Organisatie | Terschelling |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Terschelling 2-15 |
Citeertitel | Verordening maatschappelijke ondersteuning 2015 Gemeente Terschelling. |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2015 | 01-12-2015 | nieuwe regeling | 25-11-2014 | 2014/83 |
De raad van de gemeente Terschelling;
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 21 oktober 2014;
gelet op de artikelen 2.1.3, 2.1.4, [eerste, tweede,] derde en zevende lid, [2.1.5, eerste lid,] 2.1.6,
[2.1.7, 2.3.6, vierde lid,] en 2.6.6, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;
gezien het advies van de Koepel Wmo Noardwest Fryslân;
- dat burgers een eigen verantwoordelijkheid dragen voor de wijze waarop zij hun leven inrichten en deelnemen aan het maatschappelijk leven;
- dat van burgers verwacht mag worden dat zij elkaar daarin naar vermogen bijstaan;
- dat burgers die zelf, dan wel samen met personen in hun omgeving onvoldoende
zelfredzaam zijn of onvoldoende in staat zijn tot participatie, een beroep moeten
kunnen doen op ondersteuning door de gemeente i.c. de Dienst Sociale Zaken en
Werkgelegenheid Noardwest Fryslân, zodat zij zo lang mogelijk in de eigen
leefomgeving kunnen blijven wonen;
- dat het noodzakelijk is om regels vast te stellen ter uitvoering van het beleidsplan als bedoeld in artikel 2.1.2 van de wet met betrekking tot de ondersteuning bij de
versterking van de zelfredzaamheid en participatie van personen met een beperking of met chronische psychische of psychosociale problemen, beschermd wonen en opvang;
- dat het noodzakelijk is om de toegankelijkheid van voorzieningen, diensten en ruimten voor mensen met een beperking te bevorderen en daarmee bij te dragen aan het
realiseren van een inclusieve samenleving;
vast te stellen de Verordening maatschappelijke ondersteuning Gemeente Terschelling 2015.
In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a) Dienst SoZaWe de Dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid Noardwest
b) dagelijks bestuur het dagelijks bestuur van de Dienst Sociale Zaken en
Werkgelegenheid Noardwest Fryslân;
c) college het college van burgemeester en wethouders van de
d) raad de gemeenteraad van de gemeente Terschelling;
e) beleidsregels Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning;
f) besluit Wmo landelijk Uitvoeringsbesluit maatschappelijke
g) financieel besluit Wmo: Financieel Besluit maatschappelijke ondersteuning Wmo 2015
h) algemeen gebruikelijke voorziening: voorziening die niet speciaal is bedoeld is voor
mensen met een beperking en die algemeen verkrijgbaar is en
niet of niet veel duurder is dan vergelijkbare producten;
i) algemene voorziening: aanbod van diensten of activiteiten dat, zonder voorafgaand
onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en
mogelijkheden van de gebruikers, toegankelijk is en dat is gericht
op maatschappelijke ondersteuning.
j) andere voorziening: voorziening anders dan in het kader van de Wet
maatschappelijke ondersteuning 2015;
k) maatwerkvoorziening: op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van
een persoon afgestemd geheel van diensten, hulpmiddelen,
woningaanpassingen en andere maatregelen ten behoeve van
zelfredzaamheid, participatie en beschermd wonen en opvang
als bedoeld in artikel 1.1.1. van de wet;
l) bijdrage in de kosten: bijdrage als bedoeld in artikel 2.1.4, eerste lid, van de wet;
m) gesprek: gesprek in het kader van het onderzoek als bedoeld in artikel
2.3.2, eerste lid, van de wet;
n) hulpvraag: behoefte aan maatschappelijke ondersteuning als bedoeld in
artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet;
o) melding: kenbaar maken van de hulpvraag aan het college als bedoeld
in artikel 2.3.2, eerste lid van de wet;
p) pgb: persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 1.1.1 van de
q) wet: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015).
r) ingezetene: cliënt die hoofdverblijf heeft in de gemeente Terschelling;
s) onverwijld: zo spoedig mogelijk, maar in ieder geval binnen drie
t) persoonlijk plan: plan waarin de cliënt de omstandigheden, bedoeld in artikel
2.3.2, vierde lid, onderdelen a tot en met g van de wet,
beschrijft en aangeeft welke maatschappelijke ondersteuning naar zijn mening het meest is aangewezen;
u) hoofdverblijf: de woonruimte waar de aanvrager zijn vaste woon- en
verblijfplaats heeft en in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens staat ingeschreven of het feitelijke woonadres indien een aanvrager met een briefadres is ingeschreven of zal staan ingeschreven.
