Organisatie | Oirschot |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Handhavingsbeleid- en uitvoeringsprogramma 2014 |
Citeertitel | Handhavingsbeleid- en uitvoeringsprogramma 2014 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp | Handhavingsbeleid- en uitvoeringsprogramma 2014, jaarplan |
n.v.t.
Regeling omgevingsrecht
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
28-01-2014 | 01-01-2014 | 01-01-2015 | Nieuw beleid | 28-01-2014 | SKS |
Paragraaf 1.1 Stukje geschiedenis
Op 9 september 2003 heeft de gemeenteraad de Nota Handhaving vastgesteld. Hiermee heeft zij het toenmalige beleidsmatige kader bepaald voor de handhaving in Oirschot.
De aanleiding voor het opstellen van dit beleid was ten eerste de landelijke (negatieve) ervaringen met het niet naleven van regels zoals in Enschede (vuurwerkramp) en Volendam (café-brand). Dit heeft geleid tot een landelijk project Professionalisering van de (milieu)handhaving. Een andere reden om nieuw handhavingsbeleid op te stellen was de veronderstelling dat consequent handhavend optreden juist een positieve invloed heeft op het naleven van regels. Dit laatste hing samen met het feit dat in de periode voor 2003 in Oirschot weinig aandacht bestond voor handhaving. In 2003 lag de nadruk op “transparant, daadkrachtig en betrouwbaar”. Dit betekent onder meer dat er eenduidige regelgeving wordt gemaakt en toegepast én dat er consequent en zonder aanzien des persoon wordt gehandhaafd.
In januari 2007 is de Nota Handhaving geëvalueerd en waar nodig bijgesteld. Dit had onder andere te maken met de nieuwe raad en het nieuwe college van B&W dat in 2006 was aangetreden. Ook de visie op handhaving werd toen bijgesteld. Die kwam er kort gezegd op neer dat “de gemeente ‘overtreders’ consequent aanspreekt op het niet naleven van de regels, maar wel op een klantvriendelijke en menswaardige manier”.
De Nota Handhaving is de basis geweest voor het de handhavingsprogramma’s van 2005 tot en met 2012. In deze programma’s is concreet uitgewerkt op welke wijze de gemeente handhaaft.
Paragraaf 1.2 Veranderende maatschappij, veranderende gemeente
Het huidige College van B&W en MT hebben in december 2011 en januari 2012 zowel afzonderlijk als gezamenlijk stilgestaan bij de toekomst van de organisatie van de gemeente Oirschot. De samenleving is aan het veranderen. Mensen worden mondiger, weten goed wat ze willen en in toenemende mate pakken ze zelf het initiatief om hun leefomgeving in te richten. Technologische ontwikkelingen zorgen daarnaast voor ongekende mogelijkheden op het gebied van communicatie.
We zien dan ook dat de samenleving steeds meer verandert in een informatie- en netwerksamenleving. Hiërarchische structuren worden langzaam maar zeker vervangen door flexibelere netwerkmodellen.
Centraal daarin staat dat de kwaliteit van de samenleving in de mensen zelf zit. Door de jaren heen zijn wij in staat geweest om heel veel initiatieven uit de samenleving weg te organiseren en daar als gemeente vaak een eigen invulling aan te geven. We staan wat dat betreft op een keerpunt, de samenleving zal in toenemende mate weer zelf het heft in handen nemen. Vanuit de lokale overheid moeten we borgen dat er kansen voor iedereen worden gecreëerd en dat iedereen in de gelegenheid wordt gesteld om deel te nemen aan de samenleving.
Het coalitieakkoord draagt de titel: “Oirschot in balans”. Daarmee is aangegeven dat de gemeentelijke organisatie en haar inwoners de komende jaren voor de opgave staan meer gebruik te maken van de veerkracht van de samenleving. Want die komt uit de mensen zelf en moet worden behouden. De inzet van de gemeenschap moet worden gebruikt en waar nodig vergroot om de uitdagingen voor de komende jaren op te kunnen pakken.
Dit alles heeft tot gevolg dat wij onze visie op handhaving in 2013 opnieuw hebben bijgesteld. Wij willen de verantwoordelijkheid voor de naleving van regels terug leggen bij de ondernemers en uitgaan van het zelfregulerend en zelfcontrolerend vermogen van ondernemers en burgers. Deze visie hebben wij verder uitgewerkt in de navolgende hoofdstukken. Opgemerkt moet worden dat onze nieuwe werkwijze geleidelijk zal worden ingevoerd. Zowel de burger als het team Preventie en Handhaving zal tijd nodig hebben om zich aan de nieuwe werkwijze aan te passen. Bovendien zal voor een aantal voorstellen nog moeten worden onderzocht of het juridisch haalbaar is en er genoeg draagvlak is. In 2014 gaan we door op de ingeslagen weg. Dit betekent dat het handhavingsbeleid voor 2014 grotendeels ongewijzigd blijft ten opzichte van 2013. Het uitvoeringsprogramma is wel aangepast aan de beschikbare formatie en gelden van 2014.
