Artikel 1. Begripsbepalingen
Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder:
- A.
Bevoegd gezag: het college van burgemeester en wethouders;
- B.
Ambtenaar: de ambtenaar in de zin van artikel 1:1:1:a van de CAR/UWO; de werknemer als bedoeld in artikel 2:5:1 van de CAR/UWO;
- C.
Salaris: het salaris als bedoeld in artikel 3:1, tweede lid onder b, van de CAR/UWO;
- D.
Uurloon: het uurloon als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid onder o van de CAR/UWO;
- E.
Schaal: de schaal als bedoeld in artikel 3:1, tweede lid onder a van de CAR/UWO, opgenomen in IIa van die regeling;
- F.
Maximumsalaris: het hoogste bedrag van een salarisschaal:
- G.
Bezoldiging: de bezoldiging als bedoeld in artikel 3:1, tweede lid onder c van de CAR/UWO;
- H.
Betrekking: de betrekking als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid onder b van de CAR/UWO;
- I.
Conversie: de vertaling naar de gevonden rangorde van schalen;
- J.
Volledige betrekking: de volledige betrekking als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid onder k van de CAR/UWO;
- K.
Overwerk: het overwerk als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid onder i van de CAR/UWO;
Artikel 2. Recht op salaris
- 1.
Het recht op salaris vangt aan op de dag waarop de aanstelling van de ambtenaar ingaat. Indien in het aanstellingsbesluit geen datum van ingang is vermeld, vangt het recht op salaris aan met de dag waarop de ambtenaar feitelijk in dienst is getreden.
- 2.
Het recht op salaris eindigt, in geval van ontslag, met ingang van de dag waarop het ontslag ingaat.
Artikel 3. Gebroken tijdvakken
Wanneer het salaris of een toelage moet worden berekend over een gedeelte van een maand, wordt het bedrag per dag vastgesteld door het maandbedrag te delen door het aantal kalenderdagen van die maand.
Artikel 4. Onvolledige betrekking
Het salaris van de ambtenaar met een onvolledige betrekking wordt vastgesteld op een
evenredig deel van het salaris dat voor hem zou gelden bij een volledig betrekking.
Artikel 5. Salarisbedragen
De ambtenarensalarissen die niet bij of krachtens wet zijn geregeld, worden vastgesteld op de bedragen volgens de salarisschalen zoals opgenomen in bijlage IIa van de CAR/UWO.
Artikel 6
- 1.
De toepassing van bijlage IIa van de CAR/UWO vindt plaats conform hetgeen is bepaald in artikel 3:1, derde t/m vijfde lid van de CAR/UWO;
- 2.
Burgemeester en wethouders bepalen met inachtneming van de resultaten van een functiewaarderingsonderzoek en aan de hand van de vastgestelde conversie de voor de ambtenaar geldende salarisschaal, tenzij zijn wijze van functioneren zich daartegen verzet en onverlet het bepaalde in artikel 7;
- 3.
Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels stellen met betrekking tot de uitvoering van een functiewaarderingsonderzoek en de daarbij te hanteren methode;
- 4.
Anders dan bij het aanvaarden van passende of gangbare arbeid, dan wel bij wijze van disciplinaire straf, als bedoeld in de CAR/UWO, kan zonder voorafgaand ontslag voor een ambtenaar geen salarisschaal gaan gelden met een lager maximumbedrag dan dat van de reeds voor hem geldende salarisschaal.
Artikel 7. Aanloopschaal
De ambtenaar die benoemd is in een functie kan bij aanstelling (tijdelijk) één schaal lager geplaatst worden dan de voor de functie geldende functieschaal indien:
- A.
De ambtenaar niet of deels voldoet aan de functie-eisen;
- B.
De ambtenaar wel voldoet aan de functie-eisen , doch niet over twee jaar relevante werkervaring beschikt.
Artikel 8. Periodieke verhoging van het salaris
- 1.
