Organisatie | Harlingen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Gemeenschappelijke Regeling Veiligheidsregio Fryslân |
Citeertitel | Onbekend |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2014 | Onbekend | 11-12-2013 Onbekend | Onbekend |
- het advies van het algemeen bestuur van Veiligheidsregio Fryslân van 27 maart 2013;
- de Wet veiligheidsregio’s, de Wet gemeenschappelijke regelingen, de Gemeentewet, de
Wet publieke gezondheid en de Politiewet 2012;
door de wijziging van de Wet veiligheidsregio (27 september 2012) de gemeenten niet meer kunnen besluiten tot het hebben van een gemeentelijke brandweer;
de verantwoordelijkheden met betrekking tot de verschillende taken die door Veiligheidsregio Fryslân worden uitgevoerd, mede in samenhang met de regionalisering brandweer, het wenselijk maken de bestuurlijke organisatie te wijzigen;
de toenemende omvang van de organisatie een verbreding vereist van de ambtelijke aansturing;
het daardoor noodzakelijk is de gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Fryslân te wijzigen;
- de gemeenteraden conform artikel 1, lid 2 van de wet gemeenschappelijke regelingen;
de gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Fryslân te wijzigen waarmee de regeling komt te luiden als volgt:
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
1. In deze gemeenschappelijke regeling wordt verstaan onder:
- de gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Fryslân
- als bedoeld in artikel 2, lid 1 van deze regeling
- de aan deze regeling deelnemende gemeenten
- de raden van de deelnemende gemeenten
- de colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten
- de burgemeesters van de deelnemende gemeenten
- gedeputeerde staten van de provincie Fryslân
- de Wet gemeenschappelijke regelingen
- de door het algemeen bestuur ingestelde bestuurscommissie als bedoeld in artikel 18 van deze regeling
- de door het algemeen bestuur ingestelde bestuurscommissie als bedoeld in artikel 18 van deze regeling
- de door het algemeen bestuur ingestelde bestuurscommissie als bedoeld in artikel 18 van deze regeling
- de door het algemeen bestuur ingestelde bestuurscommissie als bedoeld in artikel 18 van deze regeling
- de hoogst leidinggevende van het openbaar lichaam als bedoeld in artikel 25 van deze regeling
- het gebied als bedoeld in artikel 8 van de wet
het personeel in dienst van het openbaar lichaam.
Waar in deze regeling artikelen van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing worden verklaard, dient in de plaats van de gemeente, de raad, het college van burgemeester en wethouders respectievelijk de burgemeester te worden gelezen de regio, zijn algemeen bestuur, zijn dagelijks bestuur en zijn voorzitter
Waar de regeling bij personen een mannelijk voornaamwoord of een mannelijk functionarisbegrip gebruikt, worden zowel mannelijke als vrouwelijke personen bedoeld.
Er is een openbaar lichaam genaamd Veiligheidsregio Fryslân.
Het openbaar lichaam is rechtspersoon en is gevestigd te Leeuwarden.
Het gebied waarvoor deze regeling geldt betreft het gezamenlijke grondgebied van de deelnemende gemeenten.
Ingevolge artikel 8, lid 1, van de Wgr is het openbaar lichaam een rechtspersoon. Hierdoor kan het openbaar lichaam zelfstandig deelnemen aan het rechtsverkeer en bijvoorbeeld overeenkomsten aangaan.
1. De regio kent de volgende bestuursorganen:
2. De regio kan overeenkomstig de artikelen 24 en 25 Wgr commissies instellen.
Artikel 12 Wgr schrijft voor dat een openbaar lichaam de volgende drie bestuursorganen heeft: een algemeen bestuur, een dagelijks bestuur en een voorzitter.
De regio heeft tot doel het behartigen van de gemeenschappelijke belangen van de gemeenten op de terreinen van:
geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen;
rampenbestrijding en crisisbeheersing;
het bevorderen van de multidisciplinaire samenwerking en de coördinatie in de uitvoering van rampenbestrijding en crisisbeheersing;
het in stand houden en beheren van een gemeenschappelijke meldkamer.
een platform voor samenwerking te zijn voor aan hulpverlening gelieerde diensten, partners dan wel organisaties en andere openbare lichamen.
Artikel 10, lid 1 t/m 3, Wgr schrijft voor dat de gemeenschappelijke regeling het belang of de belangen waarvoor ze wordt aangegaan, vermeldt. Onder ‘belang’ wordt verstaan het beleidsterrein waarop wordt samengewerkt.