Paragraaf 1.3 Brabantse Handhavingsstrategie
De wijze van handhavend optreden (1) is in dit programma niet beschreven. Wij hebben in dit programma enkel het houden van toezicht omschreven. Sinds 2004 werken wij namelijk met de Brabantse handhavingstrategie. De Brabantse handhavingstrategie geeft inzicht in afspraken, handelwijzen, afstemming en informatie-uitwisseling tussen de verschillende instanties na de constatering van een overtreding. Het is daarmee een beschrijving over de wijze waarop sanctionerend wordt opgetreden. De handhavingstrategie is geschreven om toegepast te worden door alle toezichthoudende en opsporingsinstanties die de Bestuursovereenkomst handhaving omgevingsrecht 2007 hebben ondertekend. In dit document staat dus beschreven hoe wij handhavend optreden.
(1) Hiermee wordt niet het toezicht bedoeld, maar het handhavingstraject nadat een overtreding is geconstateerd
In hoofdstuk 2 geven wij per beleidsterrein aan wie en wat wij gaan controleren.
In hoofdstuk 3 is beschreven op welke wijze deze controles gaan plaatsvinden. Vervolgens geven wij in hoofdstuk 4 aan hoe wij omgaan met klachten, meldingen en verzoeken om handhaving. In hoofdstuk 5 geven wij aan wat wij in zijn algemeenheid doen op het gebied van handhaving. De landelijke en regionale ontwikkelingen komen in hoofdstuk 6 aan de orde. Tot slot hebben wij in hoofdstuk 7 onze voorstellen vertaald in concrete controles en werkzaamheden.
Hoofdstuk 2 Wie en wat gaan wij controleren?
Paragraaf 2.1 Beleidsterrein milieu
In de gemeente Oirschot zijn ongeveer 800 inrichtingen in de zin van de Wet milieubeheer (Wm). In het verleden werd jaarlijks een controleprogramma opgesteld met daarin de te controleren bedrijven voor het betreffende jaar. De controlefrequentie hing samen met de zwaartecategorie van het bedrijf. Zo hebben wij alle inrichtingen in categorieën (categorie I: 1 keer per 10 jaar; categorie II: 1 keer per 5 jaar; categorie III: 1 keer per 2 jaar; categorie IV: 1 keer per jaar) verdeeld.
Deze traditionele manier van controleren is verouderd. In 2014 zullen de controles anders gepland gaan worden. Wij zullen meer aan de hand van thema’s gaan werken. De controles zijn dan een combinatie van:
1. Controles bij risicovolle bedrijven
2. Controles bij bepaalde branches
3. Controles naar aanleiding van klachten of meldingen
4. Controles bij nieuw op te richten bedrijven of bedrijven waarin veranderingen worden doorgevoerd.
5. Controles op thema’s (bijv. de vetputten bij de horeca of de wasplaatsen bij garagebedrijven)
6. Controles bij notoire overtreders
Ad 1. Controles bij risico-bedrijven (RIS-bedrijven)
Het betreft het handhaven van de eisen, gesteld aan bedrijven, die door hun aard en ligging een verhoogd risico voor hun directe omgeving vormen. Hierbij moet gedacht worden aan LPG-tankstations.
Ad. 2. Controles bij bepaalde branches
Wij willen specifieke branches gaan controleren. Dit scheelt in de voorbereiding van de controles (bijv. één checklist voor gezamenlijke controlepunten, en de relevante regelgeving hoeft er maar 1 keer bij gezocht te worden). De branche die wij voor 2014 in gedachte hebben is de intensieve veehouderij. Zo melden bewoners van de gemeente Oirschot met regelmaat klachten over geurhinder als gevolg van de veehouderij. Burgers stellen regelmatig vraagtekens bij de werking van luchtwassers. De gemeente moet toezien op het opvolgen van de voorschriften.
Ad. 3. Controles bij klachten of meldingen
Naar aanleiding van een klacht, een melding, een ongeval of een incident wordt in beginsel altijd een controle uitgevoerd. Een anonieme klacht of melding wordt niet in behandeling genomen, tenzij de aard en de ernst van de (eventuele) overtreding daartoe aanleiding geven. Indien de aard en de ernst van de (potentiële) overtreding daaraan niet in de weg staan, wordt de controle van te voren aangekondigd. In beginsel zal de controle alleen worden gericht op het aspect waarop de klacht, de melding, het ongeval of het incident toeziet.
