Het college van burgemeester en wethouders, de burgemeester, de heffingsambtenaar en de invorderingsambtenaar van de gemeente Opsterland, ieder voor zover het zijn bevoegdheid betreft;
gelet op de algemene bepalingen ten aanzien van mandaat zoals opgenomen in afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht;
gelet op het feit dat het wenselijk is op zo ruim mogelijke schaal gebruik te maken van de mogelijkheden van mandaat, waarbij de verantwoordelijkheid - in eerste lijn - voor de afdoening van daarvoor in aanmerking komende routinematige en technische, niet-politieke beslissingen bij de ambtelijke organisatie wordt gelegd, opdat:
- a)
slagvaardig(er) kan worden gehandeld en burgers sneller en doeltreffender geholpen kunnen worden;
- b)
bestuursorganen minder uitvoerend bezig zijn, waardoor de werklast van bestuurders wordt verlicht en er meer tijd beschikbaar komt voor het uitzetten van hoofdlijnen van beleid;
- c)
de deskundigheid in het apparaat optimaler benut kan worden;
- d)
de verantwoordelijkheden extern en intern duidelijker tot uitdrukking kunnen komen;
besluiten vast te stellen de volgende
Mandaatregeling 2014 Opsterland.
Artikel 1 Begripsbepaling
- 1.
Productenbegroting: een door het college vastgesteld, en op de begroting gebaseerd, overzicht waarbij per product is aangegeven welk budget daarvoor beschikbaar is, en welke functionaris daarvoor budgethouder is.
- 2.
Budgethouder: hij of zij die door het college is aangewezen als ambtenaar die verantwoordelijk is voor een bij een product behorend budget;
- 3.
Mandaat: het in naam van het bevoegde bestuursorgaan nemen van besluiten;
- 4.
Mandaatgever: het bestuursorgaan dat mandaat verleent;
- 5.
Gemandateerde: degene aan wie het mandaat wordt verleend;
- 6.
Medewerker: degene die op grond van de functiebeschrijving en/of een opdracht van een leidinggevende, geacht mag worden met de uitvoering van de betreffende taak te zijn belast.
Artikel 2 Algemeen
- 1.
De uitoefening van de bevoegdheden zoals vermeld in het bij deze regeling behorende overzicht, is gemandateerd aan de daar genoemde functionarissen, waarbij slechts in de daarbij nadrukkelijk aangegeven gevallen toestemming voor ondermandaat wordt verleend;
- 2.
De in lid 1 genoemde functionaris is tevens bevoegd tot ondertekening in de zin van artikel 10:11 Algemene wet bestuursrecht, voor zover daar in de kolom Bijzondere bepalingen en nadere toelichting geen nadere beperking aan zijn gesteld of uitzondering op is bepaald;
- 3.
De in overzicht XI (Vertegenwoordiging) aangeduide functionarissen worden aangewezen als gemachtigde van de burgemeester dan wel de resp. bestuursorganen;
- 4.
Bij de uitoefening van de bevoegdheden, bedoeld in deze regeling, worden de Bijzondere bepalingen en nadere toelichting, opgenomen in de desbetreffende kolom van het bij deze regeling behorende overzicht, in acht genomen;
- 5.
Onverminderd het bepaalde in het vierde lid, worden bij de uitoefening van bedoelde bevoegdheden, wetgeving, aanwijzingen, beleidsregels, circulaires van rijks-, provinciale of gemeentelijke organen in acht genomen;
- 6.
Ten aanzien van de uitoefening van bevoegdheden, die financiële consequenties hebben, geldt dat de begroting van het dienstjaar hierin moet voorzien.
Artikel 3 Mandaat bij meerdere functionarissen
Indien in het overzicht aan meerdere functionarissen mandaat is verleend, kan het mandaat rechtsgeldig door elk van de genoemde functionarissen worden uitgeoefend, tenzij een mandaatgever nadrukkelijk heeft aangegeven zelf het mandaat te willen uitoefenen.
Artikel 4 Plaatsvervanging
- 1.
In geval van afwezigheid van de gemandateerde, vindt er – voor zover mogelijk – een horizontale vervanging plaats.
- 2.
Indien zowel de gemandateerde, als zijn / haar horizontale vervanger afwezig is, is de direct leidinggevende bevoegd als zodanig op te treden.
- 3.