1. Bij deze regeling worden de taken en bevoegdheden conform artikel 10 van de wet aan het algemeen bestuur overgedragen.
2. Conform artikel 14 van de Wet publieke gezondheid wordt aan het algemeen bestuur overgedragen het instellen en in stand houden van de gemeentelijke gezondheidsdienst.
3. Bij deze regeling worden de taken als bedoeld in artikel 5, tweede lid, onder a tot en met d van de Wet publieke gezondheid aan het algemeen bestuur overgedragen.
4. Conform artikel 4 van de Wet op de lijkbezorging wordt aan het algemeen bestuur overgedragen het verschaffen van de mogelijkheid tot het doen schouwen van lijken.
5. Eveneens zijn de navolgende taken door de gemeenten aan het algemeen bestuur opgedragen:
a. opzetten en beheren van gemeenschappelijke pools (expertteams) van ambtenaren voor met name benoemde functies ten behoeve van de lokale uitvoering van de gemeentelijke processen;
b. (doen) opstellen en bijhouden van de geregionaliseerde draaiboeken voor de gemeentelijke processen;
c. aanbieden van een opleidings- en oefenprogramma en het registreren van de geoefendheid van de ambtenaren die in de onder sub. a genoemde pools zijn participeren.
In artikel 10 zijn de volgende taken en bevoegdheden opgenomen:.
het inventariseren van risico’s van branden, rampen en crises;
het adviseren van het bevoegd gezag over risico’s van branden, rampen en crises in de bij of krachtens de wet aangewezen gevallen alsmede in de gevallen die in het beleidsplan zijn bepaald;
het adviseren van het college van burgemeester en wethouders over de taak, bedoeld in artikel 3, eerste lid van de wet;
het voorbereiden op de bestrijding van branden en het organiseren van de rampenbestrijding en de crisisbeheersing;
het instellen en in stand houden van een brandweer;
het instellen en in stand houden van een GHOR;
het voorzien in de meldkamerfunctie;
het aanschaffen en beheren van gemeenschappelijk materieel;
het inrichten en in stand houden van de informatievoorziening binnen de diensten van de regio en tussen deze diensten en de andere diensten en organisaties die betrokken zijn bij de onder d,e,f en g genoemde taken.
In artikel 25, lid 1 en 2 van de wet zijn nog specifieke taken voor de ingestelde brandweer benoemd.
Voor de GGD zijn nog taken benoemd in de Wet kinderopvang (directeur GGD wordt door gemeenten aangewezen als toezichthouder), taken gemandateerd door de Minister VWS (vergunningverlening tatoeëren en piercen) en de gemeente Harlingen (sanitaire controle schepen) en tenslotte taken WMO (vangnet- en bemoeizorg, coördinatie casemanagement scenarioteams en ondersteuning sociale teams)
1. De regio is bevoegd tot het verrichten van diensten voor een of meer deelnemende gemeenten en/of derden.
2. De dienstverlening geschiedt op basis van een overeenkomst tussen de regio en de gemeente(n) en/of derden die het aangaat(n). In deze overeenkomst wordt neergelegd welke prestaties de regio zal leveren, de kosten die daarvoor in rekening worden gebracht en de voorwaarden waaronder tot dienstverlening wordt overgegaan en de beëindiging daarvan.
Het algemeen bestuur van de regio bestaat overeenkomstig art. 11, lid 1 van de wet, uit de burgemeesters van de deelnemende gemeenten;
Het lidmaatschap van het algemeen bestuur eindigt zodra een lid ophoudt burgemeester te zijn van de gemeente die hij vertegenwoordigt;
Een lid van het algemeen bestuur wordt bij verhindering vertegenwoordigd op de wijze zoals is bepaald in de Gemeentewet;
De hoofdofficier van justitie en de voorzitter van het waterschap, dat binnen het werkgebied van de regio is gelegen, worden gelet op artikel 12, lid 1 van de wet uitgenodigd deel te nemen aan de vergaderingen van het bestuur;
De commissaris van de Koningin wordt gelet op artikel 13 van de wet uitgenodigd om bij de vergaderingen van het algemeen bestuur van de regio aanwezig te zijn. De commissaris kan zich laten vertegenwoordigen;
De voorzitter van de regio nodigt gelet op artikel 12, lid 2 van de wet andere functionarissen wiens aanwezigheid in verband met de te behandelen onderwerpen van belang is, uit deel te nemen aan de vergaderingen van het algemeen bestuur.