Ad. 4. Controles bij nieuw op te richten bedrijven of bedrijven waarin veranderingen worden doorgevoerd.
Wanneer een omgevingsvergunning is verleend in verband met het oprichten of veranderen van een inrichting dan wel daartoe een melding is ingediend, wordt binnen één jaar na het verlenen van deze vergunning of het indienen (of akkoord bevinden) van de melding een opleveringscontrole uitgevoerd. Deze controle wordt zoveel als mogelijk tezamen met de eindcontrole van de omgevingsvergunning voor het onderdeel bouwen uitgevoerd. Voorwaarde is dat er sprake is van een wezenlijke verandering. Hiervan is in ieder geval sprake wanneer ge- of verbouwd wordt in de zin van de Wet algemene bepalingen omgevingswet (Wabo). In beginsel zal de controle alleen betrekking hebben op de doorgevoerde veranderingen.
Wij willen gaan bekijken of het mogelijk is om met bepaalde thema’s te werken. Zo willen wij in 2014 alle vetputten bij (horeca-)ondernemers controleren. Bij deze controle vindt er een korte scan van het bedrijf plaats en verder wordt alleen de vetput uitgebreid gecontroleerd. Deze vorm van toezicht houden kunnen we ook toepassen bij propaantanks. Het idee bij het werken met thema’s is dat de relevante wet- en regelgeving het zelfde is en de controles redelijk snel kunnen worden uitgevoerd.
Ad. 6 Controles bij notoire overtreders
In de toekomst is het echter de bedoeling om het naleefgedrag als uitgangspunt te nemen. Daartoe willen wij na iedere controle registreren of een inrichting de regels goed naleeft (koploper), redelijk naleeft (middenmotor) of slecht naleeft (achterblijver).
Voor alle controles blijft gelden: de gemeente controleert, maar de ondernemer blijft eindverantwoordelijk!
Paragraaf 2.2 Beleidsterrein Bouwen en Ruimtelijke Ordening
De gemeente Oirschot voert toezicht uit op de activiteit bouwen. Om de controletaak bij verleende omgevingsvergunningen (voor het onderdeel bouwen) optimaal te kunnen uitvoeren zou de gemeente alle bouwwerken moeten controleren. Controle van een bouwwerk is gedurende het bouwproces meerdere malen nodig om tijdens het bouwproces eventuele gebreken te kunnen opsporen. Een frequentie van 5 controles noemen wij het 100% model. Wij controleren dan bij het grondwerk, de fundering, 1e en 2e verdiepingsvloer en oplevering.
Formeel is de vergunninghouder of diegene die de werkzaamheden uitvoert verantwoordelijk voor de kwaliteit en het nakomen van wettelijke voorschriften. Ook wij onderschrijven deze gedachtegang. Wij zijn dan ook van mening dat we deze verantwoordelijkheid moeten neerleggen bij de vergunninghouder of bouwer.
Dit laatste betekent dat wij geen 100% norm voor gemeentelijke controles van alle bouw- en sloopwerken nastreven. Hiermee maken wij duidelijk dat de vergunninghouder en uitvoerende partij verantwoordelijk zijn. Desondanks vinden wij dat we onderscheid moeten maken in categorieën bouwwerken.
In de onderstaande tabel hebben wij aangegeven welke toezichtsfrequentie wij voldoende achten bij bouwvergunningen. Het aantal toezichtsmomenten hangt af van de grootte en aard van een bouwwerk.
Wij controleren hoofdzakelijk op basis van meldingen. In de vergunning nemen wij verplichte meldingsmomenten op. Zonder melding kunnen wij onmogelijk alle bovenstaande controles uitvoeren. Het melden is de verantwoordelijkheid van de vergunninghouder. Afwijkingen kunnen later tot handhavingacties en onnodige kosten leiden.
De controles naar aanleiding van gereedmeldingen (2) nemen wij mee in gebiedscontroles die op een later tijdstip plaatsvinden of als de toezichthouders voor een andere controle in de buurt zijn. Dat betekent dat er niet onmiddellijk een controle wordt ingepland.
Het bovenstaande is een richtlijn. Afhankelijk van de complexiteit kunnen wij voor meer of minder controlemomenten kiezen. Bijvoorbeeld een aanbouw aan een bedrijfspand behoeft minder toezicht dan een nieuwbouw van een bouwmarkt met kantoren op de eerste verdieping.
(2) Controles op gereedmeldingen moeten wij invoeren gelet op de wettelijke verplichting vanuit de Wet basisregistratie adressen en gebouwen
Het betreft het handhaven van voorschriften (APV) ter verbetering of voorkoming van overlast met betrekking tot de openbare ruimte, zoals hondenpoep, aanlijning honden, spandoeken/reclameborden, parkeeroverlast, zwerfafval, afvalafvoer, aanbieden afval, illegale stort particulier afval en zwerfafval. Wij concentreren ons hierbij met name op de bebouwde kom.