Het salaris van de ambtenaar die voldoende / goed / zeer goed functioneert (waarderingsniveau B / C / D / E, artikel 7 regeling personeelsbeoordeling), wordt binnen de voor hem geldende salarisschaal periodiek verhoogd tot het naast hogere bedrag. Een periodieke verhoging wordt toegekend per 1 januari;
- 2.
De periodieke verhogingen worden toegekend aan de ambtenaar die het maximum van de voor hem geldende salarisschaal nog niet heeft bereikt, voor de eerste maal met ingang van 1 januari van het jaar volgend op het jaar waarin hij is aangesteld en nadien telkens na een jaar;
- 3.
Het tijdstip waarop ten gevolge van het vorige lid voor de eerste maal een periodieke verhoging wordt toegekend, kan worden vervroegd indien daartoe naar het oordeel van B&W aanleiding bestaat.
Artikel 9. Geen periodieke verhoging
- 1.
Indien een ambtenaar onvoldoende functioneert (waarderingsniveau A, artikel 7:2 & artikel 9:2, regeling personeelsbeoordeling), kan worden bepaald dat voor hem de in artikel 8 genoemde salarisverhoging achterwege wordt gelaten;
- 2.
Nadien kan worden bepaald dat de salarisverhoging, die met toepassing van het eerste lid achterwege is gelaten, al dan niet met terugwerkende kracht alsnog wordt toegekend;
- 3.
Van een beslissing tot toepassing van het eerste lid ontvangt de ambtenaar zo spoedig mogelijk, maar in ieder geval voor de datum waarop anders de salarisverhoging zou ingaan, schriftelijk bericht, onder vermelding van de redenen die tot de beslissing hebben geleid.
Artikel 10. Extra (tijdelijke of vaste) periodieke verhoging of extra salarisanciënniteit van het salaris
- 1.
Aan de ambtenaar die het maximum van de voor hem geldende salarisschaal nog niet heeft bereikt, kan een (tijdelijke of vaste) toeslag of extra salarisanciënniteit tot een in de salarisschaal genoemd bedrag worden toegekend op grond van goede of zeer goede vervulling van de betrekking (waarderingsniveau D / E, artikel 7:2 & artikel 9:5-6, regeling personeelsbeoordeling). Dit bedrag mag niet hoger zijn dan het maximumsalaris van de naast hogere salarisschaal;
- 2.
Bij de toepassing van het vorige lid blijft het tijdstip waarop ingevolge artikel 8 een verhoging wordt toegekend gehandhaafd, tenzij anders wordt bepaald.
Artikel 11. Salaris bij bevordering naar hogere schaal
Wanneer de ambtenaar wordt bevorderd naar een salarisschaal met een hoger maximumsalaris wordt voor de ambtenaar, als bedoeld in artikel 3:1, derde lid onder b, van de CAR/UWO het salaris in de nieuwe schaal vastgesteld op het eerst hogere bedrag in die schaal, waardoor het verschil tussen het nieuwe en het oude salaris van de ambtenaar tenminste 75% bedraagt van het verschil tussen het oude salaris van de ambtenaar en het naast hogere bedrag in die oude schaal, dan wel het naast lagere bedrag in die oude schaal, als het salaris in de oude schaal al overeenkwam met het hoogste bedrag uit die schaal.
Artikel 12. Gratificatie
- 1.
Indien een ambtenaar een uitstekende individuele prestatie heeft geleverd, kan aan hem een gratificatie als bedoeld in artikel 15:1:28 van de CAR/UWO worden toegekend;
- 2.
De hoogte van de gratificatie bedraagt maximaal € 1.500,-- bruto, dan wel een te verrekenen bruto uit te betalen bedrag gedurende 12 maanden, te beginnen met de eerste van de volgend op de maand waarin de beoordeling is vastgesteld. Bij deeltijd betrekkingen wordt naar rato uitbetaald.
Artikel 13. Groepsgratificatie
- 1.