Alle taken en bevoegdheden in het kader van deze regeling, die niet aan het dagelijks bestuur zijn opgedragen, behoren aan het algemeen bestuur;
Het algemeen bestuur kan besluiten tot een verdere toedeling van bevoegdheden aan het dagelijks bestuur;
Van de verdere toedeling van bevoegdheden aan het dagelijks bestuur zijn in ieder geval uitgezonderd de besluiten genoemd in artikel 25, lid 3 Wgr.
1. Het algemeen bestuur vergadert jaarlijks tenminste tweemaal en voorts zo dikwijls de voorzitter of het dagelijks bestuur dit nodig oordeelt, of - binnen een termijn van drie weken nadat het schriftelijk verzoek is gedaan - indien tenminste 1/5 deel van het aantal leden dat onder opgaaf van de te behandelen onderwerpen schriftelijk verzoeken.
2. Het algemeen bestuur stelt een reglement van orde vast voor zijn vergaderingen en overige werkzaamheden.
3. Het reglement als bedoeld in het tweede lid wordt aan de deelnemende gemeenten gezonden.
4. De uitnodiging voor de vergadering gaat uit van de voorzitter. De uitnodiging gaat vergezeld van een agenda met daarbij behorende stukken.
5. De agenda en de daarbij behorende stukken worden, bijzondere omstandigheden daargelaten, ten minste 14 dagen voor de vergadering van het algemeen bestuur gepubliceerd.
6. De vergaderingen van het algemeen bestuur zijn openbaar. De deuren worden gesloten wanneer een vijfde gedeelte van de aanwezige leden daarom verzoekt of de voorzitter het nodig oordeelt. Het algemeen bestuur beslist vervolgens of met gesloten deuren zal worden vergaderd en wie, naast de leden van het algemeen bestuur, aanwezig mogen zijn bij die vergadering.
In een besloten vergadering kan niet worden besloten over:
het wijzigen van deze regeling
regelingen met andere openbare lichamen
8. Het algemeen bestuur beslist bij meerderheid van stemmen. Indien de stemmen staken geeft de
1. Het dagelijks bestuur bestaat uit:
de voorzitter van het algemeen bestuur
de voorzitter van de agendacommissie Gezondheid en een lid aan te wijzen uit en door de agendacommissie Gezondheid
de voorzitter van de agendacommissie Veiligheid en een lid aan te wijzen uit en door de agendacommissie Veiligheid
2. De voorzitter van het algemeen bestuur is ook voorzitter van het dagelijks bestuur
3. De voorzitter heeft de leiding tijdens de vergadering van het dagelijks bestuur.
4. De zittingsperiode van de leden van het dagelijks bestuur loopt gelijk met de looptijd van de raden.
5. Voor leden is herbenoeming na twee zittingsperioden uitgesloten.
6. De leden van het dagelijks bestuur blijven hun functie waarnemen totdat in hun opvolging is voorzien.
7. Indien tussentijds een plaats van een lid openvalt, wordt zo spoedig mogelijk een nieuw lid benoemd. Dit lid maakt de nog resterende periode van zijn voorganger af.
1. Het dagelijks bestuur is belast met onder andere:
a. de voorbereiding van alles waarover in de vergadering van het algemeen bestuur zal worden beraadslaagd en besloten.
b. de uitvoering van de besluiten van het algemeen bestuur;
c. het nemen van alle conservatoire maatregelen, zowel in als buiten rechte, en het doen van alles wat nodig is ter voorkoming van verjaren en verlies van recht of bezit;
d. het uivoeren van de taken voortvloeiend uit de bij deze regeling opgedragen bevoegdheden;
e. het uitvoeren van de taken voortvloeiend uit de opgedragen bevoegdheden overeenkomstig artikel 8, lid 2 van deze regeling.
1. Het dagelijks bestuur vergadert zo dikwijls de voorzitter dit nodig oordeelt, of zulks schriftelijk door één lid onder opgave van de te behandelen onderwerpen wordt verzocht.
2. In de eerste vergadering van elke zittingsperiode stelt het dagelijks bestuur een taakverdeling voor zijn leden vast en doet daarvan mededeling aan het algemeen bestuur.