Leidinggevenden zijn bevoegd om personen die op basis van een arbeidsovereenkomst of op basis van een detacheringovereenkomst zijn aangesteld als uitvoerend ambtenaar of plaatsvervanger te laten optreden mits de betreffende persoon schriftelijk verklaard akkoord te gaan met de verplichtingen voortvloeiende uit de CAR/UWO en interne regels en instructies.
Artikel 5 Relatie met een andere afdeling
Indien bij een krachtens mandaat te nemen beslissing of handeling een andere afdeling belang heeft of de betreffende aangelegenheid het taakveld van een andere afdeling raakt, legt de gemandateerde de zaak vooraf voor aan de betreffende medewerker van die andere afdeling, dit onverminderd het gestelde in de kolom "Bijzondere bepalingen en nadere toelichting" van het bij deze regeling behorende overzicht. Als er geen overeenstemming wordt bereikt, geldt artikel 9, lid 3 onder f.
Artikel 6 Budgethouderschap
- 1.
In geval van mandatering van bevoegdheden tot het nemen van besluiten ten laste van de begroting aan leidinggevenden, wordt de gemandateerde tevens geacht te zijn aangewezen als budgethouder. Overige aanwijzingen van budgethouders zijn geregeld in de productenbegroting. Voor alle budgethouders gelden de voorschriften als bedoeld in de leden 2 t/m 5 van dit artikel.
- 2.
De budgethouder is verantwoording verschuldigd aan de gemeentesecretaris.
- 3.
Een budgethouder is beleidsmatig en financieel verantwoordelijk voor de totstandkoming en kwaliteit van een product (budget), de effectiviteit en efficiëntie van dat product, de advisering over dat product aan het bestuur en het realiseren van de geraamde inkomsten.
- 4.
De budgethouder is tevens beleidsmatig en financieel verantwoordelijk voor begroting, budgetrapportages, jaarrekening en beleidstoelichtingen op product- en budgetniveau. Dit betreft ook de toelevering van cijfers, teksten en analyses.
- 5.
Bij de uitoefening van de bevoegdheden als budgethouder, worden de Bijzondere bepalingen en nadere toelichting, opgenomen in de desbetreffende kolom van het bij deze regeling behorende overzicht, de kadernota inkoop -en aanbestedingsbeleid, het collegebesluit inkoop en aanbesteding, alsmede de meerjarenbegroting in acht genomen.
Artikel 7 Mandaat gemeentesecretaris/algemeen directeur
- 1.
Aan de gemeentesecretaris wordt mandaat verleend ten aanzien van de tot het college en de burgemeester behorende aangelegenheden.
- 2.
Aan het college en de burgemeester blijft voorbehouden de bevoegdheid tot het nemen van beslissingen die zijn neergelegd in een document, gericht tot:
- a.
- b.
de Koningin en andere leden van het Koninklijk Huis;
- c.
(bestuurs)organen van waterschap, provincie of rijk.
- 3.
Onverminderd het gestelde in het eerste lid blijven aan het college en de burgemeester overigens voorbehouden de bevoegdheden als genoemd in bijlage 1.
- 4.
Het college en de burgemeester zijn bevoegd om mandaten die op grond van dit artikel zijn verleend, geheel of gedeeltelijk en al dan niet tijdelijk, in te trekken.
Artikel 8 Wijze van ondermandatering
- 1.
De aan de gemeentesecretaris gemandateerde bevoegdheden in de zin van artikel 7 worden ondergemandateerd aan de in de bijbehorende tabel aangewezen functionarissen.
- 2.
Bij dit mandaat geldt een systeem van getrapte mandatering. Dit houdt in dat, tenzij anders is bepaald, de bevoegdheden ondergemandateerd zijn aan de hiërarchisch laagste in de tabel genoemde functielaag (afdelingshoofd, teamleider of medewerker), alsmede alle boven hem/haar ressorterende leidinggevenden.
- 3.
De gemandateerde maakt van het aan hem verleende mandaat slechts gebruik voor zover het aangelegenheden betreft die behoren tot zijn taakveld en binnen het voor het project toegekende budget.
- 4.
Aan de gemeentesecretaris blijven voorbehouden de bevoegdheden die bij of krachtens de wet aan zijn functie zijn toegekend.
- 5.
De gemeentesecretaris is bevoegd om mandaten die op grond van dit artikel zijn verleend, geheel of gedeeltelijk en al dan niet tijdelijk in te trekken.
Artikel 9 Uitzonderingen
In de volgende gevallen legt de gemandateerde de kwestie ter beslissing aan zijn/haar leidinggevende voor, onverminderd het bepaalde in artikel 10:3 tweede lid van de wet:
- a.