Naast de reguliere controles op foutief parkeren en honden, hanteren wij een piepsysteem. Dat wil zeggen dat inwoners hun klachten of meldingen kunnen doorgeven aan de gemeente. In principe wordt er dan een controle uitgevoerd om te bekijken of er inderdaad sprake is van een overtreding. In 2014 willen wij strenger omgaan met deze meldingen. Dat wil zeggen dat de melding aan bepaalde eisen voldoet. Hierover meer in paragraaf 4.1.
Daarnaast willen wij de volgende werkwijze gaan proberen:
2. Beheer openbare ruimte bij bewoners
Wij ontvangen regelmatig meldingen over overhangende beplanting (bomen), overlast van (blaffende) honden, inkijk door buren (privacy) en andere vormen van hinder veroorzaakt door buren. Deze meldingen worden regelmatig op het bordje van de gemeente gelegd, terwijl het in de meeste kwesties om burenruzies gaat. Wij gaan dit soort meldingen in het vervolg kritisch bekijken en zullen daar waar mogelijk klagers verwijzen naar de privaatrechtelijke weg.
Ad. 2 Beheer openbare ruimte bij bewoners
Wij willen gaan bekijken in hoeverre het mogelijk is om het openbaar gebied (speeltuinen, fietspaden, plantsoenen etc) gedeeltelijk in beheer te geven bij omwonenden. Het idee daarbij is om burgers zelf verantwoordelijk te maken voor een schone en leefbare buurt. Door deze vorm van verantwoordelijkheid wordt de sociale controle vergroot en spreken burgers elkaar eerder aan.
Zo denken wij erover om een paar keer per jaar een actie “Oirschot Schoon” te houden waarbij bewoners hun eigen buurt gaan schoonmaken (3). Het organisatorische gedeelte hiervan moet meer en meer bij de bewoners komen te liggen en de gemeente krijgt hierin enkel nog een faciliterende rol. In 2013 hebben wij als proef een aantal hondenbakken geplaatst in probleemgebieden (4). Als blijkt dat de overlast op de betreffende locaties minder wordt, zullen we op meer plekken in de gemeente bakken plaatsen. Daarnaast zijn wij aan het bekijken om specifieke hondenuitlaatgebieden aan te wijzen.
Deze initiatieven moeten ertoe leiden dat het aantal meldingen over de openbare leefomgeving verminderen. Dit alles onder het motto verantwoordelijkheden terug leggen bij burgers.
(3) Op dit moment doen wij alleen mee aan de landelijk schoonmaakdag
(4) Gebieden waar op dit moment veel overlast van hondenpoep is
Paragraaf 2.5 Overige Beleidsterreinen
Omdat we geen capaciteit hebben om alles goed te doen, hebben we vorig jaar besloten om geen aandacht meer te besteden aan de volgende onderwerpen:
Het gaat hier om controles in het kader van het Bouwstoffenbesluit, Wet bodembescherming en grondverzet.
-Bestemmingsplan Bebouwde Kom:
Het gaat hier om het handhaven van de voorschriften in bestemmingsplannen voor de bebouwde kom (bedrijventerreinen en beschermde stads- en dorpsgezichten, winkels en horecagelegenheden en woonwijken)
Het betreft hier milieucontroles bij overige bedrijven (geen veehouderijen, geen RIS-bedrijven of bedrijven op een industrieterrein).
Hoofdstuk 3 Hoe ga je controleren?
Paragraaf 3.1 Initiële controle
De initiële controle betreft het eerste bedrijfsbezoek. Wij willen deze controles “slimmer” aanpakken. Het doel van deze wijze van toezicht is verminderen van de toezichtlast voor het bedrijfsleven en het
maken van tijdwinst voor de toezichthouder.