3. Het dagelijks bestuur beslist bij meerderheid van stemmen
4. Op uitnodiging van de voorzitter kunnen overige adviseurs de vergadering bijwonen.
5. Het dagelijks bestuur kan een reglement van orde vaststellen voor zijn vergaderingen en overige werkzaamheden.
1. Teneinde een doelmatige taakuitoefening van de regio te bevorderen draagt het dagelijks bestuur zorg voor een organisatieverordening.
2. De organisatieverordening dient in elk geval te bevatten:
de taken, structuur en werkwijze van de ambtelijke organisatie;
de mandaten aan de functionarissen in dienst van de regio.
3. De organisatieverordening wordt ter kennisneming toezonden aan het algemeen bestuur.
1. De voorzitter van het algemeen bestuur is, overeenkomstig artikel 11, lid 2 van de wet, bij koninklijk besluit, gehoord het algemeen bestuur, benoemd uit de burgemeesters van de gemeenten in de regio.
2. Het algemeen bestuur wijst een van zijn leden aan die de voorzitter bij afwezigheid vervangt;
3. De voorzitter vertegenwoordigt de regio in en buiten rechte;
Artikel 11, tweede lid, van de wet luidt: De voorzitter van het bestuur wordt, in afwijking van artikel 13, negende lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen, bij koninklijk besluit, gehoord het algemeen bestuur, benoemd uit de burgemeesters van de gemeenten in de regio. De voorzitter kan bij koninklijk besluit worden geschorst en ontslagen. Ter zake de benoeming, de schorsing en het ontslag wordt de commissaris van de Koning om advies gevraagd. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent de rechtspositie van de voorzitter van een veiligheidsregio.
In geval van een ramp of crisis van meer dan plaatselijke betekenis, of van ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, is de voorzitter ten behoeve van de rampenbestrijding en crisisbeheersing in de betrokken gemeenten bij uitsluiting bevoegd toepassing te geven aan
de artikelen 4 tot en met 7 van deze wet;
de artikelen 172 tot en met 177 van de Gemeentewet, met uitzondering van artikel 176, derde tot en met zesde lid;
de artikelen 11, 14, eerste lid, 56, eerste en vierde lid, en 62 van de Politiewet 2012;
de artikelen 5 tot en met 9 van de Wet openbare manifestaties.
De voorzitter roept een regionaal beleidsteam bijeen, dat bestaat uit de burgemeesters van de gemeenten die betrokken zijn of dreigen te worden bij de ramp of crisis, alsmede uit de hoofdofficier van justitie. De voorzitter van elk direct betrokken waterschap wordt uitgenodigd deel uit te maken van het beleidsteam.
De voorzitter wijst een regionaal operationeel leider aan, die is belast met de leiding van een regionaal operationeel team, dat bestaat uit leidinggevenden van de betrokken diensten. De regionaal operationeel leider neemt deel aan de vergaderingen van het regionaal beleidsteam. De voorzitter van de regio nodigt voorts de functionarissen wier aanwezigheid in verband met de omstandigheden van belang is, uit deel te nemen aan de vergaderingen.
Tenzij de vereiste spoed zich daartegen verzet, neemt de voorzitter geen besluiten met toepassing van de in het eerste lid genoemde artikelen dan nadat hij het regionaal beleidsteam daarover heeft geraadpleegd. Een burgemeester kan in het regionaal beleidsteam schriftelijk bezwaar doen aantekenen, indien hij van mening is dat een voorgenomen besluit het belang van zijn gemeente onevenredig schaadt.
De voorzitter geeft de regionaal operationeel leider de bevelen die hij nodig acht in verband met de uitvoering van de door hem genomen besluiten.
Zodra de omstandigheden het toelaten, ontbindt de voorzitter het regionaal beleidsteam.
De voorzitter brengt na afloop van een ramp of crisis van meer dan plaatselijke betekenis, in overeenstemming met de burgemeesters die deel uitmaakten van het regionaal beleidsteam, schriftelijk verslag uit aan de raden van de getroffen gemeenten over het verloop van de gebeurtenissen en de besluiten die hij heeft genomen. Hij vermeldt daarbij of een burgemeester gebruik heeft gemaakt van de bevoegdheid schriftelijk bezwaar aan te tekenen.
De voorzitter beantwoordt, in overeenstemming met de burgemeesters die deel uitmaakten van het regionaal beleidsteam, schriftelijk de vragen die de raden na ontvangst van het verslag stellen.
