Organisatie | Zoetermeer |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Zoetermeer houdende regels omtrent maatschappelijke ondersteuning (Wmo-verordening Zoetermeer 2015) |
Citeertitel | WMO-verordening Zoetermeer 2015 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Het wijzigingsbesluit bevat de vroegst mogelijke datum van inwerkingtreding.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
07-02-2020 | 03-09-2020 | aanhef, artikel 2.1, 2.2, 2.5, 9.1, 9.2, 14.4, 14.5, 14.6 | 16-12-2019 | 0637519653 | |
16-01-2018 | 07-02-2020 | artikel 13.6 | 18-12-2017 | DOC-2017-005644 | |
11-01-2018 | 16-01-2018 | artikel 13.5, 14.2 | 27-11-2017 | DOC-2017-005652 | |
19-01-2017 | 11-01-2018 | artikel 14.2 | 31-10-2015 | 2016-005135 | |
12-01-2016 | 01-01-2016 | 19-01-2017 | art. 2.1, 3.2, 4.1, 4.2, 5.2, 6.1, 6.3, 6.4, 10.1, 14.2, 14.5 | 14-12-2015 Elektronisch Gemeenteblad, 29-12-2015 | 2014-000574 |
01-01-2015 | 01-01-2016 | Nieuwe regeling | 13-10-2014 | Doc-2014-003575 |
De raad van de gemeente Zoetermeer;
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 2 september 2014 (nr. 2014-000574);
gelet op de artikelen 2.1.3, 2.1.4, eerste, tweede, derde en zesde lid, 2.1.4a, eerste, tweede, vierde, en zesde lid, 2.1.5, eerste lid, 2.1.6, 2.1.7, 2.3.6, vierde lid, en 2.6.6, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 alsmede gelet op artikel 156 van de Gemeentewet;
gezien het advies van de commissie Samenleving;
dat het noodzakelijk is om regels vast te stellen ter uitvoering van het beleidsplan als bedoeld in artikel 2.1.2 van de wet met betrekking tot de ondersteuning bij de versterking van de zelfredzaamheid en participatie van personen met een beperking of met chronische psychische of psychosociale problemen, beschermd wonen en opvang;
en daarmee bij te dragen aan het realiseren van een inclusieve samenleving;
HOOFDSTUK 1 - BEGRIPSBEPALINGEN
Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen
In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
Gemeenschappelijke ruimten: gedeelte(n) van een woongebouw, niet behorende tot de onderscheiden woningen, bestemd en noodzakelijk om de woonruimte van de cliënt waar deze zijn hoofdverblijf heeft vanaf de toegang tot het woongebouw te bereiken. En ook ruimten voor gemeenschappelijk gebruik zoals een keuken of recreatieruimte;
Hoofdverblijf: de woonruimte, bestemd en geschikt voor permanente bewoning, waar de cliënt zijn vaste woon- en verblijfplaats heeft of zal hebben en op welk adres hij in de gemeentelijke basisadministratie ingeschreven staat of zal staan dan wel behoort te staan ingeschreven. Indien de cliënt met een briefadres in de gemeentelijke basisadministratie ingeschreven staat, gaat het om het feitelijk woonadres;
Woning: een woonruimte voor permanente bewoning bestemd en geschikt en waarbij geen ruimtes met wezenlijke woonfuncties, zoals woon- en slaapruimte, was en kookgelegenheid en toilet met andere woningen worden gedeeld. Hieronder begrepen een woonschip en een woonwagen mits bestemd voor permanente bewoning.
Het college onderzoekt in een gesprek met de degene door of namens wie de melding is gedaan, dan wel diens vertegenwoordiger en waar mogelijk met de mantelzorger(s) en desgewenst familie en deskundige(n), voor zover nodig:
de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening, zoals opgenomen in het beleidsplan of door het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, of te voorkomen dat hij een beroep moet doen op een maatwerkvoorziening;
de mogelijkheden om door middel van voorliggende voorzieningen of door samen met zorgverzekeraars en zorgaanbieders als bedoeld in de Zorgverzekeringswet en andere partijen op het gebied van publieke gezondheid, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen, te voorzien in de behoefte aan maatschappelijke ondersteuning;
Artikel 2.3 Vaststellen identiteit
Het college is bevoegd de identiteit van de vertegenwoordiger of mantelzorger van de cliënt vast te stellen aan de hand van een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht.
