Organisatie | Harlingen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Gemeenschappelijke Regeling Recreatieschap de Marrekrite |
Citeertitel | Onbekend |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
Wet gemeenschappelijk regelingen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-12-1986 | Maatschappelijke ontwikkelingen | 14-11-1986 Onbekend | Onbekend |
Provinciale staten en gedeputeerde staten van Friesland, alsmede de raden respectievelijk de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten;
overwegende dat het met het oog op een evenwichtige ontwikkeling van het samenwerkingsgebeid aanbeveling verdient de in 1957 aangegane gemeenschappelijke regeling “De Marrekrite” aan te passen aan de maatschappelijke ontwikkelingen;
gelet op de Wet gemeenschappelijk regelingen;
de bestaande gemeenschappelijke regeling als volgt te wijzigen:
1. In deze regeling wordt verstaan onder:
a. “De Marrekrite” : het rechtspersoonlijkheid bezittend lichaam, bedoeld in art. 2 van de
b.de gemeenten: de aan de regeling deelnemende gemeenten;
c. de provincie: de provincie Fryslân
2. Waar in de regeling artikelen van de Provinciewet van overeenkomstige toepassing worden
verklaard, treden in die artikelen in de plaats van de provincie, provinciale staten, gedeputeerde
staten en de commissaris der Koningin, onderscheidenlijk: “De Marrekrite” , het algemene
1. Er is een openbaar lichaam, genaamd Recreatieschap voor het Friese waterland “De Marrekrite” .
2. “De Marrekrite” is gevestigd in Leeuwarden.
3. Het rechtsgebied van “De Marrekrite” omvat het grondgebied van de gemeenten.
Het bestuur van “De Marrekrite” bestaat uit:
“De Marrekrite” heeft tot doel de gemeenschappelijke belangen van de deelnemers te behartigen op het gebied van een evenwichtige en gecoördineerde ontwikkeling van de watersport en van andere vormen van recreatie op en aan het water, zulks met inacht-neming van de belangen van natuur en landschap.
1. In het kader van de artikel 4 bedoelde belangen oefent “De Marrekrite” , de volgende taken uit:
a. het bevorderen van en zonodig zorgdragen voor:
- de bevaarbaarheid van voor de watersport bestemde waterwegen (baggeren, betonning e.d.);
- het tot stand brengen, beheer en onderhoud van aanleggelegenheden en voorzieningen ten behoeve van de plankzeilsport;
- een vuilnis ophaalregeling in watersportgebieden;
- zonodig coördineren van plannen van provincie en afzonderlijke gemeenten, voor zover
een en ander verband houdt met de taak van “De Marrekrite”;
- het uitoefenen van taken, die overeenkomstig het bepaalde in art. 27 aan “De Marrekrite” worden toevertrouwd.
b. het geven van voorlichting, het ontwerpen van plannen, het verstrekken van adviezen en het zonodig coördineren van plannen van provincie
en afzonderlijke gemeenten, voor zover
een en ander verband houdt met de taak van “De Marrekrite”;
c. het uitoefenen van taken, die overeenkomstig het bepaalde in art. 27 aan “De Marrekrite” worden toevertrouwd.
2. “De Marrekrite” oefent deze taken uit in overleg met de gemeenten en provincie, ieder voor zoveel hun bevoegdheden betreft en met andere daarvoor in aanmerking komende besturen, instellingen, diensten en personen.
3. Aan “De Marrekrite” worden ter uitvoering van de in het eerste lid genoemde taken, alsmede – tenzij anders is bepaald – van de krachtens art. 27 overgedragen taken zodanige bevoegd- heden van regeling en bestuur toegekend als aan provinciale staten en gedeputeerde staten en aan de
raden en burgemeester en wethouders van de gemeenten met betrekking tot de provincie onderscheidenlijk de gemeenten toekomen, met dien verstande dat de bevoegdheid tot het heffen van rechten, bedoeld in art. 272, onder h, van de gemeentewet en in art. 146, onder b, van de Provinciewet en de bevoegdheid algemene verbindende voorschriften te geven uitsluitend betrekking heeft op bij “De Marrekrite” in eigendom en/of beheer zijnde werken.