De voorzitter verstrekt in een raad van een gemeente mondelinge inlichtingen over de besluiten, bedoeld in het eerste lid, indien de desbetreffende raad daarom verzoekt.
Het algemeen bestuur kan, met in acht neming van de bepalingen in de artikelen 24 en 25 van de Wgr, bij verordening commissies instellen.
Het algemeen bestuur besluit in elk geval, overeenkomstig artikel 25 Wgr, tot de instelling van de navolgende bestuurscommissies:
a. Agendacommissie Gezondheid;
b. Agendacommissie Veiligheid;
c. Bestuurscommissie Gezondheid;
d. Bestuurscommissie Veiligheid.
In artikel 25, lid 2 van de Wgr is bepaald dat het algemeen bestuur niet overgaat tot het instellen van een bestuurscommissie dan na verkregen toestemming van de raden van elk der deelnemende gemeenten. Toestemming van de raden voor het treffen van deze (gewijzigde) regeling wordt ook opgevat als toestemming voor het instellen van bovengenoemde bestuurscommissies.
1. De algemeen directeur is secretaris van het algemeen en het dagelijks bestuur.
2. De secretaris draagt zorg voor de verslaglegging van de vergaderingen van het algemeen en het dagelijks bestuur en ondertekent namens het algemeen en het dagelijks bestuur alle uitgaande stukken.
3. Het dagelijks bestuur voorziet in de plaatsvervanging van de secretaris.
De leden van het dagelijks bestuur zijn, tezamen en ieder afzonderlijk, aan het algemeen bestuur verantwoording verschuldigd voor het door hen gevoerde bestuur.
2. Zij geven ongevraagd aan het algemeen bestuur alle informatie die voor een juiste beoordeling van het door het dagelijks bestuur te voeren en gevoerde bestuur nodig is.
3. Zij geven – tezamen dan wel afzonderlijk – aan het algemeen bestuur, wanneer dit bestuur of een of meer leden daarvan hierom verzoekt, alle gevraagde inlichtingen.
4. Een lid van het dagelijks bestuur kan door het algemeen bestuur worden ontslagen, indien dit lid het vertrouwen van het algemeen bestuur niet meer bezit. In dit geval zijn de artikelen 49 en 50 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.
5. Het bepaalde in het eerste tot en met het derde lid is van overeenkomstige toepassing op de voorzitter voor het door hem gevoerde bestuur.
1. Het algemeen en het dagelijks bestuur geven aan de colleges van de deelnemende gemeenten ongevraagd alle informatie die voor een juiste beoordeling van het door het bestuur gevoerde en te voeren beleid nodig is.
2. Het algemeen en het dagelijks bestuur verstrekken aan de colleges van de deelnemende gemeenten alle inlichtingen die door een of meer leden van die colleges worden verlangd.
1. Een lid van het algemeen bestuur verschaft het college waarvan dit lid deel uitmaakt, alle inlichtingen, die door dat college of door één of meer leden van dat college worden verlangd en wel op de in het reglement van orde voor de vergaderingen van dat college aangegeven wijze.
Een lid van het algemeen bestuur is het college waarvan dit lid deel uitmaakt verantwoording verschuldigd voor het door hem in dat bestuur gevoerde beleid en wel op de in het reglement van orde voor de vergaderingen van dat college aangegeven wijze.
1. Het algemeen en het dagelijks bestuur geven aan de raden van de deelnemende gemeenten ongevraagd alle informatie die voor een juiste beoordeling van het door het bestuur gevoerde en te voeren beleid nodig is.
2. Het algemeen en het dagelijks bestuur verstrekken aan de raden van de deelnemende gemeenten alle inlichtingen die door een of meer leden van die raden worden verlangd.
1. Een lid van het algemeen bestuur verschaft aan de raad van zijn gemeente alle inlichtingen, die door die raad of door één of meer leden van die raad worden verlangd en wel op de in het reglement van orde voor de vergaderingen van die raad aangegeven wijze.
Een lid van het algemeen bestuur is aan de raad van zijn gemeente verantwoording verschuldigd voor het door hem in dat bestuur gevoerde beleid en wel op de in het reglement van orde voor de vergaderingen van die raad aangegeven wijze.
