Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Kampen

Parkeerverordening gemeente Kampen

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieKampen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingParkeerverordening gemeente Kampen
CiteertitelParkeerverordening gemeente Kampen
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze verordening vervangt de Parkeerverordening 2010.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wegenverkeerswet, art. 2a
  2. Gemeentewet, art. 149

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Aanwijzingbesluit parkeren gemeente Kampen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2019wijz. art. 8

13-12-2018

gmb-2018-271117

18ADV00444
12-02-201401-01-2019nieuwe regeling

30-01-2014

Gemeenteblad, 2014, 6509

13ADV00583

Tekst van de regeling

Intitulé

Parkeerverordening gemeente Kampen

De raad van de gemeente Kampen;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 26 november 2013, kenmerk 13ADV00583;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 2a van de Wegenverkeerswet;

besluit vast te stellen de

Parkeerverordening gemeente Kampen

Paragraaf 1 Definities en begripomschrijvingen

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • -

    autodate: het herhaald en opeenvolgend gezamenlijk gebruik van motorvoertuigen op grond van een overeenkomst tussen natuurlijke personen en een aanbieder of tussen natuurlijke personen uit meer dan een huishouden;

  • -

    autodateplaats: een parkeerplaats aangewezen voor een motorvoertuig bestemd voor autodate;

  • -

    belanghebbendenplaats: een parkeerplaats, waaronder mede begrepen een autodateplaats, die is aangeduid met bord E9 uit bijlage I van het RVV 1990 of gelegen is binnen een zone aangeduid met bord E9 uit bijlage I van het RVV 1990 met het opschrift zone, voor zover deze plaats niet is uitgezonderd;

  • -

    gebied: gebied begrensd door de IJsselkade, de la Sablonièrkade, IJsseldijk, Lyceumstraat, gebied achter v.m. Hoornbeeckcollege, 1e, 2e en 3e Ebbingestraat, Bolwerk, Hagenkade en Buitenkade en de camperlocatie op het Burgemeester Berghuisplein;

  • -

    houder: degene op wiens naam het voor het motorvoertuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren was ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994;

  • -

    motorvoertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990 met inbegrip van brommobielen zoals bedoeld in artikel 1 onder ia van het RVV 1990;

  • -

    parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten met inbegrip van verzamelparkeermeters en wat naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan;

  • -

    parkeerapparatuurplaats: een parkeerplaats waarvoor parkeerbelasting wordt geheven door middel van parkeerapparatuur;

  • -

    parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten stilstaan van een motorvoertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van passagiers of voor het onmiddellijk laden of lossen van goederen;

  • -

    RVV 1990: het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens van 26 juli 1990, Stb. 459;

  • -

    vergunning/ontheffing: een door burgemeester en wethouders verleende vergunning/ontheffing, krachtens welke het is toegestaan een motorvoertuig te parkeren op daartoe aangewezen parkeerapparatuur- en/of belanghebbendenplaatsen;

  • -

    vergunninghouder: de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een vergunning is verleend.

Paragraaf 2 Plaatsen voor vergunninghouders, vergunningen en vergunningbewijzen

Artikel 2
  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen bij openbaar te maken besluit weggedeelten in het gebied aanwijzen die bestemd zijn voor het parkeren door vergunninghouders.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen bij openbaar te maken besluit de tijdstippen vaststellen waarop het parkeren door vergunninghouders is toegestaan.

Artikel 3
  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen op een daartoe strekkende aanvraag een vergunning verlenen voor het parkeren op belanghebbendenplaatsen en/of parkeerapparatuurplaatsen.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen aan de vergunningen voorschriften en beperkingen verbinden. Deze voorschriften en beperkingen mogen alleen strekken tot bescherming van het belang van een goede verdeling van de beschikbare parkeerruimte.

  • 3.

    Een vergunning bedoeld in het eerste lid kan worden geweigerd in het belang van een goede verdeling van de beschikbare parkeerplaatsen.

  • 4.

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere regels vast te stellen met betrekking tot het behandelen van aanvragen om vergunning als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 4

Burgemeester en wethouders kunnen op een aanvraag van een vergunninghouder ontheffing verlenen op grond van artikel 87 Wegenverkeerswet voor het parkeren voor inritten van garages en pakhuizen, niet zijnde een belanghebbendenplaats en/of parkeerapparatuurplaats.

Artikel 5
  • 1.

    Het college beslist op een aanvraag voor een vergunning binnen zes weken na de datum van ontvangst van de aanvraag.