Wij zijn in 2011 gestart met een andere werkwijze bij milieucontroles. Wij werken momenteel in de meeste gevallen met basiscontroles. De basiscontrole is een milieucontrole op hoofdlijnen. Dit betekent dat tijdens het bedrijfsbezoek alleen op de (meest) relevante milieuaspecten binnen de bedrijfsvoering wordt gecontroleerd. Daarnaast wordt nagegaan of de actuele bedrijfssituatie overeenkomt met de vergunde/gemelde situatie. Van de basiscontrole wordt een bezoekverslag gemaakt met aanbiedingsbrief voor de ondernemer. Doordat alleen op zwaartepunten wordt gecontroleerd, duurt een controle bij bedrijven korter, hetgeen tijdbesparing oplevert. Er worden minder hercontroles uitgevoerd, doordat hercontroles op minder relevante zaken niet voorkomen. Door op zwaartepunten te controleren kunnen alle bedrijven binnen een branche gecontroleerd worden. Dit geeft de ondernemers het gevoel dat iedereen gelijk behandeld wordt. Dit zal resulteren in betere naleving van wet en regelgeving. Uiteindelijk zal dit leiden tot minder hercontroles. Met deze manier van werken maken we ook een efficiencyslag. We proberen zoveel mogelijk controles uit te laten voeren met het beperkte budget. De controles worden uitgevoerd door de regionale uitvoeringsdienst
- Bedrijven controleren zichzelf met vragenlijsten (zelfcontroles)
In de tweede helft van 2007 is binnen de regio Brabant Zuidoost een pilot uitgevoerd op het gebied van zelfcontroles door garagebedrijven. De pilot had als hoofddoelen: tijdsdruk op het gebied van controles reduceren met 30% en meer verantwoordelijkheid neerleggen bij de ondernemers. Om die reden was een systematiek opgezet dat geselecteerde bedrijven eerst zelf een vragenlijst rond controleonderwerpen zouden beantwoorden.
Wij willen deze vorm van controleren gaan implementeren in Oirschot bij de lichte categorie bedrijven.
Daarbij krijgen ondernemers een brief met een bijbehorende checklist. In de brief wordt duidelijk aangegeven wat het doel is van de ‘doe het zelf controle’ en hoe het verdere verloop van de procedure is. Het bedrijf vult de checklist in en stuurt deze per post of per e-mail terug. De gegevens van de ontvangen checklist inventariseren wij. Van de bedrijven die op de checklist geen overtredingen hebben aangegeven, wordt een deel alsnog gecontroleerd. De bedrijven die hebben aangegeven dat er mogelijk sprake is van een overtreding, worden schriftelijk verzocht om de overtreding binnen de gestelde termijn te doen beëindigen. In die brief wordt aangegeven hoe de overtreding beëindigd kan worden. Na de gestelde termijn wordt een hercontrole gehouden om te beoordelen of de overtreding daadwerkelijk is beëindigd. Bedrijven die de checklist niet hebben teruggestuurd worden altijd gecontroleerd. De resultaten van de controles worden gecommuniceerd met de branche.
Het bijkomend voordeel van de zelfcontroles is dat bedrijven zelf bewust worden van de kleine overtredingen van hun vergunning en deze op eigen initiatief kunnen beëindigen. Hierdoor worden
bedrijven zich meer bewust van de voorschriften die gelden voor hun bedrijf. De eigen verantwoordelijkheid wordt hierdoor gestimuleerd.
Samen met de Odzob en geïnteresseerde ondernemers bekijken we in 2014 de mogelijkheden van het ondernemersdossier. Met het Ondernemingsdossier kunnen ondernemers slim voldoen aan wetten en regels. Daarmee besparen ondernemers en overheden tijd, geld en onnodige irritatie. Ondernemers hebben te maken met een groot aantal regels, toezichthouders en bijbehorende inspectiemomenten. Het Ondernemingsdossier stelt een ondernemer in staat om bepaalde informatie uit de bedrijfsvoering eenmalig vast te leggen en meerdere keren beschikbaar te stellen aan overheden zoals toezichthouders en vergunningverleners. De ondernemer bepaalt zelf welke overheden toegang hebben tot zijn Ondernemingsdossier. Het Ondernemingsdossier is dan ook van de ondernemer. Geautoriseerde toezichthouders kunnen actuele gegevens raadplegen en zijn dus beter geïnformeerd over de situatie. Zo kunnen op afstand controles worden uitgevoerd en risico-inschattingen worden gemaakt, zodat gericht toezicht op locatie bij de bedrijven met het hoogste risico mogelijk is.
Wij willen bedrijven die zich daar voor lenen administratief gaan controleren. Dit wil zeggen dat bedrijven zelf verantwoordelijk zijn om bijvoorbeeld eens in de drie jaar gegevens te verstrekken over bijvoorbeeld de dieraantallen, het rendement van de luchtwassers en opslag van producten. Bij industriële bedrijven gaat het dan om rapporten, keuringen, verzekeringsgegevens, foto’s etcetera. Ook zullen wij in gesprek gaan met verzekeringsmaatschappijen om te bekijken in hoeverre het mogelijk is om gebruik te maken van de documentatie die daar beschikbaar is. Zo stellen verzekeringsmaatschappijen ook bepaalde eisen aan hun verzekeringsnemers.
Steekproefsgewijs zullen nog fysieke controles uitgevoerd worden. Daarnaast blijft actief optreden naar aanleiding van klachten noodzakelijk.
