Organisatie | Oirschot |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Damoclesbeleid gemeente Oirschot (Handhavingsbeleid op artikel 13b Opiumwet) |
Citeertitel | Damoclesbeleid gemeente Oirschot (Handhavingsbeleid op artikel 13b Opiumwet) |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Geen.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
20-02-2015 | nieuwe regeling | 06-01-2015 Oirschots Weekjournaal, 09-02-2015 | JCS |
Sinds 1 januari 2013 vormen de gemeenten Bergeijk, Best, Bladel, Eersel, Oirschot, Reusel-de Mierden, Veldhoven, Waalre het basisteam Kempen. Deze gemeenten hebben gezamenlijk een aantal prioriteiten opgesteld die in Kempenverband worden opgepakt. De aanpak van ondermijning en georganiseerde criminaliteit, waaronder de aanpak van drugs (soft- en harddrugs), is een van deze prioriteiten.
Omdat criminelen zich niets van gemeentegrenzen aan trekken, is het van belang om in Kempenverband de toe te passen bestuursrechtelijke maatregelen op elkaar af te stemmen. De burgemeesters van de Kempengemeenten hebben in hun vergadering van 7 juni 2013 besloten om gezamenlijk eenzelfde handhavingsbeleid voor artikel 13b Opiumwet vast te stellen. Dit handhavingsbeleid is overgenomen van de B5-gemeenten, Breda, Eindhoven, Helmond, ’s-Hertogenbosch en Tilburg, die bij de ontwikkeling hiervan zijn ondersteund en geadviseerd door het Regionaal Informatie- en Expertisecentrum Zuid-West Nederland en het programmabureau Taskforce B5. Het handhavingsbeleid van de gemeenten in basisteam Kempen is geëvalueerd in september 2014. Deze evaluatie heeft geleid tot onderstaand beleid.
Voor de bestuursrechtelijke handhaving van de verboden in de zin van artikel 2 (verbod op aanwezigheid van harddrugs, Lijst I) en artikel 3 (verbod op aanwezigheid van softdrugs, Lijst II) van de Opiumwet, is in die wet artikel 13b opgenomen1.
Artikel 13b Opiumwet luidt als volgt:
Eveneens is de ‘Aanwijzing Opiumwet’ van het college van procureurs-generaal van het Openbaar Ministerie d.d. 13-12-2012 van kracht (in werking getreden per 1 januari 2013; Staatscourant 2012, 26938), waarop het beleid is afgestemd.
1Artikel 13b Opiumwet wordt in beginsel niet toegepast in het geval er alleen een kleine hoeveelheid drugs wordt aangetroffen bestemd voor eigen gebruik (softdrugs ≤ 5 gram, harddrugs ≤ 0,5 gram).
3. Damoclesbeleid (Handhavingsbeleid artikel 13b Opiumwet)
Deze beleidsregel ziet op de bevoegdheid tot het sluiten van panden door de
burgemeester bij verkoop, aflevering of verstrekking dan wel daartoe aanwezig zijn van een middel als bedoeld in lijst I of II vanuit woningen of lokalen en daarbij behorende erven.
Zoals de redactie van artikel 13b Opiumwet aangeeft, heeft de burgemeester voor de handhaving van de handel in drugs in panden de mogelijkheid bestuursdwang toe te passen.
Om betrokkenen niet in de gelegenheid te stellen een financiële belangenafweging te maken en vanwege het gewenste effect van de last onder bestuursdwang, wordt er in beginsel geen gebruik gemaakt van het opleggen van een last onder dwangsom.
Zienswijzen/spoedeisende bestuursdwang
Al naar gelang de omstandigheden van het geval kan gekozen worden voor toepassing van spoedeisende bestuursdwang of wordt alvorens tot besluitvorming over te gaan de belanghebbende in de gelegenheid gesteld een zienswijze kenbaar te maken. In de artikelen 5:21 e.v. Algemene wet bestuursrecht (Awb) zijn de procedureregels opgenomen die gevolgd moeten worden, indien tot toepassing van bestuursdwang wordt overgegaan.
Het beleid betreffende de bestuurlijke handhaving van artikel 13b Opiumwet wordt onderverdeeld in de volgende categorieën:
De gemeente kent een nul-beleid voor coffeeshops. Om deze reden is deze categorie niet meegenomen in dit beleid.