Aan een groep ambtenaren die een uitstekende collectieve prestatie hebben geleverd, kan een groepsgratificatie worden toegekend.
- 2.
De hoogte van de gratificatie bedraagt maximaal (per persoon) € 1.500,-- bruto, dan wel een te verrekenen bruto uit te betalen bedrag gedurende 12 maanden, te beginnen met de eerste van de volgend op de maand waarin de beoordeling is vastgesteld. Bij deeltijd betrekkingen wordt naar rato uitbetaald.
Artikel 14. Persoonlijke toelage na het bereiken van maximum functionele schaal
- 1.
Aan een ambtenaar die het maximum van de voor hem geldende schaal heeft bereikt, kan een persoonlijke toelage, als bedoeld in artikel 3:7:8 van de CAR/UWO worden toegekend, indien betrokkene gedurende meerdere jaren zeer goed heeft gefunctioneerd (waarderingsniveau E, artikel 7:2, regeling personeelsbeoordeling);
- 2.
De in het eerste lid bedoelde toelage bedraagt maximaal 10% van het salaris van de betrokken ambtenaar (artikel 9:6, regeling personeelsbeoordeling), met dien verstande, dat de som van dat salaris en de toelage het hoogste bedrag van de naast hogere salarisschaal niet overschrijdt;
- 3.
De in het eerste lid bedoelde toelage wordt ingetrokken, indien de gronden waarop de toelage werd toegekend niet meer aanwezig zijn, tenzij burgemeester en wethouders van oordeel zijn dat er omstandigheden zijn om de toelage geheel of gedeeltelijk te handhaven.
Artikel 15. Arbeidsmarkttoelage
- 1.
Aan de ambtenaar kan om redenen van werving of behoud een toelage worden toegekend;
- 2.
De in het eerste lid bedoelde toelage wordt toegekend voor een tijdvak dat tevoren is vastgesteld, met inachtneming van een maximum van drie jaar;
- 3.
De hoogte van de toelage als bedoeld in het eerste lid bedraagt maximaal 10% van het maximum van de voor de functie geldende salarisschaal;
- 4.
De toelage als bedoeld in het eerste lid eindigt op de ingevolge het tweede lid vastgestelde vervaldatum. Wanneer de arbeidsmarktsituatie waarop de toelage is gebaseerd nog steeds bestaat, kan opnieuw een arbeidsmarkttoelage worden toegekend.
Artikel 16. Nadere regels instrumenten flexibele beloning
Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels stellen omtrent de toepassing en de
hoogte van de instrumenten van flexibele beloning als bedoeld in de artikelen 12 tot en met 16 van de regeling personeelsbeoordeling.
Artikel 17. Geen afbouwregeling
Bij het beëindigen van de instrumenten van flexibele beloning als bedoeld in de artikelen 12 tot en met 16 van de regeling personeelsbeoordeling wordt geen afbouwregeling toegepast.
Artikel 18. Waarnemingstoelage
Een waarnemingstoelage wordt toegekend conform hetgeen is geregeld in artikel 3:1:2 van de CAR/UWO.
Artikel 19. Overwerkvergoeding
- 1.
Aan de ambtenaar, bedoeld in artikel 4:3 en 4:8 van de CAR/UWO, voor wie een salarisschaal geldt met een lager maximum dan dat van schaal 11, wordt in geval van overwerk een overwerkvergoeding toegekend conform hetgeen is geregeld in artikel 3:2 en 3:2:1 van de CAR/UWO;
- 2.
In afwijking van het bepaalde in lid 1 wordt geen overwerkvergoeding toegekend aan ambtenaren waarop de toelage onregelmatige dienst van toepassing is conform artikel 3:3 CAR/UWO;
- 3.
In afwijking van het bepaalde in het eerste lid wordt voor toezicht op het gebruik van de sportvelden tijdens de weekeinden twee daartoe aangewezen personen van de afdeling Openbare Werken een vergoeding verleend van 23 uur van 100% van het bruto-uurloon afgeleid van het voor de ambtenaar geldende salaris per maand;
Artikel 20. Toelage onregelmatige dienst
- 1.