1. Het algemeen bestuur bestaat uit:
a. één lid, aan te wijzen door en uit elk der raden (de voorzitter inbegrepen) van de gemeenten;
b. twee leden, aan te wijzen door en uit provinciale staten van Friesland.
2. De leden van het algemeen bestuur kunnen zich bij afwezigheid laten vervangen. De aanwijzing van de plaatsvervangende leden vindt tegelijkertijd en op overeenkomstige wijze plaats als de
1. De leden van het algemeen bestuur worden aangewezen voor 4 jaar met dien verstande dat de
leden aftreden op de dag waarop de zittingsperiode van het orgaan dat hen heeft aangewezen,
2. Provinciale staten en de raden van de gemeenten wijzen bij de aanvang van elke zittings- periode zo spoedig mogelijk nieuwe leden van het algemeen bestuur aan. Aftredende leden
kunnen opnieuw als lid worden aangewezen.
3. Indien tussentijds een plaats van een lid vacant komt, geeft de voorzitter daarvan kennis aan de provinciale staten of aan de gemeenteraad die het aangaat. Zo spoedig mogelijk wordt in de
4. Het lid dat ter vervulling van een buiten de gewonen tijd van aftreden opengevallen plaats tot lid van het algemeen bestuur is aangewezen, treedt af op het tijdstip waarop degene in wiens
1. Elk lid van het algemeen bestuur heeft in de vergadering één stem.
2. Het algemeen bestuur kan deskundigen – niet leden – uitnodigen de vergadering op ad hoc basis bij te wonen voor het geven van informatie en advies.
3. Het algemeen bestuur stelt een reglement van orde vast voor zijn vergadering.
1. Ingevolgde art. 52, eerste lid, sub d, van de Wet gemeenschappelijke regelingen zijn de artikelen 15 tot en met 19,
22 en 24 tot en met 28 van de Provinciewet van overeenkomstige toepassing op het houden en de orde van de
vergaderingen. Deze bepalingen hebben betrekking op de vergaderfrequentie, reglement van orde, agenda,
onschendbaarheid, vergaderquorum, vergaderorde, stemonthouding, stemmingquorum, besluitquorum, wijze van
2. In artikel 52, juncto artikel 22, 23 en 24 van de Wet gemeenschappelijke regelingen zijn voorschriften met
betrekking tot de openbaarheid en geheimhouding, alsmede met betrekking tot het instellen van commissies gegeven.
1. Alle bevoegdheden in het kader van deze regeling, die niet aan een ander orgaan zijn opge- dragen, behoren aan het algemeen bestuur.
2. Het algemeen bestuur kan hem toekomende bevoegdheden, geheel of gedeeltelijk, delegeren aan het dagelijks bestuur. Het dagelijks bestuur oefent die bevoegdheden uit naar door het algemeen bestuur te stellen regels.
3. Van het bepaalde in het tweede lid zijn uitgesloten de bevoegdheden van het algemeen bestuur tot het overnemen van bevoegdheden overeenkomstig het bepaalde in art. 27, het vaststellen of
het wijzigen van de begroting, het voorlopig vaststellen van de rekening, alsmede het bedreigen
van straf tegen overtreding van verordeningen van het openbaar lichaam.
1. Eén of meer leden van de raden van de gemeenten of van provinciale staten kunnen het
algemeen bestuur inlichtingen vragen.
2. Eén of meer leden van de raden van de gemeenten of van provinciale staten kunnen hun
vertegenwoordigers in het algemeen bestuur inlichtingen vragen.
3. De inlichtingen worden schriftelijk gevraagd en in afschrift toegezonden aan de betrokken gemeenteraad of provinciale staten en, in geval toepassing wordt gegeven aan het tweede lid,
4. De inlichtingen worden zo spoedig mogelijk, in schriftelijke vorm, verstrekt en eveneens in afschrift toegezonden aan in elk geval de betrokken gemeenteraad of provinciale staten en, in geval toepassing wordt gegeven aan het tweede lid, aan het algemeen bestuur.
Gehandeld moet worden als de inlichtingen of de verantwoording betrekking heeft op aangelegenheden waarvoor
1. Een lid van het algemeen bestuur kan door de gemeenteraad of door provinciale staten, die dat lid in het algemeen bestuur heeft/hebben aangewezen, ter verantwoording worden geroepen voor het door hem in dat bestuur gevoerde beleid.