1. De leiding van de ambtelijke organisatie berust bij de algemeen directeur.
2. De algemeen directeur wordt bij zijn werkzaamheden ondersteund door een in te stellen directieteam.
3. De taken en bevoegdheden van de algemeen directeur, alsmede de samenstelling, taken en bevoegdheden van het directieteam zijn vastgelegd in de door het dagelijks bestuur vast te stellen organisatieverordening overeenkomstig artikel 13 van deze regeling.
1. Het dagelijks bestuur benoemt, schorst en ontslaat de algemeen directeur en de leden van het directieteam, voor zover wettelijke bepalingen dit toestaan.
2. Benoeming, schorsing en ontslag van het overige personeel wordt gemandateerd aan de algemeen directeur.
3. Het dagelijks bestuur kan voor het personeel de nodige instructies vaststellen.
4. Voor het personeel, daaronder begrepen de algemeen directeur en de leden van het directieteam, zijn van toepassing de Collectieve Arbeidsvoorwaarden Regeling (CAR) en de Uitwerkingsovereenkomst (UWO)
In de wet publieke gezondheid is opgenomen dat het algemeen bestuur de directeur publieke gezondheid benoemd.
Het algemeen bestuur stelt regels vast met betrekking tot de organisatie van de financiële administratie en van het beheer van de geldmiddelen, met inachtneming van de artikelen 212 tot en met 215 van de Gemeentewet.
1. Het dagelijks bestuur biedt jaarlijks voor 1 januari de colleges en de raden een ontwerp financieel kader aan voor het tweede daarop volgende dienstjaar, alsmede voor ten minste drie op dat dienstjaar aansluitende jaren. In dit kader worden de ontwikkelingen met betrekking tot de opgedragen taken beschreven en de financiële consequenties daarvan aangegeven. Dit kader is daarmee de opmaat voor de op te stellen begroting en meerjarenraming.
2. De raden en de colleges kunnen over het meerjarig financieel kader het dagelijks bestuur van hun zienswijze doen blijken. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren bij het ontwerp meerjarig financieel kader, zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.
3. Het algemeen bestuur stelt het meerjarig financieel kader vast voor 15 maart van het jaar, voorafgaande aan die jaren, waarvoor het meerjarig financieel kader de opmaat is.
1. Het dagelijks bestuur biedt jaarlijks een ontwerpbegroting voor het volgend dienstjaar, alsmede een meerjarenraming voor ten minste drie op dat dienstjaar aansluitende jaren aan. De ramingen in de ontwerpbegroting en de meerjarenraming worden toegelicht. Zowel de ontwerpbegroting als de meerjarenraming worden twee maanden voordat zij aan het algemeen bestuur worden aangeboden door het dagelijks bestuur toegezonden aan de colleges en de raden.
2. De ontwerpbegroting wordt door de zorg van de colleges voor een ieder ter inzage gelegd en tegen betaling van de kosten algemeen verkrijgbaar gesteld. Artikel 190 lid 2 van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.
3. De raden en de colleges kunnen over de ontwerpbegroting en de meerjarenraming het dagelijks bestuur van hun zienswijze doen blijken. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren bij de ontwerpbegroting, zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.
4. Het algemeen bestuur stelt de begroting en de meerjarenraming vast voor 1 juli van het jaar, voorafgaande aan dat, waarvoor de begroting moet dienen.
5. Terstond na de vaststelling zendt het algemeen bestuur, zo nodig, de begroting en de meerjarenraming aan de colleges en de raden. Deze kunnen van hun zienswijze doen blijken bij gedeputeerde staten.
6. Het dagelijks bestuur zendt de begroting en de meerjarenraming binnen twee weken doch in ieder geval voor 15 juli aan gedeputeerde staten.
7. In de begroting wordt voor elke gemeente voor het jaar waarop de begroting betrekking heeft de verschuldigde bijdrage aangegeven.
8. De bijdrage volgens de begroting van een bij contract opgedragen uitvoerende taak wordt berekend op basis van de kostprijs welke aan die uitvoerende taak ten grondslag ligt.
9. Het bepaalde in het derde en het vijfde lid van dit artikel is mede van toepassing op besluiten tot wijziging van de begroting.
In de begroting wordt aangegeven welke bijdrage elke deelnemende gemeente verschuldigd is voor het jaar waarop de begroting betrekking heeft. Voor zover daarover bij specifieke taken geen afwijkend besluit is genomen door het algemeen bestuur , wordt als verdeelsleutel gehanteerd het aantal inwoners volgens de door het Centraal Bureau voor de Statistiek openbaar gemaakte bevolkingscijfers per 1 januari van het jaar, voorafgaande aan dat, waarvoor de bijdrage verschuldigd is.