Hoofdstuk 2 Melding, onderzoek en aanvraag
Voor het gesprek verschaft de cliënt het college alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover hij
redelijkerwijs de beschikking kan krijgen. De cliënt verstrekt in ieder geval een
identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter
Het college onderzoekt in een gesprek tussen deskundigen en de degene door of
namens wie de melding is gedaan, dan wel diens vertegenwoordiger en waar mogelijk met
de mantelzorger of mantelzorgers en desgewenst familie, zo spoedig mogelijk en voor
a. de behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren van de cliënt;
b. het gewenste resultaat van het verzoek om ondersteuning;
c. de mogelijkheden om op eigen kracht of met gebruikelijke hulp of algemeen
gebruikelijke voorzieningen zijn zelfredzaamheid of zijn participatie te handhaven of te verbeteren, of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;
d. de mogelijkheden om met mantelzorg of hulp van andere personen uit zijn sociaal
netwerk te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;
e. de behoefte aan maatregelen ter ondersteuning van de mantelzorger van de cliënt;
f. de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening, zoals
opgenomen in het beleidsplan, bedoeld in artikel 2.1.2. Wmo 2015, of door het
verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, of de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of
g. de mogelijkheden om door middel van samenwerking met zorgverzekeraars en
zorgaanbieders als bedoeld in de Zorgverzekeringswet en partijen op het gebied van
publieke gezondheid, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen, te komen tot een zo goed mogelijk afgestemde dienstverlening met het oog op de behoefte aan verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie of aan beschermd wonen en opvang;
h. de mogelijkheid om een maatwerkvoorziening te verstrekken;
i. welke bijdragen in de kosten de cliënt met toepassing van het bepaalde bij of krachtens artikel 2.1.4 van de wet verschuldigd zal zijn, en
j. de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een pgb, waarbij de cliënt in begrijpelijke bewoordingen wordt ingelicht over de gevolgen van die keuze.
Het college en het dagelijks bestuur zijn bevoegd om, voor zover dit van belang kan zijn voor het onderzoek, degene door of namens wie een melding of aanvraag is ingediend of bij gebruikelijke hulp diens relevante huisgenoten:
a. op te roepen in persoon te verschijnen op een door het college of dagelijks bestuur te bepalen plaats en tijdstip en hem te bevragen.
b. op een door het college of dagelijks bestuur te bepalen plaats en tijdstip door een of meer daartoe aangewezen deskundigen te doen bevragen en/of onderzoeken.
Het college of dagelijks bestuur kan een door hem daartoe aangewezen adviesinstantie om advies vragen indien:
a. het een melding of aanvraag betreft van een persoon die niet eerder een voorziening heeft gehad c.q. met wie niet eerder een gesprek als bedoeld in artikel 6 is gevoerd.
b. het een melding of aanvraag betreft van een persoon die wel eerder een voorziening heeft gehad of een gesprek zoals bedoeld in artikel 5 heeft gevoerd, maar waarvan de medische omstandigheden zodanig zijn veranderd dat die gewijzigde omstandigheden de noodzaak van een voorziening of de soort van voorziening kunnen beïnvloeden.
c. het college of dagelijks bestuur dat om andere redenen gewenst vindt.
Hoofdstuk 3 Maatwerkvoorziening
Artikel 9 Criteria voor een maatwerkvoorziening
Een cliënt komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening:
a. ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het dagelijks bestuur niet kan verminderen:
• met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk;
• met gebruikmaking van algemeen gebruikelijke voorzieningen; of
• met gebruikmaking van algemene voorzieningen.
De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in
voorgaande hoofdstuk bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of
participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven, of
b. ter compensatie van de problemen bij het zich handhaven in de samenleving van de cliënt met psychische of psychosociale problemen en de cliënt die de thuissituatie heeft verlaten, al dan niet in verband met risico’s voor zijn veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, voor zover de cliënt deze problemen naar het oordeel van het
dagelijks bestuur niet kan verminderen of wegnemen:
• met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk; of
• met gebruikmaking van algemene voorzieningen.
De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in het voorgaande hoofdstuk bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het voorzien in de behoefte van de cliënt aan beschermd wonen of opvang en aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld zo zich snel mogelijk weer op eigen kracht te handhaven in de samenleving.
Ten aanzien van een maatwerkvoorziening met betrekking tot zelfredzaamheid en
participatie geldt dat een cliënt alleen voor een maatwerkvoorziening in aanmerking komt
als de noodzaak tot ondersteuning:
a. voor de cliënt redelijkerwijs niet vermijdbaar was, en
b. voorzienbaar was, maar van de cliënt redelijkerwijs niet verwacht kon worden
maatregelen te hebben getroffen die de hulpvraag overbodig had gemaakt.