2. In geval toepassing wordt gegeven aan het eerste lid geeft het lid van het algemeen bestuur alle verlangde inlichtingen, een en ander voor zover zulks niet strijdig is met het openbaar belang.
3. De verantwoording wordt mondeling afgelegd in een vergadering van de betrokken
1. De gemeenteraad of provinciale staten is/zijn bevoegd het door hem/hen in het algemeen bestuur aangewezen lid ontslag te verlenen, indien dit lid het vertrouwen van de raad of provinciale staten niet meer bezit.
2. Over een voorstel tot het verlenen van ontslag als bedoeld in het eerste lid wordt niet beraad- slaags of besloten, dan nadat de gemeenteraad of provinciale staten tenminste twee weken
en ten hoogste drie maanden tevoren heeft verklaard, dat het betrokken lid het vertrouwen
van de raad of van provinciale staten niet meer bezit.
Besluit (art. 12, eerste lid, van de regeling) art. 7, tweede lid, van de Wet Arbo niet van toepassing.
1. Het dagelijks bestuur bestaat uit de voorzitter en vier andere leden, door en uit het algemeen
2. Het algemeen bestuur beslist bij de aanvraag van elke zittingsperiode zo spoedig mogelijk over
de aanwijzing van de in het eerste lid bedoelde leden van het dagelijks bestuur. Aftredende leden
kunnen opnieuw als lid worden aangewezen.
3. Het dagelijks bestuur kan voor zijn vergaderingen een reglement van orde vaststellen.
4. De leden van het dagelijks bestuur brengen ieder één stem uit. Over personen wordt schriftelijk,
(oplegging van) geheimhouding.
van commissies van advies en vaste commissies van advies aan het dagelijks bestuur.
Onverminderd het elders in deze regeling bepaalde is aan het dagelijks bestuur opgedragen:
a. het voorbereiden van al hetgeen aan het algemeen bestuur ter overweging en beslissing zal
b. het uitvoeren van de besluiten van het algemeen bestuur;
c. het beheer van gelden van “De Marrekrite”;
d. het houden van een gedurig toezicht op al wat “De Marrekrite” aangaat;
e. het nemen van alle conservatoire maatregelen, zowel in als buiten rechte en het doen van
alles wat nodig is ter voorkoming van verjaring en verlies van recht of bezit;
f. het voorstaan van de belangen van “De Marrekrite” bij hogere overheden, en andere
instellingen, diensten of personen, waarmee contact voor “De Marrekrite” van belang is;
g. de zorg, voor zover deze niet aan anderen toekomt, voor de controle op het geldelijk beheer
1. Het dagelijks bestuur is belast met de zorg voor en het toezicht op de bewaring en het beheer van
de archiefbescheiden van “De Marrekrite” overeenkomstig een door het algemeen bestuur met
inachtneming van art. 37, tweede lid, van Archiefwet 1962 vast te stellen regeling.
2. De secretaris is belast met de bewaring en het beheer van de archiefbescheiden, bedoeld
In het vorige lid, overeenkomstig de door het algemeen bestuur vast te stellen regeling.
3. Bij opheffing van deze regeling worden de archiefbescheiden overgebracht naar de archief-
1. Eén of meer leden van het algemeen bestuur kunnen het dagelijks bestuur of één of meer
leden daarvan inlichtingen vragen.
2. Eén of meer leden van de randen van de gemeenten of van provinciale staten kunnen het
dagelijks bestuur inlichtingen vragen.
3. De inlichtingen worden schriftelijk gevraagd en in afschrift verstuurd aan:
a. bij toepassing van het eerste lid:
- het dagelijks bestuur, indien inlichtingen worden gevraagd aan individuele leden van het dagelijks bestuur;
b. bij toepassing van het tweede lid:
- aan de raad van de betrokken gemeente of aan provinciale staten.
4. De inlichtingen worden zo spoedig mogelijk, in schriftelijke vorm verstrekt en in afschrift
verzonden als aangegeven in het derde lid.
gehandeld moet worden als de inlichtingen of de verantwoording betrekking hebben (heeft) op aangelegenheden waarvoor het bestuur een geheimhoudingsplicht heeft opgelegd.
1. De leden van het dagelijks bestuur zijn, tezamen en ieder afzonderlijk aan het algemeen
bestuur verantwoording schuldig voor het door hen gevoerde beleid.