Artikel 2.7 Inhoud beschikking
HOOFDSTUK 3- BEOORDELING VAN DE AANSPRAAK
Artikel 3.1 Algemene criteria maatwerkwerkvoorziening
1.Een cliënt die zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben in de gemeente Zoetermeer komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening in verband met de door hem ondervonden beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet:
De maatwerkvoorziening als bedoeld in het vorige lid levert, rekening houdend met het verslag of het ondersteuningsplan als bedoeld in artikel 2.4 van deze verordening en indien aanwezig het persoonlijk plan, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven.
Een cliënt met psychische of psychosociale problemen en de cliënt die de thuissituatie heeft verlaten, al dan niet in verband met risico’s voor zijn veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening in verband met de door hem ondervonden problemen bij het zich handhaven in de samenleving voor zover de cliënt deze problemen naar het oordeel van het college niet:
De maatwerkvoorziening als bedoeld in het vorige lid levert, rekening houdend het verslag of het ondersteuningsplan als bedoeld in artikel 2.4 van deze verordening en indien aanwezig het persoonlijk plan, een passende bijdrage aan het voorzien in de behoefte van de cliënt aan beschermd wonen of opvang en aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld zo zich snel mogelijk weer op eigen kracht te handhaven in de samenleving.
Artikel 3.2 Specifieke criteria maatwerkvoorziening
Er bestaat slechts aanspraak op een maatwerkvoorziening voor zover:
deze langdurig noodzakelijk is om de cliënt in staat te stellen tot zelfredzaamheid en participatie mede met het oog op het zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kunnen blijven wonen, met dien verstande dat voor hulp bij het huishouden en individuele begeleiding ook een kortdurende noodzaak volstaat;
Geen aanspraak op een maatwerkvoorziening bestaat:
indien een voorziening als die waarop de aanvraag betrekking heeft reeds in het kader van enige wettelijke bepaling of regeling is verstrekt en daarvan de normale afschrijvingstermijn nog niet is verstreken, tenzij de eerder vergoede of verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de cliënt zijn toe te rekenen;
HOOFDSTUK 4 - MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING
Artikel 4.2 Soorten maatwerkvoorzieningen
Het college kan onder andere de volgende maatwerkvoorzieningen verstrekken:
HOOFDSTUK 5- PERSOONSGEBONDEN BUDGET
Artikel 5.1 Criteria aanspraak en verplichtingen persoonsgebonden budget
De cliënt heeft aanspraak op een persoonsgebonden budget indien:
de cliënt op eigen kracht, al dan niet met hulp uit zijn sociale netwerk of van zijn vertegenwoordiger, voldoende in staat is te achten tot een redelijke waardering van belangen aangaande de aan het persoonsgebonden budget verbonden taken en in staat is deze op een verantwoorde manier uit te voeren;
De cliënt of diens vertegenwoordiger aan wie een persoonsgebonden budget is verleend sluit met de gekwalificeerde aanbieder een schriftelijke overeenkomst, waar ten minste afspraken in zijn opgenomen over de kwaliteit en het resultaat van de maatschappelijke ondersteuning en de wijze van declareren,
een declaratie van een gekwalificeerde aanbieder bevat het nummer waarmee die aanbieder staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel, een overzicht van de dagen waarop is gewerkt, en de naam van degene die de hulp heeft geleverd, het tarief, het aantal te betalen uren, dagdelen etmalen, en de naam en het adres van de aanbieder, en wordt namens de aanbieder ondertekend.
Het college kan in afwijking van de in het vorige lid genoemde voorwaarden, andere voorwaarden stellen aan de overeenkomst in het geval het persoonsgebonden budget mag worden uitbetaald aan iemand uit het sociale netwerk als bedoeld in artikel 5.1 vierde lid van de verordening en de persoon die niet als een gekwalificeerde aanbieder wordt aangemerkt.
