Organisatie | Opsterland |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | uitvoeringsregels gemeentetoeslag voor peuteropvang en VVE |
Citeertitel | uitvoeringsregeling gemeentetoeslag voor peuteropvang en VVE Opsterland 2015 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | |
Externe bijlage | bijlagen bij uitvoeringsregels gemeentetoeslag voor peuteropvang en VVE.pdf |
Geen.
Verordening gemeentetoeslag voor peuteropvang en VVE Opsterland 2015, art. 12.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2015 | 01-01-2015 | nieuwe regeling | 07-10-2014 Gemeenteblad, 2014, nr. 56627, 13-10-2014 | 2014-34364 |
Burgemeester en wethouders van de gemeente Opsterland,
het college bevoegd is nadere regels op te stellen,
besluiten vast te stellen de volgende uitvoeringsregels gemeentetoeslag voor peuteropvang en VVE:
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Peuteropvang omvat ten minste 2 dagdelen per week. De aanbieder is vrij om de lengte van het dagdeel te bepalen, met dien verstande dat voor de reguliere peuteropvang de twee dagdelen tezamen minimaal 5 en maximaal 7 uren omvatten. De dagdelen hoeven niet dezelfde lengte te hebben. Daarnaast komen voor de gemeentetoeslag maximaal 40 weken in een kalenderjaar in aanmerking. Dit omdat aangenomen wordt dat de peuter in de schoolvakantie geen gebruik maakt van de peuteropvang. Het staat een ouder vrij om in schoolvakanties peuteropvang af te nemen of aan de aanbieder om dit aan te bieden. Dit vormt echter geen aanleiding om de hoogte van de gemeentetoeslag aan te passen. Voor de berekening van de gemeentetoeslag verwijzen we naar artikel 8.
Voor peuteropvanggroepen geldt een minimumaantal van 7 kinderen in de groep met dien verstande dat deze allen tussen de 2 en 4 jaar zijn. In voorkomende gevallen kan een groep onder dit minimum aantal kinderen toch haar registratie houden voor de peuters die in aanmerking komen voor de gemeentetoeslag. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer:
De bezetting door vertrek van een deelnemende peuter de gedurende een tijdelijke periode onder de 7 kinderen zakt. Dit dient afgestemd te worden met de gemeente en er moet concreet uitzicht zijn op het binnen een periode van 3 maanden weer komen tot een bezetting die aan de minimumeis voldoet.
Een kind kan van de JGZ een indicatie krijgen voor VVE. Het kind is dan een doelgroepkind. De definitie van een doelgroepkind en daarmee de criteria worden vastgesteld door het college. Deze criteria zijn risicofactoren: voldoet een kind aan één of meerdere van deze factoren, dan is er in theorie een risico op een taal- of ontwikkelingsachterstand. De verpleegkundige van de JGZ beoordeelt of het risico dusdanig is, dat een indicatie wordt afgegeven. Na verloop van tijd zou het zo kunnen zijn dat de achterstand ingehaald is of niet meer bestaat. De indicatie kan dan ingetrokken worden. De risicofactoren zijn: het opleidingsniveau ouders, een eventuele indicatie voor Stevig Ouderschap en een omgevingsanalyse (de taalomgeving thuis en de spraak-taalontwikkeling van het kind).
Een aanbieder krijgt een registratie in het LRKP als de GGD daarvoor na inspectie het advies geeft aan de gemeente. Een registratie als VVE- locatie kan alleen dan plaatsvinden als de GGD en/ of de Inspectie van Onderwijs aangeven dat de locatie aan de wettelijke vereisten voldoet en voldoende kwaliteit voor VVE biedt. Toezicht en handhaving op de kwaliteit van de locaties zoals geconstateerd door de GGD, wordt uitgevoerd volgens de beleidsregels die de gemeente hiervoor heeft opgesteld op grond van de Wet Kinderopvang.