2. In geval toepassing wordt gegeven aan het eerste lid geven de leden van het dagelijks
bestuur alle door het algemeen bestuur verlangde inlichtingen, één en ander voor zover zulks
niet strijdig is met het openbaar belang.
3. De verantwoording wordt mondeling afgelegd in een vergadering van het algemeen bestuur.
1. Onverminderd het bepaalde in art. 57, eerste lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen,
juncto art. 113, derde lid, van de Provinciewet, kan een lid van het dagelijks bestuur door het
algemeen bestuur worden ontslagen, indien dit lid het vertrouwen van het algemeen bestuur niet meer bezit.
2. Over een voorstel tot het verlenen van ontslag als bedoeld in het eerste lid wordt niet beraad- slaagd of besloten, dan nadat het algemeen bestuur tenminste twee welen en ten hoogste drie
maanden tevoren heeft verklaard, dat het betrokken lid het vertrouwen van het algemeen bestuur niet meer bezit.
3. De oproeping tot de vergadering, waarin over at voorstel wordt beraadslaagd of besloten, wordt
tenminste achtenveertig uur voor de aanvang of zoveel eerde als het algemeen bestuur heeft bepaald, bij de leden van het algemeen bestuur bezorgd. Zij vermeldt het voorstel tot het verlenen
1. De voorzitter wordt door en uit het algemeen bestuur aangewezen.
2. De voorzitter is voorzitter van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur.
3. Hij, die ophoudt lid te zijn van het algemeen bestuur, houdt tevens op voorzitter te zijn.
4. Bij afwezigheid wordt de voorzitter vervangen door een ander lid van het dagelijks bestuur, aan
1. De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur.
2. Hij bevordert een spoedige afdoening van zaken.
3. Hij tekent de stukken, die van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur uitgaan.
4. De voorzitter vertegenwoordigt “De Marrekrite” in en buiten rechte. Hij kan deze vertegenwoor-
diging aan een door hem aan te wijzen gemachtigde toevertrouwen.
1. Eén of meer leden van de raden van de gemeenten of van provinciale staten kunnen de
voorzitter inlichtingen vragen.
2. De inlichtingen worden schriftelijk gevraagd en in afschrift toegezonden aan de raad van de betrokken gemeente of aan provinciale staten.
3. De inlichtingen worden zo spoedig mogelijk, in schriftelijke vorm verstrekt en in afschrift toe-
gezonden aan de raad van de betrokken gemeente of aan provinciale staten.
1. Het algemeen bestuur benoemt, schorst en ontslaat de secretaris. Benoeming geschiedt uit
een door het dagelijks bestuur opgemaakte aanbeveling, bevattende de namen van zo mogelijk twee personen.
2. De secretaris staat het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter bij alles wat de Hun opgedragen taken betreft, terzijde.
3. Hij maakt van de vergaderingen van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur een
verslag, dat in een volgende vergadering ter vaststelling wordt aangeboden.
4. Door hem worden alle stukken, die van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur uitgaan, meeondertekend.
1. Het algemeen bestuur benoemt, schorst en ontslaat de penningmeester. De tweede volzin van
Art. 23, eerste lid, is van overeenkomstige toepassing.
2. De penningmeester is in het bijzonder belast met de financiële administratie, het opstellen van de ontwerpbegroting en het jaarlijks opmaken van de rekening van baten en lasten.
3. De functies van secretaris en penningmeester zijn verenigbaar.
1. De raad en burgemeester en wethouders van een deelnemende gemeente, alsmede provinciale staten en gedeputeerde staten, kunnen binnen het kader van de in art. 4 omschreven belangen, de opsomming van de in art. 5, eerste lid, genoemde taken wijzigen.
2. Burgemeester en wethouders en gedeputeerde staten doen geen voorstel als in het eerste lid
bedoeld, zonder de voorafgaande instemming van de raad van hun gemeente, respectievelijk
3. Alvorens te besluiten, verzoekt het algemeen bestuur de betrokken bestuursorganen van provincie
en gemeenten, mee te delen of ook zij tot toepassing van het eerste lid wensen over te gaan.