Aan de ambtenaar voor wie een salarisschaal geldt met een lager maximumsalaris dan dat van schaal 11 en voor wie werktijden zijn vastgesteld conform artikel 3:3 lid 1 van de CAR/UWO wordt een toelage toegekend op grond van artikel 3:3 van de CAR/UWO met inachtneming van lid 2 en 3 van artikel 3:3.
- 2.
De toelage als bedoeld in het eerste lid bedraagt per gewerkt uur een percentage van het voor de ambtenaar geldende salaris per uur en wel:
- a.
20% voor de uren op maandag tot en met vrijdag tussen 06:00 en 08:00 uur en tussen 18:00 en 22:00 uur;
- b.
40% voor de uren op zaterdag tussen 06:00 en 22:00;
- c.
40% voor de uren op maandag tot en met zaterdag tussen 00:00 en 06:00 uur;
- d.
en tussen 22:00 en 24:00;
- e.
65% voor de uren op zondag en op de feestdagen genoemd in artikel 4:2: lid 3 van de CAR/UWO, met dien verstande dat de genoemde percentages worden berekend over het eigen salaris per uur tot ten hoogste het salaris per uur, dat is afgeleid van het salaris behorende bij het maximumsalaris van salarisschaal 6.
- 3.
Voor de in het vorige lid onder a genoemde morgen- en avonduren wordt de toelage slechts toegekend, indien de arbeid is aangevangen voor 07:00 uur, respectievelijk is beëindigd na 19:00 uur;
- 4.
Aan de ambtenaar waarvoor bij rooster wisselende werktijden zijn vastgesteld anders dan tussen 08:00 en 18:00 uur op maandag tot en met vrijdag wordt in verband met de aard van de werkzaamheden een toelage toegekend van 3,25% van het brutosalaris per maand tot ten hoogste het maximumsalaris van salarisschaal 4;
- 5.
Bij ziekte wordt de toelage onregelmatige dienst doorbetaald. De hoogte van de toelage onregelmatige dienst wordt bepaald aan de hand van een referteperiode van twaalf hele maanden voorafgaand aan de maand waarin men ziek is geworden.
Artikel 20a. Buitendagvenstervergoeding
- 1.
De medewerker die door het college is aangewezen om arbeid te verrichten buiten het dagvenster heeft recht op een buitendagvenstervergoeding. De buitendagvenstervergoeding bedraagt:
- a.
50% van het uurloon van de medewerker over de gewerkte uren buiten het dagvenster tussen maandag 00:00 uur en vrijdag 24:00 uur;
- b.
75% van het uurloon van de medewerker over de uren gewerkt op zaterdag;
- c.
100% van het uurloon van de medewerker over de uren gewerkt op zondag en op feestdagen.
- 5.
De gewerkte uren buiten het dagvenster worden in tijd gecompenseerd. De medewerker maakt hierover afspraken met de direct leidinggevende.
- 6.
Om redenen van dienstbelang kan de direct leidinggevende de medewerker incidenteel verzoeken om werkzaamheden te verrichten op werktijden binnen het dagvenster die afwijken van de afspraken die hierover zijn gemaakt. Mochten de medewerker en de direct leidinggevende hierover geen overeenstemming bereiken dan heeft de medewerker recht op een vergoeding voor de gewerkte uren ter hoogte van de laagste buitendagvenstervergoeding (= 50%).
- 7.
Geen buitendagvenstervergoeding wordt genoten door medewerkers waarvoor salarisschaal 11 of hoger geldt.
Artikel 21. Toelage beschikbaarheids- en bereikbaarheidsdienst
- 1.
