Organisatie | Opsterland |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Handhavingsverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ Opsterland 2015 |
Citeertitel | Handhavingsverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ Opsterland 2015 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Deze verordening treedt in werking met terugwerkende kracht per 1-1-2015.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
09-02-2015 | 01-01-2015 | nieuwe regeling | 12-01-2015 Gemeenteblad, 2015, nr. 11380, 09-02-2015 | 2014-47773 |
De raad van de Gemeente Opsterland,
Gezien het advies van het CUMO van 12 november 2014;
Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 16 december 2014;
Gelet op artikel 147, eerste lid van de Gemeentewet, artikel 8b van de Participatiewet en de artikelen 35, eerste lid, onderdeel c van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;
- de gemeenteraad bij verordening regels stelt met betrekking tot het handhaven van verplichtingen verbonden aan het ontvangen van bijstand of uitkering;
Handhavingsverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ Opsterland 2015
1. In deze verordening wordt verstaan onder:
a. Wet: de Participatiewet, de Wet Inkomensvoorziening Oudere en gedeeltelijk Arbeidsongeschikte werkloze Werknemers en de Wet Inkomensvoorziening Oudere en gedeeltelijk Arbeidsongeschikte gewezen Zelfstandigen.
b. Belanghebbende: de persoon die recht heeft of had op een uitkering op grond van de wet.
c. College: het college van burgemeester en wethouders van Opsterland.
d. Gemeente: gemeente Opsterland.
e. Handhaven: het bewerkstelligen dat de wet wordt nageleefd.
f. Fraude: het ten onrechte geheel of gedeeltelijk ontvangen van een uitkering door het verstrekken van onjuiste of onvolledige inlichtingen aan de gemeente.
g. Misbruik: het in strijd met de wettelijke voorschriften ontvangen van een uitkering of i nkomensvoorziening, waarbij het ten onrechte ontvangen aan de belanghebbende is te wijten.
h. Oneigenlijk gebruik: het ontvangen van een uitkering of inkomensvoorziening volgens de regels van de wet, maar in strijd met of tegen de bedoeling van die regels.
i. Benadelingsbedrag: het bedrag aan kosten van uitkeringen dan wel uitkeringen uit aanverwante regelingen, dat ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend.
2. De begrippen die in de verordening worden gebruikt, hebben een gelijkluidende betekenis als de omschrijving in de Participatiewet, IOAW of IOAZ.
Artikel 2. Opdracht aan het college
1. Het college zorgt voor een rechtmatige en doelmatige uitvoering van de wet, waaronder de bestrijding van fraude en tevens van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet.
2. Het college stelt een handhavingsplan vast waarin ten minste staat beschreven:
a. de wijze waarop het college informatie geeft over de rechten en plichten die zijn verbonden aan het ontvangen van een uitkering en over de consequenties van fraude, misbruik en oneigenlijk gebruik;
b. de maatregelen gericht op fraudepreventie;
c. de wijze van controle bij de aanvraag, de voortzetting en bij beëindiging van de uitkering;
d. de handelwijze bij inconsistenties, alsmede het gebruik van signaal- en risicosturing bij de beoordeling van het recht op uitkering;
e. de uitvoering van onderzoeken en bestandsvergelijkingen waarbij actuele gegevens worden gecontroleerd en vergeleken.
Artikel 3. Boeten, recidive en maatregelen
1. Indien de belanghebbende onjuiste, onvolledige of in het geheel geen inlichtingen verstrekt die van belang zijn of kunnen zijn voor de bepaling van de hoogte, de duur en de voortzetting van de uitkering of de inkomensvoorziening, legt het college een boete op conform de wettelijke bepalingen.
2. Bij herhaling van de schending van de inlichtingenplicht (recidive), als bedoeld in de artikelen 8, lid 1, onder d en 60b van de Participatiewet, worden de bepalingen in de Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive toegepast.
3. Indien de belanghebbende gedragingen vertoont, waardoor algemeen geaccepteerde arbeid niet wordt behouden of één van de verplichtingen gericht op arbeidsinschakeling of tegenprestatie op grond van artikel 9, 9a, 18, lid 4 en 55 Participatiewet, respectievelijk artikel 37 en 38 IOAW of IOAZ, niet of onvoldoende worden nagekomen, een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan heeft getoond, als bedoeld in artikel 18, lid 2, Participatiewet of zich zeer ernstige misdraagt jegens de met de uitvoering van deze wet belaste personen en instanties tijdens het verrichten van hun werkzaamheden als bedoeld in artikel 9, lid 6 Participatiewet, wordt overeenkomstig de Maatregelverordening een maatregel opgelegd.
Artikel 4. Terugvordering en invordering
1. Het college vordert de kosten van bijstand en inkomensvoorziening terug conform de bepalingen in de Participatiewet, IOAW en IOAZ, voor zover zich hier geen andere wettelijke regeling tegen verzet.
2. Het college stelt nadere regels met betrekking tot de terug- en invordering van de bijstand en inkomensvoorziening vast in beleidsregels.
1. Het college verhaalt de kosten van bijstand conform de bepalingen in de wet.
2. Het college stelt nadere regels met betrekking tot verhaal van de bijstand vast in beleidsregels.
Artikel 6. Aangifte Openbaar Ministerie
Indien een gedraging van een belanghebbende als bedoeld in artikel 4, lid 1 leidt tot benadeling van de gemeente, doet het college, onverminderd de mogelijkheid tot terugvordering, aangifte bij het Openbaar Ministerie, in overeenstemming met het door het Openbaar Ministerie op dit punt gehanteerde uitgangspunten.
Artikel 7. Uitvoering, nadere beleidsregels, onvoorziene situaties en hardheidsclausule
1. De uitvoering van deze verordening berust bij het college.
2. Het college kan ten behoeve van de uitvoering van deze verordening nadere beleidsregels stellen.
3. In situaties waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.
4. Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.
Artikel 8.Citeertitel, inwerkingtreding en intrekking
1. Deze verordening kan worden aangehaald als “Handhavingsverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ Opsterland 2015”.
2. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015 onder gelijktijdige intrekking van de Handhavingsverordening Werk en Inkomen Opsterland 2014.