Bedrijven zijn zelf verantwoordelijk voor de bedrijfsvoering. Door ruimte in het controle programma beschikbaar te maken, kan direct ingesprongen worden op meldingen. Wel is het risico op kleine overtredingen groter.
- Controles waarbij het rapport meteen wordt uitgedraaid
Bij deze wijze van controleren houden we een gewone controle. Tijdens de controle noteert de inspecteur de afwijking(en) op een doordrukformulier. Op het doordrukformulier geeft hij tevens aan binnen welke de termijn de afwijkingen moeten zijn hersteld.
Na afloop van de controle tekent de hoofdverantwoordelijke van het bedrijf vervolgens voor akkoord, waarmee hij aangeeft akkoord te zijn met de overtreding en de hersteltermijn. Als het bedrijf het niet eens is met de genoteerde afwijkingen dan ondertekent het bedrijf het doordrukformulier niet. De gebruikelijke procedure treedt dan in werking waarbij het bedrijf een brief ontvangt met de bevindingen. Het doordrukformulier bestaat uit een wit exemplaar voor het bedrijf, een roze exemplaar voor toevoeging bij het controleverslag en een geel exemplaar voor de toezichthouder.
Wij willen gaan bekijken of we in plaats van het doordrukformulier gebruik kunnen maken van pda’s.
De bovenstaande voorstellen zullen wij samen met het Odzob vorm gaan geven.
Het aantal hercontroles willen we tot een minimum beperken en zo veel mogelijk ‘on the job’ laten plaatsvinden. Daarom willen we alleen nog maar hercontroles bij “zware” overtredingen. Voor “lichte” overtredingen willen we de volgende werkwijze toepassen:
- indien de ondernemer iets moet realiseren/repareren, moet hij dit aan te tonen met behulp van foto’s en/of factuur van reparatie
- voor keuringen geldt dat de ondernemer, het keuringsrapport aan ons moet toesturen
- voor de overige overtredingen moet de ondernemer een antwoordkaart/gereedmelding indienen zodra de overtreding is opgeheven. Deze overtredingen worden bij de volgende periodieke controle meegenomen. Wij voeren enkele steekproeven uit om te controleren of de overtreding inderdaad is opgeheven. Voor dit onderdeel sluiten wij aan bij de ‘Pilot vereenvoudiging toezichtlasten bij hercontroles’. Zie bijlage 1 voor een uitgebreide toelichting van de pilot.
Paragraaf 4.1 Ontvankelijkheid klachten/meldingen/verzoeken om handhaving
Naar aanleiding van een klacht, een melding, een ongeval of een incident wordt in beginsel altijd een controle uitgevoerd. Een anonieme klacht of melding wordt niet in behandeling genomen, tenzij de aard en de ernst van de (eventuele) overtreding daartoe aanleiding geven.
Wij willen gaan bekijken of het mogelijk is om zwaardere eisen te stellen aan verzoeken om handhaving. Bij een verzoek om handhaving moet er in ieder geval sprake zijn van een ‘belanghebbende’. Daarnaast willen wij gaan onderzoeken of het mogelijk is dat de klager ook de vermoedelijke overtreding concretiseert (dus niet volgens mij woont er iemand in het bijgebouw) en de ernst en mate van overlast (het belang) aantoont. Hierbij kan gedacht worden aan het omschrijven van overtreding en veroorzaker, het toelichten van de duur van de overtreding en het overleggen van foto’s.
Paragraaf 4.2 Klanttevredenheidsonderzoek
Wij willen in 2014 een klanttevredenheidsonderzoek uitvoeren. Het is daarbij de bedoeling om onze controles en de afhandelingen van klachten en meldingen te evalueren. Ook willen wij burgers en ondernemers meenemen in nieuwe vormen van handhaving en uitnodigen tot het opperen van nieuwe ideeën en initiatieven.
Wij hebben overleg gehad met het team Communicatie om te bekijken in hoeverre social media van nut kan zijn in handhavingszaken. Hierbij kan gedacht worden aan het ‘luisteren’ ( bijhouden wat er gepubliceerd wordt op bijvoorbeeld Twitter) alsmede aan het ‘produceren’ (zelf plaatsen van informatie op social media door bijvoorbeeld de boa). Op dit moment lijkt de meerwaarde van social media voor handhaving nog vrij beperkt (veel input, weinig output), maar wij houden de ontwikkelingen op dit gebied in de gaten.
De laatste jaren is er langzaam een accentverschuiving ontstaan op het gebied van handhaving. Op dit moment willen we niet alleen maar repressief handhaven maar ook actief bezig zijn met preventie. In 2009 zijn wij gestart met deze nieuwe werkwijze. Zo willen wij gesprekken aangaan met voor ons ‘bekende’ aannemers en architecten. Door goed met elkaar te communiceren en goede afspraken te maken, hopen wij te bereiken dat ze voordat ze hun plannen wijzigen contact opnemen met de gemeente in plaats van dat zij zonder toestemming wijzigingen aanbrengen in de uiteindelijke bouw. Ook in 2014 blijven we het accent leggen op preventie.