  • 2.

    Het college kan de in het eerste lid genoemde termijn met ten hoogste vier weken verlengen. Van een verlenging van deze termijn wordt de aanvrager schriftelijk in kennis gesteld.

  • 3.

    Een vergunning wordt voor ten hoogste één jaar verleend.

  • 4.

    De vergunning bevat in ieder geval de volgende gegevens:

    • -

      de periode waarvoor de vergunning geldt;

    • -

      de naam van de vergunninghouder of het kenteken van het motorvoertuig waarvoor de vergunning is verleend.

Paragraaf 3 Verbodsbepalingen

Artikel 6
  • 1.

    Het is verboden om enig voorwerp, niet zijnde een motorvoertuig te plaatsen of te laten staan op een belanghebbendenplaats of parkeerapparatuurplaats.

  • 2.

    Het is verboden een fiets, een bromfiets of enig ander voorwerp op zodanige wijze tegen of bij parkeerapparatuur te plaatsen of te laten staan, dat daardoor een normaal gebruik daarvan wordt belemmerd of verhinderd.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel.

Artikel 7

Het is verboden parkeerapparatuur op andere wijze of met andere middelen, dan wel met andere munten dan die welke in de kennisgeving op de parkeerapparatuur staan aangegeven in werking te stellen.

Artikel 8
  • 1.

    Het is verboden gedurende de tijden waarop het parkeren op een belanghebbendenplaats slechts aan vergunninghouders is toegestaan daar een motorvoertuig te parkeren of geparkeerd te houden:

    • a.

      zonder vergunning;

    • b.

      zonder dat het motorvoertuig duidelijk zichtbaar is voorzien van de parkeerkaart;

    • c.

      in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften en beperkingen.

  • 2.

    Het is niet toegestaan een motorvoertuig te parkeren op een parkeerapparatuurplaats gedurende de tijden waarop het parkeren op deze plaatsen slechts is toegestaan na het voldoen aan de belastingplicht.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste en tweede lid van dit artikel.

  • 4.

    Een ontheffing als bedoeld in het derde lid kan worden geweigerd in het belang van een goede verdeling en een doelmatig gebruik van de beschikbare parkeerplaatsen.

  • 5.

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere regels vast te stellen met betrekking tot het behandelen van aanvragen om ontheffing als bedoeld in het derde lid.

  • 6.

    Op bestuurders van een motorvoertuig op meer dan twee wielen waarin op de voorgeschreven wijze een geldige en behoorlijk leesbare gehandicaptenparkeerkaart is aangebracht, zijn het eerste en tweede lid niet van toepassing.

Paragraaf 4 Intrekken of wijzigen van vergunningen of ontheffingen

Artikel 9

Burgemeester en wethouders kunnen een vergunning of ontheffing intrekken of wijzigen:

  • a.

    op verzoek van de vergunninghouder of de houder van de ontheffing;

  • b.

    wanneer de vergunninghouder niet meer woonachtig is of geen beroep of bedrijf meer uitoefent in het gebied, waarvoor de vergunning is verleend;

  • c.

    wanneer er zich een wijziging voordoet in een van de omstandigheden die relevant waren voor het verlenen van de vergunning;

  • d.

    wanneer voor het betreffende gebied het stelsel van vergunningen of ontheffingen komt te vervallen;

  • e.

    wanneer de vergunninghouder of de houder van de ontheffing in strijd handelt met de aan de vergunning of ontheffing verbonden voorschriften of beperkingen;

  • f.

    wanneer blijkt dat bij de aanvraag van de vergunning of ontheffing onjuiste gegevens zijn verstrekt;

  • g.

    om redenen van openbaar belang.

Paragraaf 5 Strafbepaling

Artikel 10

Overtreding van het bepaalde in paragraaf 3 van deze verordening wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de eerste categorie.

Paragraaf 6 Overgang- en slotbepalingen

Artikel 11

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de door het college aangewezen personen.

Artikel 12

Vergunningen en ontheffingen die zijn verleend krachtens de Parkeerverordening 2010 worden geacht te zijn verleend krachtens deze verordening.

Artikel 13
  • 1.

    Deze verordening wordt aangehaald als Parkeerverordening gemeente Kampen.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking op de dag na bekendmaking door burgemeester en wethouders.

  • 3.

    De Parkeerverordening 2010 wordt ingetrokken.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 30 januari 2014

De raad van de gemeente Kampen,

drs. H.A. van der Meulen, griffier drs. mr. B. Koelewijn, voorzitter