Artikel 2 Voorwaarden voor de gemeentetoeslag
Er wordt gewerkt met minstens twee dagdelen omdat dat het meest effectief is voor het leren van kinderen. De gemeentelijke regeling heeft een educatief doel om kinderen zo goed mogelijk voor te bereiden op de basisschool. Bij gebruik van peuteropvang minder dan twee dagdelen vervalt in principe het recht op de gemeentetoeslag. Uitzondering hierop is de gewenningsperiode: in de gewenningsperiode mag een peuter tijdelijk gedurende 1 dagdeel de peuteropvang bezoeken. Verondersteld wordt dat een gewenningsperiode maximaal 2 maanden in beslag neemt.
Een persoon kan kinderopvangtoeslag krijgen als hij werkt, studeert, een traject volgt om werk te vinden of verplicht een inburgeringcursus volgt bij een gecertificeerde instelling. Dit geldt ook voor de toeslagpartner. Iemand komt in aanmerking voor kinderopvangtoeslag als hij/ zij:
Mits de voorstaande gegevens vermeld worden, kan de overeenkomst ook een offerte zijn.
Onder een inkomstenverklaring wordt verstaan een jaaropgave van de werkgever of de uitkeringsinstantie, een (voorlopige) aanslag inkomstenbelasting of een IB60 formulier. Dit is een formulier van de Belastingdienst waaruit blijkt wat het bruto gezinsinkomen per jaar is. Het IB60-formulier kan gratis aangevraagd worden bij de Belastingdienst via de Belastingtelefoon: 0800-0543. Het duurt gemiddeld 5 werkdagen voor het formulier ontvangen wordt door de aanvrager. In voorkomende gevallen kan de gemeente specifiek vragen om een IB60 formulier te overleggen.
Artikel 3 Opvang VVE-doelgroepkinderen
Komen ouders in aanmerking voor kinderopvangtoeslag en heeft hun kind een indicatie voor VVE, dan krijgen zij de eigen bijdrage voor het VVE dagdeel / de VVE dagdelen via deze verordening vergoed zodat ook voor hen deelname aan VVE netto kosteloos is, aangenomen dat de aanbieder geen uurtarief boven de maximale uurprijs hanteert. Hierbij is het van belang dat het kind in totaal deelneemt aan tenminste 10 uren peuteropvang per week met VVE. Het maximum in dit artikel is vastgesteld aan de hand van een fictief aanbod van 3 dagdelen van 3,5 uur en is 10,5 uur. De VVE-uren moeten op één en dezelfde locatie gebruikt worden.
Een aanvraag kan in ieder geval worden geweigerd in de volgende situaties:
Ouder(s)/ verzorger(s) heeft/ hebben recht op Kinderopvangtoeslag of een andere financiële regeling voor gebruik van kinderopvang/ peuteropvang.
Artikel 6 Procedurebepalingen voor de verstrekking van de gemeentetoeslag voor peuteropvang
Het college stelt een aanvraagformulier, een wijzigingsformulier en een verantwoordingsformulier vast. Deze formulieren zijn opgenomen bij de uitvoeringsregels als respectievelijk bijlage 1, 2 en 3.
De termijn van aanvragen binnen 12 weken nadat de peuteropvang gestart is, is in lijn met de termijn die de Belastingdienst hiervoor stelt.
Indien een aanbieder aangeeft dat een ouder die gemeentetoeslag ontvangt voor de derde keer op rij de aanbieder niet betaalt, dan wordt de gemeentetoeslag van de ouder stopgezet. Daarnaast kan in daartoe aanleiding gevende situaties het toeslagbedrag rechtstreeks aan de aanbieder worden overgemaakt.
Voor het verantwoorden van de gemeentetoeslag moet de aanvrager tenminste overleggen:
De jaaropgaaf van de aanbieder(s) van peuteropvang.
Voor onder meer ondernemers is het aannemelijk dat een inkomensverklaring niet voor 1 april ingeleverd kan worden. Er zijn andere uitzonderingssituaties denkbaar. In dergelijke gevallen gaan de aanvrager(s) en gemeente in gesprek om een maatwerkoplossing overeen te komen.