Artikel 5.2 Vaststellen hoogte persoonsgebonden budget
De hoogte van het persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen, hulpmiddelen en woningaanpassingen bedraagt in ieder geval niet meer dan de huur- dan wel aanschafprijs van de goedkoopst passende bijdrage, waaronder gerekend onderhoud, reparatie en verzekering zoals die door het college aan de aanbieder verschuldigd is.
De hoogte van het persoonsgebonden budget voor diensten geleverd
De hoogte van het persoonsgebonden budget welke door de cliënt mag worden besteed aan een persoon uit diens sociale netwerk of aan een persoon die niet als gekwalificeerde aanbieder wordt aangemerkt, bedraagt 50% van het tarief waarvoor het college aanbieders heeft gecontracteerd, met een minimum van het geldende minimum loon.
HOOFDSTUK 6— BEGELEIDING, HUISHOUDELIJKE HULP EN KORTDUREND VERBLIJF
Artikel 6.1 Maatschappelijke ondersteuning
Het college kan aan de cliënt die aanspraak heeft op maatschappelijke ondersteuning een
maatwerkvoorziening verlenen in de vorm van:
Artikel 6.3 Specifieke criteria langdurige ambulante begeleiding
De langdurige ambulante begeleiding als bedoeld in artikel 6.3 derde lid onder e van deze verordening wordt slechts verleend indien de te bereiken resultaten zijn gericht op (het aanleren van) het zelfstandig uitvoeren van belangrijke huishoudelijke taken zodat de cliënt in staat wordt gesteld een gestructureerd huishouden te voeren.
Artikel 6.5 Specifiek criterium arbeidsmatige dagbesteding
De ondersteuning in artikel 6.1 onder b van de verordening kan slechts worden toegekend aan de cliënt die niet beschikt over arbeidsvermogen in de zin van de Participatiewet.
Artikel 6.6 Kortdurend verblijf
Kortdurend verblijf wordt slechts geboden indien het te bereiken resultaat gericht is op het ontlasten van de mantelzorger met het oog op het zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kunnen laten wonen van de cliënt.
HOOFDSTUK 7- HULP GERICHT OP HET WONEN
Artikel 7.1 Maatschappelijke ondersteuning
Het college kan aan de cliënt, die aanspraak heeft op maatwerkvoorzieningen, deze voorzieningen verlenen in de vorm van:
Woonvoorzieningen worden slechts geboden indien het te bereiken resultaat bestaat uit het kunnen gebruiken van de noodzakelijke gebruiksruimte in verband met het normale gebruik van de woning waar de cliënt zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben.
Artikel 7.3 Specifieke criteria woonvoorzieningen
Voor zover de cliënt kan verhuizen naar een geschikte woning of een gemakkelijker geschikt te maken woning, welke verhuizing kan leiden tot het te bereiken resultaat als bedoeld in artikel 7.2 van deze verordening, zal de toepassing van het primaat van verhuizen eerst beoordeeld worden om het bedoelde resultaat te bereiken. Deze beoordeling vindt alleen plaats indien de kosten van aanpassing van de woning het in het Besluit Wmo genoemde bedrag te boven gaan.
Artikel 7.4 Zich verplaatsen in en om de woning
Maatwerkvoorzieningen voor het zich verplaatsen in en om de woning worden slechts geboden indien de te bereiken resultaten er op gericht zijn de cliënt in staat te stellen de noodzakelijke gebruiksruimten te bereiken ten behoeve van het normale gebruik van de woning.