Als bestuurlijk is aangegeven dat een wijziging, aanvulling of afwijking van het tot dan gevoerde beleid gewenst is;
- b.
Als inwilliging van een verzoek zou leiden tot strijdigheid met het gemeentelijk beleid, met richtlijnen of met voorschriften daaromtrent;
- c.
Als redelijkerwijs aangenomen mag worden dat de afdoening (grote) politieke consequenties met zich mee zal brengen, dan wel precedentwerking zal oproepen (zie de bijlage Handreiking politieke gevoeligheid);
- d.
Als de afdoening van een zaak niet als een routineaangelegenheid kan worden gekwalificeerd;
- e.
Als bij besluiten waar sprake is van beleidsvrijheid reeds in de voorbereidingsfase aannemelijk is dat tegen de te nemen beslissing bezwaar zal worden gemaakt dan wel beroep ingesteld;
- f.
Als in de voorbereidingsfase de standpunten van de portefeuillehouder, adviseurs en de gemandateerde met betrekking tot de te nemen beslissing uiteenlopen;
- g.
Als de mandaatgever, dan wel de gemandateerde de wens daartoe te kennen geeft;
- h.
Ten aanzien van de vaststelling en verzending van stukken aan een raadscommissie en/of de gemeenteraad;
- i.
Ten aanzien van uitingen, gericht aan andere overheidsorganen, tenzij in overeen¬stemming met bij het betrokken orgaan bekend beleid of met geheel bij de wettelijke regeling of de jurisprudentie bepaald beleid.
Artikel 10 Mandaat bij twijfelgevallen
Indien een gemandateerde twijfelt over zijn bevoegdheid tot het verrichten van een bepaalde handeling, dan legt hij de vraag voor aan zijn/haar leidinggevende, welke vervolgens beslist op welk niveau de beslissing wordt genomen.
Artikel 11 Mandatering aan externen
- 1.
In afwijking van het bepaalde in de artikelen 2 t/m 12 kunnen ook bevoegdheden gemandateerd worden aan niet onder de mandaatgever ressorterende en tot de organisatie behorende functionarissen of personen.
- 2.
De bepalingen van artikel 6 zijn niet van toepassing op de onder lid 1 genoemde externe functionarissen of personen.
Artikel 12 Mandatering door heffingsambtenaar en invorderingsambtenaar
- 1.
De heffingsambtenaar kan zijn bevoegdheden ex artikel 231, lid Gemeentewet en artikel 1, lid 2 Wet WOZ mandateren aan een medewerker, voor zover de aard van de bevoegdheid zich niet daartegen verzet.
- 2.
De invorderingambtenaar kan zijn bevoegdheden ex artikel 255, lid 1 en 231, lid 2 Gemeentewet mandateren aan een medewerker, voor zover de aard van de bevoegdheid zich niet daartegen verzet.
- 3.
De gemandateerden maken van het aan hen verleende mandaat slechts gebruik binnen de door de mandaatgever gestelde kaders.
- 4.
De heffingsambtenaar resp. de invorderingsambtenaar zijn bevoegd om mandaten die bij dit besluit zijn verleend, geheel of gedeeltelijk en al dan niet tijdelijk in te trekken.
Artikel 13 Volmacht en machtiging
Voor de toepassing van deze regeling en de daarop berustende bepalingen worden met mandaat gelijk gesteld de verlening van:
- a.
volmacht om in naam van het college of de burgemeester privaatrechtelijke handelingen te verrichten;
- b.
machtiging om in naam van het college of de burgemeester handelingen te verrichten die een besluit noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn.
Artikel 14 Bevoegdheidsuitoefening namens het bestuursorgaan
De bevoegdheden, bedoeld onder artikel 2, eerste lid van deze regeling worden door de gemandateerde uitgeoefend namens het terzake bevoegde bestuursorgaan.
Artikel 15 Wijze van ondertekening bij mandaat
- 1.
In geval van uitoefening van bevoegdheden, als bedoeld in artikel 2, worden uitgaande bescheiden als volgt ondertekend:
Namens (bestuursorgaan),
gevolgd door de handtekening, de naam van de mandataris en de functieaanduiding.
- 2.
Brieven als bedoeld bij lid 1 dienen in de "ik-vorm" te worden geschreven.
Artikel 16 Vermelding rechtsbescherming bij mandaat
Als tegen een krachtens mandaat genomen besluit een administratiefrechtelijke voorziening openstaat, wordt hiervan met de verzending van het besluit mededeling gedaan. Daarbij wordt gebruik gemaakt van standaardteksten.
Artikel 17 Citeertitel en inwerkingtreding
- 1.
Deze regeling kan worden aangehaald als "Mandaatregeling Opsterland 2014".
- 2.
Deze regeling treedt in werking op 15 april 2014.
- 3.
Gelijktijdig met inwerkingtreding van deze regeling wordt de Herziene Mandaatregeling 2010, het Mandaatbesluit re-integratie sociale zaken 2011, het Mandaatbesluit Opnemen van gastouders in het landelijk register, het Mandaatbesluit publiceren verkeersbesluiten, het Mandaatbesluit Boete-ambtenaren, het Mandaatbesluit Gemeentelijke Schuldhulpverlening, het Mandaatbesluit Uitvoering Bbz, alsmede het Mandaatbesluit Werkzaamheden team Werk en inkomen, ingetrokken.
Aldus vastgesteld in de vergadering van burgemeester en wethouders van 8 april 2014,
De voorzitter, De secretaris,
Francisca Ravestein Koen van Veen
Aldus vastgesteld door de burgemeester van Opsterland op 8-4-14
Francisca Ravestein
Aldus vastgesteld door de heffingsambtenaar op 10-4-2014
Gerben Nijholt
Aldus vastgesteld door de invorderingsambtenaar op 9-4-2014
Geert Broekman
Bijlage 1
Aangelegenheden die op grond van artikel 7 lid 3 van de Mandaatregeling 2014 blijven voorbehouden aan het college respectievelijk de burgemeester.
- 1.
Het doen van voorstellen aan de raad.
- 2.
Het vaststellen van algemeen verbindende voorschriften en beleidsregels, voorzover deze niet door de raad worden vastgesteld.
- 3.
Het nemen van een beslissing op bezwaar tegen besluiten die door of namens het college zijn genomen.
- 4.
Het nemen van besluiten over aanvragen om planschade en nadeelcompensatie.
- 5.
Het besluit tot het aangaan van overeenkomsten indien op grond van de Gemeentewet de raad in de gelegenheid moet worden gesteld zijn wensen en bedenkingen over een overeenkomst ter kennis van het college te brengen omdat deze ingrijpende gevolgen voor de gemeente kan hebben.
- 6.
Het besluit tot het aangaan (incl. bezwaar, beroep, hoger beroep, cassatie, verzoek om (wijziging of opheffing van) voorlopige voorzieningen etc). van zowel civiele als publieke gerechtelijke procedures.
- 7.
Het besluit tot oprichting van of deelneming in rechtspersonen.
- 8.
Het besluit tot het aangaan van convenanten, intentieverklaringen, bestuursovereenkomsten et cetera.
- 9.
Het aanvragen van surseance van betaling en faillissement.
- 10.
Het met betrekking tot de directeur benoemen, detacheren, schorsen en ontslaan, het op verzoek verlenen of weigeren van (eervol) ontslag, of het verlenen van arbeidstijdvermindering of –uitbreiding, alsmede de inschaling, bevordering en het opleggen van disciplinaire maatregelen.
- 11.
Het benoemen van personen als vertegenwoordiger van de gemeente Opsterland in bestuurs- en toezichthoudende organen van publiekrechtelijke- en privaatrechtelijke rechtspersonen.
- 12.
Het benoemen van personen in adviesorganen van het college.
- 13.
Het benoemen van personen in commissies als bedoeld in artikel 84 van de Gemeentewet.
- 14.
De bevoegdheden van de burgemeester terzake van de handhaving van de openbare orde en de bestrijding van brand, ongevallen en rampen.
- 15.
De bevoegdheid tot het openstellen van de vacature van gemeentesecretaris/directeur, het instellen van een desbetreffende selectiecommissie en een adviescommissie, alsmede de keuze van de bemensing daarvan.
- 16.
het met betrekking tot de directeur afwijken van de bepalingen van de aanvullende regels CAR/UWO.
- 17.
Het aanwijzen en ontheffen van de heffingsambtenaar in de zin van artikel 231, lid 2 sub b Gemeentewet, alsmede de invorderingsambtenaar in de zin van artikel 255, juncto artikel 231, lid 2 sub c Gemeentewet.
- 18.
Het aanwijzen en ontheffen van de concerncontroller.
- 19.
Het aanwijzen en ontheffen van bijzondere ambtenaren (BABS, BOA, Leerplichtambtenaar).