4. Indien tenminste tweederde deel van elk der betrokken bestuursorganen, die aan de regeling
deelnemen, daartoe besluiten, wordt de in het eerste lid bedoelde uitoefening van een taak aan
“De Marrekrite” overgedragen. Het algemeen bestuur beslist of de overdracht wordt aanvaard.
5. Het voorstel als bedoeld in het eerste lid kan ook worden gedaan door het algemeen bestuur.
De leden 3 en 4 zijn van overeenkomstige toepassing.
6. Het dagelijks bestuur doet an de overgang van taken en bevoegdheden onverwijld mededeling
aan de gemeenten en de provincie. De voorzitter draagt zorg voor publicatie in dag- of nieuws-bladen.
De geldmiddelen van “De Marrekrite” worden gevormd door:
a. bijdragen van de deelnemers, volgens de op de grond van artikel 30 getroffen regeling;
1. Het algemeen bestuur stelt voorschiften vast ter zake van het geldelijk beheer en de boekhouding.
2. Het algemeen bestuur wijst één of meer deskundigen aan voor de controle op het geldelijk beheer
3. Het algemeen bestuur stelt regels vast met betrekking tot de in het tweede lid bedoelde controle.
1. Voor zover de kosten van “De Marrekrite” niet worden gedekt door de in art. 28 sub b en c bedoelde inkomsten, wordt hierin als volgt voorzien:
2. Het algemeen bestuur stelt de verdeelsleutel vast op grond waarvan de in het eerste lid, onder b,
bedoelde bijdrage over de gemeenten wordt omgeslagen. In geval van toe- of uittreding wordt deze
1. De begroting gaat vergezeld van een verslag van werkzaamheden over het afgelopen jaar en een overzicht van activiteiten voor het komende jaar.
2. Het dienstjaar valt samen met het kalenderjaar.
3. In de begroting wordt op basis van de verdeelsleutel van art. 30 aangegeven de naar raming door de provincie en de gemeente verschuldigde bijdrage.
4. Terstond na de vaststelling wordt de begroting in afschrift toegezonden aan de provincie en de gemeenten, die de daarin opgenomen deelnemersbijdrage in hun begroting opnemen.
5. De provincie en de gemeenten betalen bij wijze van voorschot jaarlijks vóór 1 april en vóór 1 oktober telkens de helft van de in het derde lid bedoelde bijdrage.
6. Het dagelijks bestuur informeert de provincie en de gemeenten omtrent de goedkeuring van de begroting.
7. Het bepaalde in art. 59, eerste, derde en vierde lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen is niet van toepassing op de volgende wijzigingen:
a. begrotingswijzigingen, die verband houden met aanpassing van de raming in verband met loon- en prijsstijgingen;
b. begrotingswijzigingen, die betrekking hebben op overboeking van kredieten van één object naar één of meer andere objecten, dan wel nieuwe objecten;
c. begrotingswijzigingen, betrekking hebbende op nieuwe investering c.q. lasten daarvan, voor
zover op post “onvoorzien” daartoe nog de ruimte biedt;
d. begrotingswijzigingen, betrekking hebbende op overige lasten, voor zover de post “onvoorzien” daartoe nog ruimte biedt;
e. begrotingswijzigingen, betrekking hebbende op bijdragen van derden dan wel andere baten.
8. De in het vorige lid bedoelde begrotingswijzigingen worden na vaststelling door het algemeen
bestuur ter kennisneming toegezonden aan de gemeenten en de provincie.
1. Het dagelijks bestuur biedt jaarlijks vóór 1 april de rekening over het afgelopen jaar ter voorlopige vaststelling aan, aan het algemeen bestuur.
2. De rekening gaat vergezeld van een verslag van het onderzoek naar de deugdelijkheid van de rekening, ingesteld door de overeenkomstig art. 29, tweede lid, aangewezen deskundige(n) en van hetgeen het dagelijks bestuur ter zijner verantwoording dienstig acht.
3. In de rekening wordt de door de provincie en de gemeenten over het betreffende jaar werkelijk verschuldigde bijdrage opgenomen.
4. De vaststelling van de rekening strekt het dagelijks bestuur tot décharge, behoudens later in rechte gebleken valsheid in geschrifte of andere onregelmatigheden.