HOOFDSTUK 8 - HULP BIJ HET DEELNEMEN AAN HET MAATSCHAPPELIJK VERKEER
Artikel 8.1 Maatschappelijke ondersteuning
Het college kan aan de cliënt die aanspraak heeft op maatschappelijke ondersteuning voorzieningen verlenen in de vorm van:
Artikel 8.2 Het zich kunnen verplaatsen in de leefomgeving
Het te bereiken resultaat ten aanzien van het zich kunnen verplaatsen met als doel participatie kan bijvoorbeeld bestaan uit:
Artikel 8.3 Specifieke criteria zich kunnen verplaatsen in de leefomgeving
Indien een vervoersvoorziening wordt verstrekt, wordt voor wat betreft de vervoersbehoefte ten behoeve van maatschappelijke participatie uitsluitend rekening gehouden met de verplaatsingen in de leefomgeving in het kader van het leven van alledag, tenzij zich een uitzonderingssituatie voordoet waarbij het gaat om een contact buiten de leefomgeving, dat uitsluitend door de aanvrager zelf bezocht kan worden, terwijl het
Een cliënt kan slechts voor een maatwerkvoorziening in de vorm van een scootmobiel in aanmerking komen indien hij over een adequate stalling beschikt of een stalling in of bij diens woning te realiseren is. De kosten van een te realiseren stalling moeten in redelijke verhouding staan tot de huur - of aanschafkosten ervan én tot de verwachte gebruiksduur van de betreffende maatwerkvoorziening.
Artikel 8.4 Overgangsrecht 1999
Voor belanghebbenden die voor of op 1 maart 1999 hun vervoersvergoeding van de gemeente Zoetermeer aanwendden voor het gebruik van een eigen, zelf te besturen, auto geldt een tegemoetkoming in de kosten van € 816,-- op jaarbasis, waarbij in beginsel geen aanspraak bestaat op overige vervoersvoorzieningen.
HOOFDSTUK 10- TEGEMOETKOMING MEERKOSTEN
Artikel 10.3 Hoogte tegemoetkoming en uitbetaling
De tegemoetkoming voor verhuis- en herinrichtingskosten wordt niet eerder uitbetaald dan nadat de persoon als bedoeld in artikel 10.1 van deze verordening binnen redelijke termijn na de toekenning is verhuisd naar de voor hem meest geschikte beschikbare woning gelet op zijn beperkingen in het normale gebruik van de woning.
HOOFDSTUK 11 - NIEUWE FEITEN EN OMSTANDIGHEDEN, HERZIENING, INTREKKING OF TERUGVORDERING
Artikel 11.1 Plicht tot schriftelijke inlichtingen
Degene aan wie krachtens deze dan wel de voorafgaande verordeningen een voorziening is verstrekt, is verplicht zo spoedig mogelijk aan het college schriftelijk mededeling te doen van feiten en omstandigheden, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening.
Artikel 11.3 Herziening en intrekking
HOOFDSTUK 13 - OVERIGE BEPALINGEN
Artikel 13.5 Prijs kwaliteitsverhouding
Het college kan het eerste lid, onderdeel b, buiten beschouwing laten indien bij de inschrijving aan de derde de eis wordt gesteld een reële prijs voor de dienst te hanteren die gebaseerd is op hetgeen gesteld is in het tweede en derde lid. Daarover legt het college verantwoording af aan de gemeenteraad.
Artikel 14.1 Hardheidsclausule
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen van deze Verordening indien toepassing van de Verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.
In afwijking van het gestelde in het eerste lid past het college jaarlijks per 1januari de hoogte van de ritbijdrage, als bedoeld in artikel 8.3 zevende lid van deze verordening aan op basis van het tarief per zone zoals berekend door het Stadsgewest Haaglanden of eventuele rechtsopvolger, afgeleid van het 0Vchi pkaa rtta rief.
Artikel 14.4 Overgangsrecht tariefdifferentiatie PGB en maximale periode voor betaling eigen bijdrage
Artikel 14.5 Intrekking huidige verordening
Met de inwerkingtreding van deze verordening wordt de WMO-verordening Zoetermeer 2013 ingetrokken met dien verstande dat besluiten welke zijn genomen op grond van de WMO-verordening Zoetermeer 2013 en hieraan voorafgaande verordeningen met de daarbij behorende rechten en plichten in stand blijven, totdat het college een nieuw besluit heeft genomen waarbij het toekenningsbesluit van de individuele voorziening wordt ingetrokken.