Op basis van een steekproef kan de gemeente vragen om een IB60 formulier te overleggen. Na ontvangst van de volledige verantwoording, berekent de gemeente de definitieve hoogte van de gemeentetoeslag. Heeft de aanvrager te weinig gemeentetoeslag ontvangen, dan wordt het verschil uitbetaald. Heeft de aanvrager teveel gemeentetoeslag ontvangen, dan wordt het verschil teruggevorderd, tenzij het terug te betalen bedrag minder is dan € 40,-.
Artikel 7 Tussentijdse wijzigingen
Ten aanzien van wijzigingen in het inkomen vindt een directe aanpassing van de hoogte van de gemeentetoeslag plaats wanneer de verhoging of verlaging van inkomen zodanig is dat men in de volgende of voorgaande inkomenscategorie van de adviestabel ouderbijdrage valt. De aanpassing wordt niet doorgevoerd wanneer er bij een inkomensverhoging of verlaging nog minder dan 4 maanden gebruik gemaakt gaat worden van de gemeentetoeslag.
Een tussentijdse wijziging is ook deelname van een volgend kind uit hetzelfde gezin aan peuteropvang, in hetzelfde kalenderjaar als waar de gemeentetoeslag al voor berekend was.
Artikel 8 Berekening van de gemeentetoeslag
Er wordt gewerkt met minstens twee dagdelen omdat dat het meest effectief is voor het leren van kinderen. De gemeentelijke regeling heeft een educatief doel om kinderen zo goed mogelijk voor tebereiden op de basisschool. Bij gebruik van peuteropvang minder dan twee dagdelen (anders dan tijdens de gewenningsperiode) vervalt het recht op de gemeentetoeslag.
Het maximale uurtarief waarover de gemeentetoeslag wordt berekend is in 2015 € 6,84. Voor de berekening van de gemeentetoeslag voor ouders/ verzorgers die niet in aanmerking komen voor Kinderopvangtoeslag, wordt de adviestabel ouderbijdrage van de VNG 2015 gehanteerd.
Voor de berekening van de gemeentetoeslag voor de eigen bijdrage VVE voor ouders/ verzorgers die wel in aanmerking komen voor Kinderopvangtoeslag, wordt de tabel Kinderopvangtoeslag 2015 van de Belastingdienst gehanteerd.
Voor ouders die in een schuldsaneringstraject via de gemeente zitten of aan het wettelijk schuldsaneringstraject via de WSNP deelnemen, geldt dat zij in aanmerking komen voor 100% vergoeding van de eigen bijdrage via de gemeentetoeslag.
Het aantal weken waarover de gemeentetoeslag wordt versterkt is maximaal 40 in een kalenderjaar omdat de schoolvakanties niet meegerekend worden. Het bedrag aan gemeentetoeslag per maand komt tot stand door:
Het jaarbedrag delen door 12 maanden. Dit is het toeslagbedrag wat maandelijks uitgekeerd wordt.
Er wordt gekozen voor betaling van het toeslagbedrag per maand omdat de facturering van de aanbieders ook maandelijks plaatsvindt.
Artikel 9 Subsidie VVE voor aanbieders
De subsidie van € 400,- per VVE-doelgroeppeuter per jaar wordt verrekend naar rato van het aantal maanden dat een doelgroeppeuter geplaatst is op de peuteropvang. Dat wil zeggen dat als een doelgroeppeuter 6 maanden VVE gevolgd heeft, er € 200,- toegekend kan worden. Doelgroepplaatsen dienen te worden gebruikt door door de JGZ geïndiceerde doelgroeppeuters.
Nieuwe aanbieders die gebruik maken van de subsidieregeling voor kwalificering als VVE locatie en concreet kunnen aantonen wanneer de scholing is afgerond en het VVE programma en het kindvolgsysteem geïmplementeerd zijn, kunnen in aanmerking komen voor een voorlopige VVE registratie.