5. Het dagelijks bestuur informeert de provincie en de gemeenten omtrent de vaststelling van de rekening.
6. Verrekening van het verschil tussen het op grond van art. 31, vijfde lid, betaalde en het werkelijk
verschuldigde vindt plaats binnen 2 maanden na de in het tweede lid bedoelde mededeling.
1. Toetreding door andere gemeenten vindt plaats indien het algemeen bestuur daarin bewilligt.
2. Het algemeen bestuur regelt de gevolgen van de toetreding.
3. De toetreding gaat in op 1 januari van het jaar volgende op dat waarin het toetredingsbesluit in werking is getreden.
4. Uittreding van de provincie of van één of meer gemeenten uit deze regeling kan slechts geschieden met ingang van 1 januari 1992 en vervolgens telkens om de vijf jaren, mits het desbetreffende besluit tenminste een jaar tevoren aan het algemeen bestuur toegezonden is.
5. Het algemeen bestuur regelt de gevolgen van uitreding, zoals het aandeel van de uittredende provincie/gemeente in de financiële verplichtingen van “De Marrekrite”. De duur van deze verplichtingen bedraagt ten hoogste 5 jaren.
1. Het bestuur kan voorstellen doen tot wijziging van de regeling.
2. Een wijziging is tot stand gekomen wanneer provinciale staten alsmede de raden tenminste tweederde deel van de gemeenten deze hebben vastgesteld.
1. De regeling wordt opgeheven wanneer tenminste tweederde deel van elk der bestuurorganen, die aan de regeling deelnemen, daartoe besluiten, zulks onverminderd het bepaalde in art. 9, derde lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen.
2. De opheffing gaat niet eerder in dan op de eerste dag van de maand, volgend op die waarin de in art. 52, juncto art. 26, van de Wet gemeenschappelijke regelingen bedoelde publicaties hebben
3. In geval van opheffing van de regeling besluit het algemeen bestuur tot liquidatie en stelt daarvoor de nodige regels vast. Hierbij kan worden afgeweken van de bepalingen van de regeling.
4. Het liquidatieplan wordt door het algemeen bestuur vastgesteld.
1. De eerste aanwijzing van leden van het algemeen bestuur overeenkomstig de gewijzigde
Gemeenschappelijke regeling dienst binnen 2 maanden na het in werking treden van deze wijzigingen plaats te vinden.
2. De provincie draagt zorg voor de in artikel 52, juncto artikel 26, eerste en vierde lid, van de
Wet gemeenschappelijke regelingen bedoelde verzending.
3. Deze wijziging van de gemeenschappelijke regeling treedt in werking na de in artikel 52, juncto
artikel 26, van de Wet gemeenschappelijke regelingen bedoelde publicaties op een nader door
de bestuurcommissie van “De Marrekrite” te bepalen tijdstip. Eventuele nadere wijzigingen van de
gemeenschappelijke regeling treden in werking op de eerste dag van de maand, volgend op die,
waarin de zojuist bedoelde publicaties hebben plaatsgevonden.
Bijlage 1 FINANCIELE BEPALINGEN
Volgens artikel 29, eerste lid, van de gewijzigde gemeenschappelijke regeling dient het algemeen bestuur voorschriften vast te stellen ter zake van het geldelijk beheer een de boekhouding.
De boekhouding wordt ingericht en gevoerd naar de beginselen van dubbel boekhouden met inachtneming van de provinciale comptabiliteitsvoorschriften en moet een nauwkeurige en volledige verantwoording geven van alle bezittingen, schulden, baten en lasten, ontvangsten en uitgaven.
Betalingen hebben niet plaats, dan nadat de desbetreffende rekening of andere bescheiden voor akkoord zijn getekend door de directeur van het recreatieschap tot het bedrag van € 20.000,--. Betalingen van rekeningen van € 20.000,-- en hoger dienen eveneens voor akkoord te worden getekend door de voorzitter van het recreatieschap. Uitgaven van bedragen die hoger zijn dan
€ 20.000,-- maar een gevolg zijn van besluitvorming in DB en/of AB en/of vastgelegd in het meerjarenonderhoudschema kunnen achteraf door de voorzitter worden getekend. Uitgaven(ook voor onderhoud) van meer dan € 150.000,-- worden altijd eerst voor besluitvorming voorgelegd aan de voorzitter.