Als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is ter vervanging van een eerder door het
dagelijks bestuur verstrekte voorziening, wordt deze slechts verstrekt als de eerder
verstrekte voorziening technisch is afgeschreven,
a. tenzij de eerder verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van
omstandigheden die niet aan de cliënt zijn toe te rekenen;
b. tenzij de cliënt geheel of gedeeltelijk tegemoet komt in de veroorzaakte kosten, of
c. als de eerder verstrekte voorziening niet langer een oplossing biedt voor de behoefte van de cliënt aan maatschappelijke ondersteuning.
Artikel 10 Voorwaarden en weigeringsgronden
Geen maatwerkvoorziening wordt in ieder geval verstrekt:
a. voor zover met betrekking tot de problematiek die in het gegeven geval aanleiding geeft voor de noodzaak tot ondersteuning, een voorziening op grond van een andere wettelijke bepaling bestaat;
b. voor zover de cliënt op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk de beperkingen kan wegnemen;
c. voor zover de cliënt met gebruikmaking van algemene voorzieningen de beperkingen kan wegnemen;
d. indien de voorziening voor een persoon als cliënt algemeen gebruikelijk is;
e. indien het een voorziening betreft die de cliënt na de melding en vóór datum van
besluit heeft gerealiseerd of geaccepteerd, tenzij het dagelijks bestuur daarvoor
schriftelijk toestemming heeft verleend of de noodzaak achteraf nog kan worden
f. voor zover de aanvraag betrekking heeft op een voorziening die aan cliënt al eerder is verstrekt in het kader van enige wettelijke bepaling of regeling en de normale
afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet verstreken is, tenzij de eerder
vergoede of verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de cliënt zijn toe te rekenen, of tenzij cliënt geheel of gedeeltelijk
tegemoetkomt in de veroorzaakte kosten;
g. voor zover deze niet in overwegende mate op het individu is gericht;
h. indien de cliënt tekortschietend besef van verantwoordelijkheid heeft betoond.
Geen woonvoorziening wordt verstrekt:
a. voor zover de beperkingen voortvloeien uit de aard van de in de woning gebruikte
b. Indien de belanghebbende niet zijn/haar hoofdverblijf heeft in de gemeente;
c. voor zover het voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten betreft;
d. indien de noodzaak het gevolg is van een verhuizing waarvoor geen aanleiding bestaat op grond van beperkingen bij de zelfredzaamheid of participatie en er geen belangrijke reden voor verhuizing aanwezig is;
e. indien de cliënt niet is verhuisd naar de voor zijn of haar beperkingen op dat moment meest geschikte woning, tenzij daarvoor vooraf schriftelijk toestemming is verleend door het dagelijks bestuur.
Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in natura wordt in de beschikking in
a. welke de te verstrekken voorziening is en wat het beoogde resultaat daarvan is;
b. wat de ingangsdatum en duur van de verstrekking is;
c. hoe de voorziening wordt verstrekt;
d. indien van toepassing, welke andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn;
e. of een bijdrage in de kosten verschuldigd is en de daarbij door het dagelijks bestuur gehanteerde uitgangspunten, zoals de kostprijs van de voorziening.
Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb wordt in de
beschikking in ieder geval vastgelegd:
a. voor welk resultaat het pgb moet worden aangewend;
b. welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het pgb;
c. wat de hoogte van het pgb is en hoe hiertoe is gekomen;
d. wat de duur is van de verstrekking waarvoor het pgb is bedoeld;
e. de wijze van verantwoording van de besteding van het pgb, en
f. of een bijdrage in de kosten verschuldigd is en de daarbij door het dagelijks bestuur gehanteerde uitgangspunten, zoals de kostprijs van de voorziening
De hoogte van een pgb voor een zaak wordt bepaald op ten hoogste de kostprijs van de
zaak die de aanvrager op dat moment zou hebben ontvangen als de zaak in natura zou
zijn verstrekt. Voor zover dit geen onderdeel is van het pgb, kan het bedrag worden
aangevuld met een vergoeding voor onderhoud en verzekering.
Als de naturaverstrekking een tweedehands voorziening betreft, wordt de kostprijs daarop gebaseerd, met een looptijd gelijk aan de verkorte termijn waarop de zaak technisch is
afgeschreven, rekening houdend met onderhoud en verzekering.