Aan de ambtenaar voor wie een salarisschaal geldt met een lager maximumsalaris dan dat van schaal 11 en die buiten de werktijdenregeling als bedoeld in artikel 4:1 en 4:2 van de CAR/UWO ingevolge een schriftelijke aanwijzing van burgemeester en wethouders zich regelmatig of vrij regelmatig bereikbaar en beschikbaar moeten houden teneinde bij oproep arbeid te gaan verrichten, wordt een toelage toegekend;
- 2.
De toelage bedraagt per uur van bereikbaarheid en beschikbaarheid een percentage van het salaris per uur dat overeenkomt met het maximumsalaris van schaal 4 en wel:
- A.
16%, indien het in het eerste lid bedoelde tijdvak valt op een zondag of een feestdag;
- B.
10%, indien het in het eerste lid bedoelde tijdvak valt op andere dan onder a bedoelde dagen.
- 3.
In afwijking van het bepaalde in lid 2 wordt aan de ambtenaar die zich ten behoeve van controle op de weg op eventuele gladheid dan wel de gladheidsbestrijding dan wel voor het verrichten van sneeuwruimings- of strooiwerkzaamheden gedurende het winterseizoen beschikbaar moet houden een toelage van 3,25% van het bruto maximumsalaris van schaal 4, zijnde € 14,67 (1-4-2012) per dag toegekend. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder winterseizoen de periode 15 oktober tot 15 maart verstaan.
Artikel 22. Inconveniëntentoelage (vuilwerktoelage)
- 1.
De ambtenaar, die werkzaam is bij de onderdelen Tractie, Reiniging, Onderhoud en Groenvoorziening van de Afdeling Ruimtelijke Zaken ontvangt voor het verrichten van onaangenaam of gevaarlijk arbeid een maandelijkse toelage van € 18,60 (1-4-2012);
- 2.
Niet voor de in het eerste lid genoemde toelage komen in aanmerking:
- -.
leidinggevend en administratief personeel;
- 3.
Dit betreft een geïndexeerde toelage aan de hand van de in de CAO gemeenten overeengekomen loonstijging.
Artikel 23. BHV / EHBO-toelage
- 1.
De ambtenaar die in bezit is van een geldig EHBO-diploma ontvangt een bruto toelage van € 11,32 (1-4-2012); bruto per maand;
- 2.
Dit betreft een geïndexeerde toelage aan de hand van de in de CAO gemeenten overeengekomen loonstijging.
Artikel 24. Schadevrij rijden toelage
- 1.
Chauffeurs van gemeentelijke motorvoertuigen, voor het berijden waarvan rijbewijs C is vereist, en die het hele jaar schadevrij hebben gereden, ontvangen over dat kalenderjaar een toeslag toe van 7% van het bruto maand salaris van schaal 4, anciënniteit 11;
- 2.
Dit betreft een geïndexeerde toelage aan de hand van de in de CAO gemeenten overeengekomen loonstijging.
Artikel 25. Theevergoeding
- 1.
Uitvoerende medewerkers werkzaam bij de onderdelen Reiniging en tractie, Groenvoorziening en Onderhoud van de afdeling Ruimtelijke Zaken ontvangen een maandelijkse vergoeding van € 6,50 (1-4-2012); als koffie en theevergoeding;
- 2.
Dit betreft een geïndexeerde toelage aan de hand van de in de CAO gemeenten overeengekomen loonstijging.
Artikel 26. Calamiteitentelefoon en alarmopvolging
- 1.
Aan de ambtenaar die ingeroosterd wordt in verband met de calamiteitentelefoon en alarmopvolging wordt een vergoeding van € 23,15 (1-4-2012) netto per week toegekend;
- 2.
Dit betreft een geïndexeerde toelage aan de hand van de in de CAO gemeenten overeengekomen loonstijging.
Artikel 27. Afbouwtoelage en blijvende toelage
- 1.