Ten aanzien van het VVE programma zegt het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie in art. 5: “Voor de voorschoolse educatie wordt een programma gebruikt waarin op gestructureerde en samenhangende wijze de ontwikkeling wordt gestimuleerd op het gebied van taal, rekenen, motoriek en sociaal-emotionele ontwikkeling.”
Een erkend programma geniet de voorkeur omdat hiervan bekend is dat het voldoet aan deze bepaling. De Inspectie van Onderwijs geeft echter aan: “..Sommige gemeenten/vve-locaties werken met een vve-programma dat niet door Sardes of het NJI beoordeeld is, maar waarvan de gemeente/ houder van psz/kdv aantoont dat het voldoet aan de eisen van het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie, art. 5. Als dat allemaal niet het geval is, kan pas een oordeel over het programma gegeven worden op basis van de beoordeling van C1.2, C1.3, C1.4, C2, C3 en D1.1: als daar 2-en gegeven worden die zijn terug te voeren op de inhoud van het programma, krijgt het programma ook een ‘2’. “
De gemeente maakt dezelfde uitzondering ten aanzien van een VVE programma. Als een door de aanbieder gekozen VVE programma niet erkend is, maar wel voldoet aan de voorwaarden zoals hierboven omgeschreven, kan de aanbieder er voor kiezen deze te gebruiken. De gemeente gaat dan niet actief onderzoeken of het programma aan de gestelde eisen voldoet, maar wacht het oordeel van de Inspectie van Onderwijs hierover af. Indien een erkend VVE-programma aangeschaft wordt, kan de subsidie vooraf uitgekeerd worden. In het geval van een niet erkend VVE programma wordt de subsidie voor de aanschaf van de methode en materialen pas uitbetaald wanneer de Inspectie een positief oordeel hierover heeft geveld.
Artikel 10 Eisen aan aanbieders
De kwaliteit van VVE op de voorschool wordt door de Inspectie van Onderwijs beoordeeld aan de hand van de Werkinstructie VVE- locatie (maart 2014). In 2015 moet uit het oordeel van de Inspectie van Onderwijs blijken dat de indicatoren Wettelijke condities (A) en Ontwikkeling, begeleiding, zorg (D) volledig voldoende (score 3) beoordeeld worden. Niettegenstaande hetgeen in artikel 10 van de verordening wordt gesteld, kan het aanleiding voor de gemeente zijn voor nader onderzoek, afwijzing, stopzetting of bijstelling van de subsidie als een indicator van deze domeinen door de Inspectie als wenselijk of noodzakelijk verbeterpunt (score 2 of 1) beoordeeld wordt.
De wettelijke condities worden getoetst door de GGD. Indien dit niet door de GGD getoetst is op het moment dat de Inspectie de locatie bezoekt, toetst de Inspectie dit onderdeel zelf. Toezicht en handhaving op de kwaliteit van de locaties zoals geconstateerd door de GGD, wordt uitgevoerd volgens de beleidsregels die de gemeente hiervoor heeft opgesteld op grond van de Wet Kinderopvang.
Voor beide onder artikel 9 genoemde subsidies geldt dat het college de aanvraagformulieren vaststelt. Het aanvraagformulier voor een subsidie ten behoeve van doelgroeppeuters is opgenomen bij deze uitvoeringsregels als bijlage 4. Het aanvraagformulier voor nieuwe aanbieders ten behoeve van een subsidie bedoeld voor de scholing van leidsters en aanschaf van een VVE programma is opgenomen bij deze uitvoeringsregels als bijlage 5.
De hardheidsclausule wordt in ieder geval toegepast voor peuters die
in 2014 op indicatie van het CJG gebruik maakten van een derde dagdeel peuterspeelzaal. Zij kunnen in aanmerking worden gebracht voor de extra VVE – uren ook als zij geen indicatie van het consultatiebureau hebben.
Deze uitvoeringsregeling treedt in werking op 1 januari 2015;
Deze uitvoeringsregeling wordt aangehaald als: uitvoeringsregeling gemeentetoeslag voor peuteropvang en VVE Opsterland 2015.
De gemeentesecretaris, De burgemeester,