De directeur geeft van zijn boekhouding en de daarbij behorende bescheiden inzage en daaromtrent inlichtingen uitsluitend aan:
b. leden van het dagelijks bestuur
c personen, die daarvoor zijn aangewezen in de controleregeling, bedoeld in artikel 29, tweede en
De directeur is bevoegd contant geld op te nemen tot een maximum van
Aldus vastgesteld in de vergadering van het
Bijlage 2 REGLEMENT VAN ORDE VOOR VERGADERINGEN VAN HET ALGEMEEN BESTUUR VAN HET RECREATIESCHAP “DE MARREKRITE”
De voorzitter kan de vergadering schorsen ten einde gelegenheid te geven tot nader onderling beraad.
1. Wanneer de voorzitter meent, dat de beraadslaging over een onderwerp kan worden gesloten, doet hij/zij daartoe een voorstel.
2. Na het sluiten van de beraadslagingen en alvorens tot stemming wordt overgegaan, heeft ieder lid
het recht zijn uit te brengen stem kort te motiveren.
1. Nadat de beraadslaging over zaken is gesloten, of indien niemand het woord verlangt, vraagt de
voorzitter of iemand stemming verlangt.
2. Vraagt geen der leden stemming, dan wordt het besluit geacht met algemene stemmen te zijn genomen.
3. Ter vergadering aanwezige leden kunnen aantekeningen vragen, dat zij geacht willen worden te hebben tegengestemd. In dat geval wordt – in afwijking van hetgeen is bepaald in het tweede lid – het besluit geacht met de stemmen van de overige leden te zijn genomen.
1. Bij een stemming over personen is ieder aanwezig lid verplicht het hem uitgereikte stembriefje in te dienen.
2. Briefjes, waaruit niet duidelijk de persoonskeuze blijkt, alsmede briefjes, die een andere naam bevatten dan die van de personen tot wie de keuze beperkt is; zijn van onwaarde.
HOOFDSTUK III: HET DOEN VAN VOORSTELLEN
Een voorstel van orde kan slechts in een vergadering worden gedaan.
1. Ieder lid heeft het recht de vergadering een voorstel te doen over een op de agenda vermeld onderwerp.
2. Dit voorstel kan zowel voor als tijdens de vergadering worden gedaan.
3. Het voorstel wordt behandeld bij de beraadslaging over het onderwerp, waarop het voorstel
1. Ieder lid heeft het recht de vergadering een voorstel te doen over een onderwerp, dat niet op de agenda staat. Het lid dient dit voorstel schriftelijk en ondertekend bij de voorzitter in. Het komt alleen in behandeling als het blijkens medeondertekening door tenminste twee andere leden wordt ondersteund.
2. Het voorstel wordt alleen in de betreffende vergadering behandeld als het tenminste 14 dagen vóór de vergadering is ingediend. In spoedeisende gevallen – ter beoordeling van de voorzitter – kan van die termijn worden afgeweken, mits het betreffende voorstel hem/haar vóór de vergadering ter hand is gesteld.
3. De voorzitter doet het voorstel zo spoedig mogelijk aan de leden toekomen. De vergadering beslist op welk moment van de vergadering het voorstel aan de orde zal worden gesteld. De voorzitter doet over dit laatste een aanbeveling.
Zodra een voorstel, zoals bedoeld in de voorgaande artikelen, in behandeling wordt genomen, geeft de voorzitter de indiener gelegenheid het voorstel toe te lichten.
Zolang beraadslagingen over een onderwerp niet is gesloten, kunnen bij de voorzitter voorstellen, zoals bedoeld in artikel 5 en 6, worden ingediend.
De directeur draagt zorg, dat het verhandelde in een vergadering wordt vastgelegd en uitgewerkt in een verslag.
Het in artikel 10 bedoelde verslag wordt na vaststelling door het algemeen bestuur ondertekend door de voorzitter en de directeur.
1. Het verslag van een vergadering, voor zover die met gesloten deuren is gehouden, wordt afzonderlijk opgemaakt.
2. De beraadslaging over de vaststelling van dit verslag geschiedt in een vergadering met gesloten deuren.
In geval van twijfel omtrent de toepassing of de uitleg van enige bepaling van dit reglement, alsmede in gevallen, waarin het niet voorziet, beslist het algemeen bestuur.
Aldus vastgesteld door het algemeen bestuur
van het Recreatieschap voor het Friese waterland