De deelnemende gemeenten betalen bij wijze van voorschot jaarlijks voor 16 januari en 16 juli telkens de helft van de verschuldigde bijdrage.
De deelnemende gemeenten dragen er zorg voor dat de regio te allen tijde over voldoende middelen beschikt om aan zijn verplichtingen te kunnen voldoen.
Het dagelijks bestuur biedt de rekening over het afgelopen jaar en het jaarverslag, daarbij gevoegd de accountantsverklaring, bedoeld in artikel 213, derde lid van de Gemeentewet, het verslag van bevindingen, bedoeld in artikel 213, vierde lid van de Gemeentewet, en de verslagen, bedoeld in artikel 213a, tweede lid van de Gemeentewet jaarlijks vóór 1 april ter vaststelling aan het algemeen bestuur aan onder gelijktijdige toezending aan de colleges en de raden van de gemeenten.
De colleges en de raden van de gemeenten kunnen binnen twee maanden na toezending bij het algemeen bestuur hun zienswijze over de jaarrekening naar voren brengen.
Het algemeen bestuur stelt de jaarrekening vast vóór 1 juli, volgende op het jaar waarop deze betrekking heeft
Zij wordt binnen twee weken, doch in ieder geval vóór 15 juli, met alle bijbehorende stukken en het jaarverslag aan Gedeputeerde Staten aangeboden.
Vaststelling van de jaarrekening strekt het dagelijks bestuur tot décharge, behoudens later in rechte gebleken valsheid in geschrifte of andere onregelmatigheden.
In de rekening wordt het werkelijke bedrag opgenomen dat elk van de deelnemende gemeenten verschuldigd is.
Verrekening van het verschil tussen de reeds verrichte betalingen en het werkelijk verschuldigde bedrag vindt plaats onmiddellijk na de kennisgeving aan de gemeenten van de vaststelling van de rekening.
Het dagelijks bestuur is belast met de zorg voor de archiefbescheiden van de regio en haar organen, overeenkomstig een door het algemeen bestuur vast te stellen regeling. Deze regeling wordt Gedeputeerde Staten medegedeeld.
De secretaris is belast met het beheer van de archiefbescheiden, bedoeld in het eerste lid, overeenkomstig de door het dagelijks bestuur vast te stellen nadere regeling.
Voor de bewaring van de op grond van artikel 12 van de Archiefwet 1995 over te brengen archiefbescheiden wijst het dagelijks bestuur een archiefbewaarplaats aan.
De beheerder van de in het vorige lid aan te wijzen archiefbewaarplaats oefent overeenkomstig de regeling als bedoeld in het eerste lid toezicht uit op het beheer van de archiefbescheiden van de regio en haar organen, voor zover deze archiefbescheiden niet zijn overgebracht naar een archiefbewaarplaats.
Toetreding van gemeenten tot deze regeling of uittreding uit deze regeling is slechts mogelijk na wijziging van de indeling van gemeenten in regio’s als bedoeld in artikel 8 van de wet
2. Het algemeen bestuur regelt de gevolgen van de toetreding of de uittreding en kan voorwaarden verbinden aan de toetreding of uittreding.
1. Zowel het algemeen bestuur, op voorstel van het dagelijks bestuur, als de colleges van de deelnemende gemeenten kunnen voorstellen doen tot wijziging van de regeling.
2. De regeling kan worden gewijzigd bij een daartoe strekkend besluit van de colleges, onder gelijktijdige toestemming van de raden, van tenminste tweederde van de deelnemende gemeenten. Voor wijzigingen in hoofdstuk 2 van deze regeling is een daartoe strekkend besluit van alle colleges, onder gelijktijdige toestemming van de raden, noodzakelijk.
1. Deze regeling kan slechts worden opgeheven na het vervallen van de verplichting tot samenwerking als bedoeld in de wet.
2. Ingeval van opheffing van de regeling besluit het algemeen bestuur tot liquidatie en stelt daarvoor de nodige regelen. Hierbij kan van de bepalingen van de regeling worden afgeweken.
3. Zo nodig blijven de organen van het samenwerkingsverband ook na het tijdstip van opheffing in functie, totdat de liquidatie is voltooid.