Als de naturaverstrekking een nieuwe voorziening betreft, wordt de kostprijs daarop
gebaseerd, rekening houdend met een eventueel door de Dienst te ontvangen korting en
Een cliënt aan wie een pgb wordt verstrekt, kan diensten, hulpmiddelen, woning-
aanpassingen en andere maatregelen onder de volgende voorwaarden betreffende het
tarief, betrekken van een persoon die behoort tot het sociaal netwerk:
a. het die situaties betreft waarin het de gebruikelijke hulp overstijgt en dit aantoonbaar tot betere en effectievere ondersteuning leidt en aantoonbaar doelmatiger is;
b. dat deze persoon een lager tarief krijgt betaald voor zijn diensten dan het ingevolge het derde en vierde lid vastgestelde tarief, en
c. dat tussenpersonen of belangbehartigers niet uit het pgb mogen worden betaald.
Hoofdstuk 4 Informatieplicht, herziening en terugvordering
Artikel 14 Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking
Onverminderd artikel 2.3.8 van de Wmo 2015 doet een cliënt aan het college en het
dagelijks bestuur op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding
kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de Wmo 2015.
Onverminderd artikel 2.3.10 van de Wmo 2015 herziet dan wel trekt het dagelijks bestuur
een beslissing in als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de wet als het college of het
dagelijks bestuur vaststelt dat:
a. de cliënt onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;
b. de cliënt niet langer op de maatwerkvoorziening of het pgb is aangewezen;
c. de maatwerkvoorziening of het pgb niet meer toereikend is te achten;
d. de cliënt niet voldoet aan de aan de maatwerkvoorziening of het pgb verbonden
e. de cliënt de maatwerkvoorziening of het pgb niet of voor een ander doel gebruikt.
Als het dagelijks bestuur een beslissing op grond van het tweede lid, onder a, heeft
ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens door de cliënt
opzettelijk heeft plaatsgevonden, vordert het dagelijks bestuur van de cliënt en degene die daaraan opzettelijk zijn medewerking heeft verleend, geheel of gedeeltelijk de geldswaarde terug van de ten onrechte genoten maatwerkvoorziening of het ten onrechte genoten pgb.
Hoofdstuk 5 Bijdrage in de kosten
Artikel 15 Regels voor bijdrage in de kosten van maatwerk-voorzieningen en algemene voorzieningen
Een cliënt is een bijdrage in de kosten verschuldigd:
a. voor het gebruik van een algemene voorziening, niet zijnde cliëntondersteuning en,
b. voor een maatwerkvoorziening in natura dan wel pgb, zolang hij van de maatwerk-voorziening gebruik maakt of gedurende de periode waarvoor het pgb wordt verstrekt en is afhankelijk van het inkomen en vermogen van de cliënt en zijn echtgenoot. Voor het begrip echtgenoot wordt verwezen naar artikel 1.1.2. van de Wmo 2015.
Als een maatwerkvoorziening in natura of een persoonsgebonden budget wordt verstrekt
ten behoeve van een woningaanpassing voor een minderjarige cliënt is de bijdrage in de
a. de onderhoudsplichtige ouders, daaronder begrepen degene tegen wie een op artikel 394 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek gegrond verzoek is toegewezen, en
b. degene die anders dan als ouder samen met de ouder het gezag uitoefent over een cliënt, zoals geregeld in artikel 2.1.5, lid 1, sub b van de wet.
Hoofdstuk 6 Kwaliteit en veiligheid
Artikel 16 Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning
Aanbieders zorgen voor een goede kwaliteit van voorzieningen, eisen met betrekking tot
de deskundigheid van beroepskrachten daaronder begrepen, door:
a. het afstemmen van voorzieningen op de persoonlijke situatie van de cliënt;
b. het afstemmen van voorzieningen op andere vormen van zorg;
c. erop toe te zien dat beroepskrachten tijdens hun werkzaamheden in het kader van het leveren van voorzieningen handelen in overeenstemming met de professionele
Artikel 17 Verhouding prijs en kwaliteit levering voorziening door
Het dagelijks bestuur houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de
vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren diensten, in
a. de aard en omvang van de te verrichten taken;
b. de voor de sector toepasselijke CAO-schalen in relatie tot de zwaarte van de functie;
c. een redelijke toeslag voor overheadkosten;
d. een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg;
Het dagelijks bestuur houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de
vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren overige
voorzieningen, in ieder geval rekening met:
a. de marktprijs van de voorziening, en
b. de eventuele extra taken die in verband met de voorziening van de leverancier worden gevraagd, zoals:
- aanmeten, leveren en plaatsen van de voorziening;
- instructie over het gebruik van de voorziening;
- onderhoud van de voorziening, en
- verplichte deelname in bepaalde samenwerkingsverbanden (bijv. sociaal