 46

Deze regeling kan worden aangehaald als Samenwerkingsregeling Noord-Veluwe.

Artikel 2

Deze regeling treedt in werking op een door de voorzitter van Regio Noord-Veluwe te bepalen datum.

Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders van

de gemeente Elburg op 17 maart 2015.

De secretaris, De burgemeester,

Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders van

de gemeente Ermelo op 14 april 2015.

De secretaris, De burgemeester,

Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders van

de gemeente Harderwijk op 1 juni 2015.

De secretaris, De burgemeester,

Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders van

de gemeente Nunspeet op 31 maart 2015.

De secretaris, De burgemeester,

Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders van

de gemeente Oldebroek op 14 april 2015.

De secretaris, De burgemeester,

Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders van

de gemeente Putten op 31 maart 2015.

De secretaris, De burgemeester,