Aan de ambtenaar wiens bezoldiging als gevolg van het buiten zijn toedoen beëindigen of verminderen van de toelage als bedoeld in de artikelen 20,21 en 22, een blijvende verlaging ondergaat wordt door burgemeester en wethouders een aflopende toelage toegekend, indien:
- a.
die blijvende verlaging ten minste 3% bedraagt van de som van het salaris en de toelage als bedoeld in artikel 14;
- b.
de ambtenaar de toelage -als bedoeld in artikel 20,21 en 22-direct voorafgaande aan het tijdstip van vorenbedoelde beëindiging of vermindering ervan, gedurende ten minste twee jaar zonder wezenlijke onderbreking heeft genoten.
- 2.
In afwijking van het bepaalde in het vorige lid wordt aan de ambtenaar van 55 jaar en ouder wiens bezoldiging een blijvende verlaging ondergaat, als gevolg van het buiten zijn toedoen beëindigen of verminderen van een toelage -als bedoeld in artikel 20,21 en 22- een blijvende toelage toegekend, indien de ambtenaar de toelage direct voorafgaande aan het tijdstip van vorenbedoelde beëindiging of vermindering ervan gedurende ten minste 10 jaar heeft genoten zonder wezenlijke onderbreking;
- 3.
De in het eerste lid genoemde aflopende toelage gaat over in een blijvende toelage als bedoeld in het tweede lid, wanneer de ambtenaar de leeftijd van 55 jaar heeft bereikt en hij onmiddellijk voor de aanvang van de toelage gedurende ten minste 10 jaar zonder wezenlijke onderbreking een toelage heeft genoten, als bedoeld in artikel 20,21 en 22;
- 4.
Onder een wezenlijke onderbreking wordt verstaan een onderbreking van langer dan twee maanden;
- 5.
Burgemeester en wethouders stellen voor de uitvoering van dit artikel nadere regels vast in overleg met het G.O.
Artikel 28. Verrichten van nachtdiensten door 55+ers
- 1.
Medewerkers van 55 jaar en ouder kunnen niet worden verplicht tot het verrichten van nachtdiensten. Onder nachtdiensten wordt verstaan een dienst waarvan de uren vallen tussen 22:00 en 06:00 uur, met uitzondering van de diensten die volgens de werktijdenregeling maximaal 2 uur na 22:00 uur eindigen;
- 2.
Indien de medewerker dit wenst, kan de onregelmatige dienst worden afgebouwd. De bijbehorende toelage wordt in drie jaar afgebouwd naar respectievelijk 75, 50 en 25% van het oorspronkelijke bedrag;
- 3.
De berekeningsbasis voor de afbouwtoelage wordt als volgt vastgesteld: ten eerste wordt het bedrag bepaald dat een belanghebbende in het afgelopen jaar gemiddeld heeft gekregen voor het werken in onregelmatige dienst, inclusief de nachtdienst. Daarvan wordt afgetrokken het bedrag dat ontvangen wordt voor onregelmatige dienst zonder nachtdienst. Op deze berekeningsbasis wordt het percentage van 75, 50 en 25% toegepast. Voor personen die de toelage langer dan 10 jaar hebben gehad, is de afbouwtoelage blijvend gelijk aan de berekeningsbasis;
- 4.
Wanneer een belanghebbende na het op hem van toepassing verklaren van dit artikel toch nog incidenteel nachtdiensten verricht, wordt de vergoeding daarvoor verrekend met de compensatie die hij ontvangt.
Artikel 29. Slotbepalingen
Voor gevallen waarin deze regeling niet of niet naar billijkheid voorziet, treffen burgemeester en wethouders een bijzondere regeling.
Artikel 30
Deze verordening treedt in werking op 1 april 2015 en heet "Regeling bezoldiging” onder gelijktijdige intrekking van de regeling van 10 januari 2014.
Aldus vastgesteld in de vergadering van burgemeester en wethouders van de gemeente Harlingen.
Harlingen, 10 maart 2015
Burgemeester en wethouders voornoemd,
W. R. Sluiter J.S.W. Ozenga
burgemeester gemeentesecretaris