Hoofdstuk 5 Landelijke en Regionale ontwikkelingen
Paragraaf 5.1 Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant (Odzob)
Naar aanleiding van het rapport 'De tijd is rijp' van de commissie Mans in 2008, is landelijk een traject ingezet om tot een dekkend stelsel van regionale omgevingsdiensten te komen. De Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant (ODZOB) vervult namens de provincie en de gemeenten in de regio Zuidoost-Brabant publieke taken met als doel een kwalitatief hoogstaande publieke leefomgeving: een openbare ruimte die vrij is van hinder en gevaar. De ODZOB voert een pakket van wettelijke taken uit op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving. Ook activiteiten in de openbare ruimte die verwant zijn aan deze VTH-taken voert ODZOB uit indien provincie of gemeente(n) daarom verzoeken.
De ODZOB is opgericht om een verdere verbetering tot stand te brengen in:
- de dienstverlening bij de uitvoering van de vergunningverlening, toezicht- en handhavingstaken;
- de kwaliteit en veiligheid van de werk- en leefomgeving.
Het Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen hebben afspraken gemaakt over reikwijdte en randvoorwaarden. De ODZOB is sinds 1 juni 2013 operationeel.
Paragraaf 5.2 Overheveling toezicht Drank- en Horecawet
Op 1 januari 2013 is de nieuwe Drank- en Horecawet in werking getreden. De nieuwe Drank- en Horecawet regelt onder andere de overdracht van het toezicht op de Drank- en Horecawet naar de gemeenten. Dit was voorheen de taak van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA).
Op 1 januari 2014 wordt de nieuwe wet op nog twee punten aangepast. Zo verschuift de leeftijdsgrens voor alcohol van 16 naar 18 jaar en moeten gemeenten over een preventie- en handhavingsplan beschikken. In de eerste helft van 2014 stellen wij dit plan op. Het plan gaat in op ons beleid op gebied van preventie, met name richting jongeren, en de handhaving van de wet. Dit plan koppelen wij aan ons gemeentelijke gezondheidsbeleid. De GGD ondersteunt ons hiermee.
In samenwerking met Stadswacht Helmond gaan wij bekijken hoe wij deze controles het beste vorm kunnen geven. Hiervoor hebben wij in 2013 een scan uitgevoerd. We hebben de horeca-inrichtingen waar jongeren komen en de relevante sprotkantines meerdere malen bezocht. De resultaten zetten we begin 2014 op een rijtje. Op basis hiervan bepalen hoe wij de controles inrichten. Daarbij hebben leeftijdsinspecties prioriteit.
Hoofdstuk 6 Uitvoeringsprogramma 2014
Paragraaf 6.2 Ambitieniveau met betrekking tot de controles
Totaal hebben wij 2565 (1,77 x 1450 fte) uren aan (buiten-) toezicht en handhaving beschikbaar. Daarnaast hebben wij in de begroting van 2014 geld beschikbaar voor 85 integrale controles, 25 hercontroles en een project van ca. 10 administratieve hercontroles (56.000 euro)
Daarnaast hebben we nog 500 uren opgenomen voor plotseling opkomende prioriteiten (plop). Gezien de prioriteiten gaan wij de uren als volgt te besteden:
Het betreft het handhaven van de eisen, gesteld aan bedrijven, die door hun aard en ligging een verhoogd risico voor hun directe omgeving vormen.
Het betreft hier de controles op de naleving van de voorschriften op De Stad, De Scheper, industrieterrein Middelbeers en het bedrijventerrein Den Heuvel. Het kan daarbij gaan om milieuvoorschriften, bodemvoorschriften, voorschriften uit de bestemmingsplannen, voorschriften uit het Bouwbesluit, voorschriften uit de gebruiksvergunningen, het parkeren in de groenstrook en laden en lossen op de openbare weg
Illegale bewoning en tijdelijke huisvesting
Het betreft hier de naleving van de voorschriften van aspecten die gerelateerd zijn aan illegale bewoning en tijdelijke huisvesting.
Het gaat hier om de controles op brandveiligheid en controles van omgevingsvergunningen (aspect bouwen). De controles van gebruiksvergunningsplichtige gebouwen gaan wij uitbesteden aan de veiligheidsregio. Wij kunnen 0,2 fte hiervoor inhuren. Dit komt neer op 322 uren. Hierbij dient opgemerkt te worden dat voor de gewenst situatie 0,4 fte nodig is (regionaal). Wij hebben dus moeten snijden in de controlefrequentie en het aantal bedrijven die we controleren.
