Organisatie | Zwartewaterland |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregel Intrekken Omgevingsvergunning voor de activiteit Bouwen |
Citeertitel | Beleidsregel intrekken omgevingsvergunning |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | volkshuisvesting en woningbouw |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
27-03-2014 | Nieuwe regeling | 18-03-2014 | Onbekend |
Beleidsregel intrekken Omgevingsvergunning voor de activiteit Bouwen
Door de gemeente Zwartewaterland worden jaarlijks vele omgevingsvergunningen
verleend, zowel aan particulieren als aan bedrijven. De meeste van deze activiteiten wordenook vrij snel, nadat de omgevingsvergunning is verleend, uitgevoerd.
Het komt echter ook voor dat er geen of pas na een aantal jaar gebruik wordt gemaakt vande vergunning. Hiermee ontstaat een zogenaamde ‘slapende’ vergunning, waarin devergunde situatie niet overeen komt met de feitelijke situatie.
In het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna te noemen: Wabo)die op 1 oktober 2010 in werking is getreden moeten ook de ‘slapende’ bouwvergunningenen ontheffingen (mits onherroepelijk) worden aangemerkt als een omgevingsvergunning.
In beginsel heeft een verleende omgevingsvergunning een onbeperkte geldigheidsduur. Degemeente heeft slechts een bevoegdheid te besluiten aan de geldigheidsduur een eind temaken, indien een intrekkingsgrond zoals opgenomen in artikel 2.33, lid 2 Wabo zichvoordoet. Het ongebruikt laten voortbestaan van vergunde rechten is om meerdere redenenongewenst, bijvoorbeeld:
1.voorkomen moet worden dat (nieuwe) planologische en stedenbouwkundige
inzichten worden doorkruist door activiteiten die in het verleden zijn vergund, maar nog niet gerealiseerd;
Met het oog op deze ongewenste situaties, is het wenselijk om de omgevingsvergunning nietoneindig te laten voortbestaan. Bij het niet starten van activiteiten kan het van belang zijnde afgegeven vergunning in te trekken.
Het is hierbij van belang om te kunnen bepalen wanneer er sprake is van ‘het starten vanactiviteiten’. Uit de jurisprudentie in het algemeen is op te maken dat hiervan sprake is als ereen feitelijk begin is gemaakt met de werkzaamheden. Bij bouwen is bijvoorbeeld het stortenvan funderingen (zijnde een constructieve handeling) als het starten vanbouwwerkzaamheden aan te merken. Daarentegen vallen voorbereidende handelingen(zoals het plaatsen van een bouwbord, het uitzetten van de bouw en het verrichten vangraafwerkzaamheden) niet onder het begrip ‘starten van bouwen’.
Het beleid dient een kader te scheppen binnen welke het college van burgemeester enwethouders van de haar in de Wabo toegekende bevoegdheid tot intrekking vanomgevingsvergunningen gebruik mag maken. Het beleid moet voorkomen dat er ‘slapende’vergunningen ontstaan. De beleidsregel kan ook worden toegepast op de reeds ‘slapende’vergunningen.
In deze beleidsregels wordt verstaan onder:
Activiteit Activiteit als bedoel in artikel 2.1, eerste lid,
Intrekken Het geheel of gedeeltelijk intrekken van een
Omgevingsvergunning Omgevingsvergunning als bedoeld in artikel
2.1 Intrekkingsregeling bij uitblijven aanvang activiteiten
Conform het bepaalde in artikel 2.33, lid 2 onder a van de Wabo is het college van
burgemeester en wethouders bevoegd om een verleende omgevingsvergunning
geheel of gedeeltelijk in te trekken als er niet binnen 26 weken na het onherroepelijk
worden van de verkregen omgevingsvergunning een begin is gemaakt met de
Enkel indien zich urgente en zwaarwegende planologische belangen voordoen, wordt
van deze bevoegdheid na 26 weken actief gebruik gemaakt. Doen zich geen urgente
en zwaarwegende planologische belangen voor dan wordt na 104 weken, na het
onherroepelijk worden van de verleende vergunning gebruik gemaakt van deze
Onder ‘urgente en zwaarwegende planologische belangen’ wordt in dit kader een
situatie verstaan waarbij voor het gebied waarbinnen het vergunde object is
gesitueerd een bestemmingsplan in voorbereiding is en het vergunde object het
toekomstig planologisch kader frustreert. Hierbij moet ten minste sprake zijn van een
ontwerpbestemmingsplan welke op grond van artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke
Aan elke vergunninghouder waarvan geconstateerd is dat niet tijdig na het
onherroepelijk worden van een verleende omgevingsvergunning is begonnen met de
verleende activiteit, wordt een voornemen tot intrekking van de verleende
omgevingsvergunning bekend gemaakt conform artikel 2.5 van deze beleidsnotitie.
2.2 Intrekkingsregeling bij stilleggen activiteiten
2.3 Ruimere begunstigingstermijn voor start of herstart activiteiten
In de volgende situaties is sprake van een concreet geval waarvoor een ruimere termijn kan
worden gegund zoals bedoeld in artikel 2.1, onder f en artikel 2.2, onder e van deze
De vergunninghouder kan persoonlijke omstandigheden opvoeren. Bijvoorbeeld een
sterfgeval of ziekte in de familie, financiële omstandigheden, welke aantoonbaar tot uitstel van de activiteiten hebben geleid. Een ruimere termijn wordt enkel gegund indien de persoonlijke omstandigheid zich niet meer dan 26 weken voor de start van de intrekkingsprocedure heeft voorgedaan of deze op dat moment nog voortduurt.
2.4 Intrekken na toekenning ruimere termijn
Indien er binnen de in artikel 2.1, onder f en artikel 2.2, onder e van deze beleidsregels gestelde ruimere termijn geen begin is gemaakt met de uitvoering wordt de verleende
omgevingsvergunning alsnog ingetrokken.
2.5 Uitsluiting overige intrekkingsgronden
Deze beleidsregels laten de besluitvorming aangaande de overige in de artikelen 2.33, lid 2en 5.19 Wabo opgenomen intrekkingsbevoegdheden onverlet. In de Wabo is onderscheidgemaakt tussen reguliere intrekkingsgronden en intrekking als sanctie.
3. Procedure tot intrekking van de omgevingsvergunning activiteit bouwen
Overeenkomstig artikel 3.15 van de Wabo wordt voor de intrekking van de
omgevingsvergunning dezelfde procedure gevolgd als de voorbereidingsprocedure waarmee
de vergunning tot stand is gekomen.
3.1 Reguliere voorbereidingsprocedure
3.2 Uniforme openbare voorbereidingsprocedure (afd. 3.4 Awb)
Hierbij wordt voordat een omgevingsvergunning wordt ingetrokken het ontwerp van
het te nemen besluit gedurende 6 weken ter inzage gelegd. Voorafgaand aan deze
ter inzage legging wordt een kennisgeving van het ontwerpbesluit gepubliceerd op de
website van de gemeente en in het plaatselijke huis-aan-huisblad.
Indien er geen zienswijzen naar voren zijn gebracht neemt de gemeente binnen 4
weken nadat de termijn voor het naar voren brengen van zienswijzen is verstreken
het besluit. Indien er wel zienswijzen naar voren zijn gebracht neemt de gemeente
het besluit uiterlijk 12 weken na de ter inzage legging (conform artikel 3:18 Awb).
Er wordt volgens deze beleidsregels gehandeld tenzij dat voor één of meer
belanghebbenden gevolgen heeft die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn
in verhouding tot de met de beleidsregels te dienen doelen.
Conform de Legesverordening kan de vergunninghouder in bepaalde gevallen verzoeken om
teruggave van de geheven leges wanneer de omgevingsvergunning is ingetrokken.
6. Overgangsbepaling en inwerkingtreding
Aan deze beleidsregel wordt terugwerkende kracht verleend. Dit betekent dat de
intrekkingprocedure ook wordt toegepast ten aanzien van omgevingsvergunningen die voorde datum van inwerkingtreding van deze beleidsregel zijn verleend.
Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van Zwartewaterland van 18 maart 2013.
Burgemeester en wethouders van Zwartewaterland,
de secretaris, de burgemeester,
mr. D. Leentjes ing. E.J. Bilder
Op grond van artikel 5.19 van de Wabo is het bestuursorgaan dat bevoegd is een
vergunning of ontheffing te verlenen, tevens bevoegd de vergunning of ontheffing geheel ofgedeeltelijk in te trekken. Artikel 2.33, lid 2 van de Wabo geeft het college de bevoegdheidom de vergunning 26 weken na het onherroepelijk worden ervan in te trekken, indien nogniet is aangevangen met de activiteiten waarvoor de vergunning is verleend.
Het is wenselijk om bovenstaande bevoegdheid concreet uit te werken in een beleidsregelen een actief intrekkingsbeleid te hanteren. In deze beleidsregels zijn richtlijnen opgenomenover de procedure die wordt doorlopen en moet leiden tot het intrekken van (oude)omgevingsvergunningen. Hiermee wordt voorkomen dat aan ‘verouderde’ activiteiten, diemogelijk niet meer voldoen aan de op dat moment geldende voorschriften (Bouwbesluit,bouwverordening), uitvoering wordt gegeven. Onder meer eisen ten aanzien vanbrandveiligheid en constructieve veiligheid worden in de loop van dejaren aangescherpt om onveilige situaties zoveel mogelijk te voorkomen.
Met de beleidsregels wordt ook een deel rechtszekerheid en rechtsgelijkheid gecreëerd voorbetrokken partijen en belanghebbenden, aangezien iedereen weet wanneer een nietuitgevoerde omgevingsvergunning door het college wordt ingetrokken. Tevens kunnen debeleidsregels bijdragen aan een goede ruimtelijke ordening, met name bij veranderdeplanologische inzichten.
In de Wabo zijn in artikel 2.33, lid 2 de facultatieve intrekkingsgronden voor o.a. eenomgevingsvergunning met een bouwcomponent opgenomen. In sub a van dit artikel is de 26weken termijn die voorheen was opgenomen in de gemeentelijke bouwverordening. Artikel4.1 is in de Bouwverordening (13e serie wijzigingen) komen te vervallen enopgenomen in artikel 2.33, lid 2, sub a van de Wabo.
Wet Basisregistraties Adressen en Gebouwen
Ten slotte is dit beleid wenselijk vanuit het oogpunt van de Basis Gebouwen Registratie(BGR). In de BGR worden gegevens en brondocumenten (in dit geval de
omgevingsvergunning) vastgelegd van onder meer panden en verblijfsobjecten. Het verlenenvan een omgevingsvergunning kan leiden tot het ontstaan, vervallen of uitbreiden van eenpand of verblijfsobject. Vanaf het moment dat de omgevingsvergunning voor de activiteitbouwen is verleend, worden de (voorlopige) gegevens van een nieuw of gewijzigd panden/of verblijfsobject vastgelegd in de Basisadministratie Adressen en Gebouwen (BAG). Het
betreft gegevens als de nummeraanduiding (huisnummer), het bouwjaar, het gebruiksdoel,de gebruiksoppervlakte en de geometrie.
In de BGR wordt ook de levensloop van het pand en/of het verblijfsobject vastgelegd. Dezelevensloop start bij het afgeven van de omgevingsvergunning. Om te waarborgen dat demeest actuele gegevens in de BAG worden vastgelegd heeft het de voorkeur eerderopgenomen voorlopige gegevens uit de BAG te verwijderen op het moment dat duidelijkwordt dat een verleende omgevings-vergunning niet wordt geëffectueerd. De actualiteit wordtgewaarborgd door het vaststellen van en actief uitvoering geven aan het intrekkingsbeleid.
Dit artikel bepaalt dat, indien er geen ‘urgente en zwaarwegende planologische belangen’zijn, een omgevingsvergunning waarvan geen gebruik is gemaakt na 104 weken na hetonherroepelijk worden van de verleende omgevingsvergunning, wordt ingetrokken. Determijn van 104 weken is tot stand gekomen, rekeninghoudend met diverse aspecten dieinvloed kunnen hebben op de uitvoering van de activiteiten. Hierbij kan worden gedacht aan:
o De planning van de bouw (moment vergunningverlening, aanvraag offertes, de keuze
van en de planning van de aannemer);
o Vertragende omstandigheden als het weer en persoonlijke gebeurtenissen;
Sub e en f van dit artikel bieden de mogelijkheid om in concrete gevallen een ruimere termijnte bieden met een maximum van 156 weken.
Dit artikel bepaalt dat een omgevingsvergunning, waarbij de activiteit gedurende 26 wekenaaneengesloten heeft stilgelegen, wordt ingetrokken. De termijn start op het moment van deconstatering dat de activiteit stilligt.
De termijn die hier wordt gehanteerd is aanzienlijk korter dan bij het uitblijven van deaanvang van de activiteit. Reden hiervoor is dat wanneer wordt geconstateerd dat deuitvoering stilligt er al een aanzienlijke periode is verstreken vanaf het onherroepelijk wordenvan de omgevingsvergunning. Daarnaast zijn niet voltooide bouwwerken e.d. bouwkundig enruimtelijk ongewenst. Het komt de bouw en het bouwwerk niet ten goede wanneer deconstructie en bouwelementen langdurig in ‘weer en wind’ liggen. Ten aanzien van hetstraatbeeld is een gebouw in aanbouw niet wenselijk. In een nieuwbouwwijk kan dit tevensongewenstegevolgen hebben gezien de fasering en inrichting van het openbaar terrein zoals destraatinrichting.
Sub d en e van dit artikel bieden de mogelijkheid om in concrete gevallen een ruimeretermijn te bieden met een maximum van 104 weken.
In dit artikel worden situaties omschreven, waarbij sprake is van een concreet geval, op
grond waarvan een ruimere termijn als bedoeld in artikel 2.1 en 2.2 gehanteerd kan worden.
Hierin is opgenomen dat indien de eventueel toegekende ruimere termijn voor de start ofherstart van de activiteit is verstreken en start of herstart van de activiteit is uitgebleven deomgevingsvergunning alsnog wordt ingetrokken.
In dit artikel leest u de procedure die wordt doorlopen voor het intrekken van een
omgevingsvergunning. De procedure maakt onderscheid naaromgevings-vergunningen dietot stand zijn gekomen met de reguliere en met de uitgebreide voorbereidingsprocedure.
Belanghebbenden worden in de gelegenheid gesteld om hun zienswijzen naar voren tebrengen. Deze worden vervolgens meegenomen in de overwegingen die leiden tot hetbesluit over intrekking van de omgevingsvergunning.
Indien een omgevingsvergunning is ingetrokken wordt dit gepubliceerd op de gemeentelijkewebsite en in het plaatselijke huis-aan-huisblad.