In deze beleidsregel wordt onder ‘drugshandel’ verstaan: de verkoop, aflevering of verstrekking dan wel daartoe aanwezigheid van een middel als bedoeld in lijst I of II behorende bij de Opiumwet in een woning of lokaal en/of de daarbij behorende erven.
De wetgever heeft ervan afgezien het begrip ‘woning’ te definiëren. De burgemeester verstaat in het kader van de bestuurlijke handhaving van de Opiumwet onder een ‘woning’: een pand dat (of ruimte die) in de aangetroffen staat voor bewoning wordt gebruikt (woongenot) en mag worden gebruikt. Of een woning in de aangetroffen staat wordt gebruikt als woonruimte en er dan ook sprake is van het hebben van woongenot, blijkt uit de feitelijke constatering ter plaatse, zoals dat veelal wordt verwoord in het rapport van bevindingen dan wel bestuurlijke rapportage van de politie.
Indien er geen sprake is van een ‘woning’, wordt het pand/de ruimte beschouwd als ‘lokaal’ in de zin van dit beleid. Dit is onder andere het geval als er sprake is van schijnbewoning.
Ook vallen de voor publiek toegankelijke lokalen en bijbehorende erven (zoals winkels en horecabedrijven) en de niet voor publiek toegankelijke lokalen en bijbehorende erven (zoals loodsen, magazijnen en andere bedrijfsruimten) in deze categorie.
Voor de uitvoering van het beleid is in dit beleid een handhavingsarrangement vastgesteld waarin de diverse verschijningsvormen van drugshandel met daarop de bestuursrechtelijke maatregelen worden weergegeven.
Om de naamsbekendheid van het drugspand en de aanloop naar de betreffende locatie teniet te doen, zijn de termijnen die in dit beleid zijn genoemd noodzakelijk. Sluiting is gerechtvaardigd ter bescherming van de openbare orde en het woon– en leefklimaat.
Handel in harddrugs is een dermate ernstige verstoring van de openbare orde dat er direct, zonder voorafgaande waarschuwing, tot sluiting kan worden overgegaan. Ook draagt het aanwezig hebben van harddrugs in een al dan niet voor publiek openstaand gebouw op zichzelf reeds het risico van negatieve effecten op de openbare orde in zich.
A. Woningen en daarbij behorende erven: drugshandel
Doordat de sluiting van woningen zwaarder ingrijpt op de persoonlijke levenssfeer van betrokkene(n) dan de sluiting van lokalen wordt onderscheid gemaakt tussen woningen en lokalen. De essentie ligt daarin dat er in bewoonde woningen sprake is van het hebben van een woongenot en de daaraan sterk gerelateerde persoonlijke levenssfeer.
De volgende bestuurlijke maatregelen worden genomen bij woningen:
Harddrugs in woningen en bijbehorende erven
Indien in woningen of bij woningen behorende erven drugshandel plaatsvindt ten aanzien van een middel als bedoeld in lijst I (harddrugs) met een handelshoeveelheid van > 0,5 gram2 volgt bij een 1ste constatering van een overtreding van de Opiumwet een sluiting van 3 maanden. Bij constatering van een 2de overtreding van de Opiumwet in een woning of bij woningen behorende erven binnen twee jaar na de eerste constatering, vindt een sluiting plaats van 6 maanden. Bij constatering van een 3de constatering van de Opiumwet binnen twee jaar na de tweede constatering, vindt een sluiting voor onbepaalde tijd plaats.
Softdrugs in woningen en bijbehorende erven
Indien in woningen of bij woningen behorende erven drugshandel plaatsvindt ten aanzien van een middel als bedoeld in lijst II (softdrugs) met een handelshoeveelheid van > 30 gram of > 5 planten ontvangen zij een op schrift gestelde bestuurlijke waarschuwing. Deze waarschuwing geldt voor een termijn van twee jaar.
Bij constatering van een 2de overtreding van de Opiumwet binnen twee jaar na de eerste constatering in een woning of bij woningen behorende erven vindt er een sluiting plaats van 3 maanden. Bij constatering van een 3de overtreding van de Opiumwet binnen twee jaar na de tweede constatering vindt er een sluiting plaats van 6 maanden en bij constatering van een 4de overtreding van de Opiumwet binnen twee jaar na de derde constatering, een sluiting van 12 maanden. Bij constatering van een 5de overtreding van de Opiumwet kan ex art. 77, lid 7 Onteigeningswet tot onteigening van het pand worden overgegaan.
2 Hierbij wordt het volgende onderscheid gemaakt: 0,5 gram harddrugs (bijv. cocaïne/amfetamine), 1 pil/tablet (bijv. XTC), 1 bolletje, 1 wikkel en 5 ml (bijv. 1 ampul/buisje/consumptie-eenheid GHB). Dit op basis van de Aanwijzing Opiumwet.
B. Lokalen en daarbij behorende erven: drugshandel
Drugshandel in of bij lokalen vormt een ernstige aantasting van de openbare orde, veiligheid en volksgezondheid. Daarbij legt een illegaal verkooppunt een zware druk op de omgeving. Zeker in woongebieden wordt de aanwezigheid daarvan als zeer belastend ervaren. Illegale verkooppunten (de drugshandel zoals dat hierboven is gedefinieerd) vormen een bedreiging voor de sociale veiligheid in de buurt en leiden vaak tot verloedering van het straatbeeld.
Lokalen en daarbij behorende erven worden gesloten in de volgende gevallen:
- Harddrugs in lokalen en bijbehorende erven
Bij een 1ste constatering dat in al dan niet voor publiek toegankelijke lokalen en daarbij behorende erven drugshandel t.a.v. harddrugs met een handelshoeveelheid van > 0,5 gram3 plaatsvindt, wordt het pand gesloten voor de duur van 12 maanden. Bij een 2de constatering van de Opiumwet binnen twee jaar na de eerste constatering wordt het pand gesloten voor onbepaalde tijd.
Softdrugs in lokalen en bijbehorende erven
Bij een 1ste constatering dat in al dan niet voor publiek toegankelijke lokalen en daarbij behorende erven drugshandel ten aanzien van softdrugs met een handelshoeveelheid van > 30 gram of > 5 planten plaatsvindt, wordt het pand gesloten voor de duur van 6 maanden. Bij constatering van een 2de overtreding van de Opiumwet binnen twee jaar na de eerste constatering wordt een sluiting van 12 maanden bevolen. Bij constatering van een 3de overtreding van de Opiumwet binnen twee jaar na de tweede constatering, vindt een sluiting plaats voor onbepaalde tijd.
3 Hierbij wordt het volgende onderscheid gemaakt: 0,5 gram harddrugs (bijv. cocaïne/amfetamine), 1 pil/tablet (bijv. XTC),
1 bolletje, 1 wikkel en 5 ml GHB (bijv. 1 ampul/buisje/consumptie-eenheid GHB). Dit op basis van de Aanwijzing Opiumwet.
Bij cumulatie van overtredingen en op te leggen maatregelen is de zwaarst gestelde maatregel van toepassing of kan worden afgeweken van het beleid (zie hieronder).
De bestuurlijke maatregelen zijn in dit beleid weergegeven. In beginsel wordt er overeenkomstig dit beleid besloten. Er kunnen zich echter situaties voordoen die dermate ernstig zijn dat van dit beleid afgeweken moet worden. Ook indien niet dezelfde overtreding voor de 2e of 3e keer is begaan, maar een overtreding uit een andere categorie, kan er aanleiding zijn van dit beleid af te wijken.
Van de in dit beleid opgenomen maatregelen kan door de burgemeester dan ook gemotiveerd worden afgeweken. Dat kan bijvoorbeeld betekenen dat bij zeer ernstige overtredingen een stap wordt overgeslagen of voor een langere periode wordt gesloten.
Relevante indicatoren voor bepalen zwaarte sanctie
De navolgende (niet-limitatieve) indicatoren zijn betrokken bij het bepalen van de zwaarte voor de op te leggen sancties:
het bestaan van een vermoeden dat de bewoner(s)/betrokkene(n) verkeert/verkeren in kringen van personen met antecedenten (hierbij moet met name gedacht worden aan antecedenten t.a.v. de Opiumwet of de Wet Wapens en Munitie, maar ook antecedenten op het gebied van geweld jegens personen of zaken, zoals mishandeling, bedreiging, vernieling of diefstal e.d. kunnen een rol spelen);