Het betreft hier de controles met betrekking tot het illegaal splitsen van woningen, illegaal gebruik van percelen, aanlegvergunningen, vrijkomende agrarische bebouwing (Vab's), mini-campings (openluchtrecreatie) en de toeristenpoorten.
Illegale activiteiten en gebruik
Het betreft het opsporen van niet vergunde milieu-activiteiten en het opsporen van illegaal gebruik gemeentegrond.
Het betreft het handhaven van voorschriften (APV) ter verbetering of voorkoming van overlast met betrekking tot de openbare ruimte, zoals hondenpoep, aanlijning honden, spandoeken/reclameborden, parkeeroverlast, zwerfafval, afvalafvoer, aanbieden afval, illegale stort particulier afval en zwerfafval. Wij concentreren ons hierbij met name op de bebouwde kom.
Deze controles worden uitgevoerd door de Stadswacht Helmond. We hebben hiervoor 7.000 euro beschikbaar.
Het gaat hier om de controle op geluidhinder, Drank en Horecawet, gebruiksbesluit, milieuvoorschriften, APV, wet op kansspelen, terrasvergunning, evenementenvergunning, tijdelijke verkeersmaatregelen, standplaatsvergunning.
De themacontroles voeren we uit rond oud op nieuw, kermis en/of de carnaval. Onderwerp is brandveiligheid binnen de horeca. Onder ander de aanwezigheid van brandbare versiering krijgt hierbij aandacht.
Het gaat hier om illegale bouw en sloop van een bouwwerk, het toezicht op asbestverwijdering. Ook het bouwen en slopen bij monumentale panden valt hieronder.
Paragraaf 6.3 Afhandeling van controles en overige werkzaamheden team Preventie
Totaal hebben wij 2219 (1,53 x 1450 fte) uren voor de (juridische) afhandeling van controles en overige werkzaamheden beschikbaar.
(7) Dit kan een last onder dwangsom, bestuursdwang of een stillegging van de bouw of sloop zijn
(8) Het gaat hierbij om het opleggen van bestuurlijke boete in het kader van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen
In 2009 heeft er in Brabant de ‘Pilot vereenvoudiging toezichtlasten bij hercontroles’ gedraaid. Bij deze pilot hielden we een gewone controle. Na afloop van de controle noteerde de inspecteur de afwijking(en) op een doordrukformulier. Op het doordrukformulier gaf hij tevens aan binnen welke de termijn de afwijkingen moesten zijn hersteld.
De hoofdverantwoordelijke van het bedrijf tekende vervolgens voor akkoord, waarmee hij aangaf akkoord te zijn met de overtreding en de hersteltermijn. Als het bedrijf het niet eens was met de genoteerde afwijkingen dan ondertekende de ondernemer het doordrukformulier niet. De gebruikelijke procedure trad dan in werking waarbij het bedrijf een brief ontving met de bevindingen.
Het doordrukformulier bestond uit een wit exemplaar voor het bedrijf, een roze exemplaar voor toevoeging bij het controleverslag en een geel exemplaar voor de toezichthouder.
Tijdens de inspectie krijgt het bedrijf een of meer antwoordkaarten overhandigd waarop het bedrijf het ongedaan maken van een overtreding aan het bevoegd gezag kan melden.
Het aantal antwoordkaarten dat wordt afgegeven hangt af van het aantal geconstateerde afwijkingen met verschillende termijnen.
Na het herstellen van de afwijkingen, zendt het bedrijf de antwoordkaart naar de gemeente terug. Het bedrijf verklaart hiermee schriftelijk dat alle overtredingen ongedaan zijn gemaakt en ondertekent deze mededeling. We gaan op basis van deze verklaring ervan uit dat er geen noodzaak meer is om dit te controleren. Door het inzenden van de antwoordkaart voorkomt het bedrijf verdere repressieve controles over de eerder geconstateerde afwijkingen.
Om echter te controleren of iedereen zich aan de spelregels van de pilot houdt, worden steekproefsgewijs de ingevulde antwoordkaarten gecontroleerd door een inspecteur via een bezoek aan het bedrijf. Als blijkt dat de overtreding, in tegenstelling tot hetgeen op de antwoordkaart is aangegeven, niet ongedaan is gemaakt volgt via de bestuurlijke lijn een voornemen dwangsom. Daarnaast wordt een PV opgemaakt.
Indien geen antwoordkaart wordt geretourneerd volgt overigens altijd een hercontrole.
In Brabant is er voor gekozen om de beschreven werkwijze alleen toe te passen voor de cat. 2 overtredingen. In alle andere gevallen dient gewoon conform de handhavingstrategie "Zo handhaven wij in Brabant